Apple Pages N2644 User Manual Gebruikershandleiding Guide

User Manual: Apple Pages Pages-Gebruikershandleiding

Open the PDF directly: View PDF PDF.
Page Count: 216

DownloadApple Pages N2644 User Manual Pages-Gebruikershandleiding Guide
Open PDF In BrowserView PDF
N2644.book Page 1 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Pages
Gebruikershandleiding

N2644.book Page 2 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

K Apple Computer, Inc.
© 2005 Apple Computer, Inc. Alle rechten
voorbehouden.
Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze
handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van
Apple geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd. Het
gebruik van dit product is onderworpen aan de
voorwaarden van de licentieovereenkomst in dit
pakket.
Het Apple logo is een handelsmerk van Apple
Computer, Inc., dat is gedeponeerd in de Verenigde
Staten en andere landen. Zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Apple is het niet
toegestaan het via het toetsenbord op te roepen Apple
logo (Option-Shift-K) te gebruiken voor commerciële
doeleinden.
Deze handleiding is met uiterste zorg samengesteld.
Apple aanvaardt geen aansprakelijkheid voor druk- of
typefouten.
Apple
1 Infinite Loop
Cupertino, CA 95014-2084
408-996-1010
www.apple.com

Apple, het Apple logo, AppleWorks, iBook, iMovie,
iTunes, Mac, Mac OS, PowerBook en QuickTime zijn
handelsmerken van Apple Computer, Inc., die zijn
gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Finder, iPhoto, iWork, Pages en Safari zijn
handelsmerken van Apple Computer, Inc.
AppleCare is een dienstmerk van Apple Computer, Inc.,
dat is gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere
landen.
Adobe en Acrobat zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems
Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Andere in deze handleiding genoemde bedrijfs- of
productnamen zijn handelsmerken van de
desbetreffende bedrijven. Producten van andere
fabrikanten worden alleen genoemd ter informatie. Dit
betekent niet dat deze producten door Apple worden
aanbevolen of door Apple zijn goedgekeurd. Apple
aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid met
betrekking tot de betrouwbaarheid van deze
producten.

N2644.book Page 3 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Inhoud

7
8
12

Voorwoord: Welkom bij Pages
De mogelijkheden van Pages in één oogopslag
Meer informatie

15
16
21
22
25
25

Hoofdstuk 1: Overzicht van Pages
Het Pages-venster
De lijst met stijlen
De functies in Pages
Toetscombinaties
Het Pages-document

29
30
33
35
41
48

Hoofdstuk 2: Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen
Stap 1: een documenttype selecteren
Stap 2: tekst toevoegen
Stap 3: afbeeldingen en andere mediabestanden toevoegen
Stap 4: het document bewerken
Stap 5: documenten bewaren en uitwisselen

51
51
59
64

Hoofdstuk 3: Tekst en alinea's opmaken
Grootte en vormgeving van tekst bepalen
Tekstuitlijning en letter- en regelafstand instellen
Tabstops instellen om tekst uit te lijnen

69
73

Lijsten met opsommingsteken of genummerde lijsten en overzichten aanmaken
Onderschriften, kantlijnartikelen en gemarkeerde tekst aanmaken

81
83

Hoofdstuk 4: Werken met stijlen
Stijlen toepassen

3

N2644.book Page 4 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

85
86
87
91
93

4

Opheffingen voor stijlen
Stijlen zoeken en vervangen
Alineastijlen wijzigen en nieuwe alineastijlen aanmaken
Nieuwe tekenstijlen wijzigen en aanmaken
Nieuwe lijststijlen wijzigen en aanmaken

101
103
104
105

Hoofdstuk 5: De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken
De afdrukrichting en het formaat van pagina's instellen
Paginamarges instellen
Kolommen aanmaken

109
110
112
116

Een document aanmaken met tegenover elkaar liggende linker- en rechterpagina's
Kopteksten en voetteksten, paginanummers en voetnoten toevoegen
De documentopmaak variëren met behulp van sectie-einden
Een inhoudsopgave genereren

119
119
121
125
126
128
130
134
137
139

Hoofdstuk 6: Werken met afbeeldingen en andere media
Werken met grafische bestanden
Vaste en zwevende objecten toevoegen
Werken met PDF-bestanden als afbeeldingen
Vaste afbeeldingen bijsnijden (een uitsnede maken)
Werken met de mediabrowser
Tekst of afbeeldingsobjecten verplaatsen, in lagen plaatsen of de grootte wijzigen
Tekst om een object heen laten lopen
Geluid en films toevoegen
Koppelingen en bladwijzers toevoegen

143
143

Hoofdstuk 7: Eigenschappen van objecten wijzigen
Werken met kleuren en afbeeldingen

149
150
152
153
154

Een schaduw aan objecten toevoegen
De doorzichtigheid van objecten aanpassen
De richting van objecten wijzigen
Het formaat en de positie van objecten aanpassen

De lijnstijl wijzigen

Inhoud

N2644.book Page 5 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

157
158
160
162
169

Hoofdstuk 8: Tabellen aanmaken
Een tabel toevoegen
Tabelcellen en -randen selecteren
Een tabel opmaken
Afbeeldingen of achtergrondkleuren toevoegen

171
171
174
175

Hoofdstuk 9: Diagrammen aanmaken
Informatie over diagrammen
Een diagram toevoegen
Diagramgegevens bewerken

177

Diagrammen opmaken

189
189
195

Hoofdstuk 10: Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren
Documenten afdrukken
Documenten exporteren naar andere structuren

197
198
200
204
206

Hoofdstuk 11: Eigen documentsjablonen ontwerpen
Stap 1: het document opzetten
Stap 2: stijlen definiëren
Stap 3: plaatsaanduidingstekst en afbeeldingen aanmaken
Stap 4: een aangepaste sjabloon bewaren

209

Index

Inhoud

5

N2644.book Page 6 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Welkom bij Pages

Voorwoord

N2644.book Page 7 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Pages is een gestroomlijnd en krachtig
tekstverwerkingsprogramma waarmee iedereen
heel eenvoudig schitterend vormgegeven
documenten kan maken, van een eenvoudige brief
of uitnodiging tot een maandelijkse nieuwsbrief of
driedelige brochure. Deze inleiding geeft een
overzicht van de functies van Pages en van
hulpinformatie waarmee u het programma kunt
leren gebruiken.
Met Pages kunt u op eenvoudige wijze een grote verscheidenheid aan documenten
ontwerpen en samenstellen op de computer, van een eenvoudig memo tot een in
hoge mate gestructureerd verslag voor school of een complexe, fraaie brochure. Met
de hulpmiddelen van Pages kunt u gemakkelijk de lay-out en vormgeving van elk
gewenst document aanpassen. En met behulp van de diagrammen en tabellen die
onderdeel zijn van Pages kunt u uw gegevens presenteren. U kunt allerlei soorten
afbeeldingen en tekst opnemen, en u kunt zelfs films, koppelingen en geluid
toevoegen als u het document on line wilt publiceren. De sjablonen die worden
meegeleverd met Pages, kunnen worden gebruikt voor het vervaardigen van fraaie
documenten met een consistente vormgeving. Ook kunt u uw eigen sjablonen
aanmaken die optimaal zijn afgestemd op uw specifieke behoeften. Met Pages
worden al uw tekstdocumenten een plezier om te lezen.
U kunt Pages-documenten exporteren naar verschillende andere bestandstypen,
waaronder HTML voor on line weergave, PDF en Microsoft Word.

7

N2644.book Page 8 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De mogelijkheden van Pages in één oogopslag
Gebruiksvriendelijk
Met de meegeleverde sjablonen in Pages kunt u op eenvoudige wijze professioneel
uitziende documenten vervaardigen. Met behulp van plaatsaanduidingen voor tekst
en afbeeldingen kunt u het ontwerp van uw documenten aanpassen door simpelweg
te slepen en neer te zetten. U kunt documenten importeren vanuit Microsoft Word en
AppleWorks. Of uw eigen sjablonen aanmaken en deze met collega's uitwisselen.
Met de knoppen in de
knoppenbalk kunt u
pagina's en tekst
opmaken terwijl u typt.
U kunt afbeeldingen
toevoegen door deze
simpelweg te slepen en
neer te zetten.

U kunt onderschriften,
tabellen en andere
opmaakelementen
invoegen terwijl u het
document schrijft.

Ook kunt u meerdere
kolomlay-outs invoegen.

8

Voorwoord Welkom bij Pages

N2644.book Page 9 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Paginasjablonen
Elk sjabloon bevat een aantal Pages-bouwblokken waarmee u met verschillende
professioneel vormgegeven lay-outs een volledig document kunt samenstellen.

Voorwoord Welkom bij Pages

9

N2644.book Page 10 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Juist gebruik van stijlen
Als u tekst invoert in de sjablonen, worden de stijlen vervolgens automatisch
toegepast op alinea's, tekens, genummerde lijsten of lijsten met opsommingstekens.
U kunt ook verschillende stijlen selecteren of uw eigen stijlen aanmaken. Met het
infovenster kunt u de opmaak, tekst en afbeeldingen van uw document aanpassen
terwijl u werkt.
Gebruik het Stijl-menu
voor een consistente
tekstopmaak van al uw
documenten.

Importeer foto's vanuit
iPhoto met behulp van
de iLife-mediabrowser.

10

Voorwoord Welkom bij Pages

N2644.book Page 11 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Krachtige tekstverwerkingsfuncties
In Pages hebt u de beschikking over lay-outs met meerdere kolommen die doorlopen
naar een volgende pagina terwijl u typt, en vooraf opgemaakte documentontwerpen
waarmee u schitterende documenten kunt vervaardigen. Daarnaast kunt u op
eenvoudige wijze een inhoudsopgave, voetnoten, kopteksten, voetteksten en
paginanummers instellen voor professionele en academische rapporten.
U kunt een inhoudsopgave
maken die wordt bijgewerkt
wanneer u inhoud toevoegt.

U kunt de
inhoudsopgave opmaken
zoals u zelf wilt.

Voorwoord Welkom bij Pages

Ook kunt u lijsten met
opsommingstekens en
genummerde lijsten
maken.

11

N2644.book Page 12 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Meer informatie
Raadpleeg de volgende bronnen om Pages optimaal te benutten.

Gebruikershandleiding
De handleiding (de informatie die u nu leest) bevat informatie over de functies en het
gebruik van Pages. Als u deze handleiding als een PDF-bestand in kleur wilt
weergeven, kiest u 'Help' > 'Pages-gebruikershandleiding'.
In hoofdstuk 1 van deze handleiding worden de hulpmiddelen beschreven die
beschikbaar zijn in Pages en in hoofdstuk 2 wordt stap voor stap aangegeven hoe u
een document kunt aanmaken. In hoofdstuk 3 tot en met 10 vindt u gedetailleerdere
informatie over elke stap. Als u meer wilt weten over het aanmaken van uw eigen
sjablonen, leest u hoofdstuk 11.

Helpsysteem
Als u de hulpinformatie wilt bekijken, kiest u 'Help' > 'Pages Help'. U kunt door de
inhoudsopgave bladeren om een bepaald onderwerp te zoeken of een of meerdere
zoektermen in het zoekveld typen om meer informatie te vinden over het uitvoeren
van een bepaalde taak.
U kunt de knop 'Help' toevoegen aan de knoppenbalk van Pages om Pages Help met
één muisklik te openen. Raadpleeg “De knoppenbalk” op pagina 22 als u meer wilt
weten over het aanpassen van de knoppenbalk.
Opmerking: De meeste taken die in deze handleiding (en in Pages Help) worden
beschreven, voert u uit door commando's te kiezen uit menu's. De instructies zien er
als volgt uit:
m Kies 'Weergave' > 'Zoom' > 'Werkelijke grootte'.
De eerste term na 'Kies' is de naam van het menu waarop u klikt. Daarna volgt het
commando dat u kiest in het menu, zoals hieronder weergegeven.

12

Voorwoord Welkom bij Pages

N2644.book Page 13 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Voor een groot aantal schermonderdelen is eveneens hulpinformatie beschikbaar.
U toont deze hulpinformatie door de aanwijzer een paar seconden op een onderdeel
te plaatsen.

Toon de hulpinformatie door de
aanwijzer op een onderdeel te
plaatsen.

Introductie tot Pages
Bekijk de introductie als u wilt weten wat u allemaal met Pages kunt doen.
De introductie op het scherm bekijken
m Kies 'Help' > 'Introductie tot iWork' en voer vervolgens de aanwijzingen op het scherm
uit.

Pages-sjablonen
Bij Pages worden sjablonen geleverd die de verschillende lay-outs en stijlen illustreren
die u kunt aanmaken. Typ rechtstreeks in de sjablonen om uw eigen documenten aan
te maken. U kunt ook met de ontwerpen en elementen in deze sjablonen uw eigen
documenten verbeteren door opsommingstekens, diagramstijlen en
achtergrondafbeeldingen te kopiëren en te plakken of door dezelfde lay-outs en
objectanimatiestijlen te gebruiken.

Voorwoord Welkom bij Pages

13

N2644.book Page 14 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Raadpleeg het gedeelte “Stap 1: een documenttype selecteren” op pagina 30 voor
meer informatie.

Naslagkaart voor Pages
De naslagkaart bevat toetscombinaties voor Pages. U kunt de toetscombinaties ook
vinden door 'Help' > 'Pages-toetscombinaties' te kiezen of te zoeken op
"toetscombinaties" in Pages Help.

Informatie op het internet
Voor de meest recente software-updates en informatie raadpleegt u
www.apple.com/nl/pages. U kunt ook Pages-producten aanschaffen via het internet.
Informatie over Pages-producten en de meest recente informatie
m Kies 'Help' > 'Pages op het web'.

Technische ondersteuning
Er zijn diverse ondersteuningsopties beschikbaar voor Pages-gebruikers. Raadpleeg
voor meer informatie de handleiding AppleCare service en ondersteuning die wordt
geleverd bij de Pages-documentatie of raadpleeg de volgende website:
www.apple.com/nl/support

14

Voorwoord Welkom bij Pages

N2644.book Page 15 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

1

Overzicht van Pages

1

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de
vensters en hulpmiddelen van Pages.
Wanneer u een Pages-document wilt aanmaken, selecteert u eerst een sjabloon als
uitgangspunt voor het document. Kies uit de beschikbare sjablonen de sjabloon die
het geschiktst is voor uw doeleinden en het ontwerp dat u voor ogen hebt. Als u wilt
beginnen met een leeg document, zonder vooraf gedefinieerde opmaak, gebruikt u
de sjabloon 'Leeg'.
U kunt objecten naar een pagina slepen of direct op een pagina plaatsen.
Voorbeelden zijn: geïmporteerde afbeeldingen, films en geluid of tekstvakken,
diagrammen, tabellen en vormen die u met Pages aanmaakt. Terwijl u typt, worden
automatisch nieuwe pagina's aan het document toegevoegd. U kunt ook vooraf
opgemaakte pagina's toevoegen vóór of na bestaande pagina's of een van de
pagina's selecteren die u in elke sjabloon ter beschikking staan. Raadpleeg voor meer
informatie over dit onderwerp het gedeelte “Sjablonen uitbreiden door pagina's toe
te voegen” op pagina 31.
In Pages-sjablonen bevatten de pagina's plaatsaanduidingen voor teksten en
afbeeldingen, zodat u kunt zien hoe het voltooide document eruit zal gaan zien. U
kunt de plaatsaanduidingstekst vervangen door uw eigen tekst eroverheen te typen.
U kunt een plaatsaanduiding voor een afbeelding vervangen door een afbeelding
naar de plaatsaanduiding te slepen. Raadpleeg voor meer informatie over het werken
met plaatsaanduidingstekst en -afbeeldingen de gedeelten “Stap 2: tekst toevoegen”
op pagina 33 en “Stap 5: documenten bewaren en uitwisselen” op pagina 48.

15

N2644.book Page 16 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het Pages-venster
Wanneer u het programma Pages de eerste keer opent, wordt u door de
sjabloonkiezer een scala aan documenttypen geboden waaruit u een keuze kunt
maken. Als u geen van die sjablonen wilt gebruiken, kunt u een leeg document
aanmaken. Om aan de slag te gaan met een leeg document, selecteert u de sjabloon
'Leeg' en begint u meteen te typen.
U kunt de knoppenbalk aanpassen om
de functies die u het meest gebruikt,
eenvoudig toegankelijk te maken.

Plaatsaanduidingen voor
afbeeldingen geven de
grootte en plaats van
afbeeldingen in een
documentsjabloon aan.
Tekstvakken bevatten
tekst die "zweeft" buiten,
op of onder de
hoofdtekst.
Plaatsaanduidingen voor
tekst geven aan waar u
tekst moet invoeren.

U kunt met de regelaar
voor de paginaweergave
inzoomen of uitzoomen
om het document groter
of kleiner op het scherm
weer te geven.

16

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

N2644.book Page 17 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

In het Pages-venster wordt het document weergegeven waarin u werkt. U kunt
afbeeldingbestanden, filmbestanden en geluidsbestanden naar het venster slepen om
deze aan het document toe te voegen.
Terwijl u werkt aan het document, kunt u desgewenst in- en uitzoomen om een beter
zicht op uw werk te krijgen.
Om in- of uit te zoomen op het document, voert u een van de volgende
handelingen uit:
 Kies 'Weergave' > 'Zoom' > [zoomniveau].
 Klik op de regelaar voor de paginaweergave in de linkerbenedenhoek van het
venster en kies een zoomniveau uit het venstermenu.

 Met 'Eén pagina' worden de pagina's achter elkaar weergegeven.
 Met 'Twee pagina's' worden twee pagina's naast elkaar weergegeven.
 Met 'Pas aan breedte aan' wordt het document aan de breedte van het venster
aangepast. U kunt het Pages-venster uitrekken tot het venster het scherm vult of u
kunt het klein of smal maken.
 Met 'Maak passend op pagina' wordt één volle documentpagina in het venster op
het scherm passend gemaakt.

Lay-outweergave
In de lay-outweergave kunt u een overzicht bekijken van de verschillende
tekstgebieden in het document, inclusief kopteksten, voetteksten, vaste tekstvakken,
kolombreedten en het hoofdgedeelte, dat wil zeggen het gedeelte met de hoofdtekst
van het document. Wanneer de lay-outweergave is ingeschakeld, worden
documentlinialen en hulplijnen zichtbaar.

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

17

N2644.book Page 18 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De lay-outweergave inschakelen
m Kies 'Weergave' > 'Toon lay-out'.
Wanneer u in het hoofdgedeelte typt, loopt de tekst automatisch door naar de
volgende pagina. Overige gedeelten met tekst, zoals kopteksten, voetteksten en
tekstvakken, lopen niet door naar volgende pagina's. Deze gedeelten houden een
vaste grootte en breedte.
In het volgende voorbeeld ziet u de lay-out van een pagina met twee kolommen
bovenaan, twee lay-outeinden, gevolgd door drie kolommen, een zwevend in de tekst
geplaatste afbeelding en het voettekstgebied.
Twee tekstkolommen

Twee lay-outeinden

Een zwevende
afbeelding

Voettekst
Drie tekstkolommen

Plaatsaanduidingen voor teksten
Plaatsaanduidingen voor teksten geven de plaats aan waar teksten komen te staan en
hoe deze worden opgemaakt, in een sjabloon. Een nieuwe sjabloon bevat
plaatsaanduidingstekst, plaatsaanduidingsafbeeldingen, achtergrondafbeeldingen of
andere onderdelen die elementen van het voltooide document vertegenwoordigen.
Als u op de plaatsaanduidingstekst klikt, wordt het volledige tekstgebied
geselecteerd. De plaatsaanduidingstekst wordt, zodra u begint te typen, vervangen
door de tekst die u typt.

18

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

N2644.book Page 19 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Plaatsaanduidingen voor afbeeldingen
Vergelijkbaar met plaatsaanduidingen voor tekst, zijn plaatsaanduidingen voor
afbeeldingen bedoeld om de grootte en plaats aan te geven van afbeeldingen, in een
sjabloon. Als u op een plaatsaanduiding voor een afbeelding klikt, verschijnen er
selectiegrepen. Sleep uw eigen afbeelding naar de plaatsaanduiding om deze te
vervangen.
Basisobjecten
Sommige objecten verschijnen op elke pagina die automatisch wordt aangemaakt
wanneer het document groter wordt. Dit worden "basisobjecten" genoemd. Als u een
object in een sjabloon niet kunt selecteren, is het waarschijnlijk een basisobject.
Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte “Een terugkerende
achtergrondafbeelding toevoegen” op pagina 114.

Onzichtbare opmaaktekens
Terwijl u aan een Pages-document werkt, wilt u misschien de tekens zien waarmee
spaties tussen tekens, alinea-einden of andere onzichtbare elementen worden
aangeduid, zodat u de opmaak van het document kunt controleren. In Pages worden
dit onzichtbare tekens genoemd.
Onzichtbare tekens zichtbaar maken
m Kies 'Weergave' > 'Toon onzichtbare tekens'.
In de onderstaande tabel wordt getoond waar elk opmaakteken voor staat.
Onzichtbare tekens
Spatie
Vaste spatie (Option-spatiebalk)
Tab
Regeleinde (Shift-Return)
Alinea-einde (Return)

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

19

N2644.book Page 20 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Onzichtbare tekens
Pagina-einde
Kolomeinde
Lay-outeinde
Sectie-einde
Fixeerpunt (voor zwevende objecten, met doorlopende tekst)

De kleur van opmaaktekens wijzigen
m Kies 'Pages' > 'Voorkeuren', klik op het kleurenvak voor onzichtbare tekens en
selecteer een kleur.

Linialen en hulplijnen
Telkens wanneer u een afbeelding, vorm of tekstvak op de pagina verplaatst, worden
automatisch hulplijnen weergegeven waarmee u het object nauwkeurig op de
gewenste plaats kunt zetten. U kunt ook gebruikmaken van de documentlinialen of u
kunt statische hulplijnen aanmaken die op de pagina blijven staan om de plaats van
de verschillende objecten aan te geven wanneer u de elementen op de pagina
opnieuw rangschikt. Voor meer informatie over hoe u de bewegingen van hulplijnen
kunt aanpassen, raadpleegt u het gedeelte “Hulplijnen” op pagina 39.
U kunt ook linialen gebruiken om objecten gemakkelijker nauwkeurig op een pagina
te plaatsen en u kunt met de horizontale liniaal tabstops, paginamarges en
kolombreedten instellen. Raadpleeg voor meer informatie over tabstops,
paginamarges en kolommen de gedeelten “Tabstops instellen om tekst uit te lijnen”
op pagina 64, “Paginamarges instellen” op pagina 104 en “Kolommen aanmaken” op
pagina 105. U kunt maateenheden die op de linialen verschijnen, wijzigen in inches,
centimeters, punten of pica's. Dit doet u in de Pages-voorkeuren.
U kunt linialen ook inschakelen zonder de andere lay-outelementen.

20

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

N2644.book Page 21 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Linialen zichtbaar maken zonder de andere lay-outelementen
m Kies 'Weergave' > 'Toon linialen'. U kunt ook op Command-R drukken.
De waarden voor de linialen wijzigen
m Kies 'Pages' > 'Voorkeuren' en kies een maateenheid uit het venstermenu 'Eenheid
liniaal'.
Met linialen kunt u op
marges en tabstops
instellen op de plaatsen
waar u deze wenst.

Blauwe symbolen boven
aan de liniaal geven
inspringingen voor tekst
en tabinstellingen aan.

Grijze rechthoeken onder
de linialen geven
kolommarges aan. Sleep
deze om de ruimte
tussen kolommen
(kolomwit) te wijzigen.

Met hulplijnen kunt u
objecten nauwkeurig op
de pagina plaatsen. (Hier
zijn de hulplijnen blauw.)

De lijst met stijlen
Wanneer u een document aanmaakt, wilt u misschien een bepaalde tekststijl
gebruiken voor elke hoofdstuktitel, sectiekop, lijst met opsommingstekens en alinea
in de hoofdtekst. Elke sjabloon bevat een bibliotheek met vooraf ingestelde stijlen
waaruit u een keuze kunt maken. In de lijst met stijlen bevinden zich alle tekststijlen
van de sjabloon die u gebruikt, waarvan u voorbeelden kunt bekijken, zodat u de
stijlen snel en gemakkelijk kunt aanmaken, aanpassen en beheren.
De lijst met stijlen weergeven
m Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.)

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

21

N2644.book Page 22 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hier selecteert u een
alineastijl om toe te passen
op geselecteerde alinea's.
Hier selecteert u een tekenstijl
om toe te passen op
geselecteerde tekst.

Hier selecteert u een lijststijl
om toe te passen op
geselecteerde alineatekst.
Klik hierop om lijst- en
tekenstijlen te tonen of te
verbergen in de lijst met
stijlen.
Klik hierop en kies een
optie om een nieuwe stijl
aan te maken.

De functies in Pages
De knoppenbalk
Via de Pages-knoppenbalk hebt u met één klik toegang tot veel taken die u gebruikt
bij het aanmaken van documenten in Pages. Als u een tijdje met Pages hebt gewerkt
en weet welke commando's u vaak gebruikt, kunt u knoppen aan de knoppenbalk
toevoegen, knoppen verwijderen en de knoppen rangschikken, al naar gelang uw
werkwijze.
Hieronder ziet u de standaardset knoppen van de knoppenbalk.

22

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

N2644.book Page 23 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hiermee voegt u vooraf opgemaakte
pagina's aan het document toe.
Hiermee voegt u tekstvakken, vormen,
tabellen en diagrammen toe.
Hiermee wijzigt u de manier waarop
tekst om objecten heen doorloopt.

Hiermee past u stijlen
toe op teksten en
lijsten.
Hiermee maakt u al
doende lay-outs voor
kolommen aan.

Hiermee opent u het
infovenster van het
programma, de
mediabrowser, het
venster 'Kleuren' en het
lettertypepaneel.

Om de knoppenbalk aan te passen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Pas knoppenbalk aan'.
2 Om een onderdeel aan de knoppenbalk toe te voegen, sleept u het bijbehorende
symbool naar de knoppenbalk.
3 Om een onderdeel uit de knoppenbalk te verwijderen, sleept u het uit de
knoppenbalk.
4 Om de volgorde van de onderdelen in de knoppenbalk te wijzigen, sleept u de
symbolen naar de gewenste plaats.
5 Schakel het aankruisvak 'Klein formaat' in om de knoppenbalksymbolen te verkleinen.
6 Om alleen symbolen of tekst weer te geven, kiest u de desbetreffende optie uit het
venstermenu 'Toon'.
Als u de samenstelling van de knoppenbalk regelmatig wijzigt, kunt u de knop 'Pas
aan' aan de knoppenbalk toevoegen.
Opmerking: U kunt de standaardset knoppenbalksymbolen herstellen door de
standaardset naar de knoppenbalk te slepen. Als u wilt weten wat de functie is van
een knop die zich in het venster voor het aanpassen van de knoppenbalk bevindt,
sleept u de knop naar de knoppenbalk en plaatst u de aanwijzer op de knop. Er
verschijnt dan hulpinformatie bij de knop.

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

23

N2644.book Page 24 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het infovenster
Met het infovenster van Pages hebt u opmaakhulpmiddelen direct bij de hand
wanneer u in een document bezig bent. U kunt de meeste elementen van het
document opmaken met behulp van de tien infovensters van het Pages-infovenster,
zoals voor de lay-out van het document, het uiterlijk van tekst, de grootte en plaats
van afbeeldingen en nog veel meer.
Een infovenster weergeven
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de
knoppenbalk klikken.
Met de knoppen boven in het
infovenster van Pages opent u de tien
infovensters:'Document', 'Lay-out',
'Omloop', 'Tekst', 'Afbeelding',
'Formaat', 'Tabel', 'Diagram',
'Koppeling' en 'QuickTime'.

Klik op een van de knoppen boven in het venster om het bijbehorende infovenster te
tonen. Als u bijvoorbeeld op de vierde knop van links klikt, wordt het infovenster
'Tekst' weergegeven. U kunt met meerdere infopanelen tegelijk werken.
Een ander infovenster weergeven
m Kies 'Weergave' > 'Nieuw infovenster'. (U kunt ook op de Option-toets drukken terwijl
u op de knop 'Info' in de knoppenbalk klikt.)

Het lettertypepaneel
Pages maakt gebruik van het lettertypepaneel van Mac OS X, zodat u elk lettertype
dat op de computer is geïnstalleerd, in uw documenten kunt gebruiken.
Het lettertypepaneel openen
m Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen'. U kunt ook op de knop 'Letter' in de
knoppenbalk klikken.
Met het lettertypepaneel selecteert u lettertypen, de grootte voor lettertypen en
andere opties voor het opmaken van lettertypen, zoals schaduwen en
doorhaaltekens. Raadpleeg voor uitgebreide informatie over het gebruik van het
lettertypepaneel en het wijzigen van het uiterlijk van tekst hoofdstuk 3, “Tekst en
alinea's opmaken”.

24

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

N2644.book Page 25 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het venster 'Kleuren'
De kleuren voor tekst, tekenobjecten en schaduwen kiest u in het venster 'Kleuren'
van Mac OS X.
Het venster 'Kleuren' openen
m Kies 'Weergave' > 'Toon kleuren'. U kunt ook op de knop 'Kleur' in de knoppenbalk
klikken.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van het venster 'Kleuren' om de
kleuren in te stellen van lijnen, tekst en vormen hoofdstuk 7, “Eigenschappen van
objecten wijzigen”.

Toetscombinaties
Met behulp van het toetsenbord kunt u vele Pages-menucommando's kiezen en
diverse taken uitvoeren. In het ingebouwde helpsysteem is een uitgebreide lijst met
toetscombinaties beschikbaar.
De lijst met toetscombinaties bekijken
m Open Pages en kies 'Help' > 'Pages-toetscombinaties'.
Veel commando's zijn ook beschikbaar in contextuele menu's, waartoe u rechtstreeks
toegang hebt vanuit het object waar u mee werkt.
Een contextueel menu openen
m Houd de Control-toets ingedrukt terwijl u op een object klikt.
Contextuele menu's zijn vooral handig bij het werken met tabellen en diagrammen.

Het Pages-document
Als u een document met vele pagina's aanmaakt of als het visuele aspect in het
document een belangrijke rol speelt, kan het zinvol zijn om over het ontwerp van het
document als geheel na te denken voordat u aan de slag gaat. Hierna staan een
aantal aandachtspunten voor wanneer u uw document aanmaakt.

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

25

N2644.book Page 26 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Lay-out en stijl van het document
Het uiterlijk van het document als geheel, zoals de indeling ervan en de
ruimteverdeling in het document. Bijna al deze aandachtspunten komen aan de orde
in hoofdstuk 5, “De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken”.
 Welk type document wilt u aanmaken en welke sjabloon komt het meest overeen
met de lay-out die u daarvoor nodig hebt?
 Moet het document voor een liggende of een staande afdrukrichting worden
opgemaakt? Stel deze optie als eerste in het venster 'Pagina-instelling' in voordat u
aan het document begint. Raadpleeg het gedeelte “De afdrukrichting en het
formaat van pagina's instellen” op pagina 103.
 Als u een specifieke, eigen paginalay-out ontwerpt, zijn de documentmarges dan
ingesteld zoals daarvoor nodig is? Raadpleeg het gedeelte “Paginamarges instellen”
op pagina 104.
 Wordt het document ingebonden? Als dat zo is, moet u rekening houden met de
plaats van de paginanummers, marges en sectie-einden op de tegenover elkaar
liggende linker- en rechterpagina's van het document. Raadpleeg het gedeelte “Een
document aanmaken met tegenover elkaar liggende linker- en rechterpagina's” op
pagina 109.
 Wordt het document verdeeld in secties met verschillende lay-outs,
paginanummering, kop- en voetteksten of ontwerpelementen? Ga na waar u
eventueel lay-outeinden en sectie-einden wilt invoegen. Raadpleeg het gedeelte
“Kopteksten en voetteksten, paginanummers en voetnoten toevoegen” op
pagina 110.
 Is het voor de lay-out van het document nodig dat er kolommen worden gebruikt?
Raadpleeg het gedeelte “Kolommen aanmaken” op pagina 105.
 Wordt het document zo groot dat een inhoudsopgave nodig is? Als dat zo is, moet u
zorgen voor een consistente stijl van de koppen in het gehele document. Raadpleeg
het gedeelte “Een inhoudsopgave genereren” op pagina 116.

26

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

N2644.book Page 27 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het uiterlijk van tekst
Bekijk op een zo algemeen mogelijk niveau wat u met de tekst in het document wilt
doen: op welke manier wordt gebruikgemaakt van tekst om de aandacht te vestigen
op de ordening van de inhoud en om een aantrekkelijk ontwerp te verkrijgen. Bijna al
deze aandachtspunten komen aan de orde in hoofdstuk 3, “Tekst en alinea's
opmaken”.
 Welke lettertypen gaat u gebruiken in het document?
 Zijn er stijlen en lettertypen voor koppen die u consistent in het gehele document
wilt gebruiken? Raadpleeg hoofdstuk 4, “Werken met stijlen”.
 Welke vorm of afbeelding wilt u voor opsommingstekens gebruiken? Hoeveel stijlen
moeten voor overzichten (geordende lijsten) worden gebruikt? Raadpleeg het
gedeelte “Lijsten met opsommingsteken of genummerde lijsten en overzichten
aanmaken” op pagina 69.
 Maakt u gebruik van onderschriften, kantlijnartikelen of andere gemarkeerde tekst
in het document? Raadpleeg het gedeelte “Onderschriften, kantlijnartikelen en
gemarkeerde tekst aanmaken” op pagina 73.

Het gebruik van afbeeldingen en andere media
Bedenk hoe u wilt gebruikmaken van grafische elementen in het document, waar
deze in de tekst zullen verschijnen en wat voor afbeeldingen u zou kunnen gebruiken.
Pages biedt hulpmiddelen waarmee u tabellen en diagrammen kunt aanmaken om
informatie te ordenen en weer te geven. Raadpleeg voor informatie over het
ontwerpen van tabellen en diagrammen hoofdstuk 8, “Tabellen aanmaken”, en
hoofdstuk 9, “Diagrammen aanmaken”. Voor informatie over de andere
toepassingsmogelijkheden van afbeeldingen raadpleegt u hoofdstuk 6, “Werken met
afbeeldingen en andere media”.
 Hoe worden afbeeldingen in het document gebruikt?
 Kunt u gebruikmaken van tabellen om informatie duidelijk weer te geven?
Raadpleeg hoofdstuk 8, “Tabellen aanmaken”.
 Kunt u gebruikmaken van diagrammen om gegevens op een doelmatige manier
weer te geven? Raadpleeg hoofdstuk 9, “Diagrammen aanmaken”.
 Wat zal de uiteindelijke bestandsstructuur van het document zijn (afdrukbestand,
HTML, enzovoort)? Raadpleeg het gedeelte “Documenten exporteren naar andere
structuren” op pagina 195.

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

27

N2644.book Page 28 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 Maakt u gebruik van geluid of films in het document? Raadpleeg het gedeelte
“Geluid en films toevoegen” op pagina 137.

28

Hoofdstuk 1 Overzicht van Pages

N2644.book Page 29 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2

Documenten aanmaken met
de Pages-sjablonen

2

Dit hoofdstuk bevat de informatie die u nodig hebt
om aan de slag te kunnen met Pages. Hierin wordt
ook uitgelegd hoe u de Pages-sjablonen kunt
gebruiken om op een eenvoudige manier
opmerkelijke documenten aan te maken die een
professionele uitstraling hebben.
Voordat u een nieuw Pages-document aanmaakt, moet u bedenken waarvoor het zal
worden gebruikt. Als het document wordt afgedrukt, welk papierformaat hebt u dan
nodig? Welke afdrukrichting gaat u gebruiken: staand of liggend? Wordt het
document gevouwen en zo ja, hoe? Bedenk ook of het document vele pagina's zal
bevatten, want dan zijn een inhoudsopgave en paginanummering nodig. Als u weet
wat de vereisten voor het document zijn, kunt u gemakkelijker de juiste sjabloon
kiezen en deze correct instellen voordat u begint.

Documenten van Microsoft Word of AppleWorks importeren
Als u al over een document beschikt dat u in Microsoft Word of AppleWorks hebt
aangemaakt, kunt u het in Pages importeren en gebruiken. Sleep het symbool van
het Microsoft Word- of AppleWorks-document naar het symbool van Pages.
U kunt Pages-documenten ook exporteren als MS Word-, PDF-, RTF- (Rich Text
Format) of eenvoudig HTML-bestand. Raadpleeg voor meer informatie over het
importeren en exporteren van Microsoft Word-documenten “Documenten
exporteren naar andere structuren” op pagina 195.

29

N2644.book Page 30 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stap 1: een documenttype selecteren
Om een nieuw Pages-document te beginnen, klikt u dubbel op het symbool van
Pages. Selecteer in de sjabloonkiezer een sjabloon die het meest geschikt is voor het
type document dat u wilt aanmaken. Als u wilt beginnen met een document zonder
plaatsaanduidingen voor tekst of voor afbeeldingen, selecteert u de sjabloon met de
naam 'Leeg'.

Met sjablonen die plaatsaanduidingen voor tekst of voor afbeeldingen bevatten, kunt
u eenvoudig een document met een professionele uitstraling aanmaken, bijvoorbeeld
een onderwijsrapport, zakelijke brief, nieuwsbrief of brochure zonder dat u alle
ontwerptaken hoeft uit te voeren. Elke sjabloon bevat vooraf ingestelde stijlen voor
titels, kopteksten, tabellen, voetnoten, opsommingstekens en andere opmaakfuncties.
Als de sjabloonkiezer niet wordt getoond wanneer u Pages de eerste keer opent, kunt
u er met een voorkeursinstelling in het voorkeurenvenster van Pages voor zorgen dat
de sjabloonkiezer wordt getoond. U kunt Pages ook zo instellen dat telkens wanneer
u het programma opent automatisch een leeg document of de gewenste sjabloon
wordt geopend.
De sjabloonkiezer laten verschijnen of de standaardsjabloon instellen voor nieuwe
documenten
m Kies 'Pages' > 'Voorkeuren' en selecteer vervolgens een van de volgende opties:

30

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 31 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 Om de sjabloonkiezer altijd te laten verschijnen wanneer u Pages opent, schakelt u
'Voor nieuwe documenten: Toon sjabloonkiezer' in.
 Om Pages altijd met hetzelfde type document te openen wanneer u het programma
opent, schakelt u 'Voor nieuwe documenten: Gebruik sjabloon: [sjabloonnaam]' in
en klikt u vervolgens op 'Kies'. Selecteer een sjabloonnaam en klik vervolgens op
'Kies'.
Wanneer u een sjabloon hebt geselecteerd, wordt op het scherm een document
geopend.

Sjablonen uitbreiden door pagina's toe te voegen
Elke pagina van een Pages-sjabloon heeft een uniek ontwerp (dit geldt niet voor de
sjabloon 'Leeg'). U kunt desgewenst een van de paginaontwerpen kiezen waarvan u
een voorvertoning ziet wanneer het document voor de eerste keer wordt geopend.
Of, als geen van de paginaontwerpen geschikt is voor uw doeleinden, kiest u een van
de extra ontwerpen die passen bij de sjabloon.
Een extra pagina toevoegen achter de huidige pagina
m Kies 'Voeg in' > 'Basispagina's' > [sjabloonpagina] (of klik op de knop 'Pagina' in de
knoppenbalk en kies een sjabloonpagina).

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

31

N2644.book Page 32 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Extra pagina's: kies een
pagina uit het
venstermenu 'Pagina'.

De nieuwe pagina wordt direct ingevoegd achter de pagina waar u het invoegpunt
hebt geplaatst.

32

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 33 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stap 2: tekst toevoegen
Als u met een leeg document begint, kunt u meteen gaan typen. Terwijl u typt, vult
de tekst de pagina. Wanneer een pagina vol is, loopt de tekst automatisch door naar
de volgende pagina.
Als u werkt met een sjabloon die plaatsaanduidingen voor tekst of voor afbeeldingen
bevat, kunt u tekst of afbeeldingen toevoegen binnen de kaders van de
plaatsaanduidingen, zoals hieronder wordt beschreven.

Teksten toevoegen binnen kaders van plaatsaanduidingen
Sjablonen bevatten plaatsaanduidingstekst die aangeeft hoe tekst eruit zal zien en
wat de plaats zal zijn van tekst in het voltooide document. Plaatsaanduidingstekst is
een label (bijvoorbeeld "Naam geadresseerde") of tekst in Latijns schrift in het
hoofdtekstgedeelte, in tekstvakken, kopteksten en elders in het document.
Hoofdtekstgebieden
Waneer u op plaatsaanduidingstekst klikt in een documentsjabloon, wordt het
volledige tekstgebied geselecteerd.
Plaatsaanduidingstekst: het volledige
tekstgebied wordt geselecteerd wanneer u op
een plaatsaanduidingstekst klikt.

Tijdens het typen verdwijnt de plaatsaanduidingstekst en hiervoor komt de tekst die u
typt in de plaats. De tekst die u typt, wordt door het programma behandeld als
normale tekst.
Tekstvakken
Soms bevindt plaatsaanduidingstekst zich in tekstvakken of tabelcellen zodat de
opmaak blijft behouden. Wanneer u op plaatsaanduidingstekst klikt die zich in een
tekstvak bevindt, wordt eromheen een rechthoekige, grijze rand weergegeven.

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

33

N2644.book Page 34 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Grijze tekstvakrand: de
rand verschijnt wanneer
u het tekstvak selecteert.

Plaatsaanduidingstekst in een tekstvak selecteren
m Klik eenmaal om het tekstvak te selecteren en klik vervolgens dubbel om de tekst in
het vak te selecteren.
Normaal gesproken zijn randen van tekstvakken alleen zichtbaar als het tekstvak of de
tekst in het tekstvak is geselecteerd of als de lay-outweergave is ingeschakeld.
Raadpleeg voor informatie over het wijzigen van het uiterlijk van tekstvakken
“Onderschriften, kantlijnartikelen en gemarkeerde tekst aanmaken” op pagina 73.
Tabellen
Sommige tabellen bevatten plaatsaanduidingstekst. Wanneer u tekst selecteert die
zich binnen een tabelcel bevindt, verschijnt eromheen een gele rechthoek.
Afzonderlijke tabelcel
geselecteerd om te bewerken

Om de plaatsaanduidingstekst in een tabel te selecteren, gaat u als volgt te werk:
1 Klik eenmaal om de tabel te selecteren en klik vervolgens eenmaal om een
afzonderlijke cel te selecteren.
De tekst in de cel wordt geselecteerd om te worden bewerkt wanneer u de
afzonderlijke cel selecteert. U kunt zien dat het plaatsaanduidingstekst is als de tekst
blauw wordt gemarkeerd. Anders is het normale tekst.
2 Druk op de Tab-toets om naar de volgende cel te gaan of druk op Shift-Tab om naar
de vorige cel te gaan.
Raadpleeg voor meer informatie over het werken met tabellen of het wijzigen van het
uiterlijk van tabellen hoofdstuk 8, “Tabellen aanmaken”.

34

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 35 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Belangrijk: Tekstvakken en tabellen die plaatsaanduidingstekst bevatten maken deel
uit van het standaardontwerp van de sjabloon. Als u het ontwerp wilt behouden,
moet u niet op de Delete-toets drukken nadat u het tekstvak of de tabel hebt
geselecteerd. Als u op de Delete-toets drukt, wordt het geselecteerde object uit de
pagina verwijderd. Als u per ongeluk een tekstvak of tabel verwijdert, kunt u dit direct
herstellen door 'Wijzig' > 'Herstel verwijderen' te kiezen (of door op Command-Z te
drukken). In het algemeen geldt dat u direct de laatst uitgevoerde handeling
ongedaan kunt maken met het commando 'Herstel', bijvoorbeeld wanneer u zich
hebt vergist of wanneer u iets op een andere manier wilt doen.
Kolommen
Er zijn sjablonen waarin plaatsaanduidingstekst in kolommen is opgemaakt. Het is
misschien eenvoudiger om te werken met tekstkolommen als de lay-out van het
document zichtbaar is maar u kunt de lay-out ook verbergen om te bekijken hoe het
voltooide document eruit zal zien.
Het tonen of verbergen van de lay-out van het document
m Kies 'Weergave' > 'Toon lay-out' of 'Verberg lay-out'.
Het kan ook handig zijn om andere opmaaktekens (onzichtbare opmaaktekens)
zichtbaar te maken terwijl u bezig bent, zoals tabtekens en alinea-einden.
Onzichtbare opmaaktekens tonen of verbergen
m Kies 'Weergave' > 'Toon onzichtbare tekens' of 'Verberg onzichtbare tekens'.

Stap 3: afbeeldingen en andere mediabestanden
toevoegen
U kunt kiezen uit diverse typen mediabestanden in een Pages-document, waaronder
bestanden met stilstaande beelden, films, geluid, getekende vormen, diagrammen en
tabellen. Films en geluid kunnen zinvolle aanvullingen zijn als u van plan bent het
uiteindelijke document als HTML-bestand of als Pages-bestand op een scherm weer te
geven. Voor een vollediger lijst met de bestandstypen die door Pages worden
geaccepteerd, raadpleegt u hoofdstuk 6, “Werken met afbeeldingen en andere
media”.

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

35

N2644.book Page 36 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Afbeeldingen in plaatsaanduidingen voor afbeeldingen
opnemen
De afbeeldingen die u ziet in Pages-sjablonen zijn plaatsaanduidingen voor
afbeeldingen. Deze vertegenwoordigen de grootte en plaats van afbeeldingen die u
aan het document gaat toevoegen. U kunt een plaatsaanduiding voor een afbeelding
herkennen aan de hulpinformatie die verschijnt wanneer u de cursor stilhoudt
wanneer u deze op de plaatsaanduiding plaatst. De hulpinformatie vermeldt dat u uw
eigen afbeelding naar de plaatsaanduiding kunt slepen om deze te vervangen.
Een afbeelding in een plaatsaanduiding voor een afbeelding vervangen
m Sleep de afbeelding uit de mediabrowser of de Finder naar de plaatsaanduiding voor
de afbeelding.

Afbeeldingen, films en geluidsbestanden elders in het document
toevoegen
U kunt afbeeldingen, films of geluidsbestanden toevoegen aan het Pages-document
door deze uit de Finder naar het documentvenster te slepen of door ze uit de
mediabrowser te slepen. In de mediabrowser worden afbeeldingen weergegeven die
in uw iPhoto-bibliotheek zijn opgeslagen, geluidsbestanden die in uw iTunesbibliotheek zijn opgeslagen en films die zich in de map 'Films' van uw thuismap
bevinden.
De mediabrowser openen
m Kies 'Weergave' > 'Toon mediabrowser' (of klik op de knop 'Media' in de knoppenbalk)
en selecteer vervolgens 'iPhoto', 'iTunes' of 'Films' om het type bestanden weer te
geven dat u wilt gebruiken.
Als u een object toevoegt aan het document, kunt u het een vaste plaats op de
pagina geven (dit wordt een "vast object" genoemd), zodat de tekst er tijdens het
typen omheen loopt. U kunt het object ook aan de tekst verankeren (dit wordt een
"zwevend object" genoemd) zodat het object verschuift met de tekst om het object
heen. Wanneer u een vast object aanmaakt, kunt u de instelling voor de tekstomloop
aanpassen om te bepalen hoe dicht de tekst om het object heen doorloopt.
Raadpleeg voor meer informatie over de verschillen tussen vaste en zwevende
objecten “Het verschil tussen vaste en zwevende objecten” op pagina 120. Raadpleeg
voor meer informatie over tekstomloop “Tekst om een object heen laten lopen” op
pagina 134.

36

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 37 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Een afbeelding zwevend in de tekst plaatsen
m Plaats het invoegpunt daar waar u wilt dat de afbeelding verschijnt en kies vervolgens
'Voeg in' > 'Kies'. Selecteer het afbeeldingbestand en klik op de knop 'Voeg in'.
m Sleep een afbeelding uit het paneel 'iPhoto' van de mediabrowser naar de plaats waar
u wilt dat de afbeelding in de omlopende tekst verschijnt. Terwijl u over de tekst
sleept, geeft het invoegpunt aan waar de afbeelding komt te staan als u loslaat.
m Sleep een afbeelding van de Finder naar de plaats waar de afbeelding in de
omlopende tekst moet verschijnen. Terwijl u over de tekst sleept, geeft het
invoegpunt aan waar de afbeelding komt te staan als u loslaat.
Een vaste afbeelding toevoegen
m Klik buiten de tekstgebieden in het document zodat het invoegpunt niet zichtbaar is,
kies 'Voeg in' > 'Kies' en selecteer het afbeeldingbestand. Klik vervolgens op de knop
'Voeg in'.
m Sleep een afbeelding uit het paneel 'iPhoto' van de mediabrowser naar een gebied in
het document dat geen tekst bevat.
m Sleep een afbeelding van de Finder naar een gebied in het document dat geen tekst
bevat.
Afbeeldingen kunnen worden bijgesneden, geroteerd en de grootte ervan kan
worden gewijzigd. U kunt ze ook groeperen zodat u afbeeldingen die u bij elkaar wilt
houden gemakkelijker kunt verplaatsen. U kunt afbeeldingen ook stapelen, de
ondoorzichtigheid ervan aanpassen en schaduwen toevoegen om interessante
visuele effecten te creëren. Vaste afbeeldingen kunnen ook worden bijgesneden zodat
slechts een gedeelte van de afbeelding is te zien op de pagina. Raadpleeg voor meer
informatie over het werken met afbeeldingen hoofdstuk 6, “Werken met afbeeldingen
en andere media”. Voor meer informatie over het aanpassen van schaduwen en
ondoorzichtigheid, raadpleegt u hoofdstuk 7, “Eigenschappen van objecten wijzigen”.
Raadpleeg voor informatie over het toevoegen van eenvoudige vormen, tabellen en
diagrammen “Eenvoudige vormen, tabellen en diagrammen toevoegen” op
pagina 123.

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

37

N2644.book Page 38 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Web- en e-mailadressen toevoegen
U kunt actieve koppelingen naar webadressen (URL's) en e-mailadressen aanmaken.
Wanneer u een webkoppeling hebt aangemaakt, kunt u daarmee een webbrowser
openen en de webpagina weergeven die u hebt opgegeven. Wanneer u op een emailadres klikt, wordt hiermee een e-mailprogramma geopend en wordt een nieuw emailbericht aangemaakt. U kunt ook bladwijzers aanmaken, waarmee u naar een
bepaald woord of een bepaalde zin in het document gaat. Raadpleeg voor specifieke
instructies over het aanmaken van koppelingen en bladwijzers “Koppelingen en
bladwijzers toevoegen” op pagina 139.

Tekst en afbeeldingen plaatsen
Pages biedt diverse hulpmiddelen waarmee u gemakkelijker tekst, afbeeldingen en
andere objecten op de pagina kunt plaatsen om precies het paginaontwerp te maken
dat u wilt hebben. In sommige sjablonen worden hulplijnen weergegeven, maar u
kunt ook zelf hulplijnen aanbrengen om vaste objecten op elke gewenste plaats op
de pagina uit te lijnen. Met linialen worden de afmetingen van de pagina in inches,
centimeters, punten of pica's aangegeven zodat u snel kunt zien waar u een object
plaatst.
Als u een object op de pagina verplaatst, worden in Pages ook positielabels getoond
die de x- en y-coördinaat van de linkerbovenhoek van het object aangeven of die de
hoek van het object aangeven terwijl u dit roteert. Als u het formaat van een object
wijzigt, verschijnen formaataanduidingen die de hoogte en de breedte van het object
weergeven.
Linialen
U kunt linialen tonen als hulpmiddel bij het plaatsen van objecten op de pagina.
Linialen geven aan hoe ver een object zich van de bovenkant en de linkerrand van de
pagina bevindt.
Linialen tonen
m Kies Weergave' > 'Toon linialen'.
Om de maateenheid van de linialen te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Pages' > 'Voorkeuren'.

38

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 39 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Kies een optie uit het venstermenu 'Eenheid liniaal'. Schakel het aankruisvak 'Toon
liniaaleenheden als percentage' in als de eenheden als percentage van de pagina
moeten worden weergegeven.
Het horizontale nulpunt van de liniaal in het midden van de pagina plaatsen
m Schakel in het voorkeurenvenster van Pages het aankruisvak 'Plaats oorsprong in
midden van liniaal' in.
Wanneer u de liniaalinstellingen in het voorkeurenvenster van Pages hebt gewijzigd,
zijn de nieuwe instellingen van toepassing op alle documenten die worden bekeken
in Pages totdat u de instellingen opnieuw wijzigt.
Hulplijnen
Wanneer u vaste tekstvakken en afbeeldingen in het document verplaatst, worden
blauwe hulplijnen weergegeven zodat u objecten gemakkelijker op de pagina kunt
centreren en uitlijnen. Hulplijnen verschijnen als het midden of de rand van het object
is uitgelijnd met het midden of de rand van een ander object of met het midden van
de pagina, afhankelijk van de voorkeursinstellingen. U kunt ook zelf hulplijnen
aanmaken aan de hand waarvan u objecten exact kunt uitlijnen op de pagina.
Hulplijnen (ook die u zelf hebt aangemaakt) verschijnen niet op de afdruk van het
document. Ze zijn alleen te zien wanneer u een document bewerkt.
Om hulplijnen op een pagina te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon linialen' om de linialen aan de boven- en linkerkant van de
pagina weer te geven.
2 Klik buiten de gebieden op de pagina zodat het invoegpunt niet zichtbaar is.
3 Plaats de aanwijzer op een liniaal en sleep naar de pagina. Er verschijnt een blauwe
hulplijn.
4 Sleep de hulplijn naar de gewenste plaats.
Hulplijnen verwijderen die u op de pagina hebt geplaatst
m Sleep de hulplijn voorbij de rand van de pagina.
Als u de hulplijnen als storend ervaart, kunt u deze tijdelijk verbergen.
Hulplijnen tijdelijk verbergen
m Houd de Command-toets ingedrukt terwijl u een object sleept.

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

39

N2644.book Page 40 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

U kunt hulplijnen en formaat- en positieaanduidingen in- of uitschakelen in het
voorkeurenvenster van Pages. U kunt ook instellen dat hulplijnen alleen langs randen
van objecten of in het midden van objecten worden weergegeven.
Wanneer u de instellingen voor hulplijnen en labels in het voorkeurenvenster van
Pages hebt gewijzigd, zijn de nieuwe instellingen van toepassing op alle documenten
die worden bekeken in Pages totdat u de instellingen opnieuw wijzigt.
Om de hulplijnen en labels bij het verplaatsen van objecten te tonen of te
verbergen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Pages' > 'Voorkeuren'.
2 Om labels voor de grootte en de positie uit te schakelen, schakelt u het aankruisvak
'Wijzigen: Toon grootte en positie bij verplaatsing objecten' uit.
3 Om de lijnen uit te schakelen die worden weergegeven wanneer het midden van een
object is uitgelijnd met een ander object of het midden van de pagina, schakelt u het
aankruisvak 'Hulplijnen: Toon hulplijnen in midden van object' uit.
4 Om de hulplijnen in te schakelen die worden weergegeven wanneer de randen van
een object zijn uitgelijnd met een ander object of het midden van de pagina, schakelt
u het aankruisvak 'Hulplijnen: Toon hulplijnen langs randen van object' in.
De kleur van de hulplijnen wijzigen
m Klik in het voorkeurenvenster van Pages in het kleurenvak voor hulplijnen en selecteer
vervolgens een kleur in het venster 'Kleuren'.

Objecten vergrendelen op pagina's
Nadat u afbeeldingen precies op de gewenste positie op de pagina hebt geplaatst,
kunt u deze op die positie vergrendelen zodat ze niet per ongeluk worden verplaatst
wanneer u bezig bent.
Een object vergrendelen op de plaats waar het staat
m Selecteer het object en kies 'Orden' > 'Vergrendel'.
U kunt een object niet wijzigen als het is vergrendeld op die plaats op de pagina. Kies
'Orden' > 'Hef vergrendeling op' om de vergrendeling van een object op te heffen.

40

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 41 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stap 4: het document bewerken
Wanneer u in het document tekst hebt getypt, wilt u gedeelten van de tekst
misschien verwijderen of anders rangschikken (kopiëren en plakken), de spelling
controleren of bepaalde woorden of zinnen zoeken en vervangen door een andere
tekst.

Tekst verwijderen, kopiëren en plakken
Als u een tekstgedeelte wilt kopiëren of verplaatsen naar een ander deel van het
document, kunt u dit het gemakkelijkste doen door de tekst waar die nu staat te
kopiëren (of te knippen) en vervolgens te plakken op de nieuwe plaats. Als u tekst
kopieert, wordt de tekst niet verwijderd van de oorspronkelijke plaats, maar tekst die
u knipt wordt wel van de oorspronkelijke plaats verwijderd.
Om tekst te kopiëren (of te knippen) en te plakken, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tekst die u wilt kopiëren of verplaatsen.
2 Kies 'Wijzig' > 'Knip' of 'Kopieer'.
3 Zet de tekstcursor op de positie waar u de tekst wilt plaatsen en voer een van de
volgende handelingen uit:
 Kies 'Wijzig' > 'Plak' als u de oorspronkelijke opmaak van de tekst wilt behouden.
 Kies 'Wijzig' > 'Plak en pas stijl aan' als u de opmaak van de geplakte tekst wilt
aanpassen aan de opmaak van de omringende tekst.
Geselecteerde tekst volledig verwijderen
m Kies 'Wijzig' > 'Verwijder'.

Tekst zoeken en vervangen
U kunt zoeken naar elke plaats waar een woord of zin in het document voorkomt. Als
u het woord of de zin op elke plaats in iets anders wilt wijzigen, bijvoorbeeld, als u
een brief hebt geschreven en u wilt de naam "Rodriguez" overal waar die voorkomt in
de brief wijzigen in "de heer Rodriguez", dan gebruikt u hiervoor de functie voor
zoeken en vervangen.
Opmerking: U kunt plaatsaanduidingstekst niet zoeken en vervangen. Als u de tekst in
een plaatsaanduiding wilt zoeken en vervangen, moet u de plaatsaanduiding eerst
opheffen. Klik op de plaatsaanduidingstekst om deze te selecteren en schakel
vervolgens het commando 'Stel in als plaatsaanduidingstekst' uit in het submenu
'Geavanceerd' van het Opmaak-menu.

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

41

N2644.book Page 42 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om een woord in het document te zoeken en te vervangen, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Wijzig' > 'Zoek' > 'Zoek'.
2 Typ het woord in het veld 'Zoek'.
3 Om het woord door een ander woord te vervangen, typt u het andere woord in het
veld 'Vervang'.
4 Voer een van de volgende handelingen uit, afhankelijk van hoe voorzichtig u te werk
wilt gaan:
 Klik op 'Volgende' of 'Vorige' om het woord op de volgende of vorige plaats waar
het voorkomt te markeren. Blijf op 'Volgende' of 'Vorige' klikken totdat u het woord
hebt gevonden op de plaats waar u het wilt wijzigen.
 Klik op 'Vervang' om het gemarkeerde woord door het nieuwe woord te vervangen.
Klik hierna opnieuw op 'Volgende' of 'Vorige' als u naar de volgende of vorige plaats
wilt gaan waar het woord voorkomt.
 Klik op 'Vervang en zoek' om het gemarkeerde woord te vervangen en naar de
volgende plaats te gaan waar het voorkomt.
 Klik op 'Vervang alles' om het woord door het nieuwe woord te vervangen op alle
plaatsen waar het voorkomt.
5 Om het venster 'Zoeken en vervangen' na afloop te sluiten, klikt u op de sluitknop in
de linkerbovenhoek van het venster.
Als u een volledige zin of een woord met een bepaalde opmaak wilt zoeken of
vervangen, kunt u hiervoor het tabblad 'Geavanceerd' van het venster 'Zoeken en
vervangen' gebruiken.

42

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 43 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om een woord of zin te vervangen met de geavanceerde zoekfuncties, gaat u als
volgt te werk:
1 Kies 'Wijzig' > 'Zoek' > 'Zoek' en klik vervolgens op 'Geavanceerd'.
Kies de optie om in het volledige
document of alleen in de hoofdtekst
van het document te zoeken.
Kies de alineastijl waarin
de tekst voorkomt.

Typ de tekst die u zoekt.

Schakel dit aankruisvak
in om te zoeken op
hoofdletters of kleine
letters.
Schakel dit aankruisvak
in als u alleen op hele
woorden wilt zoeken.
Kies de alineastijl voor de
nieuwe tekst.

Vervang tekst een
voor een of alles
tegelijk.

Zoek achteruit of vooruit
door het document.
Schakel dit aankruisvak in om tot
het einde van het document te
zoeken en de zoekactie vervolgens
weer vanaf het begin te starten.

2 Typ de tekst of zin in het zoekveld.
3 Om de tekst alleen te zoeken op plaatsen waar deze een bepaalde alineastijl heeft
(bijvoorbeeld de stijl 'Koptekst 1'), kiest u de stijl uit het venstermenu 'Stijl'. (Raadpleeg
voor informatie over stijlen hoofdstuk 4, “Werken met stijlen”.)

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

43

N2644.book Page 44 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4 Kies 'Volledig document' uit het venstermenu 'In' als u wilt zoeken in het volledige
document, ook in kopteksten, voetteksten en tekstvakken. Kies 'Hoofdtekst' als u
alleen wilt zoeken in de tekst in het hoofdgedeelte van het document.
5 Schakel het aankruisvak 'Identieke hoofdletters/kleine letters' in als u alleen tekst wilt
zoeken met dezelfde hoofdletters of kleine letters die u in het veld 'Zoek' hebt
opgegeven. Anders wordt gezocht zonder rekening te houden met hoofdletters of
kleine letters.
6 Schakel het aankruisvak 'Hele woorden' in als u alleen wilt zoeken op plaatsen waar
de tekst als opzichzelfstaand woord voorkomt. Anders bevatten de zoekresultaten de
plaatsen waar deze tekst binnen woorden voorkomt.
7 Om de tekst door een ander woord of een andere zin te vervangen, typt u de
vervangende tekst in het veld 'Vervang'.
8 Om de alineastijl van de nieuwe tekst te wijzigen, kiest u een stijl uit het venstermenu
'Stijl'.
9 Voer een van de volgende handelingen uit, afhankelijk van hoe voorzichtig u te werk
wilt gaan:
 Klik op 'Volgende' of 'Vorige' om de tekst op de volgende of vorige plaats waar deze
voorkomt te markeren. Blijf op 'Volgende' of 'Vorige' klikken totdat u het woord hebt
gevonden op de plaats waar u het wilt wijzigen.
 Klik op 'Vervang' om de gemarkeerde tekst door de nieuwe tekst te vervangen. Klik
hierna opnieuw op 'Volgende' of 'Vorige' als u naar de volgende of vorige plaats wilt
gaan waar de tekst voorkomt.
 Klik op 'Vervang en zoek' om de gemarkeerde tekst te vervangen en naar de
volgende plaats te gaan waar de tekst voorkomt.
 Klik op 'Vervang alles' om de tekst op alle plaatsen waar deze voorkomt te
vervangen door het nieuwe woord of de nieuwe zin.
10 Om het venster 'Zoeken en vervangen' na afloop te sluiten, klikt u op de sluitknop in
de linkerbovenhoek van het venster.
Als u vaak gebruikmaakt van het venster 'Zoeken en vervangen', kunt u de knop
'Zoek' toevoegen aan de Pages-knoppenbalk zodat het venster met één muisklik
beschikbaar is. Raadpleeg voor meer informatie over het aanpassen van de
knoppenbalk “De knoppenbalk” op pagina 22.

44

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 45 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Spelling controleren wanneer u bezig bent
Pages maakt gebruik van het programma voor spellingcontrole van Mac OS X om
spelfouten in het document op te sporen. U kunt het spellingcontroleprogramma zo
instellen dat spelfouten tijdens het typen worden gemarkeerd, maar u kunt de
spelling in het volledige document of in geselecteerde tekst ook op elk gewenst
moment controleren.
Tijdens het typen controleren op onjuist gespelde woorden
m Kies 'Wijzig' > 'Spelling' > 'Controleer spelling tijdens typen'.
Tijdens het typen worden onjuist gespelde woorden aangeduid met een rode
stippellijn onder het woord. Als u niet zeker weet hoe het woord moet worden
gespeld, kunt u een lijst met mogelijke schrijfwijzen van het woord bekijken.
Om een lijst met spellingvoorstellen te bekijken, gaat u als volgt te werk:
1 Houd de Control-toets ingedrukt en klik op het onjuist gespelde woord. Er verschijnt
een lijst met mogelijke schrijfwijzen van het woord (als het woord helemaal niet
wordt herkend, kunnen geen mogelijke schrijfwijzen van het woord worden
weergegeven).
2 Kies het juist gespelde woord als dit in de lijst voorkomt.
Als u weet dat het woord juist is gespeld, kunt u het toevoegen aan het
spellingwoordenboek voor gebruik bij alle documenten. Kies hiertoe 'Voeg spelling
toe' uit het menu.
Als u niet wilt dat dit woord als onjuist gespeld wordt gemarkeerd en u het niet wilt
toevoegen aan het spellingwoordenboek voor gebruik bij alle documenten, kiest u
'Negeer spelling' uit het menu.
Zodra het onjuist gespelde woord is gecorrigeerd, verdwijnt de rode lijn.
De spelling in het document woord voor woord controleren
m Plaats de cursor in een woord dat u wilt controleren of waar u maar wilt in het
document en voer een van de volgende handelingen uit:
 Kies 'Wijzig' > 'Spelling' > 'Controleer spelling'.

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

45

N2644.book Page 46 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De spelling in het document wordt nu door het spellingcontroleprogramma
gecontroleerd, vanaf de plaats waar de cursor zich bevindt. Het eerste onjuist
gespelde woord dat wordt gevonden, wordt gemarkeerd. U kunt het corrigeren of
nogmaals hetzelfde menucommando kiezen om verder te gaan met het controleren
van het document. Om sneller door het document te gaan, drukt u op de
Command-toets en de puntkommatoets (;) om verder te gaan met het controleren
van het document.
 Kies 'Wijzig' > 'Spelling' > 'Spelling'.
In het venster 'Spelling' dat wordt geopend, verschijnt een lijst met voorgestelde
schrijfwijzen. Als u daarbij niet het woord met de juiste spelling ziet, kunt u het
woord opnieuw typen en op 'Suggesties' klikken, waarna een nieuwe lijst met
suggesties wordt weergegeven. Selecteer een woord in de lijst en klik op 'Corrigeer'
om die spelling op het onjuist gespelde woord toe te passen. Klik op 'Zoek
volgende' om naar het volgende onjuist gespelde woord te gaan.
Als u een woordenlijst in een andere taal wilt gebruiken om een geselecteerd woord
te controleren, stelt u de woordenlijst via het venstermenu 'Woordenlijst' in het
venster 'Spelling' in. Als u een andere woordenlijst instelt in het venster 'Spelling',
wordt de woordenlijst alleen voor afzonderlijke woorden gewijzigd en niet voor het
volledige document.

46

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 47 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het onjuist gespelde woord in het document
wordt hier weergegeven. U kunt het hier
opnieuw typen om te zoeken naar meer
suggesties voor de spelling van het woord.
Selecteer in de lijst met
suggesties.

U kunt het onjuist gespelde woord
corrigeren of negeren en vervolgens
zoeken naar het volgende, onjuist
gespelde woord of het woord
opnieuw typen en vervolgens op
'Suggesties' klikken om een nieuwe
lijst met suggesties te bekijken.
Kies, indien nodig, een woordenlijst
in een andere taal voor een
geselecteerd woord.

Voeg het geselecteerde woord
toe aan de woordenlijst of
verwijder het uit de woordenlijst.
Kies 'Volledig document' als u
ook de spelling wilt controleren
van kopteksten, voetteksten en
onderschriften.

Als u vaak gebruikmaakt van het venster 'Spelling', kunt u de knop 'Spelling'
toevoegen aan de Pages-knoppenbalk zodat het venster met één muisklik
beschikbaar is. Raadpleeg voor meer informatie over het aanpassen van de
knoppenbalk “De knoppenbalk” op pagina 22.
Het spellingprogramma uitschakelen
m Kies 'Wijzig' > 'Spelling' > 'Controleer spelling tijdens typen'. Zorg ervoor dat deze
optie is uitgeschakeld (het vinkje is dan niet meer zichtbaar naast het
menucommando).

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

47

N2644.book Page 48 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stap 5: documenten bewaren en uitwisselen
Wanneer u in Pages werkt, maakt u een Pages-document aan. Alle afbeeldingen en
eventuele diagramgegevens bevinden zich in dit ene document, dat van deze naar
een andere computer kan worden verplaatst. Lettertypen worden echter niet
meegenomen als deel van het document, dus als u een Pages-document overbrengt
naar een andere computer, moet u controleren of de lettertypen die in het document
worden gebruikt in de lettertypenmap op de andere computer zijn geïnstalleerd.
Films en audio die u aan het document hebt toegevoegd kunt u als onderdeel van het
Pages-document bewaren, zodat u deze bestanden niet apart naar de andere
computer hoeft over te brengen.
U kunt een document het beste vaak bewaren wanneer u ermee bezig bent.
Om een document te bewaren, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Bewaar' of druk op Command-S.
2 Typ een naam voor het document.
3 Klik op het driehoekje rechts van het veld 'Bewaar als'.
4 Kies de locatie waar u het document wilt bewaren.
5 Als u van plan bent het document op andere computers of met andere gebruikers te
delen, voert u een of meer van de volgende handelingen uit:
 Schakel het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar document' in als het document
film- of audiobestanden bevat.
Als u dit aankruisvak niet inschakelt, worden eventuele audio- of videobestanden
die het document bevat niet meegenomen wanneer u het document overbrengt
naar een andere computer of wanneer u het naar iemand verstuurt.
Documentbestanden die media bevatten kunnen erg groot zijn.
 Schakel het aankruisvak 'Kopieer sjabloonafbeeldingen naar document' in als u het
document hebt aangemaakt op basis van een Pages-sjabloon die een afbeelding
bevat.
Als u dit aankruisvak niet inschakelt, worden eventuele afbeeldingbestanden die
deel uitmaken van de sjabloon niet meegenomen wanneer u het document
overbrengt naar een andere computer of het naar iemand verstuurt.
Documentbestanden die media bevatten kunnen erg groot zijn.
6 Klik op 'Bewaar'.

48

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 49 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Raadpleeg voor informatie over het exporteren van het document in een andere
bestandsstructuur (bijvoorbeeld als Microsoft Word-, HTML-, Rich Text Format-, plattetekst- of PDF-bestand) “Documenten exporteren naar andere structuren” op
pagina 195.
U kunt het document terwijl u eraan werkt regelmatig bewaren door op Command-S
te drukken. U kunt ook een reservekopie bewaren van de laatst bewaarde versie van
het document. Dit biedt u de mogelijkheid terug te keren naar de vorige, bewaarde
versie van het document, voor het geval dat u wijzigingen die u hebt aangebracht
wilt terugdraaien.
Een reservekopie van het document bewaren
m Kies 'Pages' > 'Voorkeuren' en schakel het aankruisvak 'Maak reservekopie van vorige
versie bij bewaren' in.
Wanneer u het document bewaart, wordt de vorige versie op dezelfde locatie
bewaard als het document, met "Reservekopie van" voor de bestandsnaam. Er wordt
slechts van één versie (de laatst bewaarde versie) een reservekopie gemaakt.
Om een versie van het document onder een andere naam of op een andere locatie
te bewaren, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Bewaar als'.
2 Typ een naam voor het document.
3 Selecteer een locatie om het document te bewaren. Als u niet naar de gewenste
locatie kunt gaan, klikt u op de pijlknop naast het veld 'Bewaar als' en gaat u
vervolgens naar de gewenste locatie.
4 Klik op 'Bewaar'.
U kunt het document volledig of gedeeltelijk afdrukken. Als u de opmaak van een
document wilt bekijken voordat u het afdrukt, kunt u eerst een voorvertoning
bekijken. Op deze manier kunt u nogmaals controleren of alle tekst en afbeeldingen
in het gebied van de pagina staan dat wordt afgedrukt.
Een voorvertoning voor het afdrukken bekijken
m Kies 'Archief' > 'Druk af' en klik vervolgens op de knop 'Voorvertoning' in het venster.
Om het document af te drukken, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Druk af'.

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

49

N2644.book Page 50 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Voer het aantal exemplaren in dat moet worden afgedrukt, als u meerdere
exemplaren van het document wilt. U kunt ook 'Van' selecteren en een paginabereik
invoeren als u slechts een deel van het document wilt afdrukken.
3 Klik op de knop 'Druk af'.
Als u regelmatig afdrukt, kunt u de knop 'Druk af' toevoegen aan de Pagesknoppenbalk. Raadpleeg voor meer informatie over het aanpassen van de
knoppenbalk “De knoppenbalk” op pagina 22.
Raadpleeg voor meer informatie over afdrukken “Documenten afdrukken” op
pagina 189.

50

Hoofdstuk 2 Documenten aanmaken met de Pages-sjablonen

N2644.book Page 51 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3

Tekst en alinea's opmaken

3

In dit hoofdstuk wordt in detail beschreven hoe u
de vormgeving van teksttekens en alinea's kunt
wijzigen, lijsten kunt aanmaken en delen van tekst
kunt markeren.
Grootte en vormgeving van tekst bepalen
U kunt alle opmaakopties voor tekst uitvoeren via de menu's van Pages en het
infovenster, of via het lettertypepaneel. U kunt basisopmaakfuncties voor tekst
uitvoeren met de commando's in de menu's van Pages. Met de opties in het submenu
'Lettertype' van het Opmaak-menu kunt u tekst opmaken:
 Vet of cursief
 Onderstreept of met contouren
 Groter of kleiner
 Met grotere of kleinere tekenafstand
 Met superscript of subscript
Tekst vet, cursief, onderstreept, met contouren, groter of kleiner maken
m Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > ['Vet', 'Cursief', 'Onderstreept', 'Contour', 'Groter' of
'Kleiner'].
Geselecteerde tekst als superscript of subscript weergeven
m Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Basislijn' > ['Standaard', 'Superscript', 'Subscript'].
Geselecteerde tekst in zijn geheel in hoofdletters weergeven
m Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Hoofdletters/kleine letters'> ['Geen', 'Alles met
hoofdletters', 'Klein kapitaal'].

51

N2644.book Page 52 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

U kunt een aantal van deze taken ook uitvoeren via één enkele klik op een knop in de
knoppenbalk. U kunt de volgende knoppen toevoegen aan de knoppenbalk van
Pages:
 'Superscript': klik hierop om geselecteerde tekst weer te geven als superscript.
 'Subscript': klik hierop om geselecteerde tekst weer te geven als subscript.
 'Kleiner': klik herhaaldelijk hierop om geselecteerde tekst kleiner te maken.
 'Groter': klik herhaaldelijk hierom om geselecteerde tekst groter te maken.
Raadpleeg het gedeelte “De knoppenbalk” op pagina 22 voor meer informatie over
het aanpassen van de knoppenbalk.
Als u een ander lettertype wilt kiezen of als u veelvuldig de tekstopmaak aanpast, is
het wellicht gemakkelijker het lettertypepaneel en 'Tekstinfo' te gebruiken voor het
opmaken van tekst. Deze hulpmiddelen worden beschreven in de volgende
gedeelten.
U kunt ook aantrekkelijke visuele effecten creëren voor tekst door de schaduwkleur,
mate van doorzichtigheid en richting op de pagina te wijzigen. Raadpleeg
hoofdstuk 7, “Eigenschappen van objecten wijzigen” voor meer informatie.

Het lettertypepaneel gebruiken voor het opmaken van tekst
Via het lettertypepaneel van Mac OS X hebt u toegang tot alle lettertypen die zijn
geïnstalleerd op de computer. Dit paneel biedt een voorbeeld van de beschikbare
letterbeelden (zoals vet en cursief ) en de lettergrootten voor elk lettertype. Met de
knoppen in het lettertypepaneel kunt u onderstrepingen, doorhalingen, kleur en
schaduw toevoegen aan tekst. U kunt zelfs de achtergrondkleur voor de pagina
wijzigen in het lettertypepaneel.
Het lettertypepaneel openen
m Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen'. (U kunt ook op de knop 'Letter' in de
knoppenbalk klikken.)

52

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 53 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het taakmenu

Bekijk een voorbeeld van het
geselecteerde letterbeeld.

Maak interessante
teksteffecten met deze
knoppen.
Selecteer een lettergrootte
die u wilt toepassen op
geselecteerde tekst in uw
document.
Zoek lettertypen door
de naam van een
lettertype in te voeren
in het zoekveld.

Selecteer een letterbeeld in de lijst dat u
wilt toepassen op geselecteerde tekst in
uw document.

U kunt de vormgeving van een tekst in uw document wijzigen door deze tekst te
selecteren en vervolgens opties te kiezen in het lettertypepaneel. Als u de opmaak
wijzigt via het lettertypepaneel, worden de wijzigingen onmiddellijk doorgevoerd in
de geselecteerde tekst, zodat u verschillende opmaakopties kunt proberen en snel
kunt zien wat er het beste uitziet.
Om de vormgeving en grootte van tekst te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer in het lettertypepaneel een lettertype in de kolom 'Familie' en selecteer
vervolgens het letterbeeld in de kolom 'Letterbeeld'.
Als niet alle lettertypenfamilies worden weergegeven waarvan u zeker weet dat zij op
de computer zijn geïnstalleerd, selecteert u 'Alle lettertypen' in de kolom 'Sets' of typt
u de naam van het lettertype waarnaar u zoekt in het zoekveld onder in het
lettertypepaneel.
Een voorbeeld van het geselecteerde lettertype wordt weergegeven in het
voorvertoningsvenster boven in het lettertypepaneel. Als geen voorvertoningsvenster
wordt weergegeven, kiest u 'Toon voorvertoning' uit het taakmenu in de
linkerbenedenhoek van het lettertypepaneel.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

53

N2644.book Page 54 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Opmerking: Als u een te groot aantal lettertypen op de computer hebt geïnstalleerd
en de paar die u het meeste gebruikt moeilijk kunt vinden, kunt u uw lettertypen
ordenen in lettertypensets door op de knop met het plusteken te klikken om een
lettertypenset aan te maken en vervolgens een letterbeeld naar de nieuwe set te
slepen. Ook kunt u, als u vaak van lettertype moet veranderen, het lettertypepaneel
geopend houden. Als dit te veel ruimte inneemt op het scherm, kunt u het verkleinen
door de rechterbenedenhoek van het paneel te slepen, zodat alleen de
lettertypenfamilies en letterbeelden in uw geselecteerde lettertypenset te zien zijn.
U kunt het venster sluiten door 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Verberg lettertypen' te
kiezen of door nogmaals op de knop 'Letter' te klikken.
2 Pas de lettergrootte aan met de schuifregelaar voor de grootte of via het
venstermenu.
3 Pas de typografische instellingen van het geselecteerde lettertype aan door
'Typografie' te selecteren uit het taakmenu. Klik in het venster dat verschijnt op de
driehoekjes om de verschillende typografische effecten te bekijken en te selecteren
die beschikbaar zijn voor het geselecteerde lettertype. Voor verschillende lettertypen
zijn verschillende typografische effecten beschikbaar.
Om onderstreping van geselecteerde tekst te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op de onderstrepingsknop in het lettertypepaneel (de eerste knop links) en kies
'Geen', 'Enkel' of 'Dubbel' uit het venstermenu.
2 Als u de onderstrepingskleur wilt wijzigen, kiest u 'Kleur' uit het venstermenu en
selecteert u vervolgens een kleur in het venster 'Kleuren'.
Om de wijze van doorhaling van geselecteerde tekst te wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
1 Klik op de doorhalingsknop in het lettertypepaneel (de tweede knop van links) en kies
'Geen', 'Enkel' of 'Dubbel' uit het venstermenu.
2 Als u de kleur van de strepen voor het doorhalen van tekst wilt wijzigen, kiest u 'Kleur'
uit het venstermenu en selecteert u vervolgens een kleur in het venster 'Kleuren'.
Om de kleur van geselecteerde tekst te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
m Klik op tekstkleurknop in het lettertypepaneel (de derde knop van links) en selecteer
vervolgens een kleur in het venster 'Kleuren'.

54

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 55 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Opmerking: u kunt de tekstkleur ook wijzigen in het infovenster 'Tekst', zoals
beschreven in het onderdeel “De tekstkleur instellen in het infovenster 'Tekst'” op
pagina 64.
De achtergrondkleur van een geselecteerde alinea wijzigen
m Klik op de documentkleurknop in het lettertypepaneel (de vierde knop van links) en
selecteer vervolgens een kleur in het venster 'Kleuren'.
Opmerking: u kunt ook de achtergrondkleur van alinea's wijzigen in het infovenster
'Tekst', zoals beschreven in het onderdeel “Kleuren voor alineavulling instellen” op
pagina 76.
Om geselecteerde tekst van schaduwen te voorzien, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op de tekstschaduwknop in het lettertypepaneel (de vijfde knop van links).
2 Sleep de schuifregelaar voor de mate van ondoorzichtigheid van de schaduw (de
eerste schuifknop aan de linkerkant) naar rechts om de schaduw donkerder te maken.
3 Sleep de schuifknop voor de mate van vervaging van de schaduw (de middelste
schuifknop) naar rechts om de schaduw vager te maken.
4 Sleep de schuifknop voor de afstand van de schaduw (de derde schuifknop) naar
rechts om de schaduw van de tekst te scheiden.
5 Draai aan de rotatieschijf voor de schaduwhoek om de richting van de schaduw in te
stellen.
Opmerking: u kunt ook tekstschaduwen instellen in het infovenster 'Afbeelding', zoals
beschreven in “Een schaduw aan objecten toevoegen” op pagina 150.
Accenten en speciale tekens
Als u tekens met accenten (bijvoorbeeld ü), wiskundige symbolen, pijlen of andere
speciale tekens moet typen, kunt u het paneel 'Landinstellingen' in
Systeemvoorkeuren of het lettertekenpalet gebruiken. U kunt ook met behulp van
Toetsenbordweergave bekijken waar tekens te vinden zijn op toetsenborden die
worden gebruikt voor andere talen (zo kunt u bijvoorbeeld bekijken hoe een Italiaans
toetsenbord is ingedeeld). Al deze functies zijn standaard in Mac OS X.
Om accenttekens aan letters toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Apple' > 'Systeemvoorkeuren' en klik op 'Landinstellingen'.
2 Klik op 'Invoermenu' en schakel het aankruisvak 'Toetsenbordweergave' in.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

55

N2644.book Page 56 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 Kies 'Toon Toetsenbordweergave' uit het invoermenu aan de rechterkant van de
menubalk (het menu ziet eruit als een vlag of een letter uit het alfabet).
In Toetsenbordweergave worden de tekens op uw toetsenbord weergegeven. (Als u
een andere toetsenbordindeling of invoermethode hebt geselecteerd in het
invoermenu, worden hierin de tekens voor de geselecteerde toetsenbordindeling
weergegeven). Als u bijvoorbeeld 'Amerikaans' hebt gekozen uit het invoermenu,
worden in Toetsenbordweergave de tekens van een Amerikaans toetsenbord
weergegeven.
4 Als u de verschillende accenttekens die u kunt typen gemarkeerd wilt weergeven in
Toetsenbordweergave, drukt u op de Option-toets of op de Option- en Shift-toets.
De toetsen voor accenttekens worden met een wit kader gemarkeerd. Het is mogelijk
dat u geen speciale toetsen hoeft in te drukken om de toetsen voor accenttekens
weer te geven (afhankelijk van het toetsenbord).
5 Plaats het invoegpunt op de plek in uw document waar u wilt gaan typen.
6 Druk op de speciale toets van stap 4 (Shift, Option, Option-Shift of geen enkele toets)
en druk op de toets die overeenkomt met het accent dat in de toetsenbordweergave
wordt getoond. Laat de speciale toets vervolgens los en druk op de toets voor het
teken waaraan u het accent wilt toevoegen.
Het accent wordt toegevoegd aan het volgende teken dat u typt. Op een Nederlands
toetsenbord typt u bijvoorbeeld het teken "é" door eerst op Option-E te drukken (de
accenttoets) en vervolgens op de letter E (het teken waaraan u het accent wilt
toevoegen).
Om de toetsenbordindelingen voor andere talen te bekijken, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Apple' > 'Systeemvoorkeuren' en klik op 'Landinstellingen'.
2 Klik op 'Invoermenu' en schakel het aankruisvak 'Toetsenbordweergave' in.
3 Als u de tekenindeling wilt bekijken op toetsenborden die worden gebruikt in andere
landen, schakelt u het aankruisvak naast de toetsenbordindeling of invoermethode
van het gewenste land in.
Opmerking: u moet lettertypen hebben geïnstalleerd voor de taal die u wilt bekijken
in Toetsenbordweergave.

56

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 57 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4 Kies 'Toon Toetsenbordweergave' uit het invoermenu aan de rechterkant van de
menubalk (het menu ziet eruit als een vlag of een letter uit het alfabet).
In Toetsenbordweergave worden de tekens weergegeven voor de
toetsenbordindeling of invoermethode die u hebt geselecteerd uit het invoermenu.
Als u bijvoorbeeld 'Amerikaans' uit het invoermenu hebt gekozen, worden in de
toetsenbordweergave de tekens van een Amerikaans toetsenbord getoond.
5 Als u de toetsenbordindeling voor een ander land wilt bekijken, kiest u de
toetsenbordindeling voor het gewenste land uit het invoermenu.
Om speciale tekens en symbolen te typen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt op de plek waar u het speciale teken of symbool wilt invoegen.
2 Kies 'Wijzig' > 'Speciale tekens' om het lettertekenpalet te openen (of kies 'Tekens' uit
het taakmenu in de linkerbenedenhoek van het lettertypepaneel).
3 Kies het gewenste type tekens uit het venstermenu 'Weergave' boven in het
lettertekenpalet.
Als het venstermenu 'Weergave' niet zichtbaar is, klikt u op de knop in de
rechterbovenhoek van het venster om het bovenste gedeelte van het venster weer te
geven. Klik nogmaals op deze knop om het bovenste deel van het venster te
verbergen.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

57

N2644.book Page 58 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Selecteer een
tekencategorie.

Kies het type teken dat u
wilt bekijken.

Selecteer een symbool.

Klik dubbel op een
symbool om het in te
voegen in het document.

4 Klik op een onderdeel in de lijst om de tekens per categorie weer te geven.
5 Klik dubbel op het teken of symbool aan de rechterkant dat u wilt invoegen in het
document of selecteer het teken en klik op 'Voeg in'. Als er variaties voor het teken of
symbool beschikbaar zijn, worden deze onder in het venster weergegeven. Klik
dubbel op de gewenste variatie om deze in te voegen in het document.
U kunt ook kromme aanhalingstekens gebruiken in het document, zodat
aanhalingstekens-openen niet gelijk zijn aan aanhalingstekens-sluiten.
Kromme aanhalingstekens gebruiken
m Kies 'Pages' > 'Voorkeuren' en schakel het aankruisvak 'Gebruik kromme
aanhalingstekens' in.

58

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 59 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Geavanceerde typografische functies
Sommige lettertypen, zoals Zapfino en Hoefler, beschikken over geavanceerde
typografische functies, waarmee u verschillende effecten kunt creëren. Als u een
lettertype gebruikt dat over verschillende typografische effecten beschikt, kunt u deze
vaak in het submenu 'Lettertype' van het Opmaak-menu wijzigen. Zo kunt u
bijvoorbeeld het volgende aanpassen:
 'Spatiëring': hiermee plaatst u tekens dichter bij elkaar of verder uit elkaar.
 'Ligatuur': hiermee voegt u fraaie krullen toe tussen letters of aan het einde of het
begin van regels, of verwijdert u deze.
 Basislijn: hiermee verplaatst u tekst omhoog of omlaag ten opzichte van de
omringende tekst.
 'Hoofdletters/kleine letters': hiermee zet u alle tekens om in hoofdletters of kleine
letters.
In het venster 'Typografie' zijn nog meer geavanceerde typografische functies
beschikbaar.
Het venster 'Typografie' openen
m Kies in het lettertypepaneel de optie 'Typografie' uit het taakmenu (in de
linkerbenedenhoek).

Tekstuitlijning en letter- en regelafstand instellen
Als u de horizontale uitlijning van tekst wilt aanpassen in de hoofdtekst van het
document, gebruikt u het submenu 'Tekst' van het Opmaak-menu. Met deze
menucommando's kunt u op de volgende manieren tekst uitlijnen:
 'Lijn links uit': hierbij begint elke regel tekst gelijk met de linkermarge van een
pagina of kolom of met de linkerrand van een object.
 'Centreer': hierbij valt het midden van elke regel gelijk met het midden van een
pagina, kolom of object.
 'Lijn rechts uit': hierbij wordt elke regel tekst uitgelijnd met de rechtermarge van een
pagina of kolom of met de rechterrand van een object.
 'Vul uit': hierbij worden de tekens in elke regel zodanig gespatieerd dat de regels
zowel de linker- als rechtermarge van een pagina of kolom, of de randen van een
object bereiken.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

59

N2644.book Page 60 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hoofdtekst links, rechts of in het midden uitlijnen of hoofdtekst uitvullen
m Kies 'Opmaak' > 'Tekst' > ['Lijn links uit' , 'Centreer', 'Lijn rechts uit', 'Vul uit'].
Opmerking: raadpleeg het gedeelte “Inspringingen voor alinea's instellen” op
pagina 68 als u de eerste regel tekst van een alinea wilt laten inspringen of wilt weten
hoe u het inspringen van alinea's ongedaan kunt maken.

Tekstuitlijning in tekstvakken, tabelcellen of vormen aanpassen
Als u de afstand tussen afzonderlijke tekens of regels wilt aanpassen, of tekst verticaal
wilt uitlijnen binnen een tekstvak, vorm of tabelcel, moet u het infovenster 'Tekst'
gebruiken, zoals hieronder beschreven. Het infovenster 'Tekst' is tevens handig als u
veelvuldig de tekstuitlijning of teken- of regelafstand wijzigt omdat u het open kunt
houden op het scherm terwijl u werkt.
Werken met het infovenster 'Tekst'
In het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst' kunt u de kleur en uitlijning van tekst
wijzigen. U kunt ook de afstand tussen afzonderlijke teksttekens en regels aanpassen.

60

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 61 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Klik hierop om de kleur van
geselecteerde tekst te wijzigen.
De knop 'Tekstinfo'
Knoppen voor horizontale uitlijning: klik
hierop om geselecteerde tekst links,
rechts of in het midden uit te lijnen of uit
te vullen.
Knoppen voor verticale uitlijning: klik
hierop om tekst uit te lijnen op de
bovenkant, de onderkant of het midden
van een vast tekstvak, een vorm of een
tabelcel.
Teken- en regelafstand: sleep hiermee
om de teken- en regelafstand voor de
geselecteerde tekst en de afstand tussen
de alinea's aan te passen.
Sleep hiermee om de afstand
tussen de tekst en de
binnenranden van tekstvakken,
tabelcellen en vormen aan te
passen.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

61

N2644.book Page 62 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst' te openen, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de
knoppenbalk klikken.)
2 Klik op de knop 'Tekstinfo' en klik vervolgens op 'Tekst'.
Om tekst links, rechts of in het midden uit te lijnen of uit te vullen, gaat u als volgt
te werk:
1 Plaats de muisaanwijzer in de alinea die u wilt wijzigen, of selecteer meerdere alinea's.
2 Klik op de knoppen voor horizontale uitlijning boven in het infovenster 'Tekst'.
U kunt tekst in een vast tekstvak links, rechts of in het midden uitlijnen, of uitvullen
(uitlijnen met de rechter- en linkerrand). Tekst in een vast tekstvak, een tabelcel of een
vorm kan ook "groeien" vanaf de bovenkant, het midden of de onderkant van het
tekstgebied.
Om tekst te laten groeien vanaf de bovenkant, het midden of de onderkant van
een tekstvak, tabelcel of vorm, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het tekstvak, de tabelcel of de vorm die u wilt wijzigen.
2 Klik op de knoppen voor verticale uitlijning boven in het infovenster 'Tekst'.
Om de afstand tussen regels tekst in een alinea aan te passen, gaat u als volgt te
werk:
1 Plaats de muisaanwijzer in de alinea die u wilt wijzigen, of selecteer meerdere alinea's.
2 Sleep in het infovenster 'Tekst' de schuifknop 'Regel' om de regelafstand aan te
passen.
Als u de schuifknop naar links sleept, worden de geselecteerde regels dichter bij
elkaar geplaatst. Als u de schuifknop naar rechts sleept, worden de regels verder uit
elkaar geplaatst. U kunt ook 'Enkel', 'Dubbel' of 'Meerdere' kiezen uit het venstermenu
voor de regelafstand. Als u 'Meerdere' kiest, kunt u waarden voorde regelafstand
instellen tussen enkel en dubbel of groter dan dubbel.
Om de afstand tussen de tekstregels binnen een alinea tot op de punt nauwkeurig
in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats de cursor in de alinea die u wilt wijzigen of selecteer meerdere alinea's.

62

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 63 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Kies in het infovenster 'Tekst' een standaardregelafstand ('Enkel', 'Dubbel', 'Meerdere'),
of 'Minimaal' of 'Tussen' uit het venstermenu voor de regelafstand (onder het veld
'Regel').
Klik op de tekst onder het veld
'Regel' en kies een optie voor de
regelafstand.

 'Standaardregelafstand': De afstand tussen de regels is afhankelijk van de
lettergrootte. Gebruik deze optie als de relatieve afstand tussen de stokken (delen
van letters die tot aan de bovenkant van de regel doorlopen) en staarten (delen van
letters die onder de regel uitsteken) vast moet blijven.
 'Minimaal': De afstand tussen twee opeenvolgende regels zal nooit minder zijn dan
de ingestelde waarde, maar kan groter zijn voor grotere lettertypen om het
overlappen van tekstregels te vermijden. Gebruik deze optie als de afstand tussen
regels vast moet zijn, maar er geen overlapping mag plaatsvinden bij grote
lettertypen.
 'Tussen': De waarde die u instelt, wordt toegevoegd aan (of afgetrokken van) de
lettergrootte. Als de lettergrootte wijzigt, verandert ook de afstand tussen twee
regels. Gebruik deze optie om een specifieke afstand in te stellen tussen stokken en
staarten, ongeacht de lettergrootte.
3 Typ een puntwaarde in het veld 'Regel' of klik op de pijltoetsen naast het veld.
Om de afstand voor of na een alinea aan te passen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats de muisaanwijzer in de alinea die u wilt wijzigen, of selecteer meerdere alinea's.
2 Sleep in het infovenster 'Tekst' de schuifknop 'Voor alinea' of 'Na alinea'. U kunt ook
een bepaalde puntgrootte in het tekstvak typen (bijvoorbeeld 5 punten).
Opmerking: Er wordt geen witruimte vóór een alinea toegevoegd als het de eerste
alinea na een lay-outeinde betreft, of de eerste alinea in een tekstvak, vorm of
tabelcel. Er wordt geen witruimte toegevoegd na een alinea als het de laatste alinea
vóór een lay-outeinde betreft. Als u de witruimte rond tekst in tekstvakken, vormen en
tabelcellen wilt instellen, gebruikt u de schuifregelaar 'Marge', zoals wordt beschreven
in “Een tekstvak of vorm opmaken” op pagina 78.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

63

N2644.book Page 64 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om de afstand tussen tekens aan te passen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats de cursor in het woord dat u wilt wijzigen of selecteer een blok tekst.
2 Sleep in het infovenster 'Tekst' de schuifregelaar 'Teken'.
Als u de schuifregelaar naar links sleept, worden de letters dichter bij elkaar geplaatst;
als u de schuifregelaar naar rechts sleept, worden de letters verder uit elkaar
geplaatst.
De tekstkleur instellen in het infovenster 'Tekst'
U kunt de tekstkleur ook wijzigen in het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst'.
Wijzigingen in de tekstkleur die worden aangebracht vanuit het infovenster 'Tekst'
vervangen de wijzigingen in de tekstkleur die zijn aangebracht in het
lettertypepaneel, en omgekeerd. (Raadpleeg het gedeelte “Het lettertypepaneel
gebruiken voor het opmaken van tekst” op pagina 52 voor meer informatie over het
lettertypepaneel.)
Om de tekstkleur te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het woord of de woorden die u wilt wijzigen.
2 Klik in het infovenster 'Tekst' op het kleurenvak.
3 Selecteer een kleur in het venster 'Kleuren'.
Raadpleeg het gedeelte “Werken met kleuren en afbeeldingen” op pagina 143 voor
meer informatie over het gebruik van het venster 'Kleuren'.

Tabstops instellen om tekst uit te lijnen
Als u tabstops wilt toevoegen, verwijderen of wijzigen in de hoofdtekst van het
document of binnen een vast tekstvak, een tabelcel of een vorm, kunt u dit doen via
het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst', of door rechtstreeks de positie van
tabsymbolen op de linialen te wijzigen. Mogelijk gaat het instellen van enkele
tabstops sneller als u de linialen gebruikt, maar als u een groot aantal nauwkeurig
gepositioneerde tabstops wilt toevoegen, kan dat het gemakkelijkste worden gedaan
via het infovenster 'Tekst'. Beide methoden worden hieronder beschreven.
Opmerking: Gebruik deze instructies niet voor het instellen van tabstops in een
geordende lijst (overzicht). Raadpleeg het gedeelte “Lijsten met opsommingsteken of
genummerde lijsten en overzichten aanmaken” op pagina 69 voor meer informatie
over het wijzigen van de inspringniveaus van lijsten.

64

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 65 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Tabstops instellen via de linialen
Bij sommige tekststijlen zijn al standaardtabs ingesteld. U kunt de tabsymbolen op de
horizontale liniaal bekijken door 'Weergave' > 'Toon linialen' te kiezen en tekst op een
pagina te selecteren.
Op de horizontale liniaal
worden blauwe tabsymbolen
weergegeven als u tekst met
tabs selecteert op een pagina.

U kunt tabstops plaatsen op elke gewenste plek binnen de hoofdtekst van het
document of in tekstvakken.
Een nieuwe tabstop instellen
m Klik op de horizontale liniaal op de plaats waar u de tabstop wilt instellen.
Om de tabs te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tekst die u wilt aanpassen.
2 Sleep op de horizontale liniaal de blauwe tabsymbolen om de locatie van de tabstops
te wijzigen.
Het type tabstop wijzigen
m Klik op het tabsymbool terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt en kies een optie
uit het contextuele menu. U kunt ook herhaaldelijk op het tabsymbool op de liniaal
dubbel klikken totdat het gewenste type tabstop wordt weergegeven.
U kunt kiezen uit een van
deze typen tabstops.

Hier volgt een beschrijving van wat elk type tabstop doet:
 'Linkertabstop': hiermee wordt de linkerkant van tekst uitgelijnd met de tabstop.
 'Gecentreerde tabstop': hiermee wordt het midden van tekst bij de tabstop
geplaatst.
 'Rechtertabstop': hiermee wordt de rechterkant van tekst uitgelijnd met de tabstop.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

65

N2644.book Page 66 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 'Decimale tabstop': Hiermee wordt bij getallen het decimaalteken uitgelijnd met de
tabstop (u kunt een ander tekstteken instellen als het teken voor de decimale
tabstop. Raadpleeg het gedeelte “Tabstops instellen in het infovenster 'Tekst'”
hieronder.)
Een tabstop van de liniaal verwijderen
m Sleep de tabstop van de liniaal.

Tabstops instellen in het infovenster 'Tekst'
Elk document heeft ingebouwde tabstops. De afstand tussen de verschillende
tabstops op de pagina bedraagt gewoonlijk ongeveer 12,5 mm. In het tabblad 'Tabs'
van het infovenster 'Tekst' kunt u de standaardafstand voor tabstops of het teken voor
de decimale tabstop voor het gehele document wijzigen. U kunt ook extra tabstops
instellen in willekeurige alinea's of een opvulteken toevoegen. In dat geval wordt er,
als u op de Tab-toets drukt, een lijn met streepjes of punten weergegeven vóór de
tabstop. Dit is bijvoorbeeld handig bij het invoegen van stippellijnen tussen een
hoofdstuktitel en het bijbehorende paginanummer in een inhoudsopgave.
Om het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst' te openen, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de
knoppenbalk klikken.
2 Klik op de knop 'Tekstinfo' en klik vervolgens op 'Tabs'.

66

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 67 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stel in hoe ver u de eerste regel
van elke alinea wilt laten
inspringen.
Als u een alinea wilt laten inspringen
ten opzichte van de paginamarges,
geeft u op hoe ver de alinea moet
inspringen.
Stel de standaardafstand tussen
tabstops in.
Typ een nieuw teken om het teken
voor de decimale tabstop te
wijzigen.
Selecteer voor een tabstop die u
hebt geselecteerd in de kolom
'Tabstops' de manier waarop de
tekst moet worden uitgelijnd.
Kies een opvulteken voor elke tabstop
die u hebt geselecteerd in de kolom
'Tabstops'.
Voeg tabstops toe of verwijder
deze uit de kolom.

De standaardafstand tussen tabstops wijzigen
m Typ in het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst' een waarde in het veld
'Standaardtabs'.
Om nieuwe tabstops aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt in de alinea (of op de eerste regel) waarvoor u de tabstops wilt
instellen.
2 Klik op de knop met het plusteken in de linkerbenedenhoek van het infovenster
'Tekst'. Er wordt een instelling voor een tabstop weergegeven in de kolom 'Tabstops'.
3 U kunt de afstand tussen tabstops wijzigen door dubbel te klikken op de tabstop in
de kolom en een nieuwe waarde te typen.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

67

N2644.book Page 68 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4 Selecteer de tabstop en geef vervolgens op hoe u tekst wilt uitlijnen op de tabstop
(links, midden, rechts of op het decimaalteken).
5 Als u een lijn met streepjes of punten wilt weergeven vóór de tabstop, kiest u een
lijnstijl (of kiest u 'Geen') uit het venstermenu 'Opvulteken'.
Een ander teken voor de decimale tabstop gebruiken voor het document
m Typ een nieuw teken in het veld 'Decimaal tabteken'.
Een tabstop verwijderen
m Selecteer de gewenste tabstop in de kolom 'Tabstops' en klik op de verwijderknop (de
knop met het minteken).

Inspringingen voor alinea's instellen
Alinea's kunnen zodanig worden opgemaakt dat de eerste regel zo ver inspringt (of
uitsteekt) als u zelf wilt. U kunt dit doen in het tabblad 'Tabs' van het infovenster
'Tekst'.
Om de eerste regel van een alinea te laten inspringen (of uitsteken), gaat u als
volgt te werk:
1 Selecteer de alinea of alinea's die u wilt wijzigen.
2 Typ in het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst' een waarde in het veld 'Eerste
regel' in het gedeelte 'Inspringing alinea'. Als u de eerste regel wilt laten inspringen
ten opzichte van de tweede regel tekst, moet de waarde in het veld 'Eerste regel'
hoger zijn dan de waarde in het veld 'Links'. Als u wilt dat de eerste regel uitsteekt aan
de linkerkant van de alineamarge, moet de waarde in het veld 'Eerste regel' lager zijn
dan de waarde in het veld 'Links'.
U kunt een alinea laten inspringen of uitsteken door andere inspringingen te
definiëren dan voor de rest van het document. Dit is bijvoorbeeld handig als u een
lang citaat wilt opnemen in de tekst. U kunt dit doen door alinea-inspringingen in te
stellen in het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst' of door de margesymbolen in
de liniaal van het document te slepen.
Om alinea-inspringingen in het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst' in te
stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de alinea of alinea's die u wilt wijzigen.
2 Geef een waarde op in het veld 'Links' in het gedeelte 'Inspringing alinea'.

68

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 69 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 Geef een waarde op in het veld 'Rechts' in het gedeelte 'Inspringing alinea'.
Om alinea-inspringingen te wijzigen met de linialen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon linialen'.
2 Als u de rechterinspringing wilt wijzigen, sleept u het symbool voor de
rechterinspringing (omlaag wijzend blauw driehoekje aan de rechterkant van de
horizontale liniaal) naar de positie waar u de rechterrand van de hoofdtekst wilt laten
eindigen.
Linkerinspringing

Inspringing van eerste regel

Rechterinspringing

3 Als u de linkermarge wilt wijzigen, sleept u het symbool voor de linkerinspringing
(omlaag wijzend blauw driehoekje aan de linkerkant van de liniaal) naar de positie
waar u de linkerrand van de hoofdtekst wilt laten beginnen. Als u de linkermarge
onafhankelijk van de alinea-inspringing wilt wijzigen, houdt u de Option-toets
ingedrukt terwijl u sleept.
4 Als u de inspringing voor de eerste regel wilt wijzigen, sleept u de inspringing voor de
eerste regel (blauw rechthoekje) naar de positie waar u de eerste regel wilt laten
beginnen. Als u de eerste regel gelijk wilt laten lopen met de linkermarge, moet het
rechthoekje zijn uitgelijnd met het symbool voor de linkerinspringing. Als u een
verkeerd-om inspringing wilt aanmaken, sleept u het rechthoekje naar de linkerkant
van het symbool voor de linkerinspringing.

Lijsten met opsommingsteken of genummerde lijsten en
overzichten aanmaken
In Pages hebt u de beschikking over vooraf opgemaakte stijlen voor
opsommingstekens en nummeringsstijlen voor het aanmaken van eenvoudige of
geordende lijsten (overzichten).

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

69

N2644.book Page 70 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Lijsten met opsommingstekens of genummerde lijsten
aanmaken
Lijsten met opsommingstekens en genummerde lijsten zijn eenvoudige lijsten zonder
geneste hiërarchische informatiestructuren zoals bij een overzicht.
Om een lijst met opsommingstekens of een genummerde lijst aan te maken, gaat u
als volgt te werk:
1 Plaats de cursor in de eerste regel waar u de tekst van de lijst wilt gaan invoeren.
2 Klik op 'Lijst' in de knoppenbalk en kies vervolgens de lijststijl die u wilt gebruiken.
Selecteer een lijststijl om
deze toe te passen op
geselecteerde tekst.

Klik hierop om lijststijlen
weer te geven in de lijst
met stijlen.

U kunt ook een lijststijl kiezen in de lijst met stijlen. Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen' en
selecteer vervolgens de gewenste lijststijl. (Als geen lijststijlen worden weergegeven
in de lijst met stijlen, klikt u op de knop in de rechterbenedenhoek van de lijst om de
stijlen zichtbaar te maken.)
Elke sjabloon kan verschillende lijststijlen bevatten. De meeste sjablonen bevatten ten
minste de volgende lijststijlen voor eenvoudige lijsten met opsommingstekens of
genummerde lijsten:
 'Opsommingsteken': simpele, ronde opsommingstekens
 'Genummerde lijst': Arabische cijfers
3 Typ uw tekst en druk op de Return-toets op de plaatsen waar u een nieuwe regel met
opsommingsteken (of nummer) wilt laten beginnen.
4 Als u subtekst wilt opnemen onder een regel met opsommingsteken of nummer,
drukt u op Shift-Return (dit wordt een "regeleinde" genoemd) om de volgende regel
te beginnen zonder een opsommingsteken of nummer toe te voegen. Druk nogmaals
op de Return-toets aan het einde van de regel om een nieuwe regel met
opsommingsteken of nummer te beginnen.

70

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 71 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

5 Als u klaar bent met het typen van uw lijst, klikt u op 'Lijst' in de knoppenbalk en kiest
u 'Geen' of klikt u op 'Geen' in de lijst met stijlen.
U kunt uw eigen lijststijlen aanmaken met andere opsommingstekens in de vorm van
tekst of afbeeldingen die in Pages beschikbaar zijn of uw eigen afbeelding als
opsommingsteken gebruiken. Ook genummerde lijsten kunnen verschillende
nummeringsstijlen hebben of letters in plaats van cijfers gebruiken. Raadpleeg het
gedeelte “Nieuwe lijststijlen wijzigen en aanmaken” op pagina 93 voor meer
informatie over het wijzigen of aanmaken van uw eigen lijststijl.

Geordende lijsten (overzichten) aanmaken
Sommige lijststijlen worden gebruikt voor het aanmaken van geordende lijsten (of
overzichten). Zo biedt bijvoorbeeld de lijststijl Harvard verschillende
nummeringsstijlen voor elk inspringniveau in uw lijst, zodat u een hiërarchische
informatiestructuur kunt creëren.
Als u geordende lijsten (overzichten) wilt aanmaken, gebruikt u de lijststijlen Harvard
of Legal.
Om een overzicht aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats de cursor in de eerste regel waar u de tekst van de lijst wilt gaan invoeren.
2 Klik op 'Lijst' in de knoppenbalk en kies vervolgens 'Harvard' of 'Legal'. U kunt ook
'Weergave' > 'Toon lijsten' kiezen en een stijl selecteren. (Als er geen lijststijlen worden
weergegeven in de lijst met stijlen, klikt u op de knop in de rechterbenedenhoek van
de lijst met stijlen. Raadpleeg het gedeelte “Nieuwe lijststijlen wijzigen en aanmaken”
op pagina 93 voor meer informatie.)
3 Als u tekst wilt laten inspringen tot het volgende inspringniveau van de lijst, kiest u
'Opmaak' > 'Tekst' > 'Verhoog inspringniveau van lijst' (of klikt u op de pijl-rechtsknop
voor 'Inspringniveau' in het tabblad 'Lijst' van het infovenster 'Tekst').
4 Als u wilt teruggaan naar het vorige inspringniveau van de lijst, kiest u 'Opmaak' >
'Tekst' > 'Verlaag inspringniveau van lijst (of klikt u op de pijl-linksknop voor
'Inspringniveau' in het tabblad 'Lijst' van het infovenster 'Tekst').
Opmerking: als u snel geselecteerde tekst wilt laten inspringen naar een hoger of
lager inspringniveau, kunt u toetscombinaties gebruiken:
 Command-Rechter vierkant haakje (]): hiermee verhoogt u het inspringniveau van
geselecteerde tekst.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

71

N2644.book Page 72 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 Command-Linker vierkant haakje ([): het inspringniveau van geselecteerde tekst
wordt verlaagd.
U kunt ook de volgende knoppen toevoegen aan de Pages-knoppenbalk:
 'Verhoog': het inspringniveau van geselecteerde tekst wordt verhoogd.
 'Verlaag': het inspringniveau van geselecteerde tekst wordt verlaagd.
Raadpleeg het gedeelte “De knoppenbalk” op pagina 22 voor meer informatie over
het aanpassen van de knoppenbalk.
5 Als u subtekst wilt toevoegen onder een punt in een overzicht, drukt u op ShiftReturn om de volgende regel te starten zonder deze te nummeren. Druk nogmaals op
Return aan het einde van de regel om een nieuwe genummerde regel te beginnen.
Opmerking: Als u normale hoofdtekstalinea's invoert tussen punten in een overzicht,
of tekst tussen punten in een overzicht toevoegt of verwijdert, en de nummering gaat
verloren, selecteert u de tekst met de onjuiste nummering en selecteert u vervolgens
'Tel door na vorige' in het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst' om de nummering
weer kloppend te maken. Als u de nummering moet onderbreken en opnieuw moet
beginnen, selecteert u 'Begin met' en typt u het nummer waarmee u de nieuwe
nummering wilt beginnen. Vervolgens drukt u op de Return-toets. Raadpleeg het
gedeelte “Nieuwe lijststijlen wijzigen en aanmaken” op pagina 93 voor meer
informatie.
6 Als u weer normale alineatekst wilt gaan gebruiken aan het einde van een lijst, klikt u
op 'Lijst' in de knoppenbalk en kiest u 'Geen' of selecteert u 'Geen' in de lijst met
stijlen. Als het tekstinvoegteken inspringt, drukt u op Command-Linker vierkant
haakje ([) om terug te gaan naar inspringniveau 1, waar u de normale alineatekst kunt
typen.

72

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 73 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Onderschriften, kantlijnartikelen en gemarkeerde tekst
aanmaken
Onderschriften en kantlijnartikelen worden gebruikt om tekst extra nadruk te geven
binnen de hoofdtekst van een document. In Pages kunt u op minimaal drie
eenvoudige manieren gemarkeerde tekst aanmaken:
 Tekst toevoegen aan tekstvakken
 Een achtergrond (of vulkleur) toevoegen aan alinea's
 Tekst typen in vormen
U kunt ook tabelcellen gebruiken om onderschriften in op te nemen. Raadpleeg
hoofdstuk 8, “Tabellen aanmaken” voor meer informatie over het werken met tabellen

Tekstvakken toevoegen
U kunt tekstvakken gebruiken om rechthoekige blokken tekst op een willekeurige
plek op uw pagina in te voegen. U kunt tekst binnen een tekstvak op dezelfde manier
opmaken als welke andere tekst dan ook. Zo kunt u de kleur wijzigen, schaduwen
toevoegen, stijlen toepassen, enzovoort.
Tekstvakken worden aangemaakt als "vaste" tekstvakken. Dit betekent dat zij zijn
verankerd op een vaste plaats op de pagina. Hoofdtekst op de pagina loopt om
tekstvakken heen.
Om een vast tekstvak toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op een willekeurige locatie buiten de tekstgebieden van het document, zodat
geen invoegpunt zichtbaar is.
2 Kies 'Voeg in' > 'Tekst'. (U kunt ook op 'Object' in de knoppenbalk klikken en
vervolgens 'Tekst' kiezen.) Er wordt een tekstvak weergegeven op de pagina.
3 Druk op Command-Return om het tekstvak te selecteren en sleep het vervolgens naar
de gewenste positie op de pagina.
4 Klik binnen het tekstvak om het invoegpunt te plaatsen en typ de gewenste tekst. Het
tekstvak wordt niet automatisch groter als u meer tekst invoert dan in het vak past.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

73

N2644.book Page 74 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

5 Sleep de selectiegrepen om het formaat van het tekstvak aan te passen en eventueel
verborgen tekst zichtbaar te maken. (U kunt echter ook gekoppelde tekstvakken
aanmaken zodat de tekst bij overloop doorloopt in een ander tekstvak. Raadpleeg het
gedeelte “Gekoppelde tekstvakken” hieronder voor meer informatie over gekoppelde
tekstvakken.)
Opmerking: u kunt het tekstvak vergrendelen op de pagina zodat het niet per ongeluk
wordt verplaatst terwijl u aan het werk bent door 'Orden' > 'Vergrendel' te kiezen.
Raadpleeg het gedeelte “Een tekstvak of vorm opmaken” op pagina 78 voor meer
informatie over het wijzigen van de afstand tussen de tekst en de binnenkant van het
tekstvak. Raadpleeg het gedeelte “Een tekstvak of vorm opmaken” op pagina 78 voor
meer informatie over het wijzigen van de vormgeving van een tekstvak.
Als u tekst in uw document hebt gekopieerd die u in een tekstvak wilt opnemen, kunt
u een tekstvak aanmaken terwijl u bezig bent.
Om een tekstvak aan te maken met tekst die u hebt gekopieerd vanuit uw
document, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de gewenste tekst en kies vervolgens 'Wijzig' > 'Kopieer'.
2 Klik op een willekeurige plek buiten de tekstgebieden van het document en kies
vervolgens 'Wijzig' > 'Plak'. Er wordt een tekstvak aangemaakt dat u op elke gewenste
wijze kunt opmaken.
Gekoppelde tekstvakken
Als de tekst die u typt niet in een vast tekstvak past, kunt u een gekoppeld tekstvak
aanmaken zodat de tekst doorloopt van het ene tekstvak naar het volgende. Wanneer
u nu de tekst in het eerste tekstvak bewerkt of opmaakt, heeft dit tevens gevolgen
voor het gekoppelde tekstvak. Gekoppelde tekstvakken kunnen van elkaar worden
gescheiden binnen het document.
Om een gekoppeld tekstvak aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Maak een vast tekstvak aan zoals hierboven beschreven (raadpleeg “Om een vast
tekstvak toe te voegen, gaat u als volgt te werk:” op pagina 73).
2 Positioneer het tekstvak en wijzig het formaat ervan op basis van uw eigen
voorkeuren en typ vervolgens tekst in het vak.

74

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 75 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als het tekstvak te vol is, drukt u op Command-Return om het te selecteren. Er wordt
een aanduiding voor bijsnijden weergegeven onder aan het tekstvak, die aangeeft dat
de tekst buiten het vak valt.
Een open blauw vierkantje
aan de linkerkant geeft aan
dat er geen tekstvakken zijn
gekoppeld vóór dit vak.
Een open blauw vierkantje aan
de rechterkant geeft aan dat er
geen tekstvakken zijn
gekoppeld na dit vak. Klik
hierop om een gekoppeld
tekstvak aan te maken.
Een aanduiding voor bijsnijden
geeft aan dat de tekst buiten het
tekstvak valt.

3 Klik op het blauwe vierkantje aan de rechterkant van het vak om een gekoppeld
tekstvak aan te maken.
Aan de linkerkant van het nieuwe tekstvak wordt een gevuld blauw vierkantje
weergegeven. Dit geeft aan dat dit tekstvak is gekoppeld aan een eerder tekstvak.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

75

N2644.book Page 76 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Een gevuld blauw
vierkantje aan de
rechterkant geeft aan dat
het tekstvak is gekoppeld
vóór een ander tekstvak.

Een gevuld blauw vierkantje
aan de linkerkant geeft aan
dat dit tekstvak is
gekoppeld aan een eerder
tekstvak.

Een open blauw
vierkantje geeft aan dat
dit tekstvak het laatste is
in deze reeks.

4 Pas de positie van de tekstvakken aan door deze te slepen. De tekst binnen de vakken
stroomt altijd in de volgorde waarin de tekstvakken zijn aangemaakt, ongeacht waar u
de vakken positioneert in het document.
Om gekoppelde tekstvakken te verplaatsen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer alle tekstvakken en kies vervolgens 'Wijzig' > 'Kopieer'.
2 Selecteer het punt van bestemming en kies vervolgens 'Wijzig' > 'Plak'.
Opmerking: als u één gekoppeld vak kopieert en plakt, maakt u één niet-gekoppeld
tekstvak aan dat identiek is aan het tekstvak dat u hebt gekopieerd.
Alleen de tekst in alle gekoppelde tekstvakken selecteren
m Selecteer tekst in het eerste vak en druk vervolgens op Command-A.

Kleuren voor alineavulling instellen
Bij sommige ontwerpen is het wellicht handiger tekst te markeren door een kleur voor
alineavulling in te voegen achter de tekst. Als u een kleur voor alineavulling invoegt
achter tekst, wordt deze kleur weergegeven tussen de lay-outmarges en wordt deze
met de tekst mee verplaatst.

76

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 77 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om een kleur voor alineavulling in te voegen achter tekst, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de alinea of alinea's waarop u de vulkleur wilt toepassen.
2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op 'Info' in de knoppenbalk klikken.)
Klik achtereenvolgens op 'Tekstinfo' en 'Meer'.
3 Schakel in het tabblad 'Meer' van het infovenster 'Tekst' het aankruisvak 'Alineavulling'
in om een vulkleur na de tekst in te voegen.
Schakel dit aankruisvak in om een
vulkleur na tekst in te voegen.
Selecteer een vulkleur.

4 Klik op het kleurenvak en selecteer een kleur in het venster 'Kleuren' (raadpleeg het
gedeelte “Werken met kleuren en afbeeldingen” op pagina 143 voor meer informatie
over het venster 'Kleuren').

Tekst opnemen in een vorm
Als u onderschriften of kantlijnartikelen wilt aanmaken in een andere dan een
rechthoekige vorm, kunt u tekst plaatsen in een van de tekenvormen die bij Pages
worden geleverd. Alle vormen, met uitzondering van lijnen, kunnen tekst bevatten.
Om tekst aan een vorm toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats een vorm op de gewenste plek op de pagina. (Raadpleeg het gedeelte
“Eenvoudige vormen, tabellen en diagrammen toevoegen” op pagina 123 voor meer
informatie over het toevoegen van vormen.)
2 Klik dubbel op de vorm en typ de gewenste tekst. Als de tekst buiten de rand van de
vorm valt, wordt een aanduiding voor bijsnijden weergegeven.

De aanduiding voor
bijsnijden geeft aan dat
de tekst buiten de randen
van een vorm valt.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

77

N2644.book Page 78 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 U kunt het formaat van de vorm aanpassen door de vorm te selecteren en de
selectiegrepen te slepen. (Als het invoegpunt zich binnen de vorm bevindt, drukt u op
Command-Return om de tekstbewerkingsmodus te verlaten en de vorm te
selecteren.)
U kunt de tekst binnen een vorm opmaken, maar u kunt vormen niet koppelen.

Een tekstvak of vorm opmaken
In het infovenster 'Afbeelding' kunt u randen, schaduwen en de mate van
ondoorzichtigheid voor tekstvakken of vormen opmaken. Raadpleeg hoofdstuk 7,
“Eigenschappen van objecten wijzigen” voor meer informatie over het instellen van
de eigenschappen van objecten.
In het infovenster 'Omloop' kunt u instellen hoe u de tekst op de pagina wilt
aanpassen aan de breedte van een tekstvak of vorm. Raadpleeg het gedeelte “Tekst
om een object heen laten lopen” op pagina 134 voor meer informatie over het
instellen van tekstomloop voor een object.
U kunt tekstvakken of rechthoeken opmaken in kolommen door het tekstvak of de
rechthoek te selecteren en het aantal gewenste kolommen op te geven, op dezelfde
wijze als bij het opmaken van kolommen in de hoofdtekst van het document.
Raadpleeg het gedeelte “Kolommen aanmaken” op pagina 105 voor meer informatie
over het aanmaken en opmaken van kolommen. U kunt ook vormen, afbeeldingen en
diagrammen opnemen in tekstvakken en vormen, en u kunt tabellen toevoegen
binnen tekstvakken. Objecten die worden opgenomen in tekstvakken en vormen
kunnen alleen worden toegevoegd als zwevende objecten. Raadpleeg het gedeelte
“Werken met grafische bestanden” op pagina 119 voor meer informatie over het
toevoegen van zwevende objecten.
U kunt ook de hoeveelheid ruimte wijzigen tussen de tekst en de binnenste rand van
het tekstvak, de vorm of de tabelcel. Dit wordt de marge genoemd. De hoeveelheid
ruimte die u opgeeft, wordt toegepast rondom de tekst, dus aan alle vier de kanten.
Om de afstand tussen de tekst en de binnenkant van een tekstvak, vorm of tabelcel
in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het tekstvak, de vorm of de tabelcel. (Als het invoegpunt zich binnen het
object bevindt, drukt u op Command-Return om de tekstbewerkingsmodus te
verlaten en het object te selecteren.)

78

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

N2644.book Page 79 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik achtereenvolgens op 'Tekstinfo' en 'Tekst'.
3 Sleep in het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst' de schuifregelaar 'Marge' naar
rechts om de afstand tussen de tekst en de binnenrand van het object te vergroten of
typ een getal in het vak 'Marge' en druk op de Return-toets.
Geef op hoeveel ruimte
er is rond tekst in een
tekstvak, vorm of
tabelcel.

Hoofdstuk 3 Tekst en alinea's opmaken

79

N2644.book Page 80 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

N2644.book Page 81 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4

Werken met stijlen

4

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u alinea-,
teken- en lijststijlen kunt toepassen waarmee snel
en op consistente wijze de vormgeving van tekst
kan worden gewijzigd. Ook wordt hierin
beschreven hoe u bestaande stijlen kunt wijzigen of
nieuwe kunt aanmaken.
Tijdens het schrijven en opmaken van uw document wilt u wellicht verschillende
typen tekst en alinea's een verschillende opmaak geven en deze op consistente wijze
gebruiken in uw hele document. Zo wilt u bijvoorbeeld mogelijk voor alle kopteksten
van het hoogste niveau hetzelfde lettertype, dezelfde kleur en dezelfde regelafstand
gebruiken, of dezelfde vormgeving kiezen voor alle onderschriften. De consistente
toepassing van stijlen is tevens belangrijk als u een inhoudsopgave aanmaakt
(raadpleeg “Een inhoudsopgave genereren” op pagina 116 voor meer informatie over
het aanmaken van een inhoudsopgave).
De eenvoudigste manier om ervoor te zorgen dat tekststijlen op consistente wijze
worden gebruikt, is om stijlen aan te maken en deze vervolgens toe te passen op elke
willekeurige tekst terwijl u werkt. Sjablonen bevatten een aantal verschillende stijlen
die geschikt zijn voor het type document waarin u werkt. De namen van stijlen, zoals
"Koptekst", "Hoofdtekst", of "Onderschrift" geven aan waar de stijl het beste kan
worden gebruikt. Als u een sjabloon gebruikt, kunt u de vooraf ingestelde stijlen
toepassen waar dat nodig is.

81

N2644.book Page 82 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u een document importeert vanuit Microsoft Word, worden de stijlen in dit
document geïmporteerd in het Pages-document en kunnen deze op dezelfde wijze
worden gebruikt als alle andere stijlen die zijn aangemaakt binnen Pages.

Alinea-, teken- en lijststijlen
In Pages zijn drie verschillende typen vooraf opgemaakte stijlen beschikbaar die u
voor verschillende doeleinden kunt toepassen op tekst.
 Alineastijlen: Deze stijlen kunnen alleen worden toegepast op gehele alinea's
(stukken tekst die worden afgesloten met een harde return), niet op
afzonderlijke woorden binnen alinea's. Hierbij gaat het om stijlen voor koppen,
hoofdtekst, onderschriften, kop- en voetteksten. Alineastijlen kunnen
specificaties bevatten voor lettertype, tekstgrootte, tekstkleur, teken- en
regelafstand, tekstschaduw, achtergrondkleur, inspringing en marges,
tabinstellingen en meer. Als u een inhoudsopgave wilt aanmaken voor uw
document, moet u alineastijlen gebruiken bij het aanmaken van koppen in het
document. In de meeste documenten worden meer verschillende alineastijlen
gemaakt dan teken- of lijststijlen.
 Tekenstijlen: U kunt een tekenstijl toepassen op elke groep tekens, zoals
afzonderlijke woorden of groepen woorden, of letters binnen een alinea.
Veelvoorkomende voorbeelden van tekenstijlen zijn verschillende kleuren of
lettergrootten die worden gebruikt voor het markeren van afzonderlijke
woorden of woordcombinaties. Tekenstijlen kunnen worden toegepast op tekst
binnen een alinea zonder dat de alineastijl wordt gewijzigd.
 Lijststijlen: Als u eenvoudige lijsten of een overzicht wilt aanmaken, kunt u
lijststijlen toepassen op uw tekst. Met lijststijlen wordt uw tekst automatisch
voorzien van opsommingstekens of nummers, afhankelijk van het type lijststijl
dat u kiest. U kunt ook alinea's in hun geheel laten inspringen door hun
inspringniveau te wijzigen (raadpleeg “Lijsten met opsommingsteken of
genummerde lijsten en overzichten aanmaken” op pagina 69). Sommige
lijststijlen zijn zeer elementair, voor eenvoudige lijsten, terwijl u met andere,
zoals Harvard en Legal, overzichten kunt maken.
Al deze drie typen stijlen worden weergegeven in de lijst met stijlen. Raadpleeg
“De lijst met stijlen” op pagina 21 voor meer informatie over de lijst met stijlen.

82

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 83 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stijlen toepassen
De eenvoudigste manier om alinea- en lijststijlen toe te passen is door de knoppen
'Stijl' en 'Lijst' in de knoppenbalk van Pages te gebruiken. Als u tekenstijlen wilt
toepassen, gebruikt u de lijst met stijlen.
Als u de knop 'Teken' aan de knoppenbalk toevoegt, kunt u tekenstijlen toevoegen of
wijzigen vanuit de knoppenbalk van Pages. Raadpleeg “De knoppenbalk” op
pagina 22 voor meer informatie over het aanpassen van de knoppenbalk.
Een stijl op een alinea toepassen
m Selecteer de alinea of alinea's die u wilt wijzigen of selecteer een volledig tekstvak of
een volledige vorm met tekst. Ga vervolgens op een van de volgende manieren te
werk:
 Klik op de knop 'Stijl' in de knoppenbalk en kies de stijl die u wilt toepassen.
 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen' om de lijst met stijlen te openen. (U kunt ook op
'Stijl' in de knoppenbalk klikken en 'Toon stijlen' kiezen.) Selecteer in de lijst met
stijlen de stijl die u wilt toepassen.

Selecteer in de lijst met
stijlen de stijl die u wilt
toepassen.

Om een tekenstijl toe te passen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het woord of de woorden die u wilt wijzigen.
2 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen' om de lijst met stijlen te openen. (U kunt ook op 'Stijl'
in de knoppenbalk klikken en 'Toon stijlen' kiezen'.)

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

83

N2644.book Page 84 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 Selecteer in de lijst met stijlen de tekenstijl die u wilt toepassen. Als er geen
tekenstijlen worden weergegeven, klikt u op de knop in de rechterbenedenhoek.
Klik hierop om tekenstijlen
weer te geven.

Klik hierop om lijststijlen
weer te geven.

Als u de knop 'Teken' aan de knoppenbalk toevoegt, kunt u snel de tekenstijl wijzigen.
Raadpleeg “De knoppenbalk” op pagina 22 voor meer informatie over het aanpassen
van de knoppenbalk.
Om een lijststijl toe te passen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats de cursor op de plek waar u de lijst wilt starten en voer een van de volgende
acties uit:
 Klik op de knop 'Lijst' in de knoppenbalk en kies de stijl die u wilt toepassen.
 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen' om de lijst met stijlen te openen. (U kunt ook op
'Stijl' in de knoppenbalk klikken en 'Toon stijlen' kiezen.) Selecteer in de lijst met
stijlen de lijststijl die u wilt toepassen. Als er geen lijststijlen worden weergegeven,
klikt u op de knop in de rechterbenedenhoek.
2 Typ uw lijst en druk op de Return-toets om elk nieuw genummerd item of item met
opsommingsteken te starten.

Stijlen importeren vanuit een ander Pages-document
U kunt stijlen importeren die al in een ander Pages-document zijn gedefinieerd
zonder de inhoud van dat document te hoeven importeren.
Om stijlen te importeren, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Opmaak' > 'Importeer stijlen'.
2 Selecteer het document met de stijlen die u wilt importeren en klik op 'Open'.
3 Selecteer de stijlen die u wilt importeren in het venster. Houd de Command-toets
ingedrukt terwijl u op de namen van stijlen klikt om meerdere stijlen te selecteren, of
klik op 'Selecteer alles'.

84

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 85 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4 Als u stijlen wilt vervangen in uw document die dezelfde naam hebben als de stijlen
die u importeert, schakelt u het aankruisvak 'Vervang dubbele stijlen' in. Houd er
rekening mee dat het vervangen van een stijl van invloed is op alle tekst waarin deze
stijl wordt gebruikt, zelfs op tekst met vergrendelde objecten.
Als een geïmporteerde stijl dezelfde naam heeft als een stijl in het geopende
document en u het aankruisvak 'Vervang dubbele stijlen' niet inschakelt, wordt een
getal toegevoegd aan de naam van de geïmporteerde stijl. Als u bijvoorbeeld een stijl
met de naam 'Hoofdtekst' kopieert naar een document dat al een stijl 'Hoofdtekst'
bevat, krijgt de geïmporteerde stijl de naam 'Hoofdtekst 2'.
5 Klik op 'OK'.
Geïmporteerde stijlen zijn beschikbaar via het venstermenu 'Stijl' in de knoppenbalk
en de lijst met stijlen in uw document.

Opheffingen voor stijlen
Als u wijzigingen aanbrengt in afzonderlijke tekstkenmerken zonder een nieuwe stijl
te selecteren, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het commando 'Lettertype' in
het Opmaak-menu om een alinea met tekst in de stijl 'Hoofdtekst' cursief te maken,
hebt u een opheffing voor een stijl aangemaakt. Hierbij behoudt de tekst de
oorspronkelijke stijl ('Hoofdtekst'), terwijl er wijzigingen (cursief ) zijn aangebracht in
de standaardstijlkenmerken. Als u tekst selecteert waarop u stijlopheffingen hebt
toegepast, is de pijl naast de naam van de stijl in de lijst met stijlen rood van kleur. (De
pijl naast de naam van een alineastijl wordt eveneens rood weergegeven als u tekst
hebt geselecteerd waarop een teken- of lijststijl is toegepast.)
Als de pijl naast de naam van een
stijl rood wordt weergegeven,
betekent dit dat u wijzigingen hebt
toegepast op deze stijl in de
geselecteerde tekst.

Opheffingen kunnen optreden als u het lettertype, het letterbeeld, de lettergrootte of
de tekstkleur wijzigt, of de opties voor tekstopmaak in het submenu 'Tekst' van het
Opmaak-menu, in het lettertypepaneel of in het infovenster 'Tekst' toepast.

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

85

N2644.book Page 86 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u stijlopheffingen toepast op bepaalde tekst en vervolgens van mening verandert,
kunt u gemakkelijk de standaardkenmerken van de alineastijl herstellen.
Om stijlopheffingen te verwijderen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.)
2 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen.
3 Klik in de lijst met stijlen op de pijl rechts van de geselecteerde stijl en kies 'Herstel
originele stijl' (of klik dubbel op de naam van de stijl). De geselecteerde tekst neemt
de standaardkenmerken van de geselecteerde stijl over.

Stijlen zoeken en vervangen
Als u de vormgeving van uw document wilt wijzigen door alle voorbeelden van een
stijl te wijzigen in een andere stijl, kunt u de stijl overal in het document zoeken en
vervangen zonder te hoeven zoeken naar specifieke tekst.
Om een stijl te zoeken en te vervangen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.)
2 Plaats in de lijst met stijlen de aanwijzer boven de naam van de stijl die u wilt
vervangen en klik op de pijl rechts van de naam.
3 Kies 'Selecteer alle gebruik van [stijlnaam]'. Alle voorbeelden van de stijl in het hele
document worden geselecteerd.
4 Selecteer de naam van de stijl waarin u de geselecteerde tekst wilt wijzigen.
U kunt ook een tekststijl wijzigen door deze stijl te kopiëren van de ene tekst naar de
andere. Dit is mogelijk bij zowel alineastijlen als tekenstijlen.
Om een alinea- of tekenstijl te kopiëren en te plakken, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt in een alinea of woord waarvan u de stijl wilt kopiëren en kies
vervolgens 'Opmaak' > 'Kopieer alineastijl' of 'Kopieer tekenstijl'.
2 Plaats het invoegpunt in een alinea of woord dat u wilt wijzigen en kies vervolgens
'Opmaak' > 'Plak alineastijl' of 'Plak tekenstijl'.
De tekst neemt de nieuwe stijl over, maar de inhoud blijft ongewijzigd.

86

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 87 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u regelmatig stijlen kopieert en plakt, kunt u de knoppen 'Kopieer stijl' en 'Plak
stijl' aan de knoppenbalk toevoegen. Raadpleeg “De knoppenbalk” op pagina 22 voor
meer informatie over het aanpassen van de knoppenbalk.

Alineastijlen wijzigen en nieuwe alineastijlen aanmaken
Een alinea is een willekeurig blok tekst dat wordt gevolgd door een harde return. Voor
deze blokken tekst, zoals koppen, hoofdtekst, voetteksten, onderschriften, enzovoort,
kunt u de vormgeving, tabafstanden, marges, achtergrondkleur, pagina-einden en
meer definiëren.
Als u geen alineastijl kunt vinden die er exact zo uitziet als u wilt in de Pages
sjablonen, kunt u een bestaande stijl wijzigen, of een nieuwe stijl aanmaken.
Om een alineastijl te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.) Selecteer de alineastijl die het dichtst in de buurt komt van de
stijl die u wilt ontwerpen of selecteer 'Vrije vorm'.
2 Typ tekst en maak deze op volgens uw eigen inzichten. (Raadpleeg “Grootte en
vormgeving van tekst bepalen” op pagina 51 voor meer informatie over het
aanpassen van de vormgeving van tekst.)
3 Stel de tekstuitlijning, teken- en regelafstand en de ruimte voor en na de alinea in in
het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst'. Raadpleeg “Tekstuitlijning en letter- en
regelafstand instellen” op pagina 59 voor meer informatie.)
4 Als voor de alineastijl speciale tabstops nodig zijn, stelt u deze in in het tabblad 'Tabs'
van het infovenster 'Tekst'. Raadpleeg “Tabstops instellen om tekst uit te lijnen” op
pagina 64 voor meer informatie.)
5 Als u wilt dat de alineastijl inspringt ten opzichte van de paginamarges, stelt u de
alinea-inspringingen in het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst' in.

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

87

N2644.book Page 88 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stel de inspringing voor de eerste regel in.
Stel de rechterinspringing in
voor de alinea.
Stel de linkerinspringing
in voor de alinea.

6 Klik op 'Meer' in het infovenster 'Tekst' om meer opmaakopties te selecteren, zoals
hieronder wordt beschreven.
Kies een alineastijl die moet volgen
op de huidige stijl als u op de
Return-toets drukt.

Selecteer opties om te bepalen
hoe de alinea wordt afgebroken
aan het einde van een pagina.
Kies een taal voor de
woordenlijst die u wilt
gebruiken bij het controleren
van de spelling.
Verwijder automatische
woordafbreking of ligaturen,
als deze zijn geselecteerd voor
het document.
Stel de tekst boven of onder
de omringende tekst in.
Voeg een achtergrondkleur in
voor de alinea.

a 'Volgende alineastijl': Als u wilt dat altijd een bepaalde alineastijl wordt gebruikt na
de huidige stijl als u op de Return-toets drukt, kiest u de stijl uit het venstermenu.
Zo kunt u bijvoorbeeld een onderschrift bij een foto aanmaken dat altijd moet
worden gevolgd door een stijl voor de naam van de fotograaf.

88

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 89 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

b 'Paginering': Hier selecteert u hoe de alinea aan het einde van een pagina kan
worden afgebroken. U kunt opgeven dat regels van deze alinea altijd bij elkaar op
dezelfde pagina moeten staan, bij de volgende alinea moeten blijven staan of alleen
boven aan een pagina kunnen worden weergegeven. De laatste twee
mogelijkheden zijn vooral handig bij koptekststijlen. Schakel het aankruisvak 'Geen
weduwen/wezen' in om te voorkomen dat losse regels op de volgende of vorige
pagina terecht kunnen komen.
c 'Taal': Kies een taal uit het venstermenu om de taal op te geven die wordt gebruikt
voor het controleren van de spelling in deze alinea. Als het document citaten of
secties in een andere taal zal bevatten, kunt u een taal opgeven voor de
woordenlijst die wordt gebruikt bij het controleren van de spelling in die alinea's. De
woordenlijst voor spellingscontrole bepaalt hoe woorden worden gespeld en
afgebroken.
d 'Geen woordafbreking in alinea': Schakel dit aankruisvak in als u automatische
woordafbreking wilt uitschakelen voor deze alineastijl in een document waarbij
automatische woordafbreking is ingeschakeld. (Als u deze functie wilt inschakelen
voor het document, gebruikt u het infovenster 'Document'. Raadpleeg pagina 101.)
e 'Verwijder ligaturen': Schakel dit aankruisvak in als u geen ligaturen wilt gebruiken in
deze alineastijl in een document waarbij ligaturen zijn ingeschakeld. (Als u deze
functie wilt inschakelen voor het document, gebruikt u het infovenster 'Document'.
Raadpleeg pagina 101. Als tekst is geselecteerd wanneer u ligaturen gaat
verwijderen, worden de ligaturen voor de geselecteerde tekst verwijderd als
stijlopheffingen, tenzij u stap 7 hieronder uitvoert.)
f 'Verschuiving basislijn': Geef een getal op in dit vak. Bij een negatief getal wordt de
tekst lager gepositioneerd dan de omringende tekst. Bij een positief getal wordt de
tekst hoger gepositioneerd dan de omringende tekst. (Als tekst is geselecteerd
wanneer u de verschuiving van de basislijn instelt, wordt deze verschuiving als
stijlopheffing toegepast op de geselecteerde tekst, tenzij u stap 7 hieronder
uitvoert.)
g 'Alineavulling': Schakel het aankruisvak in en klik op het kleurenvak om een
achtergrond in kleur weer te geven achter de alinea. Zo kunt u bijvoorbeeld een
koptekststijl aanmaken met witte tekst tegen een donkere achtergrond. De kleur
wordt weergegeven van de linkermarge van de alinea tot aan de rechtermarge.

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

89

N2644.book Page 90 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

7 Klik in de lijst met stijlen op de pijl aan de rechterkant van de naam van de alineastijl
en kies een van de volgende opties:
a 'Herdefinieer stijl volgens selectie': Hiermee herdefinieert u de bestaande alineastijl
voor het hele document.
Als u deze optie kiest, worden uw opmaakwijzigingen toegepast op alle andere
voorbeelden van deze stijl in het hele document. (Alle tekenstijlen die zijn
toegepast, worden hierdoor echter niet beïnvloed.)
b 'Nieuwe alineastijl volgens selectie': Hiermee wordt de bestaande stijl niet gewijzigd,
maar wordt een nieuwe stijl aangemaakt op basis van de opmaakopties die u in
vorige stappen hebt gekozen.
Als u deze optie selecteert, typt u een naam voor de nieuwe stijl en klikt u
vervolgens op 'OK'.
Om een geheel nieuwe alineastijl aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer een alinea met tekst.
2 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.) Selecteer in de lijst met stijlen de optie 'Vrije vorm' boven in de
lijst 'Alineastijlen'.
3 Maak de geselecteerde alineatekst op volgens uw eigen voorkeur. (Raadpleeg
hoofdstuk 3, “Tekst en alinea's opmaken” voor meer informatie over het opmaken van
tekst.)
4 Klik op de knop met het plusteken onder de lijst met stijlen en kies 'Nieuwe alineastijl
volgens selectie'.

Klik hierop om een stijl
aan te maken.

5 Typ een naam voor de nieuwe stijl.
6 Als u de nieuwe stijl niet wilt toepassen op de geselecteerde tekst, schakelt u het
aankruisvak 'Pas deze nieuwe stijl toe bij aanmaak' uit.
7 Klik op 'OK'.

90

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 91 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stijlen die u wijzigt of aanmaakt, zijn alleen beschikbaar in het document waarin u
werkt. Zij kunnen worden geïmporteerd in andere documenten of sjablonen.
Raadpleeg voor meer informatie pagina 84.

Nieuwe tekenstijlen wijzigen en aanmaken
Tekenstijlen zijn opmaakkenmerken die worden toegepast op een reeks teksttekens
(zoals een woord of een groep van woorden of letters) zonder dat de stijl van de
gehele alinea verandert. Tekenstijlen bepalen de vormgeving van de tekst, met
inbegrip van lettertype, tekengrootte, kleur, tekenafstand, gebruik van ligaturen,
verschuiving van de basislijn en taal. Als u geen tekenstijl kunt vinden die aan uw
behoeften voldoet, kunt u een van de bestaande tekenstijlen wijzigen of een nieuwe
tekenstijl aanmaken.
Om een tekenstijl te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.) Selecteer de tekenstijl die het meeste lijkt op de stijl die u wilt
ontwerpen of selecteer 'Geen'.
Als geen tekenstijlen worden weergegeven in de lijst met stijlen, klikt u op de knop
met het onderstreepte teken in de rechterbenedenhoek van de lade.
Klik hierop om tekenstijlen
weer te geven.

Klik hierop om lijststijlen
weer te geven.

2 Typ wat tekst en selecteer een lettertype en tekengrootte. Raadpleeg het gedeelte
“Het lettertypepaneel gebruiken voor het opmaken van tekst” op pagina 52 voor
meer informatie.
3 Stel de tekstkleur in. Raadpleeg het gedeelte “De tekstkleur instellen in het
infovenster 'Tekst'” op pagina 64 voor meer informatie over het wijzigen van de kleur
van tekst.
4 Stel de tekenafstand in. Raadpleeg het gedeelte “Tekstuitlijning en letter- en
regelafstand instellen” op pagina 59 voor meer informatie over het instellen van de
tekenafstand.

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

91

N2644.book Page 92 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

5 Stel de verschuiving van de basislijn, ligatuur en taal in het tabblad 'Meer' van het
infovenster 'Tekst' in. Raadpleeg het gedeelte “Alineastijlen wijzigen en nieuwe
alineastijlen aanmaken” op pagina 87 voor meer informatie.
6 Klik in de lijst met stijlen op de pijl aan de rechterkant van de naam van de tekenstijl
en selecteer een van de volgende opties:
a 'Herdefinieer stijl volgens selectie': Hiermee herdefinieert u de bestaande tekenstijl
voor het hele document.
Als u deze optie kiest, worden uw opmaakwijzigingen toegepast op alle andere
voorbeelden van deze stijl in het hele document.
b 'Nieuwe tekenstijl volgens selectie': Hiermee wordt de bestaande stijl niet gewijzigd,
maar wordt een nieuwe stijl aangemaakt op basis van de gekozen opmaakopties in
de vorige stappen.
Als u deze optie selecteert, kunt u kiezen welke kenmerken u wilt opnemen in de
nieuwe tekenstijl. Klik op het driehoekje onder het veld 'Naam' in het venster en
selecteer vervolgens de gewenste kenmerken. Typ een naam voor de nieuwe stijl en
klik vervolgens op 'OK'.

Klik op het driehoekje
om de tekeneigenschappen weer
te geven.
Selecteer de
kenmerken die u wilt
opnemen in de nieuwe
tekenstijl.
Klik hierop om alleen
de kenmerken te
selecteren die als
opheffing voor de
geselecteerde
alineastijl fungeren.

92

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 93 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om een geheel nieuwe tekenstijl aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer tekst.
2 Maak de geselecteerde tekst op volgens uw eigen voorkeur. U kunt het lettertype, de
tekengrootte, de tekstkleur, het letterbeeld (zoals cursief of vet), de tekenafstand en
de verschuiving van de basislijn instellen. (Raadpleeg hoofdstuk 3, “Tekst en alinea's
opmaken” voor meer informatie over het opmaken van tekst.)
3 Klik op de knop met het plusteken onder de lijst met stijlen en kies 'Nieuwe tekenstijl
volgens selectie' uit het venstermenu.
4 Typ een naam voor de nieuwe stijl.
5 Als u slechts enkele van de kenmerken die u hebt ingesteld in de nieuwe tekenstijl
wilt opnemen, klikt u op het driehoekje onder het veld 'Naam' en selecteert u de
gewenste kenmerken.
6 Als u de nieuwe stijl niet wilt toepassen op de geselecteerde tekst, schakelt u het
aankruisvak 'Pas deze nieuwe stijl toe bij aanmaak' uit.
7 Klik op 'OK'.

Nieuwe lijststijlen wijzigen en aanmaken
Lijststijlen worden gebruikt voor het aanmaken van lijsten met opsommingstekens en
genummerde lijsten. U kunt ook geordende lijsten (overzichten) aanmaken door
gebruik te maken van een gelaagde stijl voor genummerde lijsten, zoals Harvard of
Legal. Als u geen lijststijl kunt vinden die aan uw behoeften voldoet, kunt u een van
de bestaande lijststijlen wijzigen of een nieuwe lijststijl aanmaken.
In het tabblad 'Lijst' van het infovenster 'Tekst' kunt u lijststijlen wijzigen of nieuwe
lijststijlen aanmaken. In het infovenster kunt u verschillende stijlen voor lijsten met
opsommingstekens of genummerde lijsten kiezen (bijvoorbeeld Arabische cijfers
versus Romeinse cijfers). Voor opsommingstekens kunt u kiezen uit een reeks
tekstsymbolen of afbeeldingen die worden meegeleverd in Pages. U kunt echter ook
een eigen afbeelding gebruiken of zonder zichtbaar opsommingsteken werken.
Om het tabblad 'Lijst' van het infovenster 'Tekst' te openen, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.)

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

93

N2644.book Page 94 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Klik op de knop 'Tekstinfo' en klik vervolgens op 'Lijst'.
Klik hierop om naar het volgende
inspringniveau van de lijst te gaan.

Kies opsommingstekens of nummering.
Pas de grootte van de opsommingstekens en hun
relatieve positie ten opzichte van de tekst aan.
Pas de inspringing van de opsommingstekens ten
opzichte van de inspringing van de eerste alinea
aan.
Stel het inspringniveau van de tekst in ten opzichte
van de opsommingstekens.
Selecteer een afbeelding voor opsommingstekens in
de vorm van afbeeldingen.

Om een stijl voor een lijst met opsommingstekens of een genummerde lijst te
wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.) Selecteer de stijl voor lijsten met opsommingstekens of
genummerde lijsten die het meeste overeenkomt met de stijl die u wilt ontwerpen.
(Zorg ervoor dat het invoegpunt zichtbaar is op de pagina bij het selecteren van een
lijststijl.)
Als de lijststijlen niet worden weergegeven in de lijst met stijlen, klikt u op de knop
met de lijst met opsommingstekens onderaan de lijst.
Klik hierop om lijststijlen
weer te geven.

94

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 95 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Kies een van de volgende stijlen voor lijsten met opsommingstekens of genummerde
lijsten uit het venstermenu 'Opsomming/nummering' in het tabblad 'Lijst' van het
infovenster 'Tekst':
 'Geen opsommingstekens': kies deze optie als u geen zichtbare opsommingstekens
wilt gebruiken, maar wel in staat wilt zijn de inspringing voor verschillende niveaus
in een geordende lijst op te geven.
 'Opsommingstekens met tekst': Kies deze optie als u een tekstteken wilt gebruiken
als opsommingsteken. U kunt een teken uit de lijst selecteren of uw eigen tekens
typen in het tekstveld. Sommige lettertypen bevatten symbolen die kunnen worden
gebruikt als interessante opsommingstekens. U kunt deze tekens gebruiken door
het lettertekenpalet te openen (kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen' en
kies vervolgens 'Tekens' uit het taakmenu). Selecteer in het infovenster 'Tekst' het
symbool dat u als opsommingsteken wilt gebruiken en klik vervolgens dubbel op
het symbool van uw keuze in het lettertekenpalet. Druk vervolgens op de Returntoets.
Kies voor opsommingstekens met
tekst een beschikbaar teken of typ
een teken in het tekstveld.

Selecteer een kleur voor het
opsommingsteken met tekst.

 'Opsommingstekens met afb.': kies deze optie als u een van de beschikbare
opsommingstekens met afbeelding in Pages wilt gebruiken en maak vervolgens uw
keuze uit de lijst.

Selecteer een van de beschikbare
opsommingstekens met afbeelding uit de lijst.

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

95

N2644.book Page 96 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 'Aangepaste afbeelding': Kies deze optie als u een eigen afbeelding wilt gebruiken
als opsommingsteken. In het venster 'Open' zoekt en selecteert u vervolgens het
afbeeldingbestand dat u wilt gebruiken. (U kunt de afbeelding wijzigen door op
'Kies' te klikken of een nieuwe afbeelding naar het vak te slepen.)
 'Nummers': Kies deze optie als u een genummerde lijst wilt aanmaken. U moet ook
een nummeringsstijl kiezen. U kunt kiezen uit Arabische of Romeinse cijfers, of
letters.
Kies een nummeringsstijl voor
genummerde lijsten.
Laat de nummering opnieuw beginnen,
of laat een eerdere nummering
doorlopen.
Pas de inspringing van het nummer ten
opzichte van de paginamarge aan.

 Gerangschikte nummers: raadpleeg het onderdeel “Om een stijl voor een
geordende lijst te wijzigen, gaat u als volgt te werk:” op pagina 97 voor meer
informatie over gerangschikte nummers.
3 Maak de opsommingstekens op.
a U kunt een opsommingsteken groter of kleiner maken door een getal in het veld
'Grootte' te typen. Als u het aankruisvak '% van tekstgrootte' inschakelt, wordt de
verhouding tussen afbeelding en tekst van de opsommingstekens gehandhaafd,
zelfs als u later de lettergrootte aanpast.
b U kunt het opsommingsteken hoger of lager plaatsen ten opzichte van de tekst
door een getal te typen in het vak 'Lijn uit' (of door op de pijltoetsen te klikken).
c U kunt instellen hoe ver de opsommingstekens inspringen ten opzichte van de
marge door een getal te typen in het veld 'Inspringing opsommingstekens'. Hoe
hoger deze waarde hoe verder de lijst inspringt naar rechts.
d U kunt instellen hoe ver tekst inspringt ten opzichte van het opsommingsteken,
door een getal te typen in het veld 'Inspringing tekst'. Hoe hoger deze waarde hoe
verder de tekst inspringt naar rechts.
4 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.)

96

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 97 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Zoals u ziet, is een van de lijststijlen gemarkeerd. Dit is de stijl die is toegepast op de
geselecteerde tekst. (Als de lijststijlen niet worden weergegeven, klikt u op de knop
onder in de lijst met stijlen.) Het driehoekje rechts van de naam van de stijl is rood. Dit
betekent dat u opheffingen op de stijl hebt toegepast door deze te wijzigen.
Klik hierop om lijststijlen weer te geven.

5 Klik op de rode pijl rechts van de geselecteerde stijl in de lijst met stijlen en kies een
van de volgende opties:
a 'Herdefinieer stijl volgens selectie': Hiermee herdefinieert u de bestaande lijststijl
voor het hele document.
Als u deze optie kiest, worden uw opmaakwijzigingen toegepast op alle andere
voorbeelden van deze stijl in het hele document.
b 'Nieuwe lijststijl volgens selectie': Hiermee wordt de bestaande stijl niet gewijzigd,
maar wordt een nieuwe stijl aangemaakt op basis van uw gekozen opmaakopties.
Als u deze optie selecteert, typt u een naam voor de nieuwe stijl en klikt u
vervolgens op 'OK'.
Om een stijl voor een geordende lijst te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.) Selecteer de stijl voor de geordende lijst (overzicht) die het
meeste overeenkomt met de stijl die u wilt ontwerpen. (Zorg ervoor dat het
invoegpunt zichtbaar is op de pagina bij het selecteren van een lijststijl.)
2 Kies 'Gerangschikte nummers' uit het venstermenu 'Opsomming/nummering' in het
tabblad 'Lijst' van het infovenster 'Tekst'.

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

97

N2644.book Page 98 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Klik hierop om naar het volgende
inspringniveau van de lijst te gaan.
Kies 'Gerangschikte nummers'
om een stijl voor een
geordende lijst aan te maken.
Kies voor elk inspringniveau
van de lijst een
nummeringsstijl.
Stel voor elk inspringniveau
van de lijst in hoe ver u het
nummer en de bijbehorende
tekst wilt laten inspringen.

3 Kies de nummerings- of letterstijl die u wilt gebruiken uit het tweede venstermenu.
4 Klik op de rechterpijl voor het inspringniveau om naar het tweede inspringniveau van
de lijst te gaan.
5 Kies de nummerings- of letterstijl die u wilt gebruiken voor het tweede inspringniveau
van de lijst.
6 Herhaal stap 4 en 5 totdat u nummerings- en letterstijlen hebt ingesteld voor
maximaal negen inspringniveaus van de lijst.
7 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'. (U kunt ook op 'Stijl' in de knoppenbalk klikken en
'Toon stijlen' kiezen.)
Zoals u ziet, is een van de lijststijlen gemarkeerd. Dit is de stijl die is toegepast op de
geselecteerde tekst. (Als de lijststijlen niet worden weergegeven, klikt u op de knop
rechtsonder in de lijst met stijlen.) De pijl rechts van de naam van de stijl is rood. Dit
betekent dat u opheffingen op de stijl hebt toegepast door deze te wijzigen.
8 Klik op de rode pijl rechts van de naam van de stijl en kies een van de volgende
opties:
a 'Herdefinieer stijl volgens selectie': Hiermee herdefinieert u de bestaande lijststijl
voor het hele document.
Als u deze optie kiest, worden uw opmaakwijzigingen toegepast op alle andere
voorbeelden van deze stijl in het hele document.

98

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

N2644.book Page 99 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

b 'Nieuwe lijststijl volgens selectie': Hiermee wordt de bestaande stijl niet gewijzigd,
maar wordt een nieuwe stijl aangemaakt op basis van de gekozen opmaakopties in
de voorgaande stappen.
Als u deze optie kiest, typt u een naam voor de nieuwe stijl en klikt u vervolgens op
'OK'.
Om een geheel nieuwe lijststijl aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer enige tekst.
2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (u kunt ook op 'Info' in de knoppenbalk klikken),
klik op 'Tekst' om het infovenster 'Tekst' te openen en klik vervolgens op 'Lijst' om het
tabblad 'Lijst' te openen.
3 Maak de tekst van de geselecteerde lijst op volgens uw eigen voorkeur. U kunt een
symbool of afbeelding selecteren om te gebruiken als opsommingsteken, en een
nummeringsstijl. Ook kunt u instellen hoe ver elk lijstniveau moet inspringen, zoals
hierboven beschreven.
4 Als u verschillende nummeringsstijlen wilt gebruiken voor verschillende
inspringniveaus van een lijst, raadpleegt u de stappen voor het wijzigen van de stijl
voor een geordende lijst, hierboven.
5 Klik op de knop met het plusteken linksonder in de lijst met stijlen en kies 'Nieuwe
lijststijl volgens selectie' uit het venstermenu.
6 Typ een naam voor de nieuwe stijl.
7 Als u de nieuwe stijl niet wilt toepassen op de geselecteerde tekst, schakelt u het
aankruisvak 'Pas deze nieuwe stijl toe bij aanmaak' uit.
8 Klik op 'OK'.

Hoofdstuk 4 Werken met stijlen

99

N2644.book Page 100 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

N2644.book Page 101 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

5

De lay-out en inhoudsopgave
van een document opmaken

5

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de
algehele lay-out van een document kunt instellen,
zoals de marges, de lay-out van kolommen en
sectie-einden en hoe u een inhoudsopgave en
voetnoten genereert.
U kunt de lay-out van een document, bijvoorbeeld de afdrukrichting, het formaat en
de marges van pagina's, achtergrondafbeeldingen (zoals watermerken) en eventueel
afwijkende even en oneven genummerde pagina's, het beste als eerste instellen. U
kunt deze instellingen ten volle benutten in de infovensters 'Document' en 'Lay-out'.
Het infovenster 'Document' weergeven
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Documentinfo'.

101

N2644.book Page 102 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hiermee opent u het infovenster 'Document'.
In het tabblad 'Inhoudsopgave'
kunt u een inhoudsopgave voor
het document instellen.
In het tabblad 'Info' kunt u
documentstatistieken bekijken, zoals
het aantal woorden, de datum en
trefwoorden.
In het venster 'Pagina-instelling' kunt u
het papierformaat en de afdrukrichting
instellen.
Stel marges in voor de linker-, rechter-,
boven- en onderrand van de pagina. U
kunt de marges voor tegenover elkaar
liggende linker- en rechterpagina's
afzonderlijk instellen.
Kies een voetnootstijl.

U kunt alle beschikbare ligaturen
voor lettertypen op elke gewenste
plaats in het document gebruiken.
U kunt automatische woordafbreking op elke
gewenste plaats in het document toepassen.

Opmaakinstellingen in het infovenster 'Document' zijn van toepassing op het
volledige document. Als u het document verdeelt in secties, bijvoorbeeld in
hoofdstukken, kunt u per sectie een andere opmaak toepassen. U kunt ook een
andere lay-out aanmaken voor de eerste pagina en de linker- en rechterpagina van
elke sectie of u kunt de lay-out van kolommen in verschillende delen van het
document wijzigen. Deze instellingen geeft u op in het infovenster 'Lay-out'.
Raadpleeg voor meer informatie over het aanmaken van secties in het document het
gedeelte “De documentopmaak variëren met behulp van sectie-einden” op
pagina 112. Raadpleeg voor meer informatie over het aanmaken van kolommen het
gedeelte “Kolommen aanmaken” op pagina 105.

102

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 103 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De afdrukrichting en het formaat van pagina's instellen
Standaard zijn de meeste Pages-sjablonen bedoeld voor gangbare papierformaten,
waarbij de tekst staand (verticaal) wordt afgedrukt. Als voor uw document een ander
papierformaat nodig is of als u het wilt afdrukken met de liggende afdrukrichting
(horizontaal), moet u bij aanvang het papierformaat en de afdrukrichting instellen. U
ziet dan beter hoe het document waar u aan werkt eruit zal komen te zien.
Als u het documenttype 'Leeg' kiest wanneer u met een document wilt beginnen,
heeft het document standaard de staande afdrukrichting.
Om de afdrukrichting en het formaat van een pagina in te stellen, gaat u als volgt
te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Pagina-instelling'. U kunt ook in het infovenster 'Document' op
'Pagina-instelling' klikken.
2 Klik op een knop in het venster 'Pagina-instelling' om de afdrukrichting voor het
papier in te stellen.
Staande afdrukrichting (standaard
voor de meeste sjablonen)

Liggende afdrukrichting,
met de bovenkant van de
pagina links op het papier

Liggende afdrukrichting,
met de bovenkant van
de pagina rechts op het
papier

3 Kies een papierformaat uit het venstermenu 'Papierformaat'. Als het gewenste
papierformaat niet aanwezig is in het venstermenu, voert u de volgende handelingen
uit:
a Kies 'Aangepast papierformaat' uit het venstermenu 'Instellingen'.
b Klik op 'Nieuw' en typ de naam van het nieuwe papierformaat.

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

103

N2644.book Page 104 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

c Geef de hoogte en breedte voor het papier op in de velden voor het papierformaat
en geef de marges voor het afdrukbare gebied op die u wilt gebruiken in de velden
voor de printermarges.
d Klik op 'Bewaar'.
e Kies 'Paginakenmerken' uit het venstermenu 'Instellingen'.
f Kies het nieuwe papierformaat waarvoor u een naam hebt opgegeven uit het
venstermenu 'Papierformaat' en klik vervolgens op 'OK'. Het formaat verschijnt
ergens onder in de lijst.

Paginamarges instellen
De standaardmarges voor de meeste Pages-sjablonen, ook voor de sjabloon 'Leeg',
zijn ingesteld op één inch (2,54 cm) van de linker- en rechterkant van de pagina en
één inch van de boven- en onderkant. Dit betekent dat de hoofdtekst van het
document niet buiten deze marges zal komen.
De paginamarges wijzigen
m Voer in het tabblad 'Document' van het infovenster 'Document' waarden in de velden
'Links', 'Rechts', 'Boven' en 'Onder' in.
Als u verschillende marges wilt instellen in verschillende secties van het document,
moet u hiervoor het infovenster 'Lay-out' gebruiken. Raadpleeg voor meer informatie
over het instellen van marges voor de lay-out het gedeelte “De lay-out van kolommen
en pagina's variëren” op pagina 107.
Als u een document aanmaakt dat moet worden ingebonden, kunt u er bij het
instellen van de documentmarges rekening mee houden welke kant van een pagina
in de band zal komen (de binnenste marge) en welke kant van een pagina los zal
blijven (de buitenste marge). Hiertoe moet u een document aanmaken met tegenover
elkaar liggende linker- en rechterpagina's. Raadpleeg voor meer informatie over dit
onderwerp het gedeelte “Een document aanmaken met tegenover elkaar liggende
linker- en rechterpagina's” op pagina 109.

104

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 105 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Kolommen aanmaken
In Pages kunt u het ontwerp van afzonderlijke pagina's aanpassen door verschillende
lay-outs aan te maken, die door lay-outeinden van elkaar worden gescheiden. Een layout is onderdeel van een document waarin u lay-outmarges en lay-outkolommen
hebt gedefinieerd. U kunt meerdere lay-outs toepassen in een sectie van het
document of zelfs op één pagina.
U kunt lay-outtekst opdelen in maximaal tien kolommen, waarbij u de relatieve
kolomgrootte en de afstand tussen de kolommen aanpast.
Een tot vier kolommen aanmaken die even breed zijn
m Klik op de knop 'Kolom' in de knoppenbalk en selecteer het gewenste aantal
kolommen (maximaal vier).
Als de knop 'Kolom' niet wordt weergegeven in de knoppenbalk of als u meer dan
vier kolommen wilt aanmaken, moet u het infovenster 'Lay-out' gebruiken. U moet
ook het infovenster 'Lay-out' gebruiken als u kolommen wilt aanmaken die niet alle
even breed zijn.
Om meer dan vier kolommen aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Lay-outinfo'.
2 Klik op 'Lay-out' in het infovenster 'Lay-out'.
3 Geef het aantal gewenste kolommen in het veld 'Kolommen' op. Standaard zijn de
kolommen even breed.
4 Om de grootte van de kolommen te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
a Schakel het aankruisvak 'Gelijke kolombreedte' in.
b Selecteer in de tabel een breedte voor de kolommen of de ruimte tussen de
kolommen (kolomwit) en geef een andere waarde op, uitgedrukt in de eenheid van
de documentlinialen.

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

105

N2644.book Page 106 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hiermee opent u het
infovenster 'Lay-outinfo'.

Hiermee stelt u het aantal
kolommen in.
Schakel dit aankruisvak uit als u kolommen
van ongelijke breedte wilt instellen.
Selecteer hiermee een kolombreedte of de
ruimte tussen de kolommen (kolomwit) en
geef een andere waarde op.
Hiermee stelt u de marges in voor de huidige
lay-out.
Hiermee stelt u de ruimte in tussen de
huidige lay-out en de vorige en volgende
lay-outs.
Hiermee wordt boven aan een pagina met de
huidige lay-out begonnen.

Wanneer u het gewenste aantal kolommen hebt aangemaakt, kunt u de grootte van
de kolommen al doende aanpassen met de documentlinialen in plaats van waarden
in te voeren voor de kolombreedte en het kolomwit in het infovenster 'Lay-out'.

106

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 107 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De breedte van kolommen aanpassen met behulp van de linialen
m Sleep de linker- of rechterrand van het grijze kolomwitgebied tot net onder de
horizontale liniaal.

De grijze gebieden
geven de ruimte tussen
de kolommen aan.

De witte gebieden onder de
liniaal geven het tekstgebied
binnen kolommen aan.

De lay-out van kolommen en pagina's variëren
U kunt met kolom- en lay-outeinden variaties aanbrengen in de lay-out van de tekst
op een pagina. Met een kolomeinde wordt de doorloop van tekst in een kolom
onderbroken (zodat de rest van de kolom leeg is) om tekst te laten doorlopen in de
volgende kolom. Met een lay-outeinde wordt een lay-out beëindigd en een nieuwe
begonnen, met een ander aantal kolommen, andere kolommarges of met een
witruimte voor of na de lay-out.
Kolomeinden of lay-outeinden hebben geen invloed op de kopteksten, voetteksten,
paginanummering of andere opmaakopties die zijn ingesteld voor het document of
de sectie. (Raadpleeg voor meer informatie over opmaakopties voor secties het
gedeelte “De documentopmaak variëren met behulp van sectie-einden” op
pagina 112.)
U kunt de hier beschreven opmaakopties zowel op lay-outs met één kolom als die
met meerdere kolommen toepassen.
Om een kolomeinde aan te brengen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats de cursor achter het woord waar de tekstdoorloop moet eindigen.
2 Kies 'Voeg in' > 'Kolomeinde'.
De tekst wordt onderbroken op de plaats van de cursor en gaat verder in de volgende
tekstkolom. Als u een kolomeinde invoegt in een lay-out met één kolom, gaat de tekst
verder vanaf de bovenkant van de volgende pagina.
Wanneer u hebt ingesteld dat onzichtbare opmaaktekens moeten worden getoond in
het document, verschijnt een kolomeindesymbool dat er als volgt uitziet:

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

107

N2644.book Page 108 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om het aantal kolommen te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt achter het woord waar u het huidige aantal kolommen in een
ander aantal wilt wijzigen en wilt overgaan op een andere lay-out.
2 Kies 'Voeg in' > 'Lay-outeinde'.
Er wordt een lay-outeinde ingevoegd en het invoegpunt wordt verplaatst naar de
bovenkant van de volgende lay-out. Wanneer u hebt ingesteld dat onzichtbare tekens
moeten worden getoond in het document, verschijnt een lay-outeindesymbool dat er
als volgt uitziet:

3 Stel het gewenste aantal kolommen in en maak die vervolgens op in het tabblad 'Layout' van het infovenster 'Lay-out'.
Om de lay-outmarges van kolommen te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Lay-outinfo'.
2 Klik op 'Lay-out' in het infovenster 'Lay-out'.
3 Om de buitenste marges van de kolomlay-out te wijzigen, voert u in het gedeelte
'Lay-outmarges' waarden in de velden 'Links' en 'Rechts' in.
4 Om de ruimte boven en onder de huidige kolomlay-out in te stellen, voert u in het
gedeelte 'Lay-outmarges' waarden in de velden 'Voor' en 'Na' in.
Opmerking: de nieuwe marges kunnen de paginamarges die voor het document zijn
ingesteld niet overschrijden.
Een lay-out boven aan een pagina plaatsen
m Schakel in het tabblad 'Lay-out' van het infovenster 'Lay-out' het aankruisvak 'Lay-out
begint op nieuwe pagina' in.

108

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 109 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Een document aanmaken met tegenover elkaar liggende
linker- en rechterpagina's
Als u document een dubbelzijdig wilt afdrukken en vervolgens wilt inbinden, heeft
het document links en rechts tegenover elkaar liggende pagina's. Eventueel kunt u
dan verschillende marges en lay-outs gebruiken voor linker- en rechterpagina's. U
kunt bijvoorbeeld de marges aan de kant van de band (de rugkant) breder maken dan
de buitenste marges (zoals voor deze handleiding is gebeurd). U kunt ook
paginanummers plaatsen in de buitenste hoeken van de pagina's. Hiertoe moet u in
Pages opgeven dat dit document tegenover elkaar liggende pagina's bevat.
Om verschillende marges in te stellen voor tegenover elkaar liggende linker- en
rechterpagina's, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Documentinfo'.
2 Klik op 'Document'.
3 Schakel het aankruisvak 'Tegenover elkaar liggende pagina's' in.
Schakel dit aankruisvak in om de marges
voor tegenover elkaar liggende linker- en
rechterpagina's afzonderlijk in te stellen.

Geef een waarde op voor
de marge aan de
buitenranden van de
pagina's.
Geef een waarde op voor
de marge die in de band
wordt opgenomen.

Raadpleeg voor informatie over andere documentopmaakopties die u voor tegenover
elkaar liggende pagina's kunt gebruiken het gedeelte “De documentopmaak variëren
met behulp van sectie-einden” op pagina 112.

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

109

N2644.book Page 110 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Kopteksten en voetteksten, paginanummers en voetnoten
toevoegen
Pages bevat hulpmiddelen waarmee u eenvoudig op elke pagina informatieve tekst
kunt toevoegen en automatisch voetnoten kunt invoegen en opmaken.

Kopteksten en voetteksten
Kopteksten en voetteksten verschijnen boven aan en onder aan documenten.
Gewoonlijk bevatten deze teksten de titel van het document, de auteur, het
paginanummer, enzovoort.
Om een koptekst of voettekst aan het document toe te voegen, gaat u als volgt te
werk:
1 Selecteer 'Weergave' > 'Toon lay-out'. U ziet de gebieden voor koptekst en voettekst
boven aan en onder aan de pagina.
2 Plaats het invoegpunt in de koptekst of voettekst en typ de tekst. Maak de tekst op
zoals u gewend bent met normale tekst. (Raadpleeg voor informatie over het
opmaken van tekst “Grootte en vormgeving van tekst bepalen” op pagina 51.)
De tekst die u hebt getypt voor de koptekst of voettekst wordt op elke pagina
herhaald. Als u de koptekst en voettekst in verschillende secties van het document
wilt wijzigen, raadpleegt u het gedeelte “De documentopmaak variëren met behulp
van sectie-einden” op pagina 112. Als u wilt dat automatisch het juiste paginanummer
op elke pagina wordt gegenereerd, gebruikt u opgemaakte tekstvelden, zoals hierna
wordt beschreven.

Werken met opgemaakte tekstvelden voor de paginanummers,
datum en tijd
Als u gebruik maakt van opgemaakte tekstvelden, kunt u tekst invoegen die
automatisch kan worden bijgewerkt. U kunt bijvoorbeeld een datumveld invoegen
waarin de huidige datum wordt getoond, telkens wanneer u het document opent. Zo
kunt u ook paginanummervelden invoegen om paginanummers bij te houden
wanneer u pagina's toevoegt of verwijdert. Pages biedt opgemaakte tekstvelden voor
de datum, het paginanummer en het aantal pagina's, dat wil zeggen het totale aantal
pagina's in het document. Dit is bijvoorbeeld handig als u de pagina's wilt aanduiden
met "pagina 1 van 4".

110

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 111 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Paginanummers weergeven
m Plaats het invoegpunt daar waar u wilt dat het paginanummer verschijnt en kies
vervolgens 'Voeg in' > 'Paginanummer'.
Het aantal pagina's weergeven
m Plaats het invoegpunt daar waar u wilt dat het aantal pagina's verschijnt en kies
vervolgens 'Voeg in' > 'Aantal pagina's'.
Om de datum en tijd weer te geven en op te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt daar waar u wilt dat de datum en tijd verschijnen en kies
vervolgens 'Voeg in' > 'Datum en tijd'.
2 Selecteer een datum- en tijdnotatie in het venster.
3 Als u wilt dat in het document altijd de huidige datum en tijd worden weergegeven,
schakelt u het aankruisvak 'Werk de datum en tijd automatisch bij wanneer het
document wordt geopend' in.
4 Klik op 'Voeg in'.
Een al ingevoegde datum- en tijdnotatie wijzigen
m Klik op de tekst van de datum en tijd terwijl u op de Control-toets drukt en kies
vervolgens 'Wijzig datum en tijd' uit het contextueel menu. Selecteer een andere
notatie in het venster en klik op 'Wijzig'.

Voetnoten toevoegen
Als u onderdelen markeert waaraan u een voetnoot wilt toevoegen, worden door
Pages automatisch voetnoten gegenereerd en opgemaakt die onder aan de pagina
zullen verschijnen. U kunt voor de stijl van de voetnootnummers kiezen uit Arabische
cijfers ('1, 2, 3') en Romeinse cijfers ('i, ii, iii'). U kunt de voetnoten laten
doornummeren tot het einde van het document of de nummering bij elke sectie of
pagina van het document opnieuw laten beginnen.
Om een voetnoot toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt aan het einde van het woord waar het voetnootnummer moet
verschijnen.
2 Kies 'Voeg in' > 'Voetnoot'.
Er verschijnt een voetnootnummer en het invoegpunt wordt in het bijbehorende
voetnootveld onder aan de pagina geplaatst.

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

111

N2644.book Page 112 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 Typ de voetnoottekst.
U kunt voetnoottekst en voetnootnummers onafhankelijk van elkaar opmaken. De
voetnootstijl die u kiest (Arabische of Romeinse cijfers), is echter dezelfde in het
gehele document.
Om Arabische of Romeinse cijfers voor alle voetnoten te selecteren, gaat u als volgt
te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Documentinfo'. Klik vervolgens op 'Document'.
2 Kies '1,2,3' of 'i, ii, iii' uit het venstermenu 'Opmaak'.
De voetnootnummering opnieuw laten beginnen
m Kies 'Begin op elke pagina opnieuw' of 'Begin in elke sectie opnieuw' uit het
venstermenu 'Nummering' in het tabblad 'Document' van het infovenster 'Document'.
(Raadpleeg voor informatie over het in secties verdelen van het document het
gedeelte “De documentopmaak variëren met behulp van sectie-einden” op
pagina 112.)
Voetnoottekst en voetnootnummers opmaken
m Selecteer de tekst en maak deze op zoals u gewend bent tekst op te maken met het
lettertypepaneel, het infovenster 'Tekst' en de lijst met stijlen. Raadpleeg voor meer
informatie over het opmaken van tekst hoofdstuk 3, “Tekst en alinea's opmaken”.

De documentopmaak variëren met behulp van sectieeinden
Met sectie-einden kunt u het document verdelen in secties met elk een andere layout, nummering of andere documentopmaakopties. U kunt sectie-einden gebruiken
om de volgende opmaakelementen in het ene gedeelte van het document een
andere opmaak te geven dan in een ander gedeelte:
 Kopteksten
 Voetteksten
 Paginanummering
 Basisobjecten (terugkerende achtergrondafbeeldingen)

112

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 113 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Een sectie-einde aanbrengen
m Kies 'Voeg in' > 'Sectie-einde'.
Wanneer u hebt ingesteld dat onzichtbare opmaaktekens moeten worden getoond in
het document, verschijnt een sectie-eindesymbool dat er als volgt uitziet:

Wanneer u een sectie-einde invoegt, worden alle opmaak- en lay-outkenmerken van
de vorige sectie automatisch overgenomen. Als u deze kenmerken wilt wijzigen,
gebruikt u het infovenster 'Lay-out' om nieuwe paginanummering, kopteksten en
voetteksten en marges in te stellen.
Wanneer u een sectie-einde aanbrengt, worden wijzigingen in de basisobjecten,
kopteksten, voetteksten of paginanummering alleen toegepast op de sectie waarin u
de wijzigingen aanbrengt.
Om andere kopteksten en voetteksten te maken in één sectie van een document,
gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt in de documentsectie die u wilt wijzigen.
2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Lay-outinfo'.
3 Klik op 'Sectie'.
4 Schakel het aankruisvak 'Gebruik vorige kop- en voetteksten' uit.
5 Typ de nieuwe koptekst of voettekst in het koptekst- of voettekstgebied van het
document.
De paginanummering in een documentsectie opnieuw laten beginnen
m Schakel de optie 'Begin met' in het tabblad 'Sectie' van het infovenster 'Lay-outinfo' in
en voer het nummer in van de eerste pagina van de sectie.

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

113

N2644.book Page 114 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hiermee zorgt u ervoor dat paginanummering
van de vorige sectie doorloopt in deze sectie. U
kunt ook een nummer invoeren als u wilt dat de
pagina's vanaf hier opnieuw worden
genummerd.

Hiermee maakt u andere kop- en voetteksten op
de eerste pagina of op de linker- en
rechterpagina. U kunt ook dezelfde kop- en
voetteksten als in de vorige sectie gebruiken.

Hiermee zorgt u ervoor dat de nieuwe
sectie op een tegenover liggende
linker- of rechterpagina begint.

Om andere eerste pagina's of tegenover elkaar liggende linker- en rechterpagina's
in te stellen voor een documentsectie, gaat u als volgt te werk:
1 Als u kopteksten en voetteksten wilt aanmaken die alleen op de eerste pagina worden
gebruikt, schakelt u in het tabblad 'Sectie' van het infovenster 'Lay-out' het
aankruisvak 'Eerste pagina is anders' in. Vervolgens wijzigt u de kopteksten en
voetteksten.
2 Om andere kopteksten en voetteksten op linker- en rechterpagina's te plaatsen, gaat
u als volgt te werk:
a Schakel in het tabblad 'Sectie' van het infovenster 'Lay-out' het aankruisvak 'Linker-/
rechterpagina's verschillen' in.
b Als u wilt dat de eerste pagina van de sectie altijd begint op de linker- of de
rechterpagina, kiest u 'Linkerpagina' of 'Rechterpagina' uit het venstermenu 'Begin
sectie op'. Anders kiest u 'Willekeurige pag.'.

Een terugkerende achtergrondafbeelding toevoegen
U kunt desgewenst watermerken, logo's of andere achtergrondafbeeldingen
toevoegen die op elke pagina van het document op dezelfde plaats verschijnen. Deze
terugkerende afbeeldingen worden basisobjecten genoemd.

114

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 115 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Belangrijk: Als het document is verdeeld in secties en als u bepaalde instellingen hebt
gekozen in het tabblad 'Sectie' van het infovenster 'Lay-out', is het mogelijk dat
basisobjecten niet op elke pagina verschijnen. Als u verschillende basisobjecten wilt
voor verschillende onderdelen van uw document, kunt u het document
onderverdelen in secties.
Om een basisobject toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik buiten de tekstomloop in het document zodat het invoegpunt niet zichtbaar is.
2 Voeg een grafisch object toe. U kunt een geïmporteerde afbeelding, tekenvorm, tabel,
diagram of tekstvak toevoegen. Raadpleeg voor meer informatie over het toevoegen
van grafische objecten hoofdstuk 6, “Werken met afbeeldingen en andere media”. Zorg
ervoor dat het grafische object een vast object is, dat wil zeggen dat het niet zwevend
in de tekst is geplaatst).
3 Zet het grafische object op de gewenste plaats op de pagina.
4 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Verplaats object naar basissectie'. De selectiegrepen
van het object verdwijnen, dus u kunt het niet meer selecteren.
Als u een basisobject wilt bewerken of verplaatsen, moet u eerst de basisobjecten van
het volledige document selecteerbaar maken. Basisobjecten verschillen van andere
objecten hierin, dat ze blauwe selectiegrepen hebben.
Basisobjecten hebben
blauwe selectiegrepen.

Basisobjecten selecteerbaar maken
m Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Maak objecten basispagina selecteerbaar'.

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

115

N2644.book Page 116 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Een inhoudsopgave genereren
Met Pages kunt u automatisch een inhoudsopgave voor het document genereren. Om
een inhoudsopgave aan te maken, moet de tekst van de koppen in het document een
consistente stijl hebben. Raadpleeg voor meer informatie over opgemaakte tekst
hoofdstuk 4, “Werken met stijlen”.
Om een inhoudsopgave aan te maken en bij te werken, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Documentinfo'.
2 Klik op 'Inhoudsopgave'.
3 Schakel de aankruisvakken in naast de alineastijlen van de teksten die in de
inhoudsopgave moeten verschijnen. Als u bijvoorbeeld wilt dat alle koppen van het
eerste niveau en alle subkoppen in de inhoudsopgave verschijnen, selecteert u de
alineastijl die u voor koppen van het eerste niveau en voor subkoppen hebt gebruikt.
Selecteer de alineastijlen van
de teksten die in de
inhoudsopgave moeten
verschijnen.
Schakel in de kolom 'Nrs.' het
aankruisvak in als u wilt dat
paginanummers worden
weergegeven bij elke ingang
in de inhoudsopgave.
Klik hierop om de
inhoudsopgave bij te werken
nadat u wijzigingen hebt
aangebracht in het document.

Opmerking: Als de geselecteerde stijlen nergens in het document voorkomen, wordt
in een bericht gemeld dat de inhoudsopgave leeg zal zijn wanneer u deze aanmaakt.
Als u stijlen selecteert die voor veel teksten in het document worden gebruikt, wordt
de inhoudsopgave te vol. Selecteer de stijlen van onderdelen die u in een
inhoudsopgave wilt zien, zoals de stijlen van titels, koppen, enzovoort.

116

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 117 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4 Schakel in de kolom 'Nrs.' de aankruisvakken in van de stijlen waarvan de ingangen in
de inhoudsopgave het bijbehorende paginanummer moeten krijgen.
5 Plaats het invoegpunt aan het begin van de regel waar de inhoudsopgave moet
verschijnen en kies vervolgens 'Voeg in' > 'Inhoudsopgave'.
Opmerking: In elke inhoudsopgave die u aanmaakt wordt alleen de inhoud vermeld
die erna komt, tot aan de volgende inhoudsopgave. Als u een hoofdinhoudsopgave
voor het volledige document wilt, moet dit de enige inhoudsopgave zijn en moet
deze aan het begin van het document staan.
De inhoudsopgave bijwerken nadat u een document hebt gewijzigd
m Klik op een willekeurige ingang in de inhoudsopgave of klik op 'Werk nu bij' in het
tabblad 'Inhoudsopgave' van het infovenster 'Document'.

Een inhoudsopgave van een stijl voorzien
U kunt het uiterlijk van de tekst in de inhoudsopgave wijzigen zoals u het uiterlijk van
andere tekst wijzigt. U kunt ook een regel met opvultekens tussen de ingang in de
inhoudsopgave en het bijbehorende paginanummer invoegen. U kunt de stijl van de
inhoudsopgave wijzigen door nieuwe inhoudsopgavestijlen aan te maken, zoals
hierna wordt beschreven.
Om het uiterlijk van een ingang in de inhoudsopgave te wijzigen, gaat u als volgt
te werk:
1 Selecteer het type ingang dat u wilt wijzigen (bijvoorbeeld alle ingangen met de stijl
van koppen van het eerste niveau). Alle ingangen van dat type worden automatisch
geselecteerd. U kunt de ingangen niet afzonderlijk selecteren.
2 Kies 'Weergave' > 'Toon stijlen' (of klik op de knop 'Stijl' in de knoppenbalk en kies
'Toon stijlen'). In de lijst met stijlen ziet u nu een lijst met stijlen voor inhoudsopgaven.
De inhoudsopgavestijl van de geselecteerde ingang is tevens geselecteerd.

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

117

N2644.book Page 118 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Wanneer u een ingang van
de inhoudsopgave hebt
geselecteerd, worden in de
stijlenlijst stijlen voor
inhoudsopgaven
weergegeven.
Klik op de pijl en bepaal of
u de geselecteerde stijl
opnieuw wilt definiëren,
een nieuwe stijl wilt
aanmaken of de stijl alleen
een andere naam wilt
geven.

3 U kunt als volgt het uiterlijk van de tekst van de ingang wijzigen:
a Gebruik het lettertypepaneel, het infovenster 'Tekst' en het venster 'Kleuren' om het
uiterlijk van de tekst te wijzigen zoals u het uiterlijk van elke alineatekst wijzigt.
Raadpleeg voor meer informatie over het wijzigen van het uiterlijk van tekst
hoofdstuk 3, “Tekst en alinea's opmaken”.
b Om opvultekens in te voegen tussen een ingang en het bijbehorende
paginanummer, selecteert u de ingang in de inhoudsopgave en klikt u op de tab in
de kolom 'Tabstops' in het tabblad 'Tabs' van het infovenster 'Tekst'. Vervolgens kiest
u een lijnstijl uit het venstermenu 'Opvulteken'.
c Om de stijl in de lijst met stijlen aan te passen aan die van de ingang, klikt u op de
pijl rechts van de naam van de stijl en kiest u 'Herdefinieer stijl volgens selectie'.
d Om een nieuwe inhoudsopgavestijl aan te maken, klikt u op de pijl rechts van de
naam van de stijl en kiest u 'Nieuwe inhoudsopgavestijl volgens selectie' en
vervolgens typt u een naam voor de nieuwe stijl.
4 Om de naam van de stijl in de lijst met stijlen aan te passen aan die van de ingang,
klikt u op de pijl naast de stijlnaam en kiest u 'Wijzig stijlnaam'. Typ een nieuwe naam
voor de stijl.
5 Klik op de knop met het plusteken in de linkerbenedenhoek van de lijst met stijlen,
kies 'Nieuwe inhoudsopgavestijl volgens selectie' en typ vervolgens een naam voor de
nieuwe stijl. Schakel het aankruisvak 'Pas deze nieuwe stijl toe bij aanmaak' in, als u
wilt dat de stijl meteen wordt toegepast op de geselecteerde tekst.

118

Hoofdstuk 5 De lay-out en inhoudsopgave van een document opmaken

N2644.book Page 119 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

6

Werken met afbeeldingen en
andere media

6

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u diverse
media in uw documenten kunt invoegen en
bewerken.
Er zijn verschillende typen afbeeldingen en andere media die u in Pages-documenten
kunt opnemen, zoals foto's of PDF-bestanden, eenvoudige tekenvormen, tabellen en
diagrammen. Aan documenten die op het scherm zullen worden bekeken, kunt u ook
films en geluid toevoegen.

Werken met grafische bestanden
Pages accepteert alle door QuickTime ondersteunde structuren, waaronder de
volgende grafische bestandstypen:
 TIFF
 GIF
 JPEG
 PDF
 PSD
 EPS
 PICT
Bovendien biedt Pages de hulpmiddelen waarmee u eenvoudige vormen, zoals
driehoeken, rechthoeken en pijlen kunt aanmaken, evenals tabellen en diagrammen
die voor veel doeleinden zijn te gebruiken. Raadpleeg voor meer informatie over het
plaatsen van eenvoudige vormen, tabellen en diagrammen het gedeelte “Eenvoudige
vormen, tabellen en diagrammen toevoegen” op pagina 123.

119

N2644.book Page 120 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het verschil tussen vaste en zwevende objecten
Het is belangrijk te weten dat u objecten op twee manieren kunt plaatsen in een
Pages-document: zwevend of vast.

Informatie over zwevende objecten
Zwevende objecten worden ingebed in de doorlopende tekst. Als u meer tekst typt
boven deze objecten, worden de objecten voortgeduwd zo lang er tekst wordt
toegevoegd. De selectiegrepen boven aan zwevende objecten zijn dan ook inactief.
U kunt de grootte van het object niet wijzigen door te slepen. Alleen als de grepen
actief zijn, kunt u de grootte wijzigen door de grepen te slepen.
De bovenste selectiegrepen
zijn inactief bij zwevende
objecten.
Om de grootte te wijzigen, sleept u
de actieve selectiegrepen naar
beneden of naar rechts.

Inactieve selectiegreep
(bovenaan) en actieve
selectiegreep (onderaan),
in close-up
weergegeven.

Bij zwevende objecten is ook een fixeerpuntsymbool te zien binnen het objectkader
wanneer het is geselecteerd.
fixeerpuntsymbool

Als u een afbeelding of vorm in een andere vorm, tekstvak of tabelcel plaatst, kan de
afbeelding alleen zwevend in de tekst worden geplaatst. De grootte van zwevende
afbeeldingen wordt automatisch gewijzigd om ze passend te maken binnen de layoutmarges van het document. Als u een zwevend object wilt verplaatsen binnen de
tekst, selecteert u het object en sleept u het totdat u het invoegpunt ziet
verschijnen op de plaats waar u het object wilt neerzetten.

120

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 121 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Informatie over vaste objecten
Vaste objecten zijn gefixeerd op een plaats op een pagina in een documentsectie.
Typen van meer tekst heeft geen invloed op de plaats van een vast object, maar u
kunt het naar een nieuwe plaats slepen of de grootte ervan wijzigen.
Sleep een van de selectiegrepen
om de plaats of de grootte van
een vast object te wijzigen.

U kunt van zwevende objecten vaste objecten maken (en vice versa). Raadpleeg voor
meer informatie het gedeelte “Vaste objecten omzetten in zwevende objecten (en
vice versa)” op pagina 124.
Tekst loopt anders om vaste objecten heen dan om zwevende objecten. Raadpleeg
voor meer informatie over tekstomloop het gedeelte “Tekst om een object heen laten
lopen” op pagina 134.

Vaste en zwevende objecten toevoegen
Zowel afbeeldingen die u vanuit een externe bron in het Pages-document plaatst, als
in Pages aangemaakte vormen, afbeeldingen of tekstvakken kunt u plaatsen op een
van de hierboven beschreven manieren:vast op de pagina of zwevend in de tekst. In
de gedeelten hierna wordt uitgebreid beschreven hoe u deze taken uitvoert.

Een grafisch bestand of mediabestand importeren
Geïmporteerde mediabestanden zijn bijvoorbeeld afbeeldingen, PDF-bestanden,
QuickTime-films of Flash-animatiebestanden.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

121

N2644.book Page 122 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u een geïmporteerd bestand zwevend in de tekst wilt plaatsen, voert u een van
de volgende handelingen uit:
m Sleep de afbeelding vanuit de Finder of de mediabrowser naar het documentvenster
totdat u het invoegpunt op de plaats ziet waar de afbeelding moet verschijnen. Er
verschijnt ook een dunne, blauwe contour om het tekstgebied, waarmee wordt
aangegeven dat de afbeelding zwevend wordt geplaatst. Laat de afbeelding los als
deze zich op de gewenste plaats bevindt.
Sleep de afbeelding naar een
plaats in het tekstgebied
(aangegeven door de dunne,
blauwe rand).
Wanneer u de afbeelding loslaat,
wordt deze bij het invoegpunt
geplaatst.

m Plaats het invoegpunt op de positie waar de afbeelding moet verschijnen, kies 'Voeg
in' > 'Kies', selecteer vervolgens het bestand en klik op 'Voeg in'.
Om een geïmporteerd bestand als vast object toe te voegen, voert u een van de
volgende handelingen uit:
m Sleep het bestand van de Finder of de mediabrowser naar het documentvenster om
het in het document te brengen, waarbij u buiten de hoofdtekst van het document
blijft. Sleep het bestand vervolgens naar de gewenste plaats.

Sleep het symbool van de
afbeelding naar een plaats buiten
het tekstgebied. Om de randen
van de pagina verschijnt een
dikke, blauwe rand.

m Klik buiten de tekstgebieden van het document zodat het invoegpunt niet zichtbaar
is. Kies vervolgens 'Voeg in' > 'Kies'. Selecteer het bestand en klik op 'Voeg in'.

122

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 123 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Geïmporteerde afbeeldingen kunnen groter of kleiner worden gemaakt en worden
geroteerd om ze een ander uiterlijk te geven op een pagina. Vaste afbeeldingen
kunnen ook worden bijgesneden (er wordt een uitsnede van gemaakt). U
afbeeldingen ook stapelen, de ondoorzichtigheid ervan aanpassen en schaduwen
toevoegen om interessante visuele effecten te creëren. Raadpleeg voor meer
informatie over het werken met afbeeldingen de desbetreffende gedeelten in dit
hoofdstuk. Raadpleeg voor informatie over het aanpassen van schaduwinstellingen en
de ondoorzichtigheid hoofdstuk 7, “Eigenschappen van objecten wijzigen”.

Eenvoudige vormen, tabellen en diagrammen toevoegen
Pages biedt hulpmiddelen waarmee u tabellen en diagrammen kunt samenstellen in
het document. Met Pages kunt u ook basisvormen tekenen (rechthoeken, cirkels,
driehoeken, pijlen, enzovoort) die u als eenvoudige illustraties in het document kunt
opnemen.
Om een vorm, tabel of diagram zwevend in de tekst te plaatsen, gaat u als volgt te
werk:
1 Plaats het invoegpunt op de positie waar het object in de doorlopende tekst moet
verschijnen.
2 Selecteer het object dat u wilt toevoegen:
 Als u een vorm wilt toevoegen, kiest u 'Voeg in' > 'Vorm' > [type vorm]. (U kunt ook
op de knop 'Object' in de knoppenbalk klikken.)
 Als u een tabel wilt toevoegen, kiest u 'Voeg in' > 'Tabel'. (U kunt ook op de knop
'Object' in de knoppenbalk klikken en 'Tabel' kiezen.)
 Als u een diagram wilt toevoegen, kiest u 'Voeg in' > 'Diagram'. (U kunt ook op de
knop 'Object' in de knoppenbalk klikken en 'Diagram' kiezen.) Selecteer vervolgens
een diagramtype in het infovenster 'Diagram'.
Om een vast tekstvak of diagram of vaste tabel of vorm te plaatsen:
1 Klik op een willekeurige plaats buiten de tekstgebieden van het document zodat het
invoegpunt niet zichtbaar is.
2 Selecteer het object dat u wilt toevoegen:
 Als u een tekstvak wilt toevoegen, kiest u 'Voeg in' > 'Tekst'. (U kunt ook op de knop
'Object' in de knoppenbalk klikken en 'Tekst' kiezen.)

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

123

N2644.book Page 124 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 Als u een vorm wilt toevoegen, kiest u 'Voeg in' > 'Vorm' > [type vorm]. (U kunt ook
op de knop 'Object' in de knoppenbalk klikken en een vorm kiezen.)
 Als u een tabel wilt toevoegen, kiest u 'Voeg in' > 'Tabel'. (U kunt ook op de knop
'Object' in de knoppenbalk klikken en 'Tabel' kiezen.)
 Als u een diagram wilt toevoegen, kiest u 'Voeg in' > 'Diagram'. (U kunt ook op de
knop 'Object' in de knoppenbalk klikken en 'Diagram' kiezen.) Selecteer vervolgens
een diagramtype in het infovenster 'Diagram'.
Er wordt een tekstvak, vorm, tabel of diagram weergegeven op de pagina.
3 Sleep het object naar de gewenste locatie op de pagina.
Opmerking: U kunt ook op de Option-toets drukken en op de knop 'Object' in de
knoppenbalk klikken. Laat de Option-toets los en kies vervolgens 'Vorm', 'Tekst', 'Tabel'
of 'Diagram'. Sleep de kruisvormige aanwijzer over het documentvenster om het
object op de gewenste plaats te tekenen. Nu hebt u een vast object.
U kunt de kleuren, ondoorzichtigheid, contouren en schaduwen van vormen en
tekstvakken aanpassen in het infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg voor meer
informatie over het instellen van de kenmerken van een vorm hoofdstuk 7,
“Eigenschappen van objecten wijzigen”. Voor informatie over het toevoegen van tekst
in een vorm, raadpleegt u het gedeelte “Tekst opnemen in een vorm” op pagina 77.
U kunt het aantal rijen en kolommen in een tabel wijzigen en het ontwerp en de
opmaak van de tabel bewerken in het infovenster 'Tabel'. Raadpleeg voor meer
informatie over het ontwerpen van tabellen hoofdstuk 8, “Tabellen aanmaken”.
U voegt gegevens toe aan het diagram met de diagramgegevenseditor. U kunt de
stijl, assen, labels en andere kenmerken van het diagram wijzigen in het infovenster
'Diagram'. Raadpleeg voor meer informatie over het aanmaken van diagrammen
hoofdstuk 9, “Diagrammen aanmaken”.

Vaste objecten omzetten in zwevende objecten (en vice versa)
Een afbeelding die is geïmporteerd en zwevend in de tekst is geplaatst, kan
gemakkelijk worden omgezet in een object dat is vastgezet op de pagina (en vice
versa). U kunt een vast object in een zwevend object omzetten (of vice versa) in het
infovenster 'Omloop'.

124

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 125 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om een vast object om te zetten in een zwevend object (of vice versa), gaat u als
volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Omloopinfo'.
2 Selecteer in het document het om te zetten object en voer een van de volgende
handelingen uit:
a Als u het object zwevend wilt maken, schakelt u in het infovenster 'Omloop' het
aankruisvak 'Verschuift met tekst' in.
b Als u het object vast wilt maken, schakelt u in het infovenster 'Omloop' het
aankruisvak 'Vast op pagina' in.
Als u de manier wilt wijzigen waarop tekst om het object heen loopt, gebruikt u de
omloopregelaars in het infovenster 'Omloop'. Raadpleeg voor meer informatie over
tekstomloop het gedeelte “Tekst om een object heen laten lopen” op pagina 134.

Werken met PDF-bestanden als afbeeldingen
Afbeeldingen die u sterk wilt vergroten of verkleinen kunt u in PDF-bestanden
omzetten voordat u ze in Pages invoegt. PDF-bestanden kunt u sterk vergroten of
verkleinen zonder dat de kwaliteit afneemt. Bij andere bestandstypen kan de
weergavekwaliteit bij het vergroten of verkleinen afnemen.
U kunt bijvoorbeeld uitstekend tabelgegevens uit Excel- of AppleWorks-documenten
in Pages als PDF-bestand openen. Als u in het document gebruik wilt maken van
tabellen die in een Excel- of AppleWorks-spreadsheet intensief zijn opgemaakt, kunt u
de spreadsheet als een PDF-bestand bewaren en vervolgens het PDF-bestand zoals
elk ander extern afbeeldingbestand op een pagina plaatsen.
Om een Excel- of AppleWorks-bestand naar een PDF-bestand te converteren, gaat
u als volgt te werk:
1 Selecteer in de Excel- of AppleWorks-spreadsheet het tabelbereik dat u in het
document wilt gebruiken.
2 Kies 'File' > 'Print'.
3 Kies in het venster de optie 'Output Options' uit het venstermenu 'Copies & Pages'.
4 Schakel het aankruisvak 'Save as file' in.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

125

N2644.book Page 126 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

5 Kies 'PDF' uit het venstermenu 'Format'.
6 Klik op 'Save as PDF'.
7 Typ in het bewaarvenster een naam voor het PDF-bestand, selecteer een locatie en
klik vervolgens op de knop 'Save'.

Vaste afbeeldingen bijsnijden (een uitsnede maken)
U kunt afbeeldingen bijsnijden zonder de afbeeldingbestanden zelf te wijzigen. U
doet dit door een uitsnede te maken van een deel van een afbeelding. Hierdoor is het
mogelijk een volledige afbeelding te importeren maar slechts een deel ervan in het
document weer te geven. Van afbeeldingen met een uitsnede kunt u de plaats en de
grootte nog wijzigen.
Om een uitsnede van een afbeelding te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Importeer het bestand met de afbeelding waarvan u een uitsnede wilt maken. De
afbeelding moet als vast object worden geplaatst. Raadpleeg voor meer informatie
het gedeelte “Het verschil tussen vaste en zwevende objecten” op pagina 120.
2 Selecteer het object en kies 'Opmaak' > 'Snij bij'. Er verschijnt een uitsnede op de
afbeelding, waarin zich een venstertje bevindt dat u groter of kleiner kunt maken.

3 Sleep het venstertje om het midden op het deel van de afbeelding te plaatsen dat u
wilt weergeven in het document. Sleep de selectiegrepen om de grootte te wijzigen.
 Als u de verhoudingen van het venstertje wilt handhaven, houdt u de Shift-toets
ingedrukt terwijl u de selectiegrepen sleept.

126

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 127 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 Als u het venstertje wilt roteren, houdt u de Command-toets ingedrukt terwijl u de
selectiegrepen sleept. Raadpleeg voor meer informatie over het aanpassen van
objecten met de selectiegrepen het gedeelte “Objecten selecteren, slepen en de
grootte van objecten wijzigen” op pagina 130.

Sleep de selectiegrepen
om de grootte van het
zichtbare deel van de
afbeelding te wijzigen.

4 Klik dubbel op het venstertje om het deel onder de uitsnede zichtbaar te maken. Om
de zichtbare randen van de afbeelding met de uitsnede verschijnt een stippellijn.

5 Sleep de selectiegrepen om het zichtbare deel van de afbeelding groter of kleiner te
maken of te roteren. U kunt ook de volledige afbeelding slepen om deze ergens
anders op de pagina te plaatsen. Het zichtbare deel van de afbeelding kunt u ook
omzetten in een zwevende afbeelding door de optie 'Verschuift met tekst' te
selecteren in het infovenster 'Omloop'. Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte
“Vaste en zwevende objecten toevoegen” op pagina 121.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

127

N2644.book Page 128 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Sleep de selectiegrepen
om het zichtbare deel
van de afbeelding groter
of kleiner te maken of te
roteren.

Om het te tonen deel van een afbeelding met uitsnede te wijzigen, gaat u als volgt
te werk:
1 Klik dubbel op de afbeelding.
2 Selecteer het venstertje dat kan worden vergroot of verkleind door op de rand met de
stippellijn te klikken.
3 Sleep de selectiegrepen om het zichtbare deel van de afbeelding groter of kleiner te
maken of te roteren. U kunt het venstertje ook slepen om een ander deel van de
afbeelding zichtbaar te maken.
De uitsnede van een afbeelding verwijderen
m Maak van de afbeelding een vast object, selecteer dit en kies vervolgens 'Opmaak' >
'Maak bijsnijden ongedaan'. Nu is de volledige afbeelding weer zichtbaar.
Als u regelmatig uitsneden maakt van afbeeldingen, kunt u de knop 'Snij bij' aan de
knoppenbalk toevoegen om efficiënter te werken. Raadpleeg voor meer informatie
over het aanpassen van de knoppenbalk het gedeelte “De knoppenbalk” op
pagina 22.

Werken met de mediabrowser
Via de mediabrowser zijn afbeeldingen in uw iPhoto-bibliotheek, muziek in uw
iTunes-bibliotheek en films in uw map 'Films' snel toegankelijk. U kunt afbeeldingen,
muziek en films direct slepen vanuit de mediabrowser naar het document of naar een
afbeeldingvak in een van de infovensters.
Om een afbeelding uit iPhoto toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon mediabrowser'. (U kunt ook op de knop 'Media' in de
knoppenbalk klikken.)
2 Kies 'iPhoto' uit het venstermenu in de mediabrowser en selecteer het gewenste
album.

128

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 129 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 Sleep een miniatuur van een afbeelding direct naar het Pages-documentvenster om
de afbeelding zwevend in de tekst te plaatsen of vast te zetten op de pagina. U kunt
de miniatuur ook slepen naar een afbeeldingvak in het infovenster 'Tekst' of het
infovenster 'Afbeelding' om de afbeelding als vulafbeelding te gebruiken of als
opsommingsteken. Raadpleeg voor meer informatie de gedeelten “Werken met
kleuren en afbeeldingen” op pagina 143 en “Nieuwe lijststijlen wijzigen en aanmaken”
op pagina 93.
Hier kiest u 'iPhoto',
'iTunes' of 'Films'.

Hier selecteert u het
album dat de afbeelding
bevat.
Hier sleept u een
miniatuur naar het
documentvenster of een
afbeeldingvak in een van
de infovensters.

Hier zoekt u op naam
naar een bestand.

Om vanuit iTunes muziek toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'iTunes' uit het venstermenu in de mediabrowser en selecteer de gewenste
afspeellijst.
2 Sleep een geluidsbestand naar het documentvenster.
Om een film toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Films' uit het venstermenu van de mediabrowser.
2 Sleep een filmminiatuur direct naar het documentvenster.
Opmerking: als u de films in een lijst in het paneel 'Films' van de mediabrowser wilt
zien, moet u de films in de map 'Films' van de Finder plaatsen.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

129

N2644.book Page 130 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Tekst of afbeeldingsobjecten verplaatsen, in lagen plaatsen
of de grootte wijzigen
Zodra tekst en afbeeldingen zich op de pagina bevinden, gedragen deze zich vrijwel
hetzelfde. U kunt ze naar voren of naar achteren verplaatsen ten opzichte van elkaar
en op vergelijkbare wijze opmaken of bewerken.

Objecten selecteren, slepen en de grootte van objecten wijzigen
Met de selectiegrepen kunt u snel de grootte van objecten wijzigen. Als u de
verhoudingen van een object wilt handhaven of de waarden voor de grootte en
plaats van het object nauwkeurig wilt instellen, gebruikt u het infovenster 'Formaat'.
Raadpleeg voor meer informatie over de manier waarop u met het infovenster
'Formaat' een object nauwkeurig kunt aanpassen de gedeelten “De richting van
objecten wijzigen” op pagina 153 en “Het formaat en de positie van objecten
aanpassen” op pagina 154.
Een vast object verplaatsen
m Klik op het object om het te selecteren (zodat de grepen worden weergegeven). Sleep
het object vervolgens.
Sleep het object niet bij de grepen, omdat u op deze manier het formaat van het
object zou kunnen wijzigen.
Om een zwevend object te verplaatsen, voert u een van de volgende handelingen
uit:
 Selecteer het object door erop te klikken en sleep het vervolgens totdat het
invoegpunt wordt weergegeven op de positie waar het object in de tekst moet
komen.
 Selecteer het object en kies 'Wijzig' > 'Knip'. Plaats het invoegpunt op de positie
waar u het object wilt plaatsen en kies vervolgens 'Wijzig' > 'Plak'.
Om het formaat van een object te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op het object om het te selecteren.
Als er in het object tekst is geselecteerd, kunt u het volledige object selecteren door
op Command-Return te drukken.
2 Plaats de aanwijzer dichtbij een greep zodat de aanwijzer in een dubbele pijl
verandert. Bij zwevende objecten kunt u alleen de selectiegrepen aan de onderkant
en in de rechter- of linkerbenedenhoek gebruiken om de grootte te wijzigen.

130

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 131 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 Sleep een selectiegreep om het object te vergroten of te verkleinen.
 Om het formaat van het object vanuit het midden te wijzigen, houdt u de Optiontoets ingedrukt terwijl u sleept.
 Om de verhoudingen van het object te handhaven terwijl u het vergroot of
verkleint, houdt u de Shift-toets ingedrukt.
Om een object te roteren, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het object.
2 Houd de Command-toets ingedrukt terwijl u de aanwijzer op een actieve
selectiegreep plaatst. De greep krijgt de vorm van een gebogen, tweepuntige pijl.
3 Sleep een greep om het object te roteren.
Objecten horizontaal of verticaal spiegelen:
m Selecteer het object en kies vervolgens 'Orden' > 'Spiegel horizontaal' of 'Spiegel
verticaal'.
Als u regelmatig objecten spiegelt, kunt u de knoppen 'Spiegel horizontaal' en
'Spiegel verticaal' aan de knoppenbalk toevoegen. Raadpleeg voor meer informatie
over het aanpassen van de knoppenbalk het gedeelte “De knoppenbalk” op
pagina 22.
Om een vast object naar voren of naar achteren te verplaatsen ten opzichte van
tekst of een ander object op de pagina, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het object dat u wilt verplaatsen.
2 Kies 'Orden' > 'Naar voren' of 'Naar achteren'.
3 Herhaal stap 2 totdat het object zich in de juiste laag bevindt.
4 Kies 'Orden' > 'Plaats vooraan' of 'Plaats achteraan' om een object helemaal boven of
helemaal onder aan de stapel te plaatsen.
Als u regelmatig objecten in lagen stapelt op de pagina, kunt u de knoppen 'Voor',
'Achter', 'Naar voren' en 'Naar achteren' aan de knoppenbalk toevoegen om efficiënter
te werken. Raadpleeg voor meer informatie over het aanpassen van de knoppenbalk
het gedeelte “De knoppenbalk” op pagina 22.
Een vast object selecteren dat zich achter tekst bevindt
m Plaats de aanwijzer buiten het tekstgebied en sleep over de pagina totdat de
selectiegrepen van het object verschijnen.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

131

N2644.book Page 132 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Opmerking: Als u een object niet kunt selecteren door erop te klikken of als de
selectiegrepen van het object blauw zijn, betreft het een basisobject. Raadpleeg voor
meer informatie over basisobjecten het gedeelte “Basisobjecten plaatsen” op
pagina 199.
Alle objecten in een document selecteren
 Als u alle vaste objecten in een document (uitgezonderd objecten in de basissectie)
wilt selecteren, klikt u buiten het tekstgebied en drukt u op Command-A.
 Als u alle zwevende objecten en tekst in een tekstgebied wilt selecteren, plaatst u
het invoegpunt in het tekstgebied en drukt u op Command-A.

Vaste objecten groeperen en vergrendelen
U kunt vaste objecten groeperen zodat ze als één geheel kunnen worden verplaatst,
gekopieerd en geplaatst. (De grootte van een groep objecten kunt u niet wijzigen.) U
kunt vaste objecten vergrendelen om te voorkomen dat u ze per ongeluk verplaatst
wanneer u bezig bent. Zwevende objecten kunt u niet groeperen of vergrendelen.
Om objecten te groeperen, gaat u als volgt te werk:
1 Houd de Command- of Shift-toets ingedrukt terwijl u op de pagina de objecten
selecteert die u wilt groeperen.
2 Kies 'Orden' > 'Groepeer'. Er wordt een kader met grijze selectiegrepen om de
objecten weergegeven.
Als u objecten groepeert of vergrendelt, kunt u de afzonderlijke objecten in de groep
pas bewerken nadat u de groepering of vergrendeling hebt opgeheven.
De groepering van een object opheffen
m Selecteer het object en kies 'Orden' > 'Hef groepering op'.
Om objecten te vergrendelen, gaat u als volgt te werk:
1 Houd de Command- of Shift-toets ingedrukt terwijl u de objecten selecteert die u wilt
vergrendelen.
2 Kies 'Orden' > 'Vergrendel'.
Het vergrendelen van een object ongedaan maken
m Selecteer het object en kies 'Orden' > 'Hef vergrendeling op'.

132

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 133 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u regelmatig objecten op de pagina groepeert en vergrendelt, kunt u de knoppen
'Groepeer', Vergrendel', 'Hef groepering op' en 'Hef vergrendeling op' aan de
knoppenbalk toevoegen. Raadpleeg voor meer informatie over het aanpassen van de
knoppenbalk het gedeelte “De knoppenbalk” op pagina 22.

Werken met alfakanaalafbeeldingen
In alfakanaalafbeeldingen bevindt zich een transparant gebied waardoorheen tekst of
andere afbeeldingen zichtbaar zijn. U kunt alfakanalen ook gebruiken om een
transparant gebied te creëren rondom een onregelmatig gevormde afbeelding zodat
er geen witte rechthoek om de afbeelding heen staat.
Deze afbeelding van een vergrootglas
heeft een alfakanaal zodat het
mogelijk is tekst door het glas heen te
zien.
Rondom de onregelmatige vorm van
de afbeelding bevindt zich een
alfakanaal zodat het mogelijk is tekst
door de rechthoek om de afbeelding
heen te zien.

Als u een alfakanaalafbeelding in Pages importeert, hoeft u niets te doen om de
afbeelding transparant te maken. U kunt de afbeelding in de dia plaatsen, bewerken
en naar voren of achteren verplaatsen, net zoals met elke andere afbeelding.
Veel PDF-, TIFF- en PSD-bestanden bevatten alfakanaalafbeeldingen. U kunt uw eigen
alfakanaalafbeeldingen aanmaken met programma's als Adobe Photoshop, Corel
Draw, Adobe Illustrator en Adobe Acrobat. Raadpleeg de instructies die bij deze
programma's zijn geleverd voor meer informatie over het aanmaken van
alfakanaalafbeeldingen.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

133

N2644.book Page 134 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Tekst om een object heen laten lopen
Wanneer u een object (afbeeldingen, vormen, diagrammen, enzovoort) vast of
zwevend in de tekst plaatst, kunt u aangeven hoe u wilt dat tekst eromheen loopt. U
kunt ervoor kiezen de tekst dicht of losjes tegen het object aan te plaatsen. U kunt er
ook voor zorgen dat de tekst alleen onder, boven of langs één kant van het object
blijft. Om deze opties in te stellen, gebruikt u het infovenster 'Omloop'.
Het infovenster 'Omloop' weergeven
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Omloopinfo'.
Hiermee opent u het
infovenster 'Omloop'.
Selecteer een van deze opties om een
object zwevend in de tekst of vast op
de pagina te plaatsen.
Schakel dit aankruisvak in om ervoor
te zorgen dat tekst om het object
heen loopt. Gebruik daarvoor de
knoppen die eronder staan.
Hiermee stelt u het
transparantiepercentage in dat
bepaalt hoeveel van de tekst door het
object heen is te zien.
Hiermee stelt u in hoeveel ruimte er
moet zijn tussen het object en de
omringende tekst.
Klik hierop om de tekst
dicht of losjes tegen het
object aan te plaatsen.

De instellingen in het infovenster hebben een andere invloed op vaste objecten dan
op zwevende objecten.

134

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 135 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om de tekstomloop om een vast object heen aan te passen, gaat u als volgt te
werk:
1 Selecteer het object.
2 Schakel in het infovenster 'Omloop' het aankruisvak 'Laat tekst rond object lopen' in.
3 Klik op een knop in het infovenster om te bepalen aan welke kant van het object de
tekst moet omlopen.
Hiermee loopt tekst om
het object heen.
Hiermee loopt tekst alleen om de
rechter- of linkerkant heen, afhankelijk
van de hoeveelheid ruimte aan een
kant.
Hiermee loopt tekst alleen
om boven en onder het
object.
Hiermee loopt tekst rechts van het
object om.
Hiermee loopt tekst links
van het object om.

4 Als u wilt dat de tekst dichter om een object met een alfakanaal heen loopt, klikt u op
de rechterknop van 'Tekstvorm'. Als u wilt dat de tekst niet zo dicht om het object
heen loopt, klikt u op de linkerknop van 'Tekstvorm'.
Hiermee loopt tekst om de
rechthoekige begrenzing
van een object heen.

Hiermee loopt tekst
dichter om een object
met een alfakanaal heen.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

135

N2644.book Page 136 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

5 Voer een waarde in het veld 'Extra ruimte' in om de minimale ruimte op te geven die
u tussen het object en de omringende tekst wilt.
6 Als er transparante gebieden zijn in het object (een alfakanaal), stelt u het
alfakanaalpercentage in dat bepaalt hoeveel van de tekst door het transparante
gebied is te zien. Raadpleeg voor een illustratie het gedeelte “Werken met
alfakanaalafbeeldingen” op pagina 133.
Om de tekstomloop om een zwevend object heen aan te passen, gaat u als volgt te
werk:
1 Selecteer het object.
2 Schakel in het infovenster 'Omloop' het aankruisvak 'Laat tekst rond object lopen' in.
3 Klik op een knop in het infovenster om te bepalen hoe het object in de tekst moet
worden geplaatst.
Hiermee wordt het object gecentreerd en loopt
de tekst langs beide kanten om het object heen.
Hiermee wordt het object links
uitgelijnd tussen tekstregels.

Hiermee wordt het object rechts
uitgelijnd tussen tekstregels.
Hiermee wordt het object
gecentreerd tussen tekstregels.
Hiermee wordt het object rechts uitgelijnd
en loopt de tekst om langs de linkerkant.
Hiermee wordt het object links uitgelijnd en
loopt de tekst om langs de rechterkant.

4 Als u wilt dat de tekst dichter om een object met een alfakanaal heen loopt, klikt u op
de rechterknop 'Tekstvorm'. Als u wilt dat de tekst niet zo dicht om het object heen
loopt, klikt u op de linkerknop 'Tekstvorm'.
5 Voer een waarde in het veld 'Extra ruimte' in om de minimale ruimte op te geven die
u tussen het object en de omringende tekst wilt.

136

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 137 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

6 Als er transparante gebieden zijn in het object (een alfakanaal), stelt u het
alfakanaalpercentage in dat bepaalt hoeveel van de tekst door het transparante
gebied is te zien. Raadpleeg voor een illustratie het gedeelte “Werken met
alfakanaalafbeeldingen” op pagina 133.

Geluid en films toevoegen
U kunt geluid, films en Flash-bestanden aan het document toevoegen als dit op een
scherm wordt bekeken als een HTML-bestand of een Pages-bestand. Het film- of
geluidsbestand wordt afgespeeld wanneer de kijker dubbel klikt op het symbool
ervan op een documentpagina.
Pages accepteert elk QuickTime- of iTunes-bestandstype, waaronder:
 MOV
 FLASH
 MP3
 MP4
 AIFF
 AAC
Belangrijk: Wanneer u een mediabestand aan een document toevoegt, wordt het
bestand niet opgeslagen als onderdeel van het Pages-document. Als u het document
naar een andere computer overbrengt, maar niet het mediabestand, zal het
mediabestand niet in het document verschijnen. Zorg ervoor dat u alle
mediabestanden overbrengt naar de computer of server die wordt gebruikt om het
document te bekijken of voeg deze bestanden toe wanneer u het document
bewaart.(Klik op het driehoekje rechts van het veld 'Bewaar' in het bewaarvenster en
schakel vervolgens het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar document' in.)

Opties voor het afspelen van media aanpassen
In het infovenster 'QuickTime' kunt u het afspeelvolume voor geluid en film in het
document instellen en opgeven of mediabestanden eenmalig in hun geheel moeten
worden afgespeeld of doorlopend moeten worden herhaald.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

137

N2644.book Page 138 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om de voorkeuren voor het afspelen van media in te stellen, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Infovenster' in de
knoppenbalk klikken.)
2 Klik op de knop 'QuickTime-info'.
3 Selecteer de film door erop te klikken en sleep vervolgens de volumeregelaar naar
rechts voor meer volume en naar links voor minder volume.
4 Kies een herhaaloptie uit het venstermenu 'Herhaling':
 'Geen': eenmalig afspelen.
 'Herhaal': doorlopend herhalen.
 'Herhaal heen en terug': doorlopend heen en terug afspelen.
Hiermee opent u het
infovenster 'QuickTime'.
Hiermee selecteert u het beeld uit de
film dat wordt weergegeven voordat
het afspelen van de film begint.
Uit dit venstermenu kunt u een
herhaaloptie voor het afspelen kiezen.
Met deze schuifregelaar stelt u het
afspeelvolume in.
Met behulp van deze regelaars kunt u
de film bekijken terwijl u het
document bewerkt.

U kunt ook aangeven welk filmbeeld in de dia moet worden weergegeven tot de film
wordt afgespeeld. (Dit beeld wordt de "filmposter" genoemd.)
De filmposter instellen
1 Klik op de film om deze te selecteren.
2 Sleep in het infovenster 'QuickTime' de schuifregelaar 'Filmposter' totdat het
gewenste beeld wordt weergegeven.

138

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 139 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Koppelingen en bladwijzers toevoegen
Koppelingen en bladwijzers worden gebruikt in documenten die op een scherm
zullen worden bekeken, als HTML-bestanden of als Pages-documenten. U kunt
koppelingen toevoegen om snel naar een andere pagina te gaan of om een emailbericht te openen of naar een URL (webadres) te gaan. Met bladwijzers kunt u
passages in het document markeren waar u elders naar wilt verwijzen.
Type koppeling

Functie

Opmerkingen

'Webpagina'

Naar een pagina in
een webbrowser gaan

Geef de URL op van de pagina
die u wilt openen.

'E-mailbericht'

Een nieuw e-mailbericht
openen met het opgegeven
onderwerp en de opgegeven
ontvanger

Typ het adres van de
ontvanger en een
onderwerpregel.

'Bladwijzer'

Naar een andere pagina in
hetzelfde document gaan

Gebruik deze optie om snel
naar verschillende plaatsen te
gaan in het document waar u
mee bezig bent.

Om tekst voor een koppeling toe te voegen waarmee u naar een e-mailbericht of
webpagina gaat, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tekst waarvan u een tekst voor een koppeling wilt maken.
2 Kies 'Voeg in' > 'Koppeling' > [E-mailbericht of Webpagina].
3 Typ de vereiste gegevens (raadpleeg onderstaande afbeelding).
 'Webpagina': Geef de URL op die moet worden weergegeven wanneer op de
koppeling wordt geklikt. Wanneer u op de koppeling klikt, verschijnt de webpagina
in de webbrowser die u standaard gebruikt.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

139

N2644.book Page 140 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hiermee opent u het
infovenster 'Koppeling'.
Typ hier de URL waarmee u
een koppeling wilt maken.
U kunt de tekst van de
koppeling in het document
bewerken.

Schakel dit aankruisvak in om
alle koppelingen uit te
schakelen zodat u deze
gemakkelijk kunt bewerken.

 'E-mailbericht': Geef de onderwerpregel op en het e-mailadres van degene voor wie
het bericht is bestemd. Wanneer op de koppeling wordt geklikt, verschijnt het lege
e-mailbericht in het e-mailprogramma dat u standaard gebruikt.

Hier typt u het e-mailadres van
de ontvanger.
Hier typt u het onderwerp van
het bericht.
U kunt de tekst van de koppeling
in het document bewerken.

Pages detecteert URL's en e-mailadressen automatisch terwijl u typt en zet deze om in
koppelingen. U kunt deze functie desgewenst uitschakelen.
Automatische detectie van URL's en e-mailadressen tijdens het typen uitschakelen
m Kies 'Pages' > 'Voorkeuren' en schakel het aankruisvak 'Detecteer e-mail- en
webadressen automatisch' uit.
Om bladwijzers aan het document toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tekst waarbij u de bladwijzer wilt aanmaken.

140

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 141 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Kies 'Voeg in' > 'Bladwijzer'.

Klik op 'Naam' of op 'Pagina' om de lijst met
bladwijzers te sorteren.
Klik op een bladwijzer om snel naar de
plaats van de bladwijzer in het document te
gaan. Als u de bladwijzer wilt bewerken, klikt
u dubbel op de naam.
Klik op een van deze knoppen als u nieuwe
bladwijzers wilt toevoegen of een bladwijzer
wilt verwijderen die in de lijst is
geselecteerd.

Om bladwijzers te bewerken en te gebruiken, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op 'Bladwijzer' in het infovenster 'Koppeling'.
2 Klik op een bladwijzer in de lijst om snel naar de plaats van de bladwijzer in het
document te gaan.
3 Klik dubbel op een bladwijzer in de lijst als u de naam wilt wijzigen.
4 Klik op de kolomkop 'Naam' of 'Pagina' als u de bladwijzers op naam of
paginanummer wilt sorteren.
5 Klik op de knop met het plusteken als u nieuwe bladwijzers wilt toevoegen.
6 Selecteer een bladwijzer in de lijst en klik op de knop met het minteken (-) om de
bladwijzer te verwijderen.
Om een koppeling toe te voegen waarmee u naar een bladwijzer gaat, gaat u als
volgt te werk:
1 Kies 'Voeg in' > 'Koppeling' > 'Bladwijzer' of maak een bladwijzer aan in het tabblad
'Bladwijzer' van het infovenster 'Koppeling'.
2 Open het tabblad 'Koppeling' van het infovenster 'Koppeling'.
3 Selecteer de tekst waarvan u een koppeling wilt maken en schakel vervolgens het
aankruisvak 'Activeer als koppeling' in.
4 Kies 'Bladwijzer' uit het venstermenu 'Koppel met'.

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

141

N2644.book Page 142 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Kies de naam van
bladwijzer.
U kunt de tekst van de
koppeling in het document
bewerken.
Schakel dit aankruisvak in
om alle koppelingen uit te
schakelen zodat u deze
gemakkelijk kunt bewerken.

5 Kies de bladwijzer waarmee u een koppeling wilt maken uit het venstermenu 'Naam'.
De tekst voor een koppeling uitschakelen om deze te bewerken
m Schakel in het tabblad 'Koppeling' van het infovenster 'Koppeling' het aankruisvak
'Maak alle koppelingen inactief' in.

142

Hoofdstuk 6 Werken met afbeeldingen en andere media

N2644.book Page 143 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

7

Eigenschappen van objecten
wijzigen

7

In dit hoofdstuk worden de geavanceerde functies
voor het bewerken van afbeeldingen en andere
objecten in documenten beschreven.
U kunt de eigenschappen van objecten, zoals de kleur, de lijnstijl en -dikte, de
schaduw, de mate van ondoorzichtigheid en de richting, rechtstreeks in de
infovensters en het venster 'Kleuren' bewerken.

Werken met kleuren en afbeeldingen
U kunt met kleuren fraaie effecten in Pages creëren. U kunt vormen vullen met een
effen kleur, een verlooptint of een afbeelding (bijvoorbeeld een foto).
U kunt ook de mate van ondoorzichtigheid (de transparantie) van een object
aanpassen. U kunt zelfs vul- en transparantie-effecten toepassen op de afzonderlijke
staven van staafdiagrammen en de segmenten van cirkeldiagrammen.

Kleuren selecteren
Met behulp van het venster 'Kleuren' kunt u kleuren instellen voor de tekst, vormen,
achtergronden en schaduwen in Pages.
Het venster 'Kleuren' openen
 Kies 'Weergave' > 'Toon kleuren'. U kunt ook op de knop 'Kleur' in de knoppenbalk
klikken.
 U kunt ook op een kleurenvak in een van de infovensters klikken.

143

N2644.book Page 144 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Klik op het symbool van het
vergrootglas op het scherm
om dezelfde kleur in te
stellen.
De kleur die u in de kleurenschijf hebt ingesteld,
wordt in dit vak weergegeven. (De beide kleuren in
dit vak geven aan dat de mate van
ondoorzichtigheid is ingesteld op minder dan
100%.)

Met behulp van deze schuifregelaar kunt u de tint
in het kleurenvak lichter of donkerder maken.
Klik hierop om een kleur in de kleurenschijf te
selecteren.
Sleep de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' naar
links om de kleur doorzichtiger te maken.
U kunt de kleuren uit het kleurenvak naar de
kleurenpalet slepen, zodat u ze kunt bewaren.

Met de kleurenschijf in het venster 'Kleuren' kunt u de kleur selecteren. De
geselecteerde kleur wordt weergegeven in het kleurenvak boven in het venster
'Kleuren'. U kunt die kleur bewaren door deze in het kleurenpalet te plaatsen zodat u
de kleur later nog eens kunt gebruiken.
Om een kleur te selecteren, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op een willekeurige plaats in de kleurenschijf. De geselecteerde kleur wordt
weergegeven in het kleurenvak boven in het venster 'Kleuren'.
2 Om de kleur lichter of donkerder te maken, sleept u de schuifregelaar rechts van het
venster 'Kleuren'.
3 Om de kleur doorzichtiger te maken, sleept u de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid'
naar links of voert u een waarde voor het percentage in het veld in.

144

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

N2644.book Page 145 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het kleurenpalet openen
m Sleep de greep onder in het venster 'Kleuren'.
Een kleur in het kleurenpalet bewaren
m Sleep de kleur in het kleurenvak naar het kleurenpalet.
Om de kleuren die u hebt geselecteerd in het venster 'Kleuren' toe te passen op een
object op de pagina, moet u de kleur in de juiste kleurenschijf in een infovenster
plaatsen.
Een kleur toepassen op een object op de pagina
 Selecteer een kleurenvak in een van de infovensters en klik vervolgens op een kleur
in de kleurenschijf.
 U kunt ook een kleur uit het kleurenpalet of het kleurenvak naar een kleurenvak in
een van de infovensters slepen.
Om de kleur te laten overeenkomen met de kleur van een ander onderdeel op het
scherm, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op het vergrootglas links van het kleurenvak in het venster 'Kleuren'.
2 Klik op het scherm op het onderdeel met de kleur waarmee u de kleur wilt laten
overeenkomen. De kleur verschijnt in het kleurenvak.
3 Selecteer het onderdeel waarop u de kleur wilt aanbrengen en sleep de kleur uit het
kleurenvak naar het onderdeel.

Een kleur als vulling voor een object gebruiken
Objecten kunnen worden gevuld met een effen kleur of een verlooptint, waarbij twee
kleuren geleidelijk worden gemengd. De kleur van een object kunt u wijzigen met
behulp van het infovenster 'Afbeelding'.

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

145

N2644.book Page 146 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Kies een effen kleur, een
verlooptint, een afbeelding of
een afbeelding met kleurtint om
een tekenobject te vullen.

Het infovenster 'Afbeelding' openen
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Afbeeldinginfo'.
Om een effen vulkleur voor een object in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer op de pagina het object waarvan u de kleur wilt wijzigen.
2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Kleur' uit het venstermenu 'Vulling'.
3 Klik op het kleurenvak onder het venstermenu 'Vulling' om het venster 'Kleuren' te
openen.
4 Selecteer een kleur in het venster 'Kleuren'.
Om een object te vullen met een verlooptint, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer op de pagina het object waarvan u de kleur wilt wijzigen.
2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Verlooptint' uit het venstermenu 'Vulling'.
3 Klik op de verschillende kleurenvakken en kies de gewenste kleuren in het venster
'Kleuren'.
4 Om een richting in te stellen voor de verlooptint, gebruikt u de rotatieschijf of voert u
een waarde in het veld in. Om het object horizontaal of verticaal te spiegelen, klikt u
op de pijlknoppen voor de hoek.
5 Om de verlooptint om te draaien, klikt u op de dubbele pijl naast de kleurenvakken.

146

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

N2644.book Page 147 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Spiegel de stand van de
verlooptint of stel de
richting ervan in met
behulp van de pijlknoppen
of de knop 'Hoek'. U kunt
ook een waarde opgeven.
Als u op deze dubbele pijl klikt, kunt u
de verlooptint omdraaien.
Klik in elk kleurenvak om
kleuren te selecteren.

Afbeeldingen als vulling voor objecten gebruiken
U kunt een afbeelding of een afbeelding met kleurtint plaatsen in een tekenvorm,
tekstvak, diagramonderdeel of tabelcel.
Om een afbeelding als vulling voor een object in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het object waarin u een afbeelding wilt plaatsen.
2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Afbeelding' uit het venstermenu 'Vulling'
en selecteer een afbeelding.
3 Als u de afbeelding wilt wijzigen, klikt u op 'Kies', selecteert u de afbeelding en klikt u
op 'Open'. U kunt ook het afbeeldingbestand van de Finder of de mediabrowser
slepen naar het afbeeldingvak in het infovenster 'Afbeelding'.
Met behulp van dit
venstermenu stelt u het
formaat van de afbeelding
in het object in.
Sleep een afbeelding naar het afbeeldingvak
als u de afbeelding wilt wijzigen.

4 Kies een schaaloptie voor de afbeelding uit het venstermenu.

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

147

N2644.book Page 148 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 Als u de optie 'Passend' kiest, wordt de grootte van de afbeelding zo goed mogelijk
aangepast aan de grootte van het object. Als het object een andere vorm heeft dan
de oorspronkelijke afbeelding, wordt slechts een gedeelte van de afbeelding
weergegeven. Het is ook mogelijk dat er een lege ruimte om de afbeelding wordt
weergegeven.
 Als u de optie 'Vullend' kiest, wordt de afbeelding groter of kleiner, waarbij er bijna
geen ruimte rondom de afbeelding aanwezig is, zelfs als het object en de afbeelding
een verschillende vorm hebben.
 Als u de optie 'Uitgerekt' kiest, past de afbeelding in het object. De afbeelding wordt
echter vervormd als het object een andere vorm heeft dan de oorspronkelijke
afbeelding.
 Als u 'Originele grootte' kiest, wordt de afbeelding in het object geplaatst zonder
dat de oorspronkelijke afmetingen worden gewijzigd. Als de afbeelding groter is
dan het object, wordt slechts een gedeelte van de afbeelding in het object
weergegeven. Als de afbeelding kleiner is dan het object, wordt er een lege ruimte
om de afbeelding weergegeven.
 Als u 'Naast elkaar' kiest, wordt de afbeelding, als deze kleiner is dan het object, in
het object herhaald. Als de afbeelding groter is dan het object, wordt slechts een
gedeelte van de afbeelding in het object weergegeven.
Vullend

Originele grootte

Naast elkaar (grote
afbeelding)
Passend

Uitgerekt

Naast elkaar (kleine
afbeelding)

Naast elkaar (grote afbeelding)

148

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

N2644.book Page 149 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u een afbeelding met kleurtint gebruikt, wordt een doorzichtige, gekleurde laag
over de vulafbeelding gelegd.
Om een afbeelding met kleurtint als vulling voor een object in te stellen, gaat u als
volgt te werk:
1 Selecteer het object waarin u een afbeelding wilt plaatsen.
2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Afbeelding met kleurtint' en selecteer
een afbeelding.
3 Klik in het kleurenvak naast de knop 'Kies' en selecteer vervolgens een kleurtint in het
venster 'Kleuren'. Sleep de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' als u de kleur donkerder
of lichter wilt maken. (Als u met deze schuifregelaar sleept in het infovenster
'Afbeelding', wordt de mate van ondoorzichtigheid voor zowel de tint als de
afbeelding gewijzigd.)

Klik hierop om een
kleurtint voor de
afbeelding te selecteren.

4 Kies een schaaloptie voor de afbeelding uit het venstermenu, zoals hierboven wordt
beschreven.
5 Als u de afbeelding wilt wijzigen, klikt u op 'Kies', selecteert u de afbeelding en klikt u
op 'Open'. U kunt ook het afbeeldingbestand van de Finder of de mediabrowser
slepen naar het afbeeldingvak in het infovenster 'Afbeelding'.

De lijnstijl wijzigen
Bij tekenobjecten (vormen), diagramonderdelen en tabelcellen kunt u een stijl en
kleur kiezen voor de rand van het object. U kunt ook opgeven dat het object geen
rand moet krijgen. U kunt ook om geïmporteerde afbeeldingen een rand plaatsen. De
lijnstijl en -kleur voor randen stelt u in het infovenster 'Afbeelding' en het venster
'Kleuren' in.

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

149

N2644.book Page 150 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om de lijnstijl en -kleur in te stellen voor de rand van een object, gaat u als volgt te
werk:
1 Selecteer het object dat u wilt wijzigen.
2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' in het gedeelte 'Lijn' een lijnstijl of kies 'Geen' uit
het venstermenu. Bij tabellen kunt u alleen een ononderbroken lijn of 'Geen' instellen.
Klik op het kleurenvak om een
lijnkleur te kiezen.
In dit veld kunt u de dikte van de lijn
instellen.
In deze venstermenu's kunt u het
type eindpunten voor de lijn kiezen.
U kunt een ononderbroken lijn, een stippellijn,
een gestreepte lijn of geen lijn kiezen.

3 Typ een waarde in het veld 'Lijn' (of klik op de pijltoetsen) om de lijndikte te wijzigen.
4 Klik op het kleurenvak en selecteer vervolgens een kleur om de lijnkleur te wijzigen.
5 Om de lijneindpunten een vorm te geven, zoals pijlkoppen of cirkels, kiest u het
linker- en rechter eindpunt uit de venstermenu's.
Opmerking: het Voeg in-menu of het venstermenu 'Vorm' in de knoppenbalk bevatten
lijnen met pijlkoppen.
U kunt de positie van lijnen en objecten instellen in het infovenster 'Formaat'.
Raadpleeg het gedeelte “Het formaat en de positie van objecten aanpassen” op
pagina 154.

Een schaduw aan objecten toevoegen
Als u een schaduw op een pagina toevoegt, krijgt de pagina meer diepte. De schaduw
van een object valt op de objecten erachter, als die er zijn. U kunt veel verschillende
schaduweffecten aanmaken of de schaduw van een object verwijderen.

150

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

N2644.book Page 151 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u dit aankruisvak inschakelt, wordt aan het
geselecteerde object een schaduw toegevoegd.
Met behulp van de rotatieschijf 'Hoek'
kunt u de hoek van de schaduw
wijzigen.
Met behulp van de velden
'Afstand', 'Vervaging' en
'Ondoorzichtigheid' kunt u het
uiterlijk van de schaduw wijzigen.
In het kleurenvak kunt u de kleur
van de schaduw wijzigen.

Om een schaduw aan een object toe te voegen of een schaduw te verwijderen,
gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het object dat u wilt wijzigen.
2 Schakel het aankruisvak 'Schaduw' in het infovenster 'Afbeelding' in om een schaduw
aan het object toe te voegen. Schakel het aankruisvak 'Schaduw' uit om de schaduw
te verwijderen.
3 Wijzig de hoek van de schaduw met behulp van de knop 'Hoek'.
4 Typ een getal in het vak 'Afstand' om de afstand van de schaduw tot het object te
wijzigen.
Als u een hoge waarde instelt voor de afstand, lijkt de schaduw van een object langer
en is deze iets gescheiden van het object.
5 Typ een getal in het vak 'Vervaging' om de mate van vervaging voor het object in te
stellen.
Als u een hoge vervagingswaarde instelt, wordt de schaduw vager. Als u een lage
waarde instelt, zijn de randen van de schaduw scherper.
6 Stel de mate van ondoorzichtigheid van de schaduw in door een waarde in het vak
'Ondoorzichtigheid' te typen. (De mate van ondoorzichtigheid van de schaduw en van
het object moeten afzonderlijk worden ingesteld. De mate van ondoorzichtigheid van
het object kan worden ingesteld met de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' onder in
het infovenster 'Afbeelding'.)

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

151

N2644.book Page 152 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

7 Klik op het kleurenvak en selecteer vervolgens een kleur om de kleur van de schaduw
te wijzigen.
Voor dit object is gebruik gemaakt van de
standaardschaduwinstellingen.
Dit object heeft een andere
schaduwkleur.
De schaduw van dit object heeft
een hoge offsetwaarde.
De schaduw van dit object heeft
de laagste vervagingsfactor.
De schaduw van dit object heeft
een hoge vervagingsfactor.
De schaduw van dit object is
ingesteld op een andere hoek.

De doorzichtigheid van objecten aanpassen
U kunt interessante effecten creëren door de doorzichtigheid van objecten aan te
passen. Wanneer u bijvoorbeeld een object met een lage ondoorzichtigheidswaarde
boven op een ander object plaatst, blijft het object eronder zichtbaar. Afhankelijk van
hoe hoog of hoe laag u de mate van ondoorzichtigheid instelt, kan het object eronder
volledig zichtbaar, gedeeltelijk bedekt of volledig onzichtbaar zijn (bij 100%
ondoorzichtigheid). U kunt de mate van ondoorzichtigheid voor elk visueel object op
de pagina wijzigen, zoals tekenvormen, afbeeldingen, andere afbeeldingbestanden en
films. U stelt de mate van ondoorzichtigheid van een object in het infovenster
'Afbeelding' in.
Om de doorzichtigheid van een object te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het object.
2 Sleep de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' in het infovenster 'Afbeelding'.

152

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

N2644.book Page 153 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Opmerking: Bij tekenvormen kunt u de mate van ondoorzichtigheid voor vul- en
lijnkleuren apart instellen van de ondoorzichtigheid van het object. Wanneer u de
schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' in het venster 'Kleuren' sleept om een vul- of
lijnkleur te wijzigen, wordt die instelling voor de ondoorzichtigheid de instelling voor
de maximale ondoorzichtigheid van het object. Wanneer u vervolgens de mate van
ondoorzichtigheid van het object wijzigt in het infovenster 'Afbeelding', verandert
deze alleen ten opzichte van de ondoorzichtigheid die u hebt ingesteld in het venster
'Kleuren'.
Deze mate van
ondoorzichtigheid van deze
cirkel is ingesteld op 100%.

Deze mate van ondoorzichtigheid van deze
cirkel is ingesteld op 100%. De mate van
ondoorzichtigheid van de vulkleur is in het
venster 'Kleuren' ingesteld op 50%. De mate
van ondoorzichtigheid van de rand van de
cirkel is in het venster 'Kleuren' ingesteld op
100%.

Deze mate van ondoorzichtigheid van
deze cirkel is ingesteld op 50%.

De richting van objecten wijzigen
In het infovenster 'Formaat' kunt u een object spiegelen of roteren. Zo kunt u een
fraaie afbeelding van een pijl die u in het document, wilt gebruiken in verschillende
richtingen laten wijzen. U kunt in dit geval de richting van de pijl verticaal of
horizontaal omkeren of de pijl met elke gewenste hoek draaien.
Het infovenster 'Formaat' openen
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Formaatinfo'.

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

153

N2644.book Page 154 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

In dit veld wordt de naam van de geselecteerde
afbeelding of het geselecteerde object weergegeven.
Sleep het symbool ervan naar de pagina of het
bureaublad om er een kopie van te maken.

U kunt het formaat van afbeeldingen
en films wijzigen door exacte
afmetingen op te geven voor de
hoogte en de breedte.
Plaats een object op de pagina door
de door de X- en Y- coördinaat op te
geven.
Met deze knoppen kunt u een
afbeelding horizontaal of verticaal
spiegelen.
Met behulp van deze schijf of dit
veld kunt u een object roteren.

Om een object te spiegelen of te roteren, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het object dat u wilt roteren.
2 Stel in het infovenster 'Formaat' met behulp van de rotatieschijf of het vak 'Hoek' of de
richting van het object in. U kunt ook gebruikmaken van de spiegelknoppen om het
object horizontaal of verticaal te spiegelen.

Het formaat en de positie van objecten aanpassen
U kunt objecten en de bijbehorende selectierechthoeken slepen om de grootte en
positie ervan op de pagina te wijzigen, maar als u nauwkeuriger te werk wilt gaan,
kunt u gebruikmaken van het infovenster 'Formaat' om de precieze grootte en positie
in te stellen.
Om het gewenste formaat van een object nauwkeurig in te stellen, gaat u als volgt
te werk:
1 Selecteer het object waarvan u het formaat wilt wijzigen.

154

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

N2644.book Page 155 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Typ in het infovenster 'Formaat' een getal in de vakken 'Breedte' en 'Hoogte'.
De hoogte/breedte-verhouding handhaven bij het wijzigen van het objectformaat
m Schakel in het infovenster 'Formaat' het aankruisvak 'Handhaaf verhoudingen' in of
houd de Shift-toets ingedrukt terwijl u een selectiegreep sleept.
De oorspronkelijke grootte van een afbeelding of film herstellen:
m Selecteer de afbeelding of de film en klik in het infovenster 'Formaat' op 'Originele
grootte'.
Om de positie van een vast object nauwkeurig in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het object dat u wilt plaatsen.
2 Voer in het infovenster 'Formaat' de X- en Y-waarden in de desbetreffende velden in.
De coördinaten die u opgeeft komen overeen met de linkerbovenhoek van het
objectkader.
 De X-waarde wordt gemeten vanaf de linkerrand van de pagina.
 De Y-waarde wordt gemeten vanaf de bovenrand van de pagina.
Wanneer u een object roteert, duiden de X- en de Y-coördinaat de linkerbovenhoek
aan van het geroteerde kader.
Lijnen
De grootte en positie van lijnen kunnen in het infovenster 'Formaat' alleen worden
aangepast als de lijnen vaste objecten zijn, niet als het zwevende objecten zijn.
(Raadpleeg voor meer informatie over zwevende objecten “Het verschil tussen vaste
en zwevende objecten” op pagina 120.)
Als u in het infovenster 'Formaat' voor de X- en Y-coördinaat waarden invoert voor de
positie van de lijn, corresponderen de begincoördinaten met het eindpunt van de lijn
die zich linksboven bevindt wanneer de lijn de eerste keer op de pagina wordt
weergegeven. Ook als u de lijn later spiegelt of roteert, corresponderen de
begincoördinaten altijd met hetzelfde eindpunt van de lijn.

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

155

N2644.book Page 156 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Positioneer een vaste lijn op de
pagina door de X- en Y-coördinaat op
te geven voor het eindpunt van de
lijn linksboven.
Positioneer een vaste lijn op de
pagina door de X- en Y-coördinaat op
te geven voor het eindpunt van de
lijn rechtsonder.

156

Hoofdstuk 7 Eigenschappen van objecten wijzigen

N2644.book Page 157 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

8

Tabellen aanmaken

8

Tabellen zijn handig voor het ordenen van
informatie en het aanmaken van interessante layouts. Dit hoofdstuk bevat algemene informatie over
het ontwerpen van tabellen.
Pages biedt krachtige functies voor het aanmaken van fraaie, duidelijke tabellen die
zowel tekst als afbeeldingen kunnen bevatten. Gebruik tabellen om gegevens te
ordenen en weer te geven voor vergelijkingsdoeleinden. Door afbeeldingen op te
nemen in tabelcellen kunt u tevens gemakkelijk grafische lay-outs vervaardigen en
opmaken. Door cellen samen te voegen en te splitsen kunt u op eenvoudige wijze
formulieren opmaken die moeten worden ingevuld (bijvoorbeeld bestelformulieren).

Dit gegevensformulier,
dat deel uitmaakt van de
sjabloon Labnotities,
bestaat uit een reeks
tabellen met cellen die
zijn opgevuld met
kleuren en afbeeldingen.

157

N2644.book Page 158 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Deze lay-out, die deel
uitmaakt van de sjabloon
Fotojournaal, is gemaakt
door sommige
tabelcellen te vullen met
afbeeldingen en andere
met kleuren en tekst.

Een tabel toevoegen
U kunt tabellen toevoegen binnen een tekstregel of op een vaste plaats op de pagina.
(Als u meer wilt weten over vaste en zwevende objecten, raadpleegt u “Het verschil
tussen vaste en zwevende objecten” op pagina 120.) Vaste tabellen kunnen niet over
paginagrenzen heen vallen, terwijl zwevende tabellen dat wel kunnen.
Om een zwevende tabel toe te voegen in tekst, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt op de plek waar u de tabel wilt opnemen in de tekststroom.
2 Kies 'Voeg in' > 'Tabel'. (U kunt ook op 'Object' in de knoppenbalk klikken en 'Tabel'
kiezen.) Het infovenster 'Tabel' wordt geopend.
3 Om formaat van de tabel te wijzigen, sleept u de beschikbare selectiegrepen.

158

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

N2644.book Page 159 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om een vaste tabel te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op een willekeurige locatie buiten de tekstgebieden van het document, zodat
geen invoegpunt zichtbaar is.
2 Kies 'Voeg in' > 'Tabel'. (U kunt ook op 'Object' in de knoppenbalk klikken en 'Tabel'
kiezen.) Er wordt een tabel weergegeven op de pagina.
3 Sleep het object naar de gewenste locatie op de pagina.
U kunt ook zelf een tabel tekenen.
Om een tabel op de pagina te tekenen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op 'Object' in de knoppenbalk en kies 'Tabel' terwijl u de Option-toets ingedrukt
houdt.
2 Laat de Option-toets los en beweeg de muisaanwijzer over de pagina tot deze
verandert in een kruisvormige aanwijzer.
3 Sleep over de pagina om een tabel met het gewenste formaat aan te maken. Terwijl u
sleept, neemt het aantal rijen en kolommen toe of af naarmate de tabel groter of
kleiner wordt.
Opmerking: Een tabel neemt ten minste één volledige regel van een document in
beslag. U kunt geen tekst om de zijkanten van een tabel laten heenlopen. Als u meer
wilt weten over hoe u tekst om objecten heen kunt laten lopen, raadpleegt u “Tekst
om een object heen laten lopen” op pagina 134.
De grootte van een tabel wijzigen
 Sleep de beschikbare selectiegrepen.
 Als een tabel doorloopt over meerdere pagina's, gebruikt u het infovenster 'Formaat'
om de grootte van de tabel aan te passen. Als u meer wilt weten over het
aanpassen van het formaat van objecten met het infovenster 'Formaat', raadpleegt u
“Het formaat en de positie van objecten aanpassen” op pagina 154.
 Als een zwevende tabel doorloopt over meerdere kolommen, moet u het formaat
van de kolom aanpassen als u het formaat van de tabel wilt aanpassen. Als u meer
wilt weten over het aanpassen van het formaat van objecten met het infovenster
'Formaat', raadpleegt u “Het formaat en de positie van objecten aanpassen” op
pagina 154. Als u meer wilt weten over het werken met kolommen, raadpleegt u
“Kolommen aanmaken” op pagina 105.

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

159

N2644.book Page 160 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Tabelcellen en -randen selecteren
U kunt tekst invoeren in een tabelcel door de cel te selecteren en te typen. U kunt
afbeeldingen aan tabellen toevoegen door deze in te voegen in afzonderlijke cellen.
Dit doet u op dezelfde manier als het vullen van een object met een afbeelding.
Raadpleeg het gedeelte “Afbeeldingen of achtergrondkleuren toevoegen” op
pagina 169 voor informatie over het toevoegen van afbeeldingen of het instellen van
achtergrondkleuren in tabelcellen.
U kunt wijzigingen toepassen op de volledige tabel (door deze te selecteren) of op
afzonderlijke cellen. Als u tekst of afbeeldingen in tabelcellen of groepen cellen wilt
plaatsen, moet u alleen de gewenste cellen selecteren. U kunt tabelcellen en -randen
selecteren met de volgende toetscombinaties, of met de selectieknoppen in het
infovenster 'Tabel'. Als u meer wilt weten over het infovenster 'Tabel', raadpleegt u
“Een tabel opmaken” op pagina 162.
Als u de volledige tabel wilt selecteren, voert u een van de volgende handelingen
uit:
 Klik op de tabel.
 Als u al een tabelcel hebt geselecteerd, drukt u op Command-Return om de
volledige tabel te selecteren.
Er worden selectiehandgrepen weergegeven aan de randen van de tabel.

Tabelcellen selecteren
Als u één cel hebt geselecteerd, kunt u van de ene naar de andere cel gaan door op
de pijltoetsen op het toetsenbord te drukken. Als u in deze modus tekst invoert,
wordt de oude tekst in de cel vervangen. U kunt ook de Tab-toets gebruiken om door
de cellen te navigeren. Als u op de Tab-toets drukt, gaat u naar rechts en omlaag; als u
op Shift-Tab drukt gaat u naar links en omhoog. Als u op de Tab-toets drukt terwijl de
cel in de rechterbenedenhoek van de tabel is geselecteerd, wordt een nieuwe rij
toegevoegd aan de tabel.
Eén tabelcel selecteren
m Klik in een cel terwijl u de Command-toets ingedrukt houdt.
De rand van de geselecteerde cel wordt geel gemarkeerd en het invoegpunt wordt
weergegeven. U kunt nu de tekst typen die u aan de cel wilt toevoegen.

160

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

N2644.book Page 161 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Aangrenzende tabelcellen selecteren
m Klik dubbel op één celen sleep vervolgens over de aangrenzende cellen of houd de
Shift-toets ingedrukt terwijl u aangrenzende cellen selecteert.
Niet-aangrenzende tabelcellen selecteren
m Houd de Command-toets ingedrukt terwijl u de cellen selecteert.
Om een volledige rij of kolom te selecteren, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Tabelinfo'.
2 Selecteer een cel in de rij of kolom die u wilt selecteren.
3 Klik op de knop 'Rij' of 'Kolom' onder in het infovenster 'Tabel'.
Klik op 'Kolom' om een volledige
tabelkolom te selecteren.

Klik op een knop om
celranden te selecteren.
Klik op 'Rij' om een volledige tabelrij
te selecteren.

Tabelcelranden selecteren
Als u bij een tabel die doorloopt over meer dan één pagina of kolom de rand onder
aan een pagina of kolom selecteert, wordt mogelijk tevens de rand boven aan de
volgende pagina of kolom gewijzigd.
Om meerdere randen te selecteren, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tabelcellen waarvan u de randen wilt selecteren.
2 Kies 'Weergave > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Tabelinfo'.
3 Klik op een van de knoppen 'Randen' om alle randen te selecteren of alleen de
binnenste, buitenste, horizontale of verticale randen van de geselecteerde cellen.
Een afzonderlijke rand selecteren
 Als de tabel niet is geselecteerd, klikt u dubbel op de rand.
 Als de tabel wel is geselecteerd, klikt u op de rand.

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

161

N2644.book Page 162 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om één segment van een celrand te selecteren, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tabel.
2 Druk op Option en klik om één enkel randsegment te selecteren.
3 Als u extra randsegmenten wilt selecteren, drukt u op de Option- en Shift-toetsen
terwijl u klikt.

Tekst invoeren en bewerken in tabelcellen
Tekst in een tabelcel typen
 Als de cel leeg is, selecteert u deze en begint u te typen.
 U kunt tekst die zich al in de cel bevindt, vervangen door de cel te selecteren en
vervolgens dubbel te klikken op de inhoud ervan. Begin met typen.
 Als u het invoegpunt wilt plaatsen binnen bestaande tekst in een cel, selecteert u de
tabel en klikt u vervolgens op de locatie waar u het invoegpunt wilt plaatsen. Begin
met typen.
De inhoud van twee cellen omwisselen
m Selecteer de cel en sleep deze naar een andere cel. Er verschijnt een blauw kader
zodra u begint met slepen en de inhoud van de cellen wordt omgewisseld.
De inhoud van een cel naar een andere cel kopiëren
m Selecteer de cel en begin deze te slepen. Er verschijnt een blauw kader. Houd de
Option-toets ingedrukt terwijl u de cel naar een andere cel sleept.
De inhoud (inclusief achtergrond) van tabelcellen verwijderen
m Selecteer de cellen en druk op de Delete-toets.

Een tabel opmaken
U kunt tabellen op een aantal verschillende creatieve manieren opmaken door de
dikte en kleur van celranden te wijzigen, celranden te verwijderen of cellen samen te
voegen of te splitsen.

Rijen en kolommen toevoegen aan een tabel
Als u wilt opgeven waar u een nieuwe rij of kolom wilt toevoegen in uw tabel,
gebruikt u de opdrachten in het Opmaak-menu.

162

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

N2644.book Page 163 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Een nieuwe rij aan een tabel toevoegen
m Selecteer een tabelcel of -rij en kies vervolgens 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg rij
bovenaan toe' of 'Voeg rij onderaan toe'.
Een nieuwe kolom aan een tabel toevoegen
m Selecteer een tabelcel of -kolom en kies vervolgens 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg kolom
links toe' of 'Voeg kolom rechts toe'.

Rijen en kolommen opmaken
U kunt elementaire tabelbewerkingsfuncties uitvoeren, waaronder het samenvoegen
en splitsen van cellen, het toevoegen en verwijderen van rijen en kolommen en het
toevoegen of verwijderen van de kopteksten van rijen en kolommen, met het
commando 'Tabel' in het Opmaak-menu (kies 'Opmaak' > 'Tabel') of via de snelmenu's,
zoals hieronder wordt beschreven. Als u echter veel wijzigingen aanbrengt in een
tabel, is het wellicht handiger om het infovenster 'Tabel' te gebruiken.
Het snelmenu van een tabel openen
m Selecteer de tabel en houd de Control-toets ingedrukt terwijl u nogmaals op de tabel
klikt.
Het infovenster 'Tabel' openen
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Tabelinfo'.

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

163

N2644.book Page 164 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hiermee geeft u het aantal
tabelrijen en -kolommen op.

De knop 'Tabelinfo'

Hiermee voegt u aangrenzende cellen
samen of splitst u rijen en kolommen.
Hiermee voegt u een rij of kolom met
koptekst toe.
Hiermee geeft u de kolombreedte en
rijhoogte op.
Hiermee selecteert u tabelkolommen,
-rijen en -randen.
Hiermee past u het formaat van de rijen
aan de inhoud aan.

Om het aantal rijen of kolommen in een tabel te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Typ in het veld 'Rijen' in het infovenster 'Tabel' het gewenste aantal rijen. De rijen
worden onder aan de tabel toegevoegd. (Selecteer de laatste cel in de tabel en druk
op de Tab-toets.)
2 Geef het aantal gewenste kolommen in het veld 'Kolommen' op. Kolommen worden
aan de rechterkant van de tabel toegevoegd.
Om tabelrijen of -kolommen te verwijderen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de rij of kolom.
2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Verwijder rij' of 'Verwijder kolom'.
Opmerking: als u cellen selecteert terwijl u op de Delete-toets drukt, wordt alleen de
inhoud van de cellen verwijderd.

164

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

N2644.book Page 165 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Tabelrijen en -kolommen met koptekst maken
U kunt een rij of kolom met koptekst toevoegen aan het begin van de tabel op elke
pagina, als de tabel doorloopt over meer dan één pagina (of aan het begin van elke
kolom of elk gekoppeld tekstvak, als de tabel kolommen of gekoppelde tekstvakken
bevat). Rijen en kolommen met koptekst zien er anders uit dan de overige tabelcellen,
maar hun stijl kan net als die van andere cellen worden gewijzigd. U kunt een rij met
koptekst echter niet splitsen in meerdere rijen en ook een kolom met koptekst kan
niet worden gesplitst in meerdere kolommen.
Als een tabel doorloopt over meerdere pagina's, kolommen of tekstvakken en u de
tekst bewerkt of de vormgeving van de rij of kolom met koptekst op één plek wijzigt,
wordt deze wijziging overal in de tabel consistent doorgevoerd.
Om een rij of kolom met koptekst toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tabel.
2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg rij met koptekst toe' of 'Voeg kolom met koptekst toe'
of schakel in het infovenster 'Tabel' de aankruisvakken 'Rij met koptekst' of 'Kolom met
koptekst' in.

Tabelcellen samenvoegen, splitsen en het formaat ervan wijzigen
Als u cellen samenvoegt, worden aaneengrenzende cellen tot één cel gecombineerd.
Hierbij verdwijnt de rand tussen de cellen, zodat de cellen als één cel worden
beschouwd. Bij het samenvoegen van aaneengesloten cellen in horizontale richting
wordt de tekst uit beide oorspronkelijke cellen samengevoegd, gescheiden door tabs.
Bij het samenvoegen van aaneengesloten cellen in verticale richting wordt de tekst
uit beide cellen samengevoegd, gescheiden door een harde return. In beide gevallen
wordt de afbeelding of kleur van de bovenste of meest linker cel overgenomen als
achtergrondafbeelding of -kleur.
Bij het splitsen van cellen wordt elke geselecteerde cel opgedeeld in twee gelijke
delen, horizontaal (rijen) dan wel verticaal (kolommen). Beide nieuwe cellen hebben
een identieke achtergrondkleur of -afbeelding. Eventuele tekst in de oorspronkelijke
cel blijft in de bovenste of meest linkse cel staan.
U kunt cellen splitsen en samenvoegen via menucommando's, snelmenu's of het
infovenster 'Tabel'. U kunt het formaat van tabelcellen aanpassen met het infovenster
'Tabel'.

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

165

N2644.book Page 166 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om tabelcellen samen te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer twee of meer aangrenzende tabelcellen. De geselecteerde cellen moeten
samen een rechthoek vormen.
2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg cellen samen'.
U kunt ook op de knop 'Voeg cellen samen' in het infovenster 'Tabel' klikken om cellen
samen te voegen.
Om cellen horizontaal of verticaal te splitsen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer een tabelcel of meerdere tabelcellen. Om een hele rij of kolom te splitsen,
selecteert u alle cellen in de rij of kolom.
2 Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Splits in rijen' of 'Splits in kolommen'.
U kunt cellen ook in rijen of kolommen splitsen door op 'Splits rijen' of 'Splits
kolommen' in het infovenster 'Tabel' te klikken. U kunt het splitsen herhalen om de
tabelcellen steeds kleiner te maken. Om cellen weer samen te voegen, selecteert u de
cellen en kiest u 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Voeg cellen samen'.
De grootte van tabelcellen aanpassen
 Selecteer de cellen en geef waarden op in de velden 'Kolombreedte' en 'Rijhoogte'
in het infovenster 'Tabel' en druk vervolgens op de Return-toets.
 Selecteer celranden en sleep deze om het formaat aan te passen.
Alle tabelcellen even groot maken
m Selecteer de tabel en kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Verdeel rijen gelijkmatig' en 'Verdeel
kolommen gelijkmatig'.
Als een tabelcel te veel tekst bevat, wordt een aanduiding voor bijsnijden onder aan
de cel weergegeven.
De aanduiding voor bijsnijden
wordt weergegeven als een
tabelcel meer tekst bevat dan
zichtbaar is.

Als u bijsnijden wilt voorkomen, kunt u de celranden slepen om het formaat ervan
aan te passen of een selectiehandgreep slepen om het formaat van de gehele tabel
aan te passen. U kunt ook tabelrijen automatisch groter of kleiner laten maken om de
tekst passend te maken.

166

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

N2644.book Page 167 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Het formaat van tabelrijen en -kolommen automatisch aan de inhoud aanpassen
m Selecteer de tabel en schakel het aankruisvak 'Wijzig grootte op basis van inhoud' in
het infovenster 'Tabel' in.
Als u dit aankruisvak hebt ingeschakeld, worden cellen automatisch groter als tekst
buiten de cel valt en door het toevoegen van rijen en kolommen wordt de tabel in
zijn geheel groter. Als tekst uit een cel wordt verwijderd, kan de rij minder hoog
worden (als de cel zelf de hoogte van de rij bepaalt). Als het aankruisvak 'Wijzig
grootte op basis van inhoud' niet is ingeschakeld, blijven de totale afmetingen van de
tabel in Pages bij het toevoegen van rijen en kolommen gelijk.
Opmerking: tabelcellen kunnen niet doorlopen over meerdere pagina's, kolommen of
tekstvakken.

Tekst in een tabelcel uitlijnen
U kunt tekst horizontaal en verticaal uitlijnen in een tabelcel. U kunt tekst uitlijnen in
het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst'.
Het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst' openen
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik op de knop 'Tekstinfo'. Klik vervolgens op 'Tekst'.
(Voor meer informatie over het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst' raadpleegt u
“Werken met het infovenster 'Tekst'” op pagina 60.)
Tekst horizontaal uitlijnen binnen een tabelcel
m Selecteer de cel en klik op een van de knoppen voor horizontaal uitlijnen in het
tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst'.
Hiermee lijnt u tekst aan de linkerkant uit.
Hiermee centreert u tekst.
Hiermee vult u
tekst uit.
Hiermee lijnt u tekst aan de
rechterkant uit.

Tekst verticaal uitlijnen binnen een cel
m Selecteer de cel en klik op een van de knoppen voor verticaal uitlijnen in het tabblad
'Tekst' van het infovenster 'Tekst'.

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

167

N2644.book Page 168 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Hiermee laat u de tekst in het
midden van de cel beginnen.
Hiermee laat u de tekst onder
in de cel beginnen.
Hiermee plaatst u tekst boven
in de cel.

U kunt de hoeveelheid ruimte tussen tekst en celranden opgeven met de
schuifregelaar of het veld 'Marge'. De ingestelde afstand wordt toegepast rondom de
tekst, dus aan alle vier de kanten.
Om de ruimte rondom de tekst in een tabelcel aan te passen, gaat u als volgt te
werk:
1 Klik op de cel (of selecteer de hele tabel als u dezelfde instelling wilt toepassen op alle
cellen).
2 Sleep in het tabblad 'Tekst' van het infovenster 'Tekst' de schuifregelaar 'Marge' naar
rechts om de ruimte te vergroten of geef een waarde op in het veld en druk op de
Return-toets.

Celranden opmaken
U kunt de lijndikte en kleur van tabelcelranden wijzigen. Of u kunt de celrand van een
willekeurige cel verbergen.
Om de lijndikte en -kleur in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer een celrand of reeks van celranden (voor meer informatie raadpleegt u
“Tabelcelranden selecteren” op pagina 161).
2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Afbeeldinginfo'.
3 Typ een waarde in het vak voor de lijndikte.
4 Klik op het kleurvlak voor 'Lijn' en selecteer een kleur in het venster 'Kleuren'.

168

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

N2644.book Page 169 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Met dit venstermenu kunt u instellen of u de
geselecteerde celranden wilt tonen of verbergen.
In dit veld kunt u de lijndikte
voor de geselecteerde
celranden opgeven.
Klik hierop om een kleur te kiezen
voor de geselecteerde celranden.

Om een celrand te verbergen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer een celrand of een reeks celranden.
2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Geen' uit het venstermenu 'Lijn'.
Om een tabel zonder buitenrand te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tabel.
2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Tabelinfo'.
3 Klik op de tweede knop 'Randen' in het infovenster 'Tabel' om de buitenranden te
selecteren.
4 Klik op de knop 'Afbeeldinginfo' en kies 'Geen' uit het venstermenu 'Lijn'.

Afbeeldingen of achtergrondkleuren toevoegen
U kunt afbeeldingen of kleuren aan een tabelcel toevoegen via het venstermenu
'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding'.U kunt afbeeldingen of kleur toevoegen aan
afzonderlijke tabelcellen of aan de volledige tabel.
Om een afbeelding aan een tabelcel toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer een tabelcel, een groep cellen of de hele tabel (voor meer informatie
raadpleegt u “Tabelcellen en -randen selecteren” op pagina 160).
2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster'. (U kunt ook op de knop 'Info' in de knoppenbalk
klikken.) Klik vervolgens op de knop 'Afbeeldinginfo'.
3 Kies 'Afbeelding met kleurtint' uit het venstermenu 'Vulling'. (Als er al een afbeelding
in de cel staat, klikt u op 'Kies'.)

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

169

N2644.book Page 170 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Kies een afbeelding, kleur, afbeelding
met kleurtint of verlooptint voor een
bepaalde cel.

Stel de schaal van de
afbeelding binnen de cel
of tabel in.
Sleep een nieuwe
afbeelding naar het vak
of klik op 'Kies'.

4 Selecteer een afbeelding en klik op 'Open'.
5 Geef in het venstermenu aan op welke manier de cel met de afbeelding moet worden
gevuld.
Als u een afbeelding toevoegt aan de hele tabel, wordt 'Geen' weergegeven in het
venstermenu 'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding' als u een afzonderlijke tabelcel
selecteert. Raadpleeg het gedeelte “Afbeeldingen als vulling voor objecten gebruiken”
op pagina 147 voor meer informatie over het werken met afbeeldingen die als vulling
worden gebruikt.
Om een achtergrondkleur of verlooptint toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer een tabelcel, een groep cellen of de hele tabel (voor meer informatie
raadpleegt u “Tabelcellen en -randen selecteren” op pagina 160).
2 Kies in het infovenster 'Afbeelding' de optie 'Kleur' of 'Verlooptint' uit het
venstermenu 'Vulling'.
3 Klik op het kleurvak (of vakken) en selecteer een kleur of kleuren in het venster
'Kleuren'.
Als u een kleur toevoegt aan de hele tabel, wordt 'Geen' weergegeven in het
venstermenu 'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding' als u een afzonderlijke tabelcel
selecteert. Raadpleeg het gedeelte “Werken met kleuren en afbeeldingen” op
pagina 143 voor meer informatie over het werken met kleuren en verlooptinten die
als vulling worden gebruikt.

170

Hoofdstuk 8 Tabellen aanmaken

N2644.book Page 171 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

9

Diagrammen aanmaken

9

U kunt van diagramgegevens aantrekkelijke
diagrammen maken. In dit hoofdstuk leest u hoe u
in Pages diagrammen aanmaakt.
Pages biedt hulpmiddelen waarmee u uw eigen, visueel aantrekkelijke diagrammen
kunt aanmaken om numerieke gegevens te presenteren. U kunt de gegevens uit een
spreadsheet kopiëren en plakken of de gegevens direct in de diagramgegevenseditor
typen om de diagrammen rechtstreeks op de pagina aan te maken en te bewerken.

Informatie over diagrammen
In een diagram wordt de onderlinge verhouding tussen twee gegevenstypen
aangegeven. Als u bijvoorbeeld de groei van een bedrijf in een bepaalde periode in
een diagram uitzet, wordt de verhouding weergegeven tussen de grootte van het
bedrijf en de verstreken tijd. Als u het kiesgedrag van bepaalde demografische
groepen in een diagram weergeeft, wordt de verhouding in kaart gebracht tussen het
aantal mensen die op een bepaalde partij stemmen en hun demografische
achtergrond. Bij het invoeren van gegevens in een diagram worden de twee
verschillende gegevenstypen aangeduid als gegevensreeksen en gegevenssets.
In een bedrijfsdiagram is een gegevensreeks bijvoorbeeld de winst in een regio in vier
opeenvolgende jaren. Een gegevensset is bijvoorbeeld de winst in alle regio's in
slechts één van die jaren. In de onderstaande afbeelding wordt de gegevensreeks (de
winst in één regio) in de rijen weergegeven en de gegevensset (de winst in één jaar)
in de kolommen. Een afzonderlijke waarde (bijvoorbeeld 17 in regio 1, 2004) wordt
een "gegevenspunt" genoemd.

171

N2644.book Page 172 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Deze vakjes duiden de kleuren
van de verschillende
gegevensseries aan.

De gekleurde vakjes naast de rijlabels (Regio 1 en Regio 2) geven aan met welke kleur
elke gegevensserie in het diagram wordt aangeduid.
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe deze gegevens in de vorm van een
kolomdiagram worden weergegeven.
In de diagramlegenda worden de
twee gegevensreeksen vermeld.

De gegevenssets worden
aangeduid met één gegevenspunt
(één staaf ) van elke gegevensreeks.
Deze vier staven geven één
gegevensreeks weer.

In dit diagram worden de gegevensreeksen aangeduid met de rijen in de
diagramgegevenseditor. De gegevenspunten worden aangeduid met een aantal
donkergekleurde staven en een aantal lichtgekleurde staven.

Gegevensreeksen en gegevenssets omwisselen
U kunt de gegevensreeksen en gegevenssets in de rijen en kolommen eenvoudig
omwisselen zonder dat u de gegevens opnieuw hoeft in te voeren. Hiervoor gebruikt
u de knop 'Weergave rijen/kolommen' in de diagramgegevenseditor.

172

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 173 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u op deze knop klikt, worden de
kolommen in de diagramgegevenseditor
als gegevensreeksen weergegeven.

Als u op deze knop klikt, worden de rijen in de
diagramgegevenseditor als gegevensreeksen
weergegeven.

Het onderstaande diagram bevat dezelfde gegevens, alleen zijn de gegevenssets en
gegevensreeksen nu omgewisseld.
Deze twee staven geven één
gegevensreeks weer.

De gegevenssets bevatten
één gegevenspunt (één
staaf ) van alle vier
gegevensreeksen.

In dit diagram worden de gegevensreeksen aangeduid met kolommen in de
diagramgegevenseditor (zie bovenstaande afbeelding). Er zijn in dit diagram vier
gegevensreeksen die worden aangeduid met vier staven met een verschillende kleur.
Gegevensreeksen worden in de verschillende diagramtypen van Pages verschillend
weergegeven.
 In kolomdiagrammen en staafdiagrammen wordt een gegevensreeks aangeduid
met een aantal staven in dezelfde kleur, zoals in de bovenstaande afbeelding.
 In een lijndiagram (dit wordt ook wel een grafiek genoemd) wordt een
gegevensreeks aangeduid met een enkele lijn.
 In een vlakdiagram wordt een gegevensreeks aangeduid met één vlak.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

173

N2644.book Page 174 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 In een cirkeldiagram wordt slechts één gegevensset, namelijk het eerste
gegevenspunt van elke reeks, in het diagram weergegeven (het gegevenspunt dat
als eerste wordt vermeld in de diagramgegevenseditor).

Een diagram toevoegen
Diagrammen kunnen zwevend in de tekst of vast op de pagina worden geplaatst.
(Raadpleeg voor meer informatie over de verschillen tussen vaste en zwevende
objecten “Het verschil tussen vaste en zwevende objecten” op pagina 120.) Zodra u
het diagram aan de pagina hebt toegevoegd, kunt u het diagramtype wijzigen en het
diagram opmaken met behulp van het infovenster 'Diagram' (zie de afbeelding
verderop in dit hoofdstuk).
Om een diagram zwevend in de tekst te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats het invoegpunt op de positie waar het diagram in de omlopende tekst moet
verschijnen.
2 Kies 'Voeg in' > 'Diagram' (of klik op de knop 'Object' in de knoppenbalk en kies
'Diagram'). Een diagram met plaatsaanduidingsgegevens verschijnt op de pagina. Het
infovenster 'Diagram' en de diagramgegevenseditor worden geopend.
Om een vast diagram te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op een willekeurige plaats buiten de tekstgebieden van het document zodat het
invoegpunt niet zichtbaar is.
2 Kies 'Voeg in' > 'Diagram' (of klik op de knop 'Object' in de knoppenbalk en kies
'Diagram'). Een diagram met plaatsaanduidingsgegevens verschijnt op de pagina. Het
infovenster 'Diagram' en de diagramgegevenseditor worden geopend.
3 Sleep het diagram naar de plaats waar het op de pagina moet verschijnen.
U kunt ook een diagram tekenen op de pagina.
Om een diagram op de pagina te tekenen, gaat u als volgt te werk:
1 Klik op 'Object' in de knoppenbalk en kies 'Diagram' terwijl u de Option-toets
ingedrukt houdt.
2 Laat de Option-toets los en beweeg de muisaanwijzer over de pagina tot de vorm van
de aanwijzer verandert in een kruisvormige aanwijzer.
3 Sleep over de pagina om een diagram met het gewenste formaat aan te maken.

174

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 175 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De grootte van het diagram op de pagina wijzigen
m Selecteer het diagram en sleep de actieve selectiegrepen.

Diagramtypen selecteren
Pages biedt acht diagramtypen waaruit u kunt kiezen, waaronder staafdiagrammen,
lijndiagrammen, vlakdiagrammen en cirkeldiagrammen. Wanneer een diagram op de
pagina is geplaatst, kunt u het diagramtype wijzigen en het diagram opmaken met
het infovenster 'Diagram'.
Het infovenster 'Diagram' weergeven
m Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Diagraminfo'.
Om een diagramtype te selecteren, voert u een van de volgende handelingen uit:
 Kies 'Opmaak' > 'Diagram' > [diagramtype].
 Kies in het infovenster 'Diagram' een diagramtype uit het venstermenu voor
diagramtypen.
De knop
'Diagraminfo'

U kunt kiezen uit acht
verschillende typen
diagrammen.

Diagramgegevens bewerken
U kunt in de diagramgegevenseditor diagramgegevens bewerken door gegevens te
typen of gegevens te kopiëren en te plakken uit Excel, AppleWorks of een ander
spreadsheetprogramma.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

175

N2644.book Page 176 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om de diagramgegevenseditor weer te geven, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram dat u wilt bewerken.
2 Kies 'Opmaak' > 'Diagram' > 'Toon gegevenseditor' (of klik in het infovenster 'Diagram'
op de knop 'Wijzig gegevens').
Om een rij of kolom aan het diagram
toe te voegen, klikt u op een van
deze knoppen.

U kunt diagramgegevens
rechtstreeks in de cellen van de
spreadsheet typen.

Sleep de labels om de volgorde
ervan te wijzigen.

Om gegevens uit een andere spreadsheet naar de diagramgegevenseditor te
kopiëren, gaat u als volgt te werk:
1 Open de spreadsheet en selecteer alle cellen met de gegevens die u wilt kopiëren.
2 Kies 'Wijzig' > 'Kopieer' (of druk op Command-C).
3 Selecteer de bovenste cel in de eerste kolom in de diagramgegevenseditor.
4 Kies 'Wijzig' > 'Plak' (of druk op Command-V).
Rijnamen, kolomnamen of gegevens in een cel bewerken
m Klik dubbel op een cel of een rij- of kolomkop en typ de nieuwe gegevens.
De volgorde van rijen of kolommen in de diagramgegevenseditor wijzigen
m Sleep een rij- of kolomknop naar een nieuwe positie.

176

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 177 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om rijen of kolommen toe te voegen in de diagramgegevenseditor, voert u een
van de volgende handelingen uit:
 Klik op de knop 'Voeg rij toe' of 'Voeg kolom toe' om een rij boven de geselecteerde
rij of een kolom links van de geselecteerde kolom toe te voegen. Als u geen rij of
kolom hebt geselecteerd, wordt de nieuwe rij of kolom onder in of aan de
rechterkant van de tabel toegevoegd. (Om de nieuwe rij of kolom weer te geven,
moet u mogelijk op de Return- of Tab-toets klikken of de diagramgegevenseditor
groter maken.)
 Selecteer een lege cel, typ de gegevens en druk op de Return-toets. Er wordt
automatisch een nieuwe rij of kolom aangemaakt.
Rijen of kolommen verwijderen
m Selecteer de rij- of kolomkop en druk op de Delete-toets.

Diagrammen opmaken
U kunt diagrammen en de bijbehorende legenda's net als alle andere objecten
verplaatsen en de grootte ervan aanpassen. Ook kunt u de opmaak wijzigen van de
verschillende diagramonderdelen (lettertypen, kleuren, aslabels en maatstreepjes).
U kunt de legenda naar wens tonen of verbergen. De meeste opmaakopties voor
diagrammen kunt u instellen in het infovenster 'Diagram'. De meeste taken kunt u
uitvoeren via contextuele menu's.
Het venstermenu voor een diagram openen
m Houd de Control-toets ingedrukt en klik op een diagram.
Om de diagramlegenda te verbergen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' (of klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk). Klik
vervolgens op de knop 'Diagraminfo'.
2 Selecteer het diagram.
3 Schakel in het infovenster 'Diagram' het aankruisvak 'Toon legenda' uit.

U kunt de legenda ook selecteren en op de Delete-toets drukken. Als u de legenda
opnieuw wilt tonen, schakelt u het aankruisvak 'Toon legenda' weer in.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

177

N2644.book Page 178 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Diagramkleuren instellen
U kunt de staven, cirkelsegmenten en vlakken in de verschillende typen diagrammen
op dezelfde manier opmaken als andere getekende objecten. U kunt een kleur,
verlooptint, afbeelding, schaduw, de mate van doorzichtigheid of verschillende
lijnstijlen instellen. Deze instellingen kunt u opgeven in het infovenster 'Afbeelding'.
Om de kleur of afbeelding in een staaf, cirkelsegment of vlak te wijzigen, gaat u als
volgt te werk:
1 Selecteer het onderdeel (staaf, cirkelsegment of vlak).
Als u een staaf in een staafdiagram selecteert, worden alle staven in dezelfde
gegevensreeks geselecteerd.
2 Wijzig de diagrameigenschappen zoals voor elk willekeurig ander getekend object in
het infovenster 'Afbeelding'.
Raadpleeg hoofdstuk 7, “Eigenschappen van objecten wijzigen”. voor meer informatie
over het wijzigen van de eigenschappen van objecten.

Het lettertype in diagrammen wijzigen
U kunt het lettertype en de tekstkleur wijzigen voor de aslabels, de
gegevenspuntlabels en de legenda.
Om het lettertype in een diagram te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de tekst waarvan u de uitlijning wilt wijzigen.
Als u het lettertype van alle diagramonderdelen wilt wijzigen, klikt u op het diagram
om het te selecteren. Als u de tekst voor een gegevenspunt of voor een aslabel hebt
geselecteerd, wordt alle tekst van hetzelfde type geselecteerd. U moet het lettertype
voor de legenda van het diagram afzonderlijk wijzigen.
2 Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen' (of klik op de knop 'Letter' in de
knoppenbalk) om het lettertypepaneel te openen.
3 Selecteer een lettertype.
Raadpleeg voor meer informatie over het wijzigen van de tekstkleur het gedeelte
“Grootte en vormgeving van tekst bepalen” op pagina 51.

178

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 179 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Labels en maatstreepjes aan de assen toevoegen
In het tabblad 'As' van het infovenster 'Diagram' kunt u de rasterlijnen en het uiterlijk
van de assen van staaf-, lijn- en vlakdiagrammen opmaken. U kunt de waardereeksen
weergeven op de zogenaamde waardeas, de as waarop de gegevenspuntwaarden
worden afgelezen. Voor kolomdiagrammen (verticale staven), lijndiagrammen en
vlakdiagrammen is de y-as de waardeas. Voor horizontale staafdiagrammen is de x-as
de waardeas. (Cirkeldiagrammen hebben geen waardeas. Raadpleeg voor meer
informatie over het opmaken van cirkeldiagrammen het gedeelte “Cirkeldiagrammen”
op pagina 183.)
Hiermee kunt u diagramassen
en -randen tonen of verbergen.
Met deze venstermenu's kunt u
stijlen instellen voor de labels en
maatstreepjes op de assen van
het diagram.
Hiermee kunt u de waardereeks
instellen die op de diagramassen
wordt getoond.

In dit gedeelte kunt u de getalnotatie
instellen die u voor de waarden in
het diagram wilt gebruiken.

Om assen en diagramranden te tonen of te verbergen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram.
2 Klik, indien nodig, op 'As' in het infovenster 'Diagram'.
3 Selecteer een of meer onderdelen door deze uit het venstermenu 'Assen en randen' te
kiezen.
Voor de geselecteerde optie wordt een vinkje getoond. Klik nogmaals op de optie om
de selectie op te heffen.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

179

N2644.book Page 180 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om het aantal numerieke waarden in te stellen dat op de diagramassen wordt
weergegeven, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram.
2 Klik, indien nodig, op 'As' in het infovenster 'Diagram'.
3 Typ een getal in het veld 'Minimum' (in het gedeelte 'Weergave aswaarden') om de
laagste waarde op de as in te stellen.
De minimumwaarde kan niet hoger zijn dan de laagste waarde van de gegevensset.
4 Typ een getal in het veld 'Maximum' om de hoogste waarde voor de waardeas in te
stellen.
De maximumwaarde kan niet lager zijn dan de hoogste waarde van de gegevensset.
5 Typ een getal in het veld 'Stappen' om het aantal waarden in te stellen dat tussen de
minimum- en maximumwaarde wordt weergegeven.
Om de minimumwaarde op een van de assen weer te geven, gaat u als volgt te
werk:
1 Selecteer het diagram.
2 Klik, indien nodig, op 'As' in het infovenster 'Diagram'.
3 Schakel in het venstermenu 'X-as' of 'Y-as' (afhankelijk van het diagram) 'Toon
waardelabels' en 'Toon minimumwaarde' in.
Een optie is ingeschakeld als voor de optie een vinkje wordt weergegeven.
Om eenheden op te geven voor de aswaarden, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram.
2 Klik, indien nodig, op 'As' in het infovenster 'Diagram'.
3 Typ de gewenste tekst in de velden 'Voorvoegsel' en 'Achtervoegsel' in het gedeelte
'Getalnotatie' (of kies een symbool uit het venstermenu).

Labels en maatstreepjes plaatsen
In de venstermenu's 'X-as' en 'Y-as' in het tabblad 'As' van het infovenster 'Diagram'
kunt u verschillende opties instellen om maatstreepjes, labels en rasterlijnen op de
waardeas of de reeksas te plaatsen. De opties in deze venstermenu's (zie
onderstaande afbeelding) zijn afhankelijk van het type diagram dat u hebt
geselecteerd.

180

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 181 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

In verticale staafdiagrammen (kolomdiagrammen), lijndiagrammen en
vlakdiagrammen is de y-as de waardeas en fungeert de x-as als reeksas. In horizontale
staafdiagrammen is de x-as de waardeas. In de onderstaande afbeeldingen worden de
venstermenu's weergegeven die verschijnen als u een kolomdiagram hebt
geselecteerd.
Om labels en maatstreepjes op een as te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram.
2 Klik, indien nodig, op 'As' in het infovenster 'Diagram'.
3 Om labels en maatstreepjes aan de reeksas toe te voegen, kiest u een optie uit het
venstermenu 'X-as'. (Voor horizontale staafdiagrammen kiest u een optie uit dezelfde
opties in het venstermenu 'Y-as'.)
Hiermee kunt u de labels op
reeksassen tonen of verbergen.

Hiermee kunt u de tekstrichting voor
de labels op de reeksas instellen.
Hiermee kunt u maatstreepjes op
de x-as plaatsen.
Hiermee kunt u de hulplijnen voor
de x-as tonen of verbergen.

4 Om labels en maatstreepjes aan de waardeas toe te voegen, kiest u een optie uit het
venstermenu 'Y-as'. (Voor horizontale staafdiagrammen kiest u een opties uit dezelfde
opties in het venstermenu 'X-as'.)
Hiermee kunt u de labels op de
waardeas tonen of verbergen.
Hiermee kunt u maatstreepjes op
de y-as plaatsen.
Hiermee kunt u de hulplijnen voor
de y-as tonen of verbergen.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

181

N2644.book Page 182 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De elementen van een gegevensreeks opmaken
Voor elk gegevenspunt in een reeks kunt u de numerieke waarde weergeven.
Om gegevenspuntlabels toe te voegen, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram of een onderdeel van een gegevensreeks.
Als u in een willekeurig diagram (behalve in cirkeldiagrammen) een element (staaf ) of
een reeks selecteert, wordt automatisch de volledige reeks geselecteerd. In
cirkeldiagrammen kunt u ook afzonderlijke segmenten selecteren.
2 Klik in het infovenster 'Diagram' op 'Reeks'.
3 Kies 'Toon waarde' uit het venstermenu 'Gegevenspunten'.
4 Typ een getal in het veld 'Decimalen' om het gewenste aantal decimalen in te stellen.

5 Als u de gegevenspuntwaarden op een andere plaats wilt weergeven, kiest u een
optie uit het venstermenu 'Gegevenspunten'.
6 Kies een lettertype, lettergrootte en lettertypestijl in het lettertypepaneel (via
'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Toon lettertypen') voor de gegevenspuntlabels.
Voor cirkeldiagrammen kunt u gegevenspuntlabels als een percentage van het geheel
of als absolute waarden weergeven door de optie 'Toon waarden cirkeldiagram als %'
in of uit te schakelen in het venstermenu 'Gegevenspunten'. U kunt ook de
reeksnamen tonen.
Bij sommige diagramtypen kunt u meer opmaakopties voor reekselementen
selecteren. De onderstaande secties bevatten meer informatie over de speciale
opmaakopties voor cirkeldiagrammen, staafdiagrammen, lijndiagrammen en
vlakdiagrammen.

182

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 183 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Cirkeldiagrammen
Bij cirkeldiagrammen wordt alleen de eerste gegevensset in de
diagramgegevenseditor weergegeven (het eerste gegevenspunt voor elke
gegevensreeks). Als de gegevensreeksen in de diagramgegevenseditor in rijen
worden weergegeven, wordt alleen de eerste kolom weergegeven. Als de
gegevensreeksen in de diagramgegevenseditor in kolommen worden weergegeven,
wordt alleen de eerste rij weergegeven. Een cirkeldiagram vertegenwoordigt één
gegevensset en elk cirkelsegment vertegenwoordigt één element van de
desbetreffende set. De overige gegevenssets in de diagramgegevenseditor blijven
behouden, maar worden niet in het cirkeldiagram weergegeven. U kunt een
gegevensset in het cirkeldiagram opnemen door de gegevensset te verplaatsen naar
de eerste positie in de rij of de kolom.
Om afzonderlijke cirkelsegmenten te selecteren, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram en klik vervolgens op een afzonderlijk segment om het
segment te selecteren.
2 U kunt als volgt meerdere segmenten selecteren:
 Om alle segmenten te selecteren, kiest u 'Wijzig' > 'Selecteer alles' (of drukt u op
Command-A).
 Als de segmenten niet aan elkaar grenzen, houdt u de Command-toets ingedrukt en
selecteert u de segmenten.
 Als de gewenste segmenten aan elkaar grenzen, selecteert u het eerste segment en
houdt u vervolgens de Shift-toets ingedrukt terwijl u het laatste segment selecteert.
In cirkeldiagrammen kunt u niet alleen segmentwaarden tonen, maar ook
reeksnamen weergeven.
Om reeksnamen te tonen in een cirkeldiagram, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram of de afzonderlijke cirkelsegmenten.
2 Klik in het infovenster 'Diagram' op 'Reeks'.
3 Schakel 'Toon reeksnaam' in het venstermenu 'Gegevenspunten' in (als een vinkje
voor een optie wordt weergegeven, is deze ingeschakeld).
4 Kies 'Binnen' of 'Buiten' uit het venstermenu 'Gegevenspunten'.
U kunt zowel een afzonderlijk segment als alle cirkelsegmenten scheiden.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

183

N2644.book Page 184 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om cirkelsegmenten te scheiden, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer de afzonderlijke cirkelsegmenten. (Als u meerdere cirkelsegmenten wilt
selecteren, houdt u de Command-toets ingedrukt terwijl u op een voor een op de
segmenten klikt.)
2 Sleep de cirkelsegmenten of de schuifregelaar 'Afstand tot midden' tot de afstand
tussen de segmenten naar wens is.
U kunt ook een percentage in het veld 'Afstand tot midden' typen of de pijltoetsen
gebruiken om het percentage te verhogen of verlagen.
Hiermee kunt u afzonderlijke
segmenten van elkaar scheiden.
Hiermee kunt u schaduwen
toevoegen aan afzonderlijke
segmenten of aan het volledige
cirkeldiagram.
U kunt een cirkelsegment
onderscheiden van de rest
door het segment met
behulp van de schuifregelaar
te scheiden en een
reeksnaam voor het segment
in te stellen.

U kunt een schaduw instellen voor afzonderlijke cirkelsegmenten of voor het
cirkeldiagram als geheel. Wanneer u schaduwen instelt voor afzonderlijke segmenten,
lijkt het alsof de segmenten zich in verschillende lagen bevinden.
Om schaduwen te plaatsen bij afzonderlijke cirkelsegmenten, gaat u als volgt te
werk:
1 Selecteer het diagram of de afzonderlijke cirkelsegmenten.
2 Klik in het infovenster 'Diagram' op 'Reeks'.
3 Kies 'Afzonderlijk' uit het venstermenu 'Schaduw'.

184

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 185 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4 Kies de gewenste schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'. (Raadpleeg het
gedeelte “Een schaduw aan objecten toevoegen” op pagina 150 voor meer
informatie.)
Om een schaduw te plaatsen bij het volledige cirkeldiagram, gaat u als volgt te
werk:
1 Selecteer het diagram.
2 Kies in het tabblad 'Reeks' van het infovenster 'Diagram' de optie 'Gegroepeerd' uit
het venstermenu 'Schaduw'.
3 Kies de gewenste schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'. (Raadpleeg het
gedeelte “Een schaduw aan objecten toevoegen” op pagina 150 voor meer
informatie.)
U kunt ook de doorzichtigheid van het diagram en afzonderlijke diagramelementen,
zoals de legenda, wijzigen. (Raadpleeg het gedeelte “De doorzichtigheid van objecten
aanpassen” op pagina 152 voor meer informatie.)
Een cirkeldiagram roteren
m Selecteer het diagram en sleep de rotatieknop in het tabblad 'Reeks' van het
infovenster 'Diagram' of typ een waarde in het veld 'Rotatiehoek'.
Staaf- en kolomdiagrammen
U kunt schaduwen toepassen op afzonderlijke gegevensreeksen of op het gehele
diagram. U kunt de doorzichtigheid aanpassen van het volledige diagram of van
afzonderlijke reeksen (maar niet van afzonderlijke staven). U kunt ook de afstand
tussen gegevenssets of afzonderlijke staven wijzigen.
Om de afstand tussen afzonderlijke staven of gegevenssets aan te passen, gaat u
als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram.
2 Klik, indien nodig, op 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

185

N2644.book Page 186 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Door een waarde in dit veld op te geven, kunt u de
afzonderlijke staven van het diagram scheiden.
Door een waarde in dit veld op te geven, kunt u de
afzonderlijke gegevenssets van het diagram scheiden.
Hiermee kunt u schaduwen toevoegen aan
staven of gegevenssets.

3 Als u de afstand tussen de staven wilt wijzigen, typt u een waarde in het veld 'Afstand
tussen staven' (of klikt u op de pijltoetsen).
4 Als u de afstand tussen gegevenssets wilt wijzigen, typt u een waarde in het veld
'Afstand tussen sets'.
De ingevoerde waarde is een percentage van de staafdikte. Als u de afstand tussen de
staven verkleint, neemt de dikte van de staven toe. U kunt ook de aanwijzer op de
rand van een staaf plaatsen zodat de aanwijzer de vorm van een tweepuntige pijl
krijgt. Vervolgens sleept u om de dikte van de staven te doen toe- of afnemen.
Om een schaduw in te stellen voor elke staaf, gaat u als volgt te werk:
1 Selecteer het diagram of de gegevensreeks.
2 Kies in het tabblad 'Reeks' van het infovenster 'Diagram' de optie 'Afzonderlijk' uit het
venstermenu 'Schaduw'.
als u één gegevensreeks selecteert en een optie kiest uit het venstermenu 'Schaduw',
wordt de instelling toegepast op alle reeksen in het diagram.
3 Kies de gewenste schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'. (Raadpleeg het
gedeelte “Een schaduw aan objecten toevoegen” op pagina 150 voor meer
informatie.)
De doorzichtigheid van het diagram wijzigen
m Selecteer het diagram en sleep de schuifregelaar 'Ondoorzichtigheid' in het
infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg het gedeelte “De doorzichtigheid van objecten
aanpassen” op pagina 152 voor meer informatie.

186

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

N2644.book Page 187 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Vlakdiagrammen en lijndiagrammen
In vlakdiagrammen en lijndiagrammen kunnen de gegevenspunten worden
aangeduid met symbolen (cirkels, driehoeken, vierkanten en ruiten).
De gegevenspunten in deze
reeks worden aangeduid met
een cirkel.
De gegevenspunten in deze
reeks worden aangeduid met
een driehoek.

Om een symbool in te stellen voor de gegevenspunten in een reeks, gaat u als
volgt te werk:
1 Selecteer een gegevensreeks (een vlak of een lijn).
2 Kies in het tabblad 'Reeks' van het infovenster 'Diagram' een symbool uit het
venstermenu 'Gegevenspuntsymbool'.
Selecteer het gewenste symbool
voor gegevenspunten.
Vul gegevenspuntsymbolen met
een kleur of afbeelding.

3 Kies de gewenste vulling voor het symbool uit het venstermenu 'Symboolvulling'.
De lijnkleur en schaduw instellen
m Wijzigde lijn en schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'.
Raadpleeg voor meer informatie over werken met het infovenster 'Afbeelding' om de
lijnkleur, schaduw en vulling voor gegevenspuntsymbolen in te stellen hoofdstuk 7,
“Eigenschappen van objecten wijzigen”.

Hoofdstuk 9 Diagrammen aanmaken

187

N2644.book Page 188 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

N2644.book Page 189 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

10

Documenten afdrukken en
exporteren in andere
structuren

10

In dit hoofdstuk worden de verschillende manieren
beschreven waarop u Pages-documenten kunt
afdrukken, bekijken en uitwisselen.
U kunt documenten niet alleen afdrukken of faxen, maar ook in elektronische vorm
uitwisselen. Door te exporteren naar andere documentstructuren, kunt u
samenwerken met andere gebruikers die werken met AppleWorks of Microsoft Word.
Ook kunt u documenten beschikbaar maken op het web als PDF-bestand of als HTMLpagina.

Documenten afdrukken
Pages en Mac OS X bieden u hulpmiddelen voor het geheel of gedeeltelijk afdrukken
van documenten in verschillende structuren en voor het aanpassen van de kleur van
afgedrukte documenten.

Papierformaat en afdrukrichting instellen
Voordat u gaat afdrukken, controleert u eerst of het papierformaat en de
afdrukrichting zijn ingesteld op de gewenste waarde door het venster 'Paginainstelling' te openen.
Om het papierformaat en de afdrukrichting in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Pagina-instelling'.
2 Kies in het venster de printer die u wilt gebruiken uit het venstermenu 'Stel in voor'.

189

N2644.book Page 190 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

3 Kies een standaardpapierformaat uit het venstermenu 'Papierformaat'. Als u een
aangepast papierformaat wilt kiezen, doet u het volgende:
a Kies 'Aangepast papierformaat' uit het venstermenu 'Instellingen'.
Typ een naam voor het
aangepaste papierformaat.

Klik op deze knop om een nieuw
aangepast papierformaat aan te maken.

Klik op een van deze knoppen
om een geselecteerd
papierformaat te kopiëren of te
verwijderen.
Klik, nadat u de opties voor
aangepaste papierformaten
hebt bewerkt, op 'Bewaar' om
de wijzigingen op te slaan.
Stel de marges voor de
pagina in.

Stel de hoogte en breedte van
het papier in.

b Klik op 'Nieuw' en typ de naam van het nieuwe papierformaat.
c Geef de hoogte en breedte voor het papier op in de velden voor het papierformaat
en geef de marges voor het afdrukbare gebied op die u wilt gebruiken in de velden
voor de printermarges.
d Klik op 'Bewaar'.
e Kies 'Paginakenmerken' uit het venstermenu 'Instellingen'.
f Selecteer het nieuwe papierformaat dat u een naam hebt gegeven in het
venstermenu 'Papierformaat'. Deze naam staat onder aan de lijst.
g Klik op 'OK'.

190

Hoofdstuk 10 Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren

N2644.book Page 191 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

4 Selecteer een optie voor de afdrukrichting met een van de knoppen onder in het
venster 'Pagina-instelling'.
Liggend met de
bovenkant van de pagina
aan de rechterkant van
het papier
Liggende afdrukrichting,
met de bovenkant van de
pagina links op het papier
Staand (standaardwaarde bij
de meeste sjablonen)

Documenten geheel of gedeeltelijk afdrukken
U kunt een volledig document, een geselecteerd paginabereik of alleen oneven of
even pagina's afdrukken. U kunt ook meerdere pagina's op één vel papier afdrukken
of de pagina's afdrukken in omgekeerde volgorde.
Als u zeker wilt weten of de opmaak precies is zoals u verwacht, is het verstandig een
afdrukvoorbeeld te bekijken van een document voordat u dit afdrukt.
Om een afdrukvoorbeeld van een document te bekijken vóór het afdrukken, gaat u
als volgt te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Druk af' en klik vervolgens op de knop 'Voorvertoning'.
In een voorvertoning kunt u zien hoe pagina's van een document eruitzien als ze
worden afgedrukt. De effecten van sommige opmaakopties, zoals randen, worden
echter niet weergegeven. (Raadpleeg “Een afdruklay-out en andere opties instellen”
op pagina 192 voor meer informatie over opmaakopties.)
2 Schakel het aankruisvak 'Proefafdruk op scherm' in de linkerbenedenhoek van het
voorvertoningsvenster in, zodat u kunt zien hoe het document op uw printer zal
worden afgedrukt. Als u bijvoorbeeld een kleurendocument afdrukt op een
zwartwitprinter, wordt het document in zwart-wit weergegeven als u 'Proefafdruk op
scherm' hebt ingeschakeld.
3 Klik op 'Druk af' als u dit document rechtstreeks vanuit het voorvertoningsvenster wilt
afdrukken.

Hoofdstuk 10 Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren

191

N2644.book Page 192 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Raadpleeg Voorvertoning Help voor meer informatie over het gebruik van
Voorvertoning. (Kies 'Help' > 'Voorvertoning Help' als het voorvertoningsvenster actief
is.)
Om een volledig document of een paginabereik af te drukken, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Archief' > 'Druk af'.
2 Kies de gewenste printer uit het venstermenu 'Printer'. Als u de printer niet ziet, kiest
u 'Wijzig printerlijst' en voegt u de printer toe.
Als u meer wilt weten over het toevoegen van een printer, zoekt u naar 'Een printer
toevoegen' in Mac OS Help. Als u de locatie van de printer wilt weergeven, plaatst u
de aanwijzer op de naam van de printer wanneer u de printer uit het venstermenu
'Printer' kiest.
3 Typ het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken in het veld 'Aantal' en schakel het
aankruisvak 'Gesorteerd' in als u wilt dat elke groep pagina's samen wordt afgedrukt
voordat met de volgende groep wordt gestart. Als u een aantal exemplaren van
pagina 1 wilt afdrukken, vervolgens een aantal exemplaren van pagina 2, pagina 3,
enzovoort, schakelt u het aankruisvak uit.
4 Als u een volledig document wilt afdrukken, selecteert u 'Alle' naast 'Pagina's'.
5 Als u een reeks pagina's wilt afdrukken, selecteert u 'Van', typt u het paginanummer
van de eerste pagina in het veld 'Van' en het paginanummer van de laatste pagina in
het veld 't/m'.
6 Klik op de knop 'Druk af'.
Een afdruklay-out en andere opties instellen
Het venstermenu 'Aantal en pagina's' in het afdrukvenster bevat verschillende andere
afdrukopties, zoals het gebruik van ColorSync om de kleur aan te passen (raadpleeg
pagina 194), het afdrukken van documenten in omgekeerde volgorde, het afdrukken
van alleen oneven of even pagina's en het afdrukken van een voorblad
(scheidingsblad). Nadat u de afdrukinstellingen van uw keuze hebt uitgevoerd, kunt u
deze instellingen opslaan als een voorinstelling zodat u deze opnieuw kunt gebruiken
zonder alle bovenstaande stappen opnieuw te hoeven uitvoeren.

192

Hoofdstuk 10 Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren

N2644.book Page 193 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

De pagina's van een document in omgekeerde volgorde afdrukken
m Kies 'Papierafhandeling' uit het venstermenu 'Aantal en pagina's' en schakel het
aankruisvak 'Omgekeerde paginavolgorde' in.

Alleen oneven of even pagina's afdrukken
m Kies 'Papierafhandeling' uit het venstermenu 'Aantal en pagina's' en selecteer 'Oneven
pagina's' of 'Even pagina's'.
Om meerdere pagina's op één vel papier af te drukken, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Lay-out' uit het venstermenu onder het venstermenu 'Instellingen'.
Bekijk een
voorbeeld van de
lay-out die u hebt
ingesteld.

Druk eerst van links naar rechts af
en vervolgens tot onderaan.
Druk pagina's eerst van
rechts naar links af en
vervolgens tot onderaan.
Druk pagina's eerst tot
onderaan af en
vervolgens naar rechts.

Selecteer opties voor
dubbelzijdig afdrukken.

Druk pagina's eerst tot
onderaan af en
vervolgens naar links.
Kies een lijnstijl om de
afgedrukte pagina's op elk vel
van elkaar te scheiden.

2 Kies het aantal pagina's dat u wilt weergeven op elk vel papier in het venstermenu
'Pagina's per vel'.
3 Selecteer een layout-richting.
4 Kies de lijnstijl die u wilt gebruiken voor het scheiden van de gedrukte pagina's uit het
venstermenu 'Rand'.

Hoofdstuk 10 Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren

193

N2644.book Page 194 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Dubbelzijdig afdrukken
m Kies 'Lay-out' uit het venstermenu onder het venstermenu 'Instellingen' en selecteer
vervolgens een van de volgende opties:
 'Lange kant binden': hiermee worden de pagina's zodanig afgedrukt dat ze in de
lengterichting kunnen worden ingebonden.
 'Korte kant binden': hiermee worden de pagina's zodanig afgedrukt dat ze via de
korte kant van het papier kunnen worden ingebonden.
Opmerking: Niet alle printers kunnen dubbelzijdig afdrukken. Raadpleeg de
documentatie bij de printer.
Uw afdrukopties als een voorinstelling bewaren
m Kies 'Bewaar als' uit het venstermenu 'Instellingen' in het afdrukvenster en typ een
naam voor de voorinstelling.
Als u in de toekomst dezelfde instellingen wilt gebruiken, kiest u de naam van de
voorinstelling uit het venstermenu 'Instellingen'.
De documentkleur aanpassen met ColorSync
U kunt afgedrukte documenten lichter, donkerder of sepiakleurig maken of andere
effecten toevoegen door een Quartz-filter toe te passen op de uitvoer van de printer.
Bij de filter wordt gebruikgemaakt van ColorSync-technologie voor het wijzigen van
het afgedrukte document zonder het document zelf te wijzigen. U kunt ColorSync ook
gebruiken om de resolutie van het document aan te passen.
Opmerking: Niet alle printers kunnen in kleur afdrukken. Raadpleeg de documentatie
bij de printer.
Om de documentkleur aan te passen, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Druk af'.
2 Kies 'ColorSync' uit het venstermenu onder het venstermenu 'Instellingen' in het
afdrukvenster.
3 Kies een optie uit het venstermenu 'Kleurconversie':
 'Standaard': hierbij worden de standaardinstellingen in Pages gebruikt om het
kleurbeheer van het afgedrukte document te besturen.
 'In printer': hierbij verzorgt de printer die u gebruikt het kleurbeheer van het
afgedrukte document.
4 Kies een optie uit het venstermenu 'Quartz-filter':

194

Hoofdstuk 10 Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren

N2644.book Page 195 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u een voorbeeld wilt bekijken van het afgedrukte document met het Quartz-filter
dat u hebt gekozen, klikt u op 'Voorvertoning'.
Nadat u de gewenste Quartz-filter hebt geselecteerd, kunt u deze instelling op de
hierboven beschreven wijze opslaan als onderdeel van uw voorinstelling. Raadpleeg
ColorSync-hulpprogramma Help voor meer informatie over ColorSync en Quartz-filters
door het ColorSync-hulpprogramma (in de map 'Hulpprogramma's' in de map
'Programma's') te openen en vervolgens 'Help' > 'ColorSync-hulpprogramma Help' te
kiezen.
Het symbool voor het ColorSynchulpprogramma

Documenten exporteren naar andere structuren
U kunt Pages documenten uitwisselen tussen verschillende platforms door deze te
exporteren naar andere structuren, zoals Microsoft Word, PDF of HTML.
Om een document naar een andere structuur te exporteren, gaat u als volgt te
werk:
1 Kies 'Archief' > 'Exporteer'.
2 Selecteer het gewenste documenttype in het exportvenster.
 'PDF': hiermee maakt u een PDF-document aan dat kan worden geopend en
afgedrukt in Voorvertoning of een willekeurige PDF-viewer en kan worden bewerkt
in een PDF-programma.
 'Word': hiermee maakt u een Word-document aan dat kan worden geopend en
bewerkt in Microsoft Word in Mac OS X of in Windows.
 'HTML': hiermee maakt u een document aan waarin u gebruik kunt maken van
audio- en filmbestanden en dat kan worden bekeken met Safari of een andere
webbrowser.
 'RTF': hiermee maakt u een document aan waarin een groot deel van de
tekstopmaak en afbeeldingen behouden blijven en dat kan worden geopend en
bewerkt met een tekstverwerkingsprogramma.

Hoofdstuk 10 Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren

195

N2644.book Page 196 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

 'Platte tekst': hiermee wordt de opmaak van de tekst verwijderd. Dit document kan
in een tekstbewerkingsprogramma, zoals Teksteditor, worden geopend en bewerkt.
3 Klik op 'Volgende'.
4 Typ de titel voor het nieuwe document en selecteer de locatie waar u het document
wilt opslaan.
Opmerking: als u documenten exporteert naar andere structuren, is het nieuwe
document mogelijk niet identiek aan het Pages-document.
Als u exporteert naar Microsoft Word, is de regelafstand mogelijk niet identiek, waar
door het Word-document mogelijk minder pagina's telt dan het Pages-document. Ook
worden speciale typografische voorzieningen en bepaalde afbeeldingen mogelijk niet
optimaal weergegeven, met name bij gebruik van transparantie (alfakanalen). Tabellen
en kolomopmaak worden mogelijk niet identiek geëxporteerd en grafieken die in
Pages zijn aangemaakt, worden als statische afbeeldingen weergegeven in andere
documentstructuren. Afbeeldingen worden in platte tekst helemaal niet
weergegeven.

196

Hoofdstuk 10 Documenten afdrukken en exporteren in andere structuren

N2644.book Page 197 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

11

Eigen documentsjablonen
ontwerpen

11

Dit hoofdstuk is bestemd voor ontwerpers die hun
eigen documentsjablonen willen aanmaken.
In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat u al vertrouwd bent met de ontwerp- en
opmaakfuncties van Pages die in eerdere hoofdstukken zijn beschreven.
De sjablonen die worden meegeleverd met Pages bevatten ideeën voor
paginaontwerpen en bepalen tevens de vormgeving van diagrammen, tabellen en
tekst. Binnen elke sjabloon kunnen de volgende kenmerken worden gedefinieerd:
 Afdrukrichting
 Paginamarges
 Paginanummering
 Achtergrondafbeeldingen (watermerken)
 Een reeks tekststijlen, waaronder hoofdtekst, kopteksten, voetteksten,
onderschriften, enzovoort
 Stijlen voor de inhoudsopgave
 Stijlen voor opsommingstekens en nummeringsstijlen
 Objectvullingen en lijnstijlen voor getekende objecten
 Kleuren en stijlen voor diagrammen
 Vormgeving van tabellen
 Extra sjablonen voor paginaontwerpen
U kunt al deze kenmerken wijzigen en zo uw eigen sjablonen aanmaken. Het
aanmaken van uw eigen sjablonen hoeft niet verder te gaan dan het selecteren van
een bestaande sjabloon en het toevoegen van uw bedrijfslogo aan de pagina.

197

N2644.book Page 198 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Als u een bestaande sjabloon wilt aanpassen, bijvoorbeeld door afbeeldingen toe te
voegen, plaatsaanduidingsteksten te wijzigen of nieuwe tekststijlen te definiëren,
raadpleegt u de relevante secties in dit hoofdstuk en leest u vervolgens “Stap 4: een
aangepaste sjabloon bewaren” op pagina 206.
Als u een geheel nieuwe sjabloon wilt ontwerpen, begint u met een lege sjabloon.
Mogelijk is het nuttig alle secties in dit hoofdstuk één voor één door te werken.

Stap 1: het document opzetten
Voordat u dieper ingaat op het ontwerp van het document, geeft u eerst het
algemene formaat en de algemene vorm van het document op. Door dit als eerste te
doen, zorgt u voor consistentie door het hele document heen. Voer, voordat u uw
document gaat opzetten, eerst de volgende stappen uit:
1 Stel het papierformaat en de afdrukrichting in.
Bepaal het papierformaat en de afdrukrichting die zullen worden gebruikt als het
document klaar is. Als u bijvoorbeeld een sjabloon maakt voor enveloppen,
controleert u eerst of u het juiste envelopformaat hebt gekozen (of een eigen formaat
hebt gedefinieerd) voordat u verdergaat met het ontwerpen van uw document.
Raadpleeg “De afdrukrichting en het formaat van pagina's instellen” op pagina 103
voor informatie over het instellen van papierformaat en afdrukrichting.
2 Stel paginamarges in.
Definieer het gebied voor de hoofdtekst en de gebieden voor de hoofd- en voettekst.
Als u het document wilt inbinden, kunt u verschillende marges instellen voor de
pagina's aan de rechterkant en de pagina's aan de linkerkant. De documentmarges
worden ingesteld in het infovenster 'Document'. Raadpleeg de gedeelten
“Paginamarges instellen” op pagina 104 en “Een document aanmaken met tegenover
elkaar liggende linker- en rechterpagina's” op pagina 109 voor meer informatie.
3 Voeg paginanummering in.
Als u paginanummers of voetnoten wilt toevoegen aan het document, stelt u deze in
met behulp van het infovenster 'Document'. Raadpleeg het gedeelte “Kopteksten en
voetteksten, paginanummers en voetnoten toevoegen” op pagina 110 voor meer
informatie.

198

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

N2644.book Page 199 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Basisobjecten plaatsen
Als u afbeeldingen wilt toevoegen die worden weergegeven op de achtergrond van
elke pagina van het document (bijvoorbeeld watermerken), plaatst u deze als eerste.
Als u nieuwe secties aanmaakt in het document, nemen deze automatisch de
basisobjecten over die u reeds hebt geplaatst. U kunt de basisobjecten verwijderen of
verplaatsen in daaropvolgende secties, als u dat wilt.
Om een basisobject te plaatsen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats een vaste afbeelding ergens op de pagina. (Zwevende objecten kunnen niet
worden gebruikt als basisobjecten.)
2 Stel het formaat van het object in.
3 Stel de doorzichtigheid van het object in. Raadpleeg het gedeelte “De doorzichtigheid
van objecten aanpassen” op pagina 152 voor meer informatie.
4 Maskeer eventuele delen van de afbeelding die u niet wilt weergeven. Raadpleeg het
gedeelte “Vaste afbeeldingen bijsnijden (een uitsnede maken)” op pagina 126 voor
meer informatie.
5 Stel de tekstdoorloop in naar uw keuze. Raadpleeg het gedeelte “Tekst om een object
heen laten lopen” op pagina 134 voor meer informatie.
6 Als u het object wilt weergeven achter tekst, selecteert u het en kiest u 'Orden' >
'Plaats achteraan'.
7 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Verplaats object naar basissectie'.
Wanneer het object eenmaal in de basissectie is geplaatst, kan het niet meer worden
geselecteerd, zodat u het niet per ongeluk kunt verplaatsen. Als u het wilt verplaatsen
of wijzigen, kunt u het selecteerbaar maken.
Een basisobject bewerken
m Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > Maak objecten basispagina selecteerbaar' en
selecteer vervolgens het gewenste object en bewerk het.
Basisobjecten hebben blauwe selectiehandgrepen.
Basisobjecten hebben
blauwe selectiehandgrepen.

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

199

N2644.book Page 200 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Een basisobject verwijderen en het op slechts één pagina weergeven
m Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Verplaats object naar pagina'. Het object wordt niet
langer op elke pagina herhaald, maar wordt alleen weergegeven op de geselecteerde
pagina. Het kan worden bewerkt als elk ander vast object.

Hulplijnen toevoegen
Hulplijnen op een sjabloonpagina blijven in de sjabloon staan om gebruikers van de
sjabloon te helpen bij het positioneren van items op de pagina. De hulplijnen worden
weergegeven als de linialen of lay-out worden weergegeven en worden niet meer
weergegeven als linialen of lay-out worden verborgen.
Om hulplijnen op een pagina aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Ga naar de pagina waaraan u de hulplijnen wilt toevoegen.
2 Klik buiten het hoofdgedeelte van het document zodat het invoegpunt niet zichtbaar
is.
3 Kies 'Weergave' > 'Toon linialen'.
4 Plaats de muisaanwijzer op een liniaal en sleep de blauwe hulplijn naar de gewenste
locatie op de pagina. (U kunt de kleur van de hulplijnen wijzigen via het
voorkeurenvenster van Pages.

Stap 2: stijlen definiëren
In een sjabloon moeten standaardstijlen worden gedefinieerd voor de volgende
onderdelen van een document:
 Alineastijlen
 Tekenstijlen
 Lijststijlen
 Stijlen voor de inhoudsopgave
 Tekstvakstijlen
 Stijlen voor vormen
 Tabelstijlen
 Grafiekstijlen
 Tekstdoorloopobjecten

200

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

N2644.book Page 201 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

U kunt al deze stijlen aanpassen voor de sjabloon die u aanmaakt of u kunt de
standaardwaarden gebruiken die al aanwezig zijn in de sjabloon waarmee u bent
begonnen (inclusief de lege sjabloon).
Raadpleeg hoofdstuk 4, “Werken met stijlen”. voor informatie over het aanmaken van
alineastijlen, tekenstijlen en lijststijlen. Raadpleeg “Een inhoudsopgave van een stijl
voorzien” op pagina 117 voor informatie over het aanmaken van stijlen voor de
inhoudsopgave.

Standaardstijlen instellen voor vormen, tabellen en diagrammen
De standaardstijlen voor tekstvakken, vormen, tabellen en diagrammen bepalen hoe
elk van deze objecten eruit ziet als het voor het eerst wordt weergegeven op de
pagina (bijvoorbeeld de kleur, het formaat en de stand van de vorm die wordt
weergegeven als u 'Voeg in' > 'Vorm' > [vorm]) kiest.
U kunt standaardkenmerken voor tekstvakken, vormen, tabellen en afbeeldingen
instellen door een van elk van deze items op een pagina op te nemen, de items van
de gewenste opmaak te voorzien en vervolgens de commando's in het Opmaakmenu te gebruiken om deze nieuwe kenmerken als standaardwaarden te definiëren.
Kenmerken voor tekstvakken en vormen definiëren
Het instellen van de standaardkenmerken voor tekstvakken lijkt erg veel op het
instellen van de standaardkenmerken voor vormen. Eerst ontwerpt u tekstvakken en
vormen met uw eigen voorkeursinstellingen voor bijvoorbeeld het lettertype, de
kleur, de mate van ondoorzichtigheid of een schaduw. (Omdat de lijnlengte en
afdrukstand niet kunnen worden gedefinieerd binnen een sjabloon, moeten
lijnkenmerken, zoals kleur, dikte en doorzichtigheid, apart worden ingesteld.)
Om standaardstijlen in te stellen voor tekstvakken en vormen, gaat u als volgt te
werk:
1 Plaats een vast tekstvak en een vaste vorm op de pagina. Voor informatie over het
plaatsen van een vast tekstvak, raadpleegt u “Onderschriften, kantlijnartikelen en
gemarkeerde tekst aanmaken” op pagina 73. Raadpleeg “Eenvoudige vormen,
tabellen en diagrammen toevoegen” op pagina 123 voor informatie over het plaatsen
van getekende objecten.

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

201

N2644.book Page 202 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

2 Typ tekst in het vak en de vorm, selecteer vervolgens de tekst en stel de kenmerken
hiervoor in. Raadpleeg het gedeelte “Grootte en vormgeving van tekst bepalen” op
pagina 51 voor informatie over het instellen van tekstkenmerken.
3 Selecteer het tekstvak en de vorm en stel kenmerken voor beide in (bijvoorbeeld
vulkleur en overzichtsstijl). Raadpleeg hoofdstuk 7, “Eigenschappen van objecten
wijzigen”. voor informatie over het instellen van objecteigenschappen.
4 De tekstomloop voor het tekstvak en de vorm wordt ingesteld in het infovenster
'Omloopinfo'. Raadpleeg “Tekst om een object heen laten lopen” op pagina 134 voor
informatie over het instellen van tekstomloop.
5 Selecteer de vorm of het tekstvak en kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer
standaardstijl voor vorm' of 'Definieer standaardstijl voor tekstvak'.
6 Verwijder het tekstvak en de vorm van de pagina.
Kenmerken voor tabellen definiëren
U kunt de standaardtabel naar eigen inzicht ontwerpen en zelf het aantal rijen en
kolommen, lijnstijlen en kleuren, tekststijlen, schaduwen, enzovoort, bepalen.
Om de standaardkenmerken voor tabellen in te stellen, gaat u als volgt te werk:
1 Plaats een tabel op de pagina.
2 Selecteer de tabel en geef de kenmerken op. Raadpleeg hoofdstuk 8, “Tabellen
aanmaken”. voor informatie over het plaatsen en opmaken van tabellen.
3 Stel de tekstomloop rond de tabel in.
4 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer standaardstijl voor tabel'.
5 Verwijder de tabel van de pagina.
Opmerking: Een tabel bestaat uit verschillende opmaakgebieden, zoals de koptekstrij,
koptekstkolom, binnen randen en buiten randen. Als u standaardtabelkenmerken wilt
instellen, moet u elk afzonderlijk kenmerk op een volledig opmaakgebied toepassen.
Als u bijvoorbeeld de opmaak van één cel in een koptekstrij wijzigt, wordt deze
wijziging niet opgeslagen als onderdeel van de standaardtabelstijl. U moet de
opmaak van alle cellen in de rij wijzigen.

202

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

N2644.book Page 203 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Standaardstijlen voor diagrammen instellen
Voor diagrammen kunt u het standaardtype instellen. Dit is het diagramtype dat
wordt weergegeven als u 'Voeg in' > 'Diagram' kiest. Ook kunt u de
standaardvormgeving van elk diagramtype opgeven. U dient de standaardkenmerken
voor elk diagramtype afzonderlijk in te stellen.
Om de standaardiagramstijlen en plaatsing van diagrammen in te stellen, gaat u
als volgt te werk:
1 Plaats een diagram op de pagina.
2 Selecteer het diagram en stel de kenmerken in. (Raadpleeg hoofdstuk 9, “Diagrammen
aanmaken”. voor informatie over het plaatsen en opmaken van diagrammen.)
3 Stel de tekstomloop rond de diagrammen in.
4 Nadat u alle diagrammen hebt opgemaakt en geplaatst, selecteert u één voor één alle
diagrammen en kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer standaardstijl voor
[diagramtype]'.
5 Selecteer het diagramtype dat u standaard wilt gebruiken (en dat als eerste wordt
weergegeven als u 'Voeg in' > 'Diagram' kiest), en kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' >
'Maak standaarddiagramtype'.
6 Verwijder de diagrammen van de pagina.
Standaardkenmerken definiëren voor geïmporteerde afbeeldingen
Voor geïmporteerde afbeeldingen kunt u standaardschaduwen, doorzichtigheid en
lijnkleur instellen.
Om de standaardkenmerken voor afbeeldingen in te stellen, gaat u als volgt te
werk:
1 Plaats een afbeelding op de pagina.
2 Selecteer de afbeelding en stel de kenmerken in. (Raadpleeg “De lijnstijl wijzigen” op
pagina 149, “Een schaduw aan objecten toevoegen” op pagina 150 en “De
doorzichtigheid van objecten aanpassen” op pagina 152 voor informatie over het
instellen van objectkenmerken.)
3 Stel de tekstomloop rond de afbeelding in.
4 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer standaardstijl voor afbeelding'.
5 Verwijder de afbeelding van de pagina.

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

203

N2644.book Page 204 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Stap 3: plaatsaanduidingstekst en afbeeldingen aanmaken
Plaatsaanduidingstekst en afbeeldingen bepalen de vormgeving van het voltooide
document . Zij kunnen tevens instructies bieden aan de gebruiker van de sjabloon.

Plaatsaanduidingstekst aanmaken
Als u plaatsaanduidingstekst wilt wijzigen die reeds aanwezig is in een sjabloon, moet
u deze tekst bewerkbaar maken.
Om plaatsaanduidingstekst te bewerken, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Activeer bewerken plaatsaanduidingstekst'.
2 Bewerk de tekst op de normale manier.
3 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Deactiveer bewerken plaatsaanduidingstekst'.
U kunt ook uw eigen tekst instellen als plaatsaanduidingstekst.
Om plaatsaanduidingstekst aan te maken, gaat u als volgt te werk:
1 Typ tekst op de pagina en maak deze naar eigen inzicht op.
2 Selecteer de tekst in blokken die gebruikers van de sjabloon moeten kunnen
bewerken en kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Stel in als plaatsaanduidingstekst'.
Belangrijk: Zorg bij het selecteren van blokken tekst die u wilt gebruiken als
plaatsaanduidingstekst ervoor dat u niet het teken voor het alinea-einde selecteert.
Als u dat wel doet, wordt de hele alinea verwijderd als de gebruiker begint te typen in
de plaatsaanduidingstekst, en neemt de nieuwe tekst de eigenschappen van de
volgende alinea over. Als u het teken voor het alinea-einde wilt zien tijdens het
werken, kiest u 'Weergave' > 'Toon onzichtbare tekens'.
Plaatsaanduidingstekst verwijderen
m Selecteer de tekst en druk op de Delete-toets.

Plaatsaanduidingen voor afbeeldingen aanmaken
Met plaatsaanduidingen voor afbeeldingen kunt u op eenvoudige wijze het juiste
formaat en de juiste positie kiezen voor afbeeldingen door deze simpelweg op de
plaatsaanduidingen te slepen die u hebt aangemaakt.

204

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

N2644.book Page 205 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om een plaatsaanduiding voor afbeeldingen aan te maken, gaat u als volgt te
werk:
1 Plaats en pas het formaat aan van een plaatsaanduiding voor afbeeldingen op de
pagina (dit kan bijvoorbeeld een gearceerd kader met instructies zijn).
2 Selecteer de afbeelding en kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Stel in als
plaatsaanduiding voor afbeelding'.
Een normale afbeelding maken van een plaatsaanduiding voor afbeeldingen
m Selecteer de afbeelding en schakel vervolgens 'Stel in als plaatsaanduiding voor
afbeelding' in 'Opmaak' > 'Geavanceerd' uit. (Voor een geselecteerde optie wordt een
vinkje getoond. Klik nogmaals op de optie om de selectie op te heffen.)
Een plaatsaanduiding voor afbeeldingen verwijderen
m Selecteer de afbeelding en druk op de Delete-toets.

Paginaontwerpen bieden voor uitbreidbare sjablonen
Mogelijk wilt u uw sjabloon uitbreidbaar maken zodat gebruikers simpelweg extra
paginaontwerpen kunnen toevoegen die u hebt aangemaakt. De paginaontwerpen
zijn beschikbaar via het commando 'Basispagina's' in het Voeg in-menu. (raadpleeg
“Sjablonen uitbreiden door pagina's toe te voegen” op pagina 31 voor meer
informatie).
1 Ontwerp een lay-out van een of meer pagina's en voeg daarbij een sectie-einde in aan
het begin en einde van de lay-out.
2 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Leg pagina's vast'. Er wordt een venster geopend.

3 Typ een naam voor het paginaontwerp.
4 Kies het aantal pagina's dat u wilt opnemen in het paginaontwerp uit het
venstermenu 'Voeg in'.
5 Verwijder de pagina's uit uw sjabloon als u deze alleen wilt laten voorkomen in het
submenu 'Pagina's' en ze geen normaal onderdeel wilt laten uitmaken van de
sjabloon.

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

205

N2644.book Page 206 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

Om paginalay-outs te beheren die u hebt aangemaakt, gaat u als volgt te werk:
1 Kies 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Beheer basispagina's'. Er wordt een venster
geopend.

2 Selecteer een paginatitel en klik op de knop met het pijltje omhoog of met het pijltje
omlaag om de positie binnen de lijst te wijzigen.
Klik op de Delete-toets om de paginalay-out te verwijderen uit de lijst.
3 Klik op 'Gereed'.

Stap 4: een aangepaste sjabloon bewaren
U kunt uw nieuwe sjabloon bewaren zodat deze wordt weergegeven in de
sjabloonkiezer. Als een andere gebruiker de sjabloon opent om deze te gebruiken,
wordt de sjabloon exact in de toestand geopend waarin deze verkeerde toen u deze
bewaarde. Dat betekent dat u ervoor kunt kiezen de lijst met stijlen open te laten of
te sluiten of onzichtbare tekens, linialen en lay-outmarkeringen zichtbaar te laten.
Om de huidige sjabloon te bewaren als een aangepaste sjabloon, gaat u als volgt
te werk:
1 Kies 'Archief' > 'Bewaar als sjabloon'.
2 Typ een naam voor de sjabloon.
3 De sjabloon wordt bewaard in de map 'Mijn sjablonen' van de sjabloonkiezer. Als u
niet wilt dat de sjabloon daar verschijnt, slaat u de sjabloon op een andere locatie op.

206

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

N2644.book Page 207 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

U kunt een nieuwe sjablooncategorie maken door een nieuwe map aan te maken op
de volgende locatie:
[Thuismap]/Bibliotheek/Application Support/iWork/Pages/Sjablonen
4 Klik op 'Bewaar'.

Hoofdstuk 11 Eigen documentsjablonen ontwerpen

207

N2644.book Page 208 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

N2644.book Page 209 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

>-symbool (in menucommando's) 12

A
aanduiding voor
bijsnijden 75, 77,
166
aangepaste sjabloon 206
accenttekens 55
afbeeldingen
als vulling 147
bestanden
importeren 121
uitsnede maken 126
vaste toevoegen 37
zwevende
toevoegen 37
afbeeldingen groter of
kleiner maken 148
afbeeldingplaatsaanduidingen 36
afdrukken
alleen oneven/even
pagina's 192
document 49, 189
dubbelzijdig 194
kleur aanpassen 194
omgekeerde
volgorde 192
papierformaat 189
voorblad 192

Index

Index

voorinstellingen
aanmaken 194
afdrukrichting, pagina 103
alinea
achtergrondkleur 55
inspringing 69
marges 68
randen 76
vulkleur 76
alinea-eindesymbool 19
alinea-opmaak
ligaturen
gebruiken 102
woordafbreking
toepassen 102
alineastijl
nieuwe aanmaken 90
wijzigen 87
alineavulling 89
AppleWorks 29

B
basisafbeeldingen 114, 199
basislijn 59
basisobject 112, 114
basisobjecten 199
informatie over 19
bestand
bewaren 48
bestandstypen

lijst met film-/
geluidsbestandstypen 137
lijst met grafische
bestandstypen 11
9
bewaren van
documenten 48
bijschriften
standaardwaarden
definiëren 201
bladwijzers
informatie over 139
toevoegen en
gebruiken 140

C
cirkeldiagrammen 183
ColorSync 194
combinaties
toetsenbord 25
commando 'Herstel' 35
contextueel menu 25

D
datumveld 110
decimale tabstop
teken wijzigen 68
diagramgegevenseditor 1
75

209

N2644.book Page 210 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

rijen/kolommen
toevoegen/
bewerken 177
rijen en kolommen
bewerken 176
diagrammen
assen en labels
opmaken 179
gegevens
bewerken 175
gegevensreeksen/sets
omwisselen 171
legenda tonen/
verbergen 177
opmaak 178
plaatsen 123
standaardwaarden
definiëren 203
toevoegen 174
document
afdrukken 49, 189
bewaren 48
planning 25
documenten
exporteren 195
doorgestreepte tekst 54
doorzichtigheid 152

E
eerste pagina
eenmalige, instellen 114
einden
kolom 107
lay-out 18, 107
sectie 112
e-mailadressen 140

210

Index

F
fixeerpuntsymbool 20
Formaat, infovenster 153

G
gekoppelde
tekstvakken 74
geordende lijsten 71
aanmaken 71
gerangschikte
nummers 97
grafiek Zie diagrammen Zie
ook afbeeldingen
groottelabels 38

H
help, op scherm 12
hoofdletters/kleine
letters 59
HTML 195
hulplijnen 20

I
iMovie 128
importeren
AppleWorks 29
Microsoft Word 29
Info, venster 102
infovenster
informatie over 24
infovenster 'Tekst'
tabblad 'Lijst' 94
tabblad 'Tabs' 66, 67
tabblad 'Tekst' 60
inhoudsopgave
genereren 116
opmaken 117
tabblad 102

inspringing
verkeerd-om 69
inzoomen/uitzoomen op
document 17
iPhoto 128
iTunes 128

K
kantlijnartikelen
standaardwaarden
definiëren 201
kleur
objectvulling 146
ondoorzichtigheid 144
selecteren 144
van tekst 54, 64
verlooptint 146
kleurenvenster 25, 143
knoppenbalk
aanpassen 22
kolomdiagrammen 185
kolomeinde 107
symbool 107
kolommen 105
aantal wijzigen 108
boven aan pagina
beginnen 108
buitenste marges
wijzigen 108
opmaken 105
koppelingen
aanmaken 139
met bladwijzers 141
naar e-mailberichten 139
naar webpagina's 139
uitschakelen om te
bewerken 142

N2644.book Page 211 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

verschillende typen 139
kopteksten en voetteksten
niet-opeenvolgend 113
kromme
aanhalingstekens
58

L
lay-out 105
boven aan pagina
beginnen 108
tonen en verbergen 35
lay-outeinde
symbool 108
lay-outeinden 18, 107
lay-out van een document
tonen en verbergen 35
lay-outweergave 17
lettertypen 53
grootte 53
kleur 54
letterbeeld 53
Lettertypepaneel
informatie over 24
tekst opmaken 52
ligatuur 59, 89
liggend
(afdrukrichting) 1
03
lijndiagrammen 187
lijnen met opvultekens 68
lijsten
genummerd 69
laten inspringen 71
met opsommingstekens 69
regeleinde 70

Index

lijsten met opsommingstekens
aanmaken 69
lijst met stijlen
informatie over 21
lijststijl
wijzigen 94, 97
linialen 20
eenheden wijzigen 20,
38
tonen 38
linker- en rechterpagina's
verschillende kop- of
voetteksten 114

M
marge 78
marges
alinea 68
pagina 104
voor een document
instellen 102
maskeren Zie uitsnede
maken van
afbeeldingen
media
bestanden
importeren 121
Mediabrowser 128
mediabrowser
informatie over 36
Microsoft Word 29, 195
exporteren naar 195

O
objecten
achter tekst
selecteren 131

alle selecteren 132
doorzichtigheid 152
groeperen/groepering
opheffen 132
grootte aanpassen 154
horizontaal/verticaal
spiegelen 131
naar achteren/voren
verplaatsen 131
positie aanpassen 154
roteren 131
schaduwen 151
spiegelen en
roteren 154
tekstomloop 135, 136
vaste 36
vaste verplaatsen 130
vergrendelen/
ontgrendelen 40,
132
verhoudingen
handhaven 154
zwevende
verplaatsen 130
Omloop (infovenster) 134
onderdelen van lijsten
laten
inspringen 71
onzichtbare
opmaaktekens 19
tonen en verbergen 35
oorspronkelijke
grootte 155
opgemaakte
tekstvelden 110
opmaakmarkeringen Zie
onzichtbare
opmaaktekens

211

N2644.book Page 212 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

opsommingstekens
wijzigen 94
overzichten
aanmaken 69
overzichtstijl
wijzigen 97
overzicht Zie geordende
lijsten

P
pagina
afdrukrichting 103, 189
marges instellen 104
pagina's, extra 31
pagina's nummeren 110
pagina's toevoegen 31
pagina-eindesymbool 20
Pagina-instelling 103, 189
paginalay-outs
aanmaken en
vastleggen 205
beheren 205
paginanummering 110
niet-opeenvolgend 112,
113
PDF 125, 195
plaatsaanduidingen voor
afbeeldingen 15,
19, 36, 204
plaatsaanduidingen voor
teksten 18
informatie over 18
plaatsaanduidingstekst
aanmaken 204
bewerken 204
informatie over 33
werken met 33
platte tekst 195

212

Index

positielabels 38

R
regelafstand
instellen 63
voor/na alinea's 63
regeleinde
lijsten 70
regeleindesymbool 19
RTF (Rich Text Format) 195

S
schaduwen 151
tekst 55
sectie-einde 112
selectie van nieuw
document 30
sjabloonkiezer 30
snelmenu 163
spatiëring 59
spatiesymbool 19
speciale tekens/
symbolen 57
spelling 45
Spelling controleren 45
staafdiagrammen 185
staand
(afdrukrichting) 1
03
standaardsjabloon 30
stijlen
alineastijlen
wijzigen 87
geordende lijst
(overzicht)
wijzigen 97
importeren 84
kopiëren en plakken 86

opheffingen 85
toepassen 83
wijzigen, tekenstijl 91
wijzigen voor lijsten
met opsommingstekens of
genummerde
lijsten 94
subscript 51
superscript 51
symbolen
invoegen in tekst 57
symbool voor decimale
tabstop 66
symbool voor
gecentreerde
tabstop 65
symbool voor
linkertabstop 65
symbool voor
rechtertabstop 65

T
taal 89
wijzigen 46
tabel
aantal rijen en
kolommen 164
cellen, automatisch
aanpassen aan
inhoud 167
cellen, formaat
aanpassen 166
cellen, inhoud
verwijderen 162
cellen, marges 168
cellen, randen
opmaken 168

N2644.book Page 213 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

cellen, randen
selecteren 161
cellen,
samenvoegen 16
6
cellen, selecteren 160
cellen, splitsen 166
cellen, tekst uitlijnen 60
cellen, uitlijning van
tekst 167
plaatsen 123, 158
rijen en kolommen met
koptekst 165
rijen en kolommen
toevoegen 163
rijen en kolommen
verwijderen 164
standaardwaarden
instellen 202
tekst bewerken 162
Tabel, infovenster 163
tabstops
instellen 64, 67
standaardtabstops
wijzigen 66
verwijderen 68
wijzigen decimaal 68
tabsymbool 19
tegenover elkaar liggende
pagina's
instellen 102, 109
nieuwe
documentsectie 1
14
tekenafstand 64
tekens
opmaken 52
typen, speciale 57

Index

tekenstijl
aanmaken 93
wijzigen 91
tekst
grootte 53
hoofdletters 51
kleur 54
knippen 41
kopiëren 41
onderstrepen 54
opmaken 52
schaduwen 55
strepen voor
doorhalen 54
uitlijning 60
uitlijning en letter- en
regelafstand 59
verhoogd of verlaagd
weergeven 51
verwijderen 41
tekst en regelafstand van
tekst 59
tekst knippen 41
tekst kopiëren 41
tekstomloop 134
tekst onderstrepen 54
tekst uitlijnen 60
tekstvak
gekoppeld 74
opmaken 78
standaardwaarden
definiëren 201
tekst uitlijnen 60
tekst verwijderen 41
tekst zoeken 41, 42
tekst zoeken en
vervangen 41, 42
tijdveld 110

toetscombinaties
menu's 25
toetsenbordindelingen
bekijken 56
typografische
instellingen 54,
59

U
uitlijning
van tekst 59, 64
van tekst met
opsommingstekens 96
uitsnede maken van
afbeeldingen 126
URL-detectie 140

V
vaste-spatiesymbool 19
vast object 36
grootte wijzigen 130
informatie over 121
omzetten 124
toevoegen 37
venster 'Typografie' 59
vergrendelen, objecten 40
verschuiving basislijn 89
vlakdiagrammen 187
voetnoten
invoegen 111
nummering 102, 112
opmaken 112
voetteksten
toevoegen 110
voorinstellingen 194
voorvertoning voor het
afdrukken 49

213

N2644.book Page 214 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

vormen
plaatsen 123
tekst invoegen in 77
tekst uitlijnen 60
vulafbeelding met
kleurtint 149

W
watermerken 114, 199
weduwen 89
weergave
in-/uitzoomen 17
lay-out 17
wezen 89
woordafbreking 89
woordenlijst
taal 89
wijzigen 46

Z
zoomniveau van
weergave 17
zwevend object
grootte wijzigen 130
informatie over 120
omzetten 124
toevoegen 37

214

Index

N2644.book Page 215 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM

N2644.book Page 216 Wednesday, January 12, 2005 11:56 AM



Source Exif Data:
File Type                       : PDF
File Type Extension             : pdf
MIME Type                       : application/pdf
PDF Version                     : 1.6
Linearized                      : No
XMP Toolkit                     : 3.1-701
About                           : uuid:f2436192-6489-11d9-96c2-003065fbfff4
Producer                        : Acrobat Distiller 6.0.0 for Macintosh
Modify Date                     : 2007:03:13 10:28:04-07:00
Creator Tool                    : FrameMaker 6.0: LaserWriter 8 N1-8.7.1
Create Date                     : 2005:01:12 12:03:41+01:00
Metadata Date                   : 2007:03:13 10:28:04-07:00
Document ID                     : uuid:f2432db7-6489-11d9-96c2-003065fbfff4
Instance ID                     : uuid:335d6d9a-d188-11db-adba-000a95b43af2
Format                          : application/pdf
Creator                         : nathalie
Title                           : N2644.book
Page Count                      : 216
Author                          : nathalie
Keywords                        : kpages, kmanual
EXIF Metadata provided by EXIF.tools

Navigation menu