Yamaha MONTAGE Supplementary Manual 6/7/8 Nl Sm H0

User Manual: Yamaha MONTAGE 6/7/8 Supplementary Manual

Open the PDF directly: View PDF PDF.
Page Count: 133

DownloadYamaha MONTAGE Supplementary Manual 6/7/8 Nl Sm H0
Open PDF In BrowserView PDF
MUSIC SYNTHESIZER

Aanvullende handleiding
Inhoudsopgave
Nieuwe functies in MONTAGE versie 3.50 ...... 3

Common/Audio Edit (Common/Audio) ............ 77

Aanvullende nieuwe performances....................4

Part Edit (Edit)................................................. 79

Nieuwe Smart Morph-functie .............................5

Utility ............................................................... 80

Extra patroonfuncties .......................................13

Envelope Follower........................................... 85

Verbeterde gebruikersinterface
voor patronen...................................................17

Dialoogvenster Control Assign........................ 86

MODX-bestanden importeren ..........................19
Verbeterde bestuurbaarheid ............................20

Nieuwe functies in MONTAGE
versie 1.60 ........................................................ 87

Overig ..............................................................22

Additional New Effect Types
(Aanvullende nieuwe effecttypen) ................... 88

Nieuwe functies in MONTAGE versie 3.00 .... 23

Additional New Performances
(Aanvullende nieuwe performances)............... 89

Aanvullende nieuwe effecttypen ......................24
Aanvullende nieuwe performances..................25
Nieuwe functie Pattern Sequencer ..................26
Nieuwe functie Rhythm Pattern .......................49

Motion Control................................................. 90
Common/Audio Edit (Common/Audio) ............ 91
Part Edit (Bewerken) ....................................... 93

Live Set ............................................................52

Nieuwe functies in MONTAGE versie 1.50 .... 94

Scene...............................................................54

Additional New Effect Types
(Aanvullende nieuwe effecttypen) ................... 95

Edit...................................................................56
Utility ................................................................58
MIDI-gegevensontvangst
met USB TO DEVICE ......................................62

Additional New Performances
(Aanvullende nieuwe performances)............... 97
Category Search ............................................. 98

Verbeterde gebruikersinterface........................63

Performance Play (Home)............................. 100

Sequencer Block..............................................64

Motion Control............................................... 104

Nieuwe functies in MONTAGE versie 2.50 .... 65
Aanvullende nieuwe performances..................66

Utility ............................................................. 105
Edit (Modus Edit)........................................... 112

Play/Rec...........................................................70

Nieuwe functies in MONTAGE
versie 1.20 ...................................................... 113

Part Edit (Edit)..................................................71

Motion Control............................................... 114

Utility ................................................................72

Play/Rec........................................................ 115

Dialoogvenster Control Assign.........................73

Category Search ........................................... 117

Functie Panel Lock ..........................................74

Utility ............................................................. 118

Functie DAW Remote ......................................67

Common/Audio Edit (Common/Audio) .......... 120

Nieuwe functies in MONTAGE versie 2.00 .... 75

Part Edit (Bewerken) ..................................... 122

Aanvullende nieuwe performances..................76

NL

Nieuwe functies in MONTAGE versie 1.10 .. 124
Nieuwe performances ....................................125
Performance Play (Home) .............................125
Category Search ............................................126
Utility ..............................................................128
Part Edit (Bewerken)......................................131
Live Set Edit (bewerken)................................132
Liveset............................................................133

MONTAGE 6/MONTAGE 7/MONTAGE 8 Aanvullende handleiding

2

Nieuwe functies in MONTAGE versie 3.50
Yamaha heeft een upgrade uitgebracht van de MONTAGE-firmware, waaraan de volgende nieuwe functies zijn toegevoegd.
In deze handleiding worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde
Naslaggids.
•
•
•
•
•

Er zijn nieuwe performances toegevoegd.
De functie Smart Morph is toegevoegd.
Er zijn nieuwe functie toegevoegd aan de Pattern Sequencer.
MODX-bestanden kunnen nu worden geïmporteerd.
De bestuurbaarheid en speelbaarheid zijn verbeterd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

3

Aanvullende nieuwe performances
De MONTAGE heeft 32 nieuwe performances.
Raadpleeg de datalijst voor informatie over de toegevoegde performances.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

4

Nieuwe Smart Morph-functie
De Smart Morph-functie gebruikt machine learning om FM-X-geluiden te morphen. MONTAGE leert de geluiden die zijn
toegewezen aan Part 9 tot 16 via geavanceerde logica en plot elk geluid als een punt op de kaart. De afstand tussen de punten
geeft overeenkomst van de geluiden aan. Deze functie creëert automatisch geïnterpoleerde FM-X-geluiden om de hiaten op de
kaart op te vullen.
Raak een positie op de kaart aan om het geluid aan Part 1 toe te wijzen. Door op deze manier de gewenste punten te selecteren
en de resultaten op te slaan, kunt u dit gebruiken als een krachtig hulpmiddel voor het creëren van nieuwe FM-X-geluiden.
U kunt ook punten op de kaart slepen of het gedrag tussen twee willekeurige punten toewijzen aan de Superknop, waardoor
u ongekende realtime controle krijgt voor het expressief morphen van het FM-X-geluid terwijl u speelt.

Home
Handeling

[PERFORMANCE]  [Home]

View
Gebruik dit om tussen drie schermen te wisselen: De standaardschermweergave van acht Parts, een weergave van vier Parts
met verschillende gegevens en een weergave van vier Parts en de Smart Morph-kaart.

OPMERKING U kunt ook de knop [PERFORMANCE] gebruiken voor dezelfde handeling.
Aanvullende handleiding bij MONTAGE

5

OPMERKING Wanneer de huidige weergave de Smart Morph-display is en de performance nog geen Smart Morph-gegevens heeft, worden vier
Parts met verschillende gegevens weergegeven.
OPMERKING Op de Live Set-display geeft een speciaal FM-X-pictogram aan of de toegewezen performance al dan niet Smart Morph-gegevens
heeft.
: Weergegeven voor een performance met een FM-X-partij.
: Weergegeven voor een performance met een FM-X-partij en Smart Morph-gegevens.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

6

Smart Morph
Play
Handeling

[PERFORMANCE]  [Smart Morph]  [Play]

Kaart

Tik op deze display op de Smart Morph-kaart om het FM-X-geluid voor Part 1 te wijzigen.

Edit
Handeling

[PERFORMANCE]  [Smart Morph]  [Edit]

Partij niet in
gebruik

Partij niet in gebruik
Roept de Part Category Search-display op voor het selecteren van een FM-X-geluid wanneer u op een van de plusknoppen (+) tikt.

Partij in gebruik
Roept het contextmenu (Category Search, Edit, Copy, Delete) op wanneer u hierop tikt.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

7

Display
Bepaalt of elke partij wordt aangegeven met de hoofdcategorie of met de naam van de partij.

Learn
Start het leren (maken van de kaart) als u hierop tikt. Tijdens de verwerking zijn sommige interfacebewerkingen uitgeschakeld
en wordt de knop [Cancel] weergegeven in plaats van [Learn]. Als u de verwerking annuleert, keert de kaart terug naar de
status van voor het leren. U kunt het instrument ook bespelen tijdens de leerhandeling.

ETA (Estimated Time of Action)
Geeft de geschatte resterende tijd voor de leerhandeling weer.

Undo/Redo
Na het bedienen van de leerfunctie wordt de knop [Undo] rechtsboven weergegeven. Druk op Undo om uw bewerkingen te
annuleren en de kaart terug te brengen naar de staat van vóór het leren. Nadat u Undo hebt gebruikt, wordt [Redo]
weergegeven, waarmee u de bewerkingen die u hebt aangebracht kunt herstellen.

Analyze
Handeling

[PERFORMANCE]  [Smart Morph]  [Analyze]

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

8

Red
Geeft de grootte van de waarde voor de geselecteerde parameter weer als een rode tint. Raadpleeg “Parameters die kunnen
worden ingesteld voor Red, Green en Blue” (pagina 10) voor de instellingswaarden.

Green
Geeft de grootte van de waarde voor de geselecteerde parameter weer als een groene tint. Raadpleeg “Parameters die kunnen
worden ingesteld voor Red, Green en Blue” (pagina 10) voor de instellingswaarden.

Blue
Geeft de grootte van de waarde voor de geselecteerde parameter weer als een blauwe tint. Raadpleeg “Parameters die kunnen
worden ingesteld voor Red, Green en Blue” (pagina 10) voor de instellingswaarden.

ETA (Estimated Time of Action)
Geeft de geschatte resterende tijd voor de leerhandeling weer.

Coloring
Zet Red, Green en Blue automatisch terug wanneer Learn wordt uitgevoerd, als dit is ingesteld op Auto. Als dit is ingesteld op
Manual, worden Red, Green en Blue niet automatisch teruggezet als Learn wordt uitgevoerd.
Instellingen: Auto, Manual

Learn
Start het leren (maken van de kaart) als u hierop tikt. Tijdens de verwerking zijn sommige interfacebewerkingen uitgeschakeld
en wordt de knop [Cancel] weergegeven in plaats van [Learn]. Als u de verwerking annuleert, keert de kaart terug naar de
status van voor het leren.

Undo/Redo
Na het bedienen van de leerfunctie wordt de knop [Undo] rechtsboven weergegeven. Druk op Undo om uw bewerkingen te
annuleren en de kaart terug te brengen naar de staat van vóór het leren. Nadat u Undo hebt gebruikt, wordt [Redo]
weergegeven, waarmee u de bewerkingen die u hebt aangebracht kunt herstellen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

9

Parameters die kunnen worden ingesteld voor Red, Green en Blue
FM Common
Naam van parameter

FM Operator (op1 – op8)
Weergegeven
naam

Naam van parameter

Weergegeven
naam

Naam van parameter

Weergegeven
naam

Random Pan Depth

Random Pan

Filter Cutoff Key Follow
Sensitivity

Flt Cutoff/Key

Oscillator Key On
Reset

Key On Reset

Alternate Pan Depth

Alternate Pan

Filter Cutoff Scaling
Break Point 1

Flt Break Point 1

Oscillator Frequency
Mode

Freq Mode

Scaling Pan Depth

Scaling Pan

Filter Cutoff Scaling
Break Point 2

Flt Break Point 2

Tune Coarse

Coarse

Tune Fine

Fine

Key On Delay Time
Length

Delay Length

Filter Cutoff Scaling
Break Point 3

Flt Break Point 3

Detune

Detune

KeyOnDly Sync

Filter Cutoff Scaling
Break Point 4

Flt Break Point 4

Pitch Key Follow
Sensitivity

Pitch/Key

Key On Delay Tempo
Sync Switch

Delay Length

Filter Cutoff Scaling
Offset 1

Flt Cutoff Offset 1

Pitch Velocity
Sensitivity

Pitch/Vel

Key On Delay Note
Length

Spectral Form

Spectral

Pitch Velocity
Sensitivity

Pitch/Vel

Filter Cutoff Scaling
Offset 2

Flt Cutoff Offset 2

Spectral Skirt

Skirt

Random Pitch Depth

Random Pitch

Filter Cutoff Scaling
Offset 3

Flt Cutoff Offset 3

Filter Cutoff Scaling
Offset 4

Flt Cutoff Offset 4

HPF Cutoff Key Follow
Sensitivity

HPF Cutoff/Key

Pitch Key Follow
Sensitivity

Pitch/Key

Pitch Key Follow
Sensitivity Center Note

Pitch/Key Center

Filter Type

Filter Type

PEG Attack Time

PEG Attack Tm

Filter Cutoff Frequency

Cutoff

PEG Decay 1 Time

PEG Decay 1 Tm

Filter Cutoff Velocity
Sensitivity

Cutoff/Vel

PEG Decay 2 Time

PEG Decay 2 Tm

Filter Resonance/Width

Resonance/ Width

PEG Release Time

PEG Release Tm

Filter Resonance
Velocity Sensitivity

Res/Vel

PEG Initial Level

PEG Initial Lvl

HPF Cutoff Frequency

HPF Cutoff

PEG Attack Level

Distance

Distance

PEG Decay 1 Level

Filter Gain

Filter Gain

PEG Decay 2 Level

PEG Decay 2 Lvl

FEG Hold Time

FEG Hold Tm

PEG Release Level

PEG Release Lvl

FEG Attack Time

FEG Attack Tm

PEG Depth Velocity
Sensitivity

PEG Depth/Vel

FEG Decay 1 Time

FEG Decay 1 Tm

PEG Depth

PEG Depth

FEG Decay 2 Time

FEG Decay 2 Tm

PEG Time Key Follow
Sensitivity

PEG Time/Key

FEG Release Time

FEG Release Tm

2nd LFO Wave

LFO Wave

FEG Hold Level

FEG Hold Lvl

2nd LFO Speed

LFO Speed

Spectral Resonance

Resonance

PEG Initial Level

PEG Initial Lvl

PEG Attack Level

PEG Attack Lvl

PEG Attack Time

PEG Attack Tm

PEG Decay Time

PEG Decay Tm

AEG Hold Time

AEG Hold Tm

AEG Attack Time

AEG Attack Tm

AEG Decay 1 Time

AEG Decay 1 Tm

AEG Decay 2 Time

AEG Decay 2 Tm

AEG Release Time

AEG Release Tm

AEG Attack Level

AEG Attack Lvl

AEG Decay 1 Level

AEG Decay 1 Lvl

PEG Attack Lvl

AEG Decay 2 Level

AEG Decay 2 Lvl

PEG Decay 1 Lvl

AEG Release(Hold)
Level

AEG Release Lvl

AEG Time Key Follow
Sensitivity

AEG Time/Key

Operator Level

Level

Level Scaling Break
Point

Lvl Break Point

Level Scaling Low
Depth

Lvl/Key Lo

Level Scaling High
Depth

Lvl/Key Hi

Level Scaling Low
Curve

Curve Lo

FEG Attack Level

FEG Attack Lvl

2nd LFO Phase

LFO Phase

FEG Decay 1 Level

FEG Decay 1 Lvl

2nd LFO Delay Time

LFO Delay

FEG Decay 2 Level

FEG Decay 2 Lvl

2nd LFO Key On Reset

LFO Key On Reset

FEG Release Lvl

2nd LFO Pitch
Modulation Depth

LFO Pitch Mod

Level Scaling High
Curve

Curve Hi

FEG Release Level

FEG Depth

2nd LFO Amplitude
Modulation Depth

LFO Amp Mod

Level Velocity
Sensitivity

Level/Vel

FEG Depth

FEG Segment

2nd LFO Filter
Modulation Depth

LFO Filter Mod

2nd LFO Pitch
Modulation Depth
Offset

LFO PM Depth

FEG Time Velocity
Sensitivity Segment
FEG Time Velocity
Sensitivity

FEG Time/Vel

Algorithm Number

Algorithm

LFO AM Depth

FEG Depth Velocity
Sensitivity

FEG Depth/Vel

Feedback Level

Feedback

2nd LFO Amplitude
Modulation Depth
Offset

FEG Curve

LFO Speed Range

Extended LFO

Pitch Controller
Sensitivity

Pitch/Ctrl

FEG Depth Velocity
Sensitivity Curve

Level/Ctrl

FEG Time Key Follow
Sensitivity

FEG Time/Key

LFO Ex Speed

Level Controller
Sensitivity

FEG Time Key Follow
Sensitivity Center Note

FEG Center

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

LFO Extended Speed

10

Super Knob
Handeling

[PERFORMANCE]  [Smart Morph]  [Super Knob]

Super Knob Link
Voegt van begin tot eind een effect toe aan de Superknop wanneer dit is ingesteld op ON.
Instellingen: On, Off

Start
Bepaalt de positie op de kaart die overeenkomt met de minimumwaarde van de Superknop. Raak met de cursor op Start de
kaart aan om de startpositie in te stellen.

End
Bepaalt de positie op de kaart die overeenkomt met de maximumwaarde van de Superknop. Raak met de cursor op End de
kaart aan om de eindpositie in te stellen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

11

Job
Handeling

[PERFORMANCE]  [Smart Morph]  [Job]

Load Smart Morph
Opent de Load-display. Selecteer een andere performance op de Load-display om de Smart Morph-gegevens in die
performance naar de huidige performance te laden.

Delete Smart Morph
Verwijdert de Smart Morph-gegevens in de huidige performance.

Delete Part 9 – 16
Zet Part 9 tot Part 16 in één keer op de ongebruikte status.
Als Part 9-16 zijn ingesteld op de ongebruikte status, is SSS ingeschakeld.
Smart Morph gebruikt Part 9-16 voor het maken van een kaart. Het verwijderen van Part 9-16 heeft echter geen effect op het
geluid van Part 1, waardoor het niet nodig is om de kaart opnieuw te bewerken.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

12

Extra patroonfuncties
Play/Rec
Patroon
 Opnemen, afspelen
U kunt nu een geluid selecteren in de Part Category Search-display terwijl u patronen opneemt.
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [I] (Record)-knop  [R] (Play)-knop  Tik op de naam van de partij 
Selecteer [Category Search] in het weergegeven menu

 Overdubben
U kunt nu in realtime overdubben gebruiken om uw controlleracties vast te leggen terwijl u eerdere controllergebeurtenissen
verwijdert. Zo is overdubben met de controller gemakkelijker.
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  (aangegeven patroon is al opgenomen)  [I] (Record)-knop  Tik op
[Record Type]  Selecteer [Overdub] in het weergegeven menu  [R] (Play)-knop

OPMERKING U kunt nu dezelfde bewerking ook uitvoeren voor het overdubben van MIDI-songs.
Aanvullende handleiding bij MONTAGE

13

Song/Event
Get Phrase
Op de Get Phrase-display kunt u nu 'All' opgeven voor de bron- en doeltracks.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Song/Event]  [Get Phrase]

Track *1 Bron
Bepaalt de track die moet worden opgehaald (gekopieerd).

Track *2 Doel
Bepaalt de doeltrack voor het kopiëren.

Erase Event
U kunt nu MIDI-gebeurtenissen in een patroon verwijderen op basis van het gebeurtenistype en het bereik opgeven (maat, tel en clock).
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Song/Event]  [Erase Event]

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

14

Track
Bepaalt de track die u wilt wissen.

Scene
Bepaalt de scène die u wilt wissen.

Start Measure
Bepaalt de positie van de startmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 001 – 257

Start Beat
Bepaalt de positie van de starttel waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van de geselecteerde maatsoort

Start Clock
Bepaalt de startpositie van de clock waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van de geselecteerde maatsoort

End Measure
Bepaalt de positie van de eindmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 001 – 257

End Beat
Bepaalt de positie van de eindtel waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van de geselecteerde maatsoort

End Clock
Bepaalt de eindpositie van de clock waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van de geselecteerde maatsoort

Auto Select
Als dit is ingeschakeld, kunt u hiermee bepalen welk type gebeurtenis moet worden gewist met paneelregelaars, zoals het
pitchbendwiel of de knop.
Instellingen: Off, On

Event Type
Bepaalt het type gebeurtenis dat moet worden gewist.
Instellingen: Note, Poly, CC, NRPN, RPN, PC, AfterTouch, PitchBend, SysEx, All

CC Number (Control Change Number)
Wordt weergegeven wanneer het gebeurtenistype is ingesteld op CC. Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat moet
worden gewist.
Bereik: All, 1 – 127

System Exclusive
Wordt weergegeven wanneer het gebeurtenistype is ingesteld op SysEx. Bepaalt de System Exclusive die moet worden gewist.
Instellingen: All, Common Cutoff, Common Resonance, Common FEG Depth, Common Portamento, Common Attack Time, Common Decay Time,
Common Sustain Level, Common Release Time, Common EQ Low Gain, Common EQ Lo Mid Gain, Common EQ Mid Gain, Common EQ
Mid Freq, Common EQ Hi Mid Gain, Common EQ High Gain, Common Pan, Common Var Return, Common Rev Return, Common Swing,
Common Unit Multiply, Common Gate Time, Common Velocity, Common MS Amplitude, Common MS Shape, Common MS Smooth,
Common MS Random, Common Assign Knob 1, Common Assign Knob 2, Common Assign Knob 3, Common Assign Knob 4, Common
Assign Knob 5, Common Assign Knob 6, Common Assign Knob 7, Common Assign Knob 8, Common Super Knob, Part FEG Depth, Part
Sustain Level, Part EQ Low Gain, Part EQ Mid Freq, Part EQ Mid Gain, Part EQ Mid Q, Part EQ High Gain, Part Swing, Part Unit Multiply,
Part Gate Time, Part Velocity, Part MS Amplitude, Part MS Shape, Part MS Smooth, Part MS Random, Element 1 Level, Element 2 Level,
Element 3 Level, Element 4 Level, Element 5 Level, Element 6 Level, Element 7 Level, Element 8 Level, Operator 1 Level, Operator 2 Level,
Operator 3 Level, Operator 4 Level, Operator 5 Level, Operator 6 Level, Operator 7 Level, Operator 8 Level, Drum BD Level, Drum SD
Level, Drum HH Close Level, Drum HH Pedal Level, Drum HH Open Level, Drum Low Tom Level, Drum High Tom Level, Drum Crash Level

OPMERKING Als Common parameters en Super Knob zijn opgegeven, wordt de System Exclusive verwijderd, ongeacht de Track-instellingen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

15

Play FX
U kunt nu toepasselijke scènes opgeven wanneer Normalize Play FX wordt uitgevoerd.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Play FX]

Scene
Bepaalt de scène waarop de taak moet worden toegepast.
Bereik: All, 1 – 8

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

16

Verbeterde gebruikersinterface voor patronen
 Toevoeging van de Pattern Chain Switch
U kunt nu instellingen voor ketensgewijs afspelen voor elk patroon opslaan op de Pattern-display en Chain-display.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]

Chain
Bepaalt of afspelen van ketens al dan niet buiten de Chain-display kan worden gebruikt.
Instellingen: Off, On
OPMERKING Als een patroon waarvoor Chain is ingeschakeld, wordt toegewezen aan een sleuf in het Live Set-display, verandert het PTNpictogram in PTN CHAIN.
: Weergegeven voor sleuven met een patroon.
: Weergegeven voor sleuven met een patroon waarvoor Chain is ingeschakeld.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

17

 Pictogramweergave positie van ketengewijs afspelen
Er wordt nu een pictogram weergegeven naast de scène die wordt afgespeeld op het Chain-display.
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern] of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Chain]

 Toevoeging van Undo/Redo
U kunt nu op elke display Undo/Redo voor taken gebruiken.
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern] of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  desbetreffende
displays

* Deze functie werkt op verschillende displays. De Copy-display wordt hier als voorbeeld gebruikt.

Undo
Annuleert de meest recent aangebrachte wijziging en herstelt de status voorafgaand aan de meest recente wijziging. Deze taak
is alleen beschikbaar als er al een sequence bestaat en u een handeling hebt uitgevoerd.

Redo
Herstelt de wijziging die is geannuleerd met Undo. Redo is alleen beschikbaar nadat u Undo hebt gebruikt.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

18

MODX-bestanden importeren
U kunt nu '.X8U'- en '.X8L'-MODX-bestanden laden.
OPMERKING U kunt geen '.X8A'-MODX-back-upbestanden laden.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

19

Verbeterde bestuurbaarheid
 Signaalstroom-sneltoetsen
U kunt nu de Audio I/O-display oproepen door op te tikken in de buurt van USB Volume in de audiosignaalbaan. De cursor
springt automatisch naar USB Volume op de Audio I/O-display.
Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  [COMMON]  [USB Monitor]

U kunt nu de USB Monitor-display oproepen door op te tikken in de buurt van Monitor Volume in de audiosignaalbaan.
De cursor springt automatisch naar Main op de USB Monitor-display.
Handeling

[Utility]  [Settings]  [Audio I/O]

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

20

U kunt nu Local Control in- en uitschakelen door te tikken in de buurt van de Local Control-schakelaar in de MIDI-signaalbaan.
Handeling

[Utility]  [Settings]  [MIDI I/O]

 De voetschakelaar gebruiken om het tempo in te stellen
Tap Tempo is toegevoegd aan de Footswitch Assign Control Number-instelling, zodat u het tempo gemakkelijk kunt instellen met
behulp van de voetschakelaar.
Handeling

[Utility]  [Settings]  [MIDI I/O]

FS Assign (Footswitch Assign Control Number)
Hiermee stelt u het besturingswijzigingsnummer in dat wordt gebruikt door een voetschakelaar die is aangesloten op de FOOT
SWITCH [ASSIGNABLE]-schakelaar. Zelfs als het instrument MIDI-berichten ontvangt met hetzelfde hier aangegeven
besturingswijzigingsnummer van externe MIDI-apparatuur, gaat de MONTAGE ervan uit dat het bericht is gegenereerd met de
voetschakelaar.
Instellingen: Off, 1 – 95, Arp SW, MS SW, Play/Stop, Live Set+, Live Set-, Oct Reset, Tap Tempo

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

21

 Instelling voor weergave van partijnamen na het opstarten
U kunt nu de weergavestatus van de type- en naamschakelaars instellen die worden weergegeven nadat de MONTAGE is
opgestart.
Handeling

[Utility]  [Settings]  [System]

Part-display
Bepaalt wat automatisch wordt weergegeven in de Part-display wanneer de MONTAGE wordt opgestart: Categorie- en
partijtypen (Type) of partijnamen (Name).
Instellingen: Type, Name

 Specificatie verandert voor Note Limit wanneer een WAVE-bestand of AIFF-bestand wordt
geladen met toetstoewijzing
Specificaties zijn gewijzigd zodat de initiële waarde voor het nootlimietbereik C-2 tot G8 is wanneer een WAVE-bestand of AIFFbestand wordt geladen met Drum Part Key of AWM2 Part Element ingesteld op Key.

 MONTAGE Connect ondersteunt patronen
MONTAGE Connect kan nu omgaan met patronen. Zie de gebruikershandleiding van MONTAGE Connect voor meer informatie.

Overig
 Verbeterde pitchbendresolutie
De pitchbendresolutie is verbeterd, zodat u de toonhoogte nu nog gedetailleerder kunt regelen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

22

Nieuwe functies in MONTAGE versie 3.00
Yamaha heeft de firmware van MONTAGE bijgewerkt. De volgende nieuwe functies zijn toegevoegd.
In deze handleiding worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde Naslaggids.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•

Er zijn nieuwe effecttypen toegevoegd.
Er zijn nieuwe performances toegevoegd.
De functie Pattern Sequencer is toegevoegd.
De functie Rhythm Pattern is toegevoegd.
U kunt nu songs, patronen en audiobestanden afspelen vanuit de Live Set-display.
Super Knob Link is toegevoegd aan de gegevens die zijn opgenomen in de functie Scene.
Keyboard Control is toegevoegd aan de gegevens die zijn opgenomen in de functie Scene.
Het bereik van de parameter LFO Speed is vergroot.
U kunt nu MIDI-apparatuur aansluiten via de USB TO DEVICE-aansluiting.
De instellingen voor Global Micro Tuning zijn toegevoegd.
De instelling Audition Loop is toegevoegd.
Er zijn verbeteringen aangebracht in de gebruikersinterface.
De Note-capaciteit (totale ruimte in de Store) is verhoogd van 130.000 naar 520.000 (voor songs) en 520.000 (voor patronen).

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

23

Aanvullende nieuwe effecttypen
De volgende nieuwe effecttypen zijn toegevoegd in de categorie Misc.
Effecttype

Omschrijving

Parameter

Omschrijving

VCM Mini Filter

Maakt het geluid "dikker"
en strakker.
Dit effect emuleert de
eigenschappen van
analoge synthesizers.

Cutoff

Bepaalt de afsnijfrequentie van het filter.

Resonance

Bepaalt de resonantie van het filter.

Type

Bepaalt het type van het filter.

Texture

Voegt verschillende wijzigingen toe aan de textuur van het
geluidseffect.

Input Level

Bepaalt het ingangsniveau van het signaal.

Dry/Wet

Bepaalt de verhouding tussen het droge geluid en het effectgeluid.

Output Level

Bepaalt het niveau van het signaal dat wordt uitgevoerd uit het
effectblok.

Effecttype

Omschrijving

Parameter

Omschrijving

VCM Mini Booster

Creëert een unieke
sonische textuur.
Dit effect emuleert de
eigenschappen van
analoge synthesizers.

EQ Frequency

Bepaalt de frequentie van de EQ.

Resonance

Bepaalt de resonantie van de EQ.

EQ Gain

Bepaalt de niveauversterking van de EQ.

Type

Bepaalt het type van het booster-effect.

Texture

Voegt verschillende wijzigingen toe aan de textuur van het geluidseffect.

Input Level

Bepaalt het ingangsniveau van het signaal.

Output Level

Bepaalt het niveau van het signaal dat wordt uitgevoerd uit het effectblok.

Effecttype

Omschrijving

Parameter

Omschrijving

Wave Folder

Verandert in de loop van
de tijd het geluid op
verschillende manieren
door de harmonische
inhoud te variëren en te
regelen.

Fold

Hiermee bepaalt u de mate van het vervormingseffect.

Fold Type

Bepaalt de sonische textuur van de vervorming.

LFO Depth

Bepaalt de diepte van de modulatie.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

LFO Speed

Bepaalt de frequentie van de modulatie.

LFO Shape

Wijzigt de golfvorm voor modulatie.

Input Level

Bepaalt het ingangsniveau van het signaal.

Dry/Wet

Bepaalt de verhouding tussen het droge geluid en het effectgeluid.

Output Level

Bepaalt het niveau van het signaal dat wordt uitgevoerd uit het effectblok.

SEQ Depth

Bepaalt de diepte van de ingebouwde sequencer in het effect.

SEQ-clock

Bepaalt de snelheid van de ingebouwde sequencer in het effect.

SEQ Pattern

Selecteert het patroon van de ingebouwde sequencer in het effect.

SEQ Variatie

Verandert de beweging van de ingebouwde sequencer in het effect.

SEQ Ph Reset

Stelt de modus in voor het resetten van het patroon van de
ingebouwde sequencer in het effect.

24

Aanvullende nieuwe performances
De MONTAGE heeft 52 nieuwe performances.
Raadpleeg de datalijst voor informatie over de toegevoegde performances.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

25

Nieuwe functie Pattern Sequencer
Met deze nieuwe functie kunt u patroonsequences opnemen voor elke scène.

Play/Rec
Patroon
 Afspelen/Wachten op afspelen
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]

Pattern Name
Geeft de naam van het geselecteerde patroon aan. Door de parameter aan te raken, roept u het menu op waarmee u een
patroon kunt laden of hernoemen of een nieuw patroon kunt laden.

Koppelingspictogram
Geeft aan dat de patroongegevens en prestatiegegevens in de patroongegevens overeenkomen.
Wanneer de patroongegevens en prestatiegegevens in de patroongegevens niet overeenkomen, wordt een gebroken
koppelingspictogram weergegeven.

Performance Name
Geeft de naam van de geselecteerde performance aan.
OPMERKING Wanneer u de parameters in Performance wijzigt, wordt rechts van de naam van de performance een blauwe vlag weergegeven.

Time Signature
Geeft het metrum van het patroon aan.

Position
Bepaalt de startpositie voor opnemen/afspelen. De indicator geeft tijdens het afspelen ook de huidige positie aan.
Het maatnummer staat in de linkercel en het telnummer en de clockwaarde staan in de rechtercel.

Tempo
Bepaalt het tempo voor het afspelen van het patroon.
Bereik: 5 – 300

Click Settings
Opent de display Tempo Settings.

Scene
Geeft het geselecteerde scènenummer aan.
Aanvullende handleiding bij MONTAGE

26

Length
Bepaalt de lengte van de volledige sequence in de geselecteerde scène.
Bereik: 1 – 256

Key On Start
Bepaalt of wordt begonnen met het opnemen of afspelen van het patroon wanneer u het keyboard bespeelt.
Instellingen: Off, On

Store Pattern & Perf Settings
Slaat de bewerkte patroongegevens en de koppeling naar de geselecteerde performance op.
OPMERKING Nadat u parameters in de Performance hebt bewerkt, moet u de performancegegevens opslaan.

Edit/Job
Opent de display voor het bewerken van het patroon en gerelateerde taken.

 Wachten op nieuwe opname
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [I] (Record)-knop

Time Signature
Bepaalt het metrum/de maatsoort van de scène.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4

Rec Quantize
Kwantisering is het proces van aanpassen van de timing van nootevents door deze dichter bij de eerstvolgende exacte tel te
plaatsen. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om de timing te verbeteren van een toetsenspel dat realtime is
opgenomen. Met Record Quantize wordt de timing van noten automatisch afgestemd tijdens de opname.
Instellingen: Off, 60 (1/32-noot) 80 (1/16-noottriool), 120 (16e noot), 160 (1/8-noottriool), 240 (8e noot), 320 (1/4-noottriool), 480 (1/4-noot)

Loop
Als Loop is ingesteld op On, stopt het opnemen niet aan het einde van het patroon, maar gaat het verder in een "lus" door terug
te keren naar het begin van het patroon.
Instellingen: Off, On
OPMERKING Als u de opnamemodus tijdelijk wilt uitschakelen en naar de modus Rehearsal wilt gaan om nog eens te repeteren, hoeft u alleen
maar tijdens het realtime opnemen op de knop [I] (Record) (opnemen) te drukken. De indicator [I] (Record) (opnemen)
knippert en het afspelen wordt zonder onderbrekingen voortgezet, maar er worden geen gegevens opgenomen. Met deze
handige repeteerfunctie kunt u gemakkelijk het opnemen tijdelijk uitschakelen om een partij te oefenen of verschillende ideeën
uit te proberen (terwijl u andere tracks beluistert) zonder dat u dit ook daadwerkelijk opneemt. Als u wilt terugkeren naar de
opnamemodus, drukt u opnieuw op de knop [I] (Record) zodat de indicator [I] (Record) ononderbroken blijft branden.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

27

 Opnemen
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [I] (Record)-knop  [R] (Play)-knop

[SHIFT] ingedrukt houden + toets om te wissen
U kunt specifieke nootgebeurtenissen verwijderen door op de knop [SHIFT] te drukken en de toetsen te spelen die
overeenkomen met de noten die u wilt verwijderen.

 Opnieuw opnemen
Handeling

[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  (aangegeven patroon is al opgenomen) [I] (Record)-knop  [R] (Play)-knop

Record Type
Bepaalt of een patroon wordt vervangen of overgedubd tijdens het opnemen.
Instellingen: Replace, Overdub

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

28

Overzicht
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]

Type
Als u op deze knop drukt, verandert de weergegeven tekst van de partij in hoofdcategorie en subcategorie.
Deze knop werkt synchroon met de bijbehorende knop op de display Play/Rec. Als u de ene knop verandert, verandert de
andere ook.

Name
Als u op deze knop drukt, verandert de weergegeven tekst van de partij in de naam van de partij.
Deze knop werkt synchroon met de bijbehorende knop op de display Play/Rec. Als u de ene knop verandert, verandert de
andere ook.

Scene
Geeft het geselecteerde scènenummer aan.

Undo
Annuleert de meest recent aangebrachte wijzigingen en herstelt de status voorafgaand aan de laatste wijzigingen. Deze taak is
alleen beschikbaar als er al een opgenomen sequence bestaat en u een taak hebt uitgevoerd op de sequencegegevens.

Redo
Herstelt de wijzigingen die zijn uitgevoerd door Undo. Redo is alleen beschikbaar nadat u Undo hebt gebruikt.

Save As .mid File
Opent de display Store/Save. U kunt de sequence van de geselecteerde scène opslaan als een MIDI-bestand.

Load .mid File
Opent de display Load voor het laden van MIDI-bestanden. U kunt het patroon en de scène selecteren die moeten worden
geladen nadat u een MIDI-bestand hebt geselecteerd.

Length
Geeft de lengte van de volledige sequence in de geselecteerde scène aan.

Position
Toont de huidige positie tijdens het afspelen van een scène en laat u de startpositie van het afspelen instellen.
Bereik: 001 – 256

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

29

Opmerking
Quantize
Kwantisering is het proces van aanpassen van de timing van nootevents door deze dichter bij de eerstvolgende exacte tel te
plaatsen.
U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om de timing te verbeteren van een toetsenspel dat realtime is opgenomen.
Handeling

[R](Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Note]  [Quantize]

Track
Bepaalt de track waarop de taak wordt toegepast.

Scene
Bepaalt de scène waarop de taak wordt toegepast.

Start Measure
Bepaalt de positie van de startmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 001 – 257

Start Beat
Bepaalt de positie van de starttel waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van geselecteerde maatsoort

Start Clock
Bepaalt de positie van de startclock waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van geselecteerde maatsoort

End Measure
Bepaalt de positie van de eindmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 001 – 257

End Beat
Bepaalt de positie van de eindtel waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van geselecteerde maatsoort

End Clock
Bepaalt de positie van de eindklok waarop de taak wordt toegepast.
Instellingen: Hangt af van geselecteerde maatsoort

Quantize (Resolution)
Bepaalt op welke tellen de nootgegevens in de opgegeven track worden gelijkgetrokken.
Instellingen: 1/32-noot, 1/16-noottriool, 1/16-noot, 1/8-noottriool, 1/8-noot, 1/4-noottriool, 1/4-noot, 1/16-noot + 1/16-noottriool, 1/8-noot + 1/8-noottriool

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

30

Strength
Stelt de mate of "magnetische sterkte" in waarop Quantize wordt toegepast. De instelling 100% resulteert in een exacte timing.
De instelling 0% leidt tot geen kwantisering.
Bereik: 0% – 100%

Swing Rate
Hiermee worden de noten selectief op even tellen (backbeats) vertraagd om een swinggevoel te verkrijgen. Als het metrum
bijvoorbeeld 4/4 is en de kwantiseringswaarde is kwartnoten, worden de 2e en 4e tel van de maat vertraagd.
Instellingen: Hangt af van de opgegeven kwantiseringswaarde
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noot, 1/8-noot, 1/16-noot, 1/32-noot is: 0 - de helft van het trioolrooster
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noottriool, 1/8-noottriool, 1/16-noottriool is: 0 - de helft van het trioolrooster
Als de kwantiseringswaarde 1/8-noot + 1/8-noottriool, 1/16-noot + 1/16-noottriool is: 0 - de helft van het trioolrooster

Gate Time
Bepaalt de gatetijd (hoe lang een noot klinkt) van de even backbeatnoten om het swinggevoel te vergroten.
Bereik: 0% – 200%

Execute
Voert de taak uit op de MIDI-sequencegegevens.

Velocity
Met deze taak wijzigt u de aanslagwaarden van een opgegeven notenbereik, waardoor u selectief het volume van deze noten
kunt verhogen of verlagen.
OPMERKING Wijzigingen in de aanslag worden als volgt berekend
Aangepaste aanslag = (oorspronkelijke aanslag x snelheid) + offset
Als het resultaat kleiner dan of gelijk aan 0 is, wordt de waarde ingesteld op 1. Als het resultaat groter is dan 127, wordt de
waarde ingesteld op 127.

Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Note]  [Velocity]

Set All
Hiermee wordt de aanslag van alle doelnoten op dezelfde vaste waarde ingesteld. Wanneer de parameter Set All is ingesteld
op 'Off', heeft deze geen invloed. Wanneer de parameter een andere waarde dan 'Off' heeft, zijn de parameters Rate en Offset
niet beschikbaar.
Bereik: Off, 001 - 127

Rate
Bepaalt het percentage waarmee de doelnoten worden verschoven ten opzichte van de oorspronkelijke aanslagen. Waarden
onder 100% verkleinen de aanslagen, waarden boven de 100% verhogen de aanslagen proportioneel. Wanneer de parameter
Set All is ingesteld op een andere waarde dan 'Off, kan deze parameter niet worden gewijzigd.
Bereik: 0% – 200%

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

31

Offset
Hiermee voegt u een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste aanslagwaarden. De instelling 0 veroorzaakt geen
wijziging. Waarden onder 0 verkleinen de aanslagen, waarden boven de 0 verhogen de aanslagen proportioneel. Wanneer de
parameter Set All is ingesteld op een andere waarde dan 'Off, kan deze parameter niet worden gewijzigd.
Bereik: -127 – +127

Execute
Voert de taak uit op de MIDI-sequencegegevens.

Gate Time
Met deze taak wijzigt u de gatetijden van een opgegeven notenbereik.
OPMERKING Wijzigingen in de gatetijd worden als volgt berekend:
Aangepaste gatetijd = (oorspronkelijke gatetijd x snelheid) + offset
Als het resultaat 0 of minder is, wordt de waarde afgerond op 1.

Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Note]  [Gate Time]

Set All
Hiermee worden de gatetijden van alle doelnoten op dezelfde vaste waarde ingesteld. Wanneer de parameter Set All is
ingesteld op 'Off', heeft deze geen invloed. Wanneer de parameter een andere waarde dan 'Off' heeft, zijn de parameters Rate
en Offset niet beschikbaar.
Bereik: Off (0), 001 – 9999

Rate
Bepaalt het percentage waarmee de gatetijd van de doelnoten wordt gewijzigd. Waarden onder 100% verkorten de noten,
waarden boven de 100% verlengen de noten proportioneel. Wanneer de parameter Set All is ingesteld op een andere waarde
dan 'Off, kan deze parameter niet worden gewijzigd.
Bereik: 0% – 200%

Offset
Voegt een vaste waarde toe aan de voor snelheid aangepaste gatetijdwaarden. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging.
Waarden onder 0 verkorten de gatetijd, waarden boven 0 verlengen de gatetijd. Wanneer de parameter Set All is ingesteld op
een andere waarde dan 'Off, kan deze parameter niet worden gewijzigd.
Bereik: -9999 – +9999

Execute
Voert de taak uit op de MIDI-sequencegegevens.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

32

Cresc. (Crescendo)
Met deze taak kunt u een crescendo of decrescendo maken voor een opgegeven notenbereik. (Crescendo is een geleidelijke
toename in volume en decrescendo is een geleidelijke afname.)
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Note]  [Cresc.]

Velocity Range
Bepaalt de intensiteit van het crescendo of decrescendo. De aanslagwaarden van de noten in het opgegeven bereik worden
geleidelijk aan verhoogd of verlaagd, te beginnen met de eerste noot in het bereik. De aanslag van de laatste noot in het bereik
wordt de oorspronkelijke aanslag van de noot plus de waarde van Velocity Range. Als de resulterende aanslag buiten het bereik
1 – 127 ligt, wordt deze ingesteld op 1 of 127. Waarden hoger dan 0 produceren een crescendo, waarden kleiner dan 0
produceren een decrescendo. De instelling 0 heeft geen effect.
Bereik: -127 – +127

Execute
Voert de taak uit op de MIDI-sequencegegevens.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

33

Transpose
Met deze taak kunt u de toonsoort of de toonhoogte van de noten in het opgegeven bereik wijzigen.
OPMERKING Wanneer u deze taak uitvoert en noten wijzigt buiten het toegestane bereik van C-2 – G8, worden de noten automatisch
ingesteld op het octaaf lager (of hoger).

Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Note]  [Transpose]

Note
Bepaalt het notenbereik waarop de taak wordt toegepast. U kunt de noot rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de
knop [Keyboard] aan te raken.
Bereik: C -2 – G8

Transpose
Hiermee transponeert u de noten in het opgegeven bereik (in halve tonen). Bij een instelling van +12 wordt naar een octaaf
hoger getransponeerd, bij een instelling van -12 naar een octaaf lager. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging.
Bereik: -127 – +127

Execute
Voert de taak uit op de MIDI-sequencegegevens.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

34

Roll
Met deze taak maakt u een reeks herhaalde noten (zoals een drumrol) over het opgegeven bereik.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Note]  [Roll]

Start Step
Bepaalt de grootte van de stap (het aantal clocks) tussen iedere noot in de roffel. U kunt onderverdeelde roffels maken door
kleine waarden in te stellen tussen Start Step en End Step. Dit komt overeen met de eerste clockwaarde in het bereik dat u hebt
opgegeven.
Bereik: 015 – 999

End Step
Bepaalt de grootte van de stap (het aantal clocks) tussen iedere noot in de roffel. U kunt onderverdeelde roffels maken door
kleine waarden in te stellen tussen Start Step en End Step. Dit komt overeen met de laatste clockwaarde in het bereik dat u hebt
opgegeven.
Bereik: 015 – 999

Note
Bepaalt de toonhoogtes waarop de taak wordt toegepast. U kunt de noot rechtstreeks vanaf het keyboard instellen door de
knop [Keyboard] aan te raken.
Bereik: C -2 – G8

Start Velocity
Bepaalt de aanslag van de noten in de roffel. Dit is de eerste aanslagwaarde in het bereik dat u hebt opgegeven.
Bereik: 001 – 127

End Velocity
Bepaalt de aanslag van de noten in de roffel. Dit is de laatste aanslagwaarde in het bereik dat u hebt opgegeven.
Instellingen: 001 – 127
OPMERKING Door de Start Velocity en End Velocity te bepalen, kunt u roffels maken die geleidelijk toenemen of afnemen in volume
(crescendo/decrescendo).

Execute
Voert de taak uit op de MIDI-sequencegegevens.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

35

Track
Copy
Met deze taak kopieert u alle gegevens van een opgegeven brontrack naar de opgegeven doeltrack.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Track]  [Copy]

*1 Bron

*2 Doel

Pattern Name *1 Bron
Bepaalt het bronpatroon.

Track *1 Bron
Bepaalt de brontrack.

Scene *1 Bron
Bepaalt de bronscène.

Pattern Name *2 Doel
Bepaalt het doelpatroon.

Track *2 Doel
Bepaalt de doeltrack.

Scene *2 Doel
Bepaalt de doelscène.

Copy Track
Voert de kopieertaak uit.
OPMERKING Wanneer u Copy Track uitvoert met Track ingesteld op All en Scene ingesteld op All, worden Chain-gegevens (pagina 48)
automatisch gekopieerd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

36

Exchange
Met deze taak worden alle gegevens van de ene opgegeven track uitgewisseld met een andere opgegeven track en omgekeerd.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Track]  [Exchange]

Pattern Name
Bepaalt een van de patronen voor gegevensuitwisseling.

Track
Bepaalt de track die moet worden uitgewisseld.

Scene
Bepaalt de scène die moet worden uitgewisseld.

Pattern Name
Bepaalt het andere patroon voor gegevensuitwisseling.

Track
Bepaalt de track die moet worden uitgewisseld.

Scene
Bepaalt de scène die moet worden uitgewisseld.

Exchange Track
Voert de uitwisselingstaak uit.
OPMERKING Wanneer u Exchange Track uitvoert met Track ingesteld op All en Scene ingesteld op All, worden Chain-gegevens (pagina 48)
automatisch gekopieerd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

37

Mix
In deze taak worden alle gegevens van twee geselecteerde tracks ('A' en 'B') gemixt, en wordt het resultaat in track B geplaatst.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Track]  [Mix]

*1 Bron A

*2 Bron B

*3 Doel B

Pattern Name *1 Bron A
Bepaalt de bron voor patroon A.

Track *1 Bron A
Bepaalt de track die moet worden gemixt.

Scene *1 Bron A
Bepaalt de scène die moet worden gemixt.

Pattern Name *2 Bron B
Bepaalt de bron voor patroon B.

Track *2 Bron B
Bepaalt de track die moet worden gemixt.

Scene *2 Bron B
Bepaalt de scène die moet worden gemixt.

Pattern Name *3 Doel B
Geeft het doelpatroon aan.

Track *3 Doel B
Geeft de doeltrack aan.

Scene *3 Doel B
Geeft de doelscène aan.

Mix Track
Voert de mixtaak uit.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

38

Append
Met deze taak voegt u alle gegevens van een opgegeven brontrack toe aan het einde van een opgegeven doeltrack.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Track]  [Append]

*1 Bron

*2 Doel

Pattern Name *1 Bron
Bepaalt het bronpatroon.

Track *1 Bron
Bepaalt de brontrack.

Scene *1 Bron
Bepaalt de bronscène.

Pattern Name *2 Doel
Bepaalt het doelpatroon.

Track *2 Doel
Bepaalt de doeltrack.

Scene *2 Doel
Bepaalt de doelscène.

Append Track
Voert de toevoegtaak uit.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

39

Split
Met deze taak wordt de laatste helft van de gegevens, verdeeld bij een opgegeven maat, verplaatst van een opgegeven
brontrack naar de opgegeven doeltrack.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Track]  [Split]

*1 Bron

*2 Doel

Pattern Name *1 Bron
Bepaalt het bronpatroon.

Track *1 Bron
Bepaalt de brontrack.

Scene *1 Bron
Bepaalt de bronscène.

Measure *1 Bron
Bepaalt de maat waarbij de gegevens worden verdeeld.

Pattern Name
Geeft het doelpatroon aan.

Track
Geeft de doeltrack aan.

Scene
Geeft de doelscène aan.

Pattern Name *2 Doel
Bepaalt het doelpatroon.

Track *2 Doel
Bepaalt de doeltrack.

Scene *2 Doel
Bepaalt de doelscène.

Split Track
Voert de splitstaak uit.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

40

Wissen
Met deze taak worden alle gegevens van een opgegeven track verwijderd.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Track]  [Clear]

Pattern Name
Bepaalt het patroon dat moet worden gewist.

Track
Bepaalt de track die moet worden gewist.

Scene
Bepaalt de scène die moet worden gewist.

Clear Track
Voert de wistaak uit.
OPMERKING Wanneer u Clear Track uitvoert met Track ingesteld op All en Scene ingesteld op All, worden Chain-gegevens (pagina 48) ook
verwijderd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

41

Divide Drum Tr (Divide Drum Track)
Met deze taak kunt u drumnootgegevens scheiden van een opgegeven track.
Hiermee scheidt u de nootevents in een drumtrack die zijn toegewezen aan een opgegeven track en plaatst u de noten die bij
verschillende druminstrumenten horen in afzonderlijke tracks (track 9 – 16).
OPMERKING De eerder bestaande gegevens op track 9 – 16 en partij 9 – 16 worden vervangen wanneer u Divide Drum Tr uitvoert. U kunt
deze bewerking niet ongedaan maken.

Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Track]  [Divide Drum Tr]

Pattern Name
Bepaalt het patroon met de te verdelen drumtrack.

Track
Bepaalt de track waarvoor de drumnootgegevens worden gescheiden.

Divide Drum Track
Voert de verdeeltaak uit.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

42

Song
Get Phrase
Met deze taak worden opgegeven gegevens van een opgegeven bronsong naar een opgegeven doeltrack gekopieerd.
OPMERKING De gegevens die eerder op de opgegeven doeltrack stonden, worden vervangen wanneer u Get Phrase uitvoert.

Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Song]  [Get Phrase]

*1 Bron

*2 Doel

Song Name
Bepaalt de bronsong.

Track *1 Bron
Bepaalt de brontrack.

Start Measure
Bepaalt de positie van de startmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 001 – 998

End Measure
Bepaalt de positie van de eindmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 002 – 999

Pattern Name
Bepaalt het doelpatroon.

Track *2 Doel
Bepaalt de doeltrack.

Scene
Bepaalt de doelscène.

Get Phrase from Song
Voert de kopieertaak uit.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

43

Put Phrase
Met deze taak worden alle gegevens van een opgegeven bronpatroon naar een opgegeven maat in de doelsong gekopieerd.
OPMERKING Het opgegeven bronpatroon wordt samengevoegd met eerder bestaande gegevens op de opgegeven doelsong wanneer u Put
Phrase uitvoert.

Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Song]  [Put Phrase]

Destination

Pattern Name
Bepaalt het bronpatroon.

Track
Bepaalt de brontrack.

Scene
Bepaalt de bronscène.

Song Name
Bepaalt het doelpatroon.

Track *Doel
Bepaalt de doeltrack.

Measure
Bepaalt de positie van de maat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 001 – 999

Put Phrase to Song
Voert de kopieertaak uit.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

44

User Arp (User Arpeggio)
Met deze taak kopieert u gegevens in de opgegeven maten van een track om arpeggiogegevens te maken.
OPMERKING De gegevens die eerder op de opgegeven doeltrack stonden, worden vervangen wanneer u User Arp uitvoert.

Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [User Arp]

Scene
Bepaalt de bronscène.
Bereik: 1 – 8

Start Measure
Bepaalt de positie van de startmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 1 – 256

End Measure
Bepaalt de positie van de eindmaat waarop de taak wordt toegepast.
Bereik: 2 – 257

Arp (Arpeggionummer)
Geeft het nummer van het arpeggiotype aan.

Category
Geeft de hoofdcategorie aan waaraan het geselecteerde arpeggiotype wordt toegewezen.
Instellingen: Raadpleeg de Naslaggids voor de lijst met arpeggiotypecategorieën.

Sub Category
Geeft de subcategorie aan waaraan het geselecteerde arpeggiotype wordt toegewezen.
Instellingen: Raadpleeg de Naslaggids voor de lijst met arpeggiotypesubcategorieën.

Name
Bepaalt de naam van het arpeggiotype.

Track
Bepaalt het brontracknummer voor elke arpeggiotrack.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

45

Convert Type
Bepaalt hoe de MIDI-sequencegegevens worden geconverteerd naar arpeggiogegevens, op een van de drie onderstaande
manieren. Deze parameter kan voor iedere track worden ingesteld.
Instellingen: Normal (normaal), Fixed (vast), Org Notes (oorspronkelijke noten)
Normal: De arpeggio wordt alleen met behulp van de gespeelde noot en de overeenkomstige octaafnoten afgespeeld.
Fixed: Als u een willekeurige noot speelt, triggert u dezelfde MIDI-sequencegegevens.
Org Notes (Original Notes): Vrijwel hetzelfde als 'Fixed', maar de afspeelnoten van de arpeggio variëren afhankelijk van het gespeelde
akkoord.

Store As User Arp
Voert de opslagtaak uit.

Play FX (Play Effect)
Deze taak voegt effecten toe aan de MIDI-sequencegegevens in een patroon wanneer dit wordt afgespeeld. U kunt het bereik
en de kracht bepalen voor elke parameter op de track die u hebt opgegeven.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Play FX]

Play FX1
Bedient de parameters Qntz Value, Qntz Str, Swing Vel, Swing Gate en Swing Rate.

Qntz Value (Quantize Value)
Bepaalt op welke tellen de nootgegevens in de sequencegegevens worden gelijkgetrokken.
Instellingen: Off, 60 (1/32-noot) 80 (1/16-noottriool), 120 (16e noot), 160 (1/8-noottriool), 240 (8e noot), 320 (1/4-noottriool), 480 (1/4-noot)

Qntz Str (Quantize Strength)
Stelt de mate of "magnetische sterkte" in waarop Quantize wordt toegepast. De instelling 100% resulteert in een exacte timing.
De instelling 0% leidt tot geen kwantisering.
Bereik: 0% – 100%

Swing Vel (Swing Velocity)
Hiermee past u de aanslag van de bijbehorende noten aan om het ritmische swinggevoel te vergroten.
Bereik: 0% – 200%

Swing Gate
Hiermee past u de gatetijd van de bijbehorende noten aan om het ritmische swinggevoel te vergroten.
Bereik: 0% – 200%

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

46

Swing Rate
Hiermee worden de noten selectief op even tellen (backbeats) vertraagd om een swinggevoel te verkrijgen.
Instellingen: Hangt af van de opgegeven kwantiseringswaarde
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noot, 1/8-noot, 1/16-noot, 1/32-noot is: 0 - de helft van het rooster
Als de kwantiseringswaarde 1/4-noottriool, 1/8-noottriool, 1/16-noottriool is: 0 - de helft van het rooster

Play FX2
Bedient de parameters Note Shift, Clock Shift, Gate Time, Velocity Rate en Velocity Offset.

Note Shift
Hiermee wordt de toonhoogte van alle noten in de geselecteerde track met stappen van een halve noot verhoogd of verlaagd.
Bereik: -99 – +99

Clock Shift
Hiermee wordt de timing van alle noten in de geselecteerde track vooruit of achterruit verschoven in clockstappen.
Bereik: -120 – +120

Gate Time
Hiermee wordt de gatetijd van alle noten in de geselecteerde track verhoogd.
Bereik: 0% – 200%

Velocity Rate
Hiermee wordt de aanslag van de noten met een opgegeven percentage aangepast.
Bereik: 0% – 200%

Velocity Offset
Hiermee wordt de aanslag van de noten met de opgegeven offsetwaarde verhoogd of verlaagd.
Bereik: -99 – +99

Part
Bepaalt de doelpartij die moet worden genormaliseerd.
Bereik: All, 1 – 16

Normalize Play FX
Past de effecten die zijn ingesteld in Play FX toe op de MIDI-gegevens.

Length
Geeft de lengte van de volledige sequence in de geselecteerde scène aan.

Position
Toont de huidige positie tijdens het afspelen van een scène en laat u de startpositie van het afspelen instellen.
Bereik: 001 – 256

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

47

Chain
Deze taak ketent scènes en speelt geketende scènes af.
Handeling

[R] (Play)-knop of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [Pattern]  [Edit/Job]  [Chain]

Measure
Bepaalt de maatpositie van waaruit de scène wordt afgespeeld.
Bereik: 001 – 999

Scene
Bepaalt de scène die wordt afgespeeld vanaf de opgegeven maatpositie.
Bereik: 1 – 8, End

Page
Aangegeven met de knoppen omhoog en omlaag als de Measure Scene lijn 8 overschrijdt. Als u deze knop aanraakt, wordt de
volgende/vorige pagina opgeroepen.

Convert to Song
Slaat de keten op als een song.

Length
Geeft de lengte van de gehele sequence aan.

Position
Toont de huidige positie tijdens het afspelen van een keten en laat u de startpositie van het afspelen instellen.
Bereik: 001 – 999

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

48

Nieuwe functie Rhythm Pattern
De functie Rhythm Pattern biedt een eenvoudige manier om een ritmepartij aan de huidige performance toe te voegen.
Door ritmepatronen en de Envelope Follower te combineren, kunt u de patronen zelfs nog verder wijzigen.
In de volgende stappen wordt bijvoorbeeld uitgelegd hoe u het ritmepatroon '8Z Trance Basics 1' aan de performance
'Supertrance' kunt toevoegen en vervolgens het geluid met de Envelope Follower kunt wijzigen.

Een ritmepartij toevoegen (eenvoudige manier)
1 Selecteer de gewenste performance voor het toevoegen van de ritmepartij.
Selecteer 'Supertrance'.

2 Druk op de knop [SHIFT] + de knop [CONTROL ASSIGN].
De display Rhythm Pattern verschijnt.
Als alle partijen in Part 1 t/m 8 al in gebruik zijn, verschijnt het bericht Part Full en kan het ritmepatroon niet worden toegevoegd.
Bank/Favorite

Mute

Kit Selection

Sorteren

Zoeken op naam

Schakelen tussen pagina's

3 Tik vanaf de lijst met ritmepatronen op de ritmepatroonkit die u wilt gebruiken.
Tik hier op '8Z Trance Basics 1'.
Er wordt een ritmepartij toegevoegd.

4 Bespeel het keyboard en het ritmepatroon wordt afgespeeld.
5 Druk op de knop [PERFORMANCE (HOME)] of de knop [EXIT] om het ritmepatroon in te stellen.
De display Rhythm Pattern wordt gesloten.
OPMERKING U kunt ook op het pictogram HOME tikken om de selectie te bevestigen.

6 Als u het ritmepatroon wilt stoppen, drukt u op de knop [ARP ON/OFF] of de knop [J] (Stop).
OPMERKING U kunt het ritmepatroon ook stoppen door op de knop [Arp Hold On] op de display te tikken.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

49

De Envelope Follower instellen
De Envelope Follower is een functie die de envelope (of amplitude-envelope) van een golfvorm uit het ingangssignaal
extraheert en u vervolgens die envelope als een regelaar voor het wijzigen van geluiden laat gebruiken. Als u bijvoorbeeld een
ritmepatroon aan een partij toewijst en de Envelope Follower van de partij als een 'Source' instelt, wordt het geluid van de
andere partijen overeenkomstig gewijzigd. Dit is vooral handig voor automatische 'ducking' waarbij u het volume van andere
instrumenten wilt verlagen terwijl een bepaald instrumentgeluid wordt afgespeeld.

1 Tik op de tab [Envelope Follower] onder aan de display Rhythm Pattern.
De display Envelope Follower verschijnt.

Tab Envelope Follower

2 Zet de schakelaar van de Envelope Follower AAN.
Hier kunt u het keyboard bespelen om het geluid met de ingeschakelde Envelope Follower te beluisteren.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

50

3 Pas indien nodig de instellingen aan.
Stel hier in dit voorbeeld de curvepolariteit (Polarity) in op Bi, de curveverhouding (Ratio) op -63 en de versterking (Gain)
op -12dB.

Gain

Curve Polarity

Curve Ratio

Tik voor het instellen van andere parameters op de knop [EDIT] op het scherm en open de display Setting van de Envelope
Follower.
Als u de ritmepatroonkit of het arpeggiotype wilt wijzigen, drukt u op de knop [SHIFT] + de knop [CONTROL ASSIGN] om
terug te gaan naar de display Rhythm Pattern. De instellingen van de Envelope Follower blijven behouden, zelfs nadat de
nieuwe kit of het arpeggiotype wordt geselecteerd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

51

Live Set
Met de functie Live Set kunt u nu songs, patronen en audiobestanden combineren en deze afspelen vanuit de display Live Set.

 Combineer songs, patronen en audiobestanden in de display Live Set
Druk op de knop [LIVE SET] of raak het pictogram LIVE SET aan  Selecteer de gebruikersbank  [EDIT]

Handeling

Slot Type
Geeft het type van de geselecteerde sleuf aan.
Instellingen: Perform (Performance), Song, Audio, Pattern
OPMERKING De functie Audition is alleen beschikbaar wanneer Perform is geselecteerd bij Slot Type.

Slot Name
Geeft de naam van de geselecteerde sleuf aan. Als u Slot Name (wanneer beschikbaar en aangegeven) aanraakt, wordt de
display voor het invoeren van tekens opgeroepen. Wanneer Slot Type is ingesteld op Song, Audio of Pattern, geeft dit de
songnaam, audionaam of patroonnaam aan. Als u dit aanraakt, wordt de display Load opgeroepen.
OPMERKING U kunt Slot Name alleen wijzigen als Perform is geselecteerd bij Slot Type.

Performance
Geeft de naam aan van de performance die is opgegeven op de geselecteerde sleuf. Als u de performance aanraakt, wordt de
display Category Search opgeroepen.

Color
Bepaalt de kleur van de geselecteerde sleuf.
Instellingen: Black (zwart), Red (rood), Yellow (geel), Green (groen), Blue (blauw), Azure (azuurblauw), Pink (roze), Orange (oranje), Purple (paars),
Sakura (lichtroze), Cream (crème), Lime (limoen), Aqua (waterblauw), Beige (beige), Mint (mintgroen), Lilac (lila)

Volume
Bepaalt het volume van de geselecteerde sleuf.

Swap
Als u Swap aanraakt als er een sleuf is geselecteerd en u vervolgens een andere sleuf aanraakt, wordt de inhoud van de twee
sleuven met elkaar verwisseld.

Copy
Als u Copy aanraakt terwijl de bronsleuf is geselecteerd en vervolgens de doelsleuf aanraakt, wordt de inhoud van de sleuf
gekopieerd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

52

 Songs, patronen en audiobestanden afspelen vanuit de display Live Set
Handeling

Druk op de knop [LIVE SET] of raak het pictogram LIVE SET aan  Selecteer de gebruikersbank  [R] (Play)-knop

OPMERKING Wanneer een song of patroon wordt afgespeeld, kunt u de performance of de sleuf niet wijzigen. Er wordt een foutmelding
weergegeven wanneer u deze probeert te wijzigen.
OPMERKING Wanneer een song, patroon of audiobestand wordt afgespeeld, kunt u de bijbehorende afspeeldisplay op de performance
openen door op de knop [R] (Play) te drukken.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

53

Scene
Super Knob Link en Keyboard Control zijn toegevoegd aan de gegevens die zijn opgenomen in de functie Scene.

Scene
Handeling

[PERFORMANCE]  [Scene]

Super Knob (Super Knob Memorize Switch)
Bepaalt of Super Knob-statussen in een scène worden opgeslagen of niet.
Instellingen: Off, On

Link (Link Memorize Switch)
Bepaalt of Super Knob Link-statussen in een scène worden opgeslagen of niet.
Instellingen: Off, On

Superknoplink
Bepaalt of de toewijsbare knoppen 1-8 op de geselecteerde scène worden beïnvloed door Super Knob-bewerkingen of niet.
Toewijsbare knoppen die zijn ingesteld op Off, worden niet beïnvloed door Super Knob-bewerkingen.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

54

Kbd Ctrl (Keyboard Control Memorize Switch)
Bepaalt of keyboardbedieningshandelingen in een scène worden opgeslagen of niet.
Instellingen: Off, On

Kbd Ctrl (Keyboard Control)
Bepaalt de keyboardbedieningsschakelaar op elke partij in de geselecteerde scène. Partijen die zijn ingesteld op Off worden
niet beïnvloed door het bespelen van het keyboard.
Instellingen: Off (grijs), On (groen)

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

55

Edit
Het parameterbereik van Part LFO Speed is vergroot.

 Normale partij (AWM2)
Element LFO
Handeling

[EDIT]  Selecteer de partij uit [Common]  Selecteer het element  [Element LFO]

Speed
Past de snelheid van de LFO-variatie aan. Het parameterbereik is verhoogd van 0 – 63 naar 0 – 415.
Bereik: 0 – 415

Extended LFO
Hiermee kunt u kiezen tussen het oude parameterbereik (Off: 0 – 63) en het nieuwe parameterbereik (On: 0 – 415). Als u de
compatibiliteit wilt behouden met instellingen die in de oude parameter zijn gemaakt, stelt u dit in op Off.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

56

 Normale partij (FM-X)
Mod/Control (Modulation/Control)
2nd LFO
Handeling

[EDIT]  Selecteer de partij uit [Common]  ELEMENT/OPERATOR [COMMON]  [Mod/Control]  [2nd LFO]

Speed (2e LFO-snelheid)
Past de snelheid van de LFO-variatie aan. Het parameterbereik is verhoogd van 0 – 99 naar 0 – 415.
Bereik: 0 – 415

Extended LFO
Hiermee kunt u kiezen tussen het oude parameterbereik (Off: 0 – 99) en het nieuwe parameterbereik (On: 0 – 415). Als u de
compatibiliteit wilt behouden met instellingen die in de oude parameter zijn gemaakt, stelt u dit in op Off.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

57

Utility
Settings
Sound
De instellingen voor Global Micro Tuning zijn toegevoegd.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [Sound]

Global Tuning
Als deze functie is ingeschakeld, heeft Micro Tuning in de algemene instellingen voorrang op de Micro Tuning-instellingen die
de performance voor elke partij heeft. Deze functie wordt toegepast op alle partijen behalve de drumpartij.
Instellingen: Off, On
OPMERKING De Global Tuning-instelling keert automatisch terug naar Off als u het instrument opnieuw opstart.

Micro Tuning Name
Geeft de geselecteerde Micro Tuning-naam aan. Als u deze knop aanraakt, wordt de menupagina voor het selecteren van
Preset of User opgeroepen.
Instellingen: Preset  Equal Temperament, Pure Major, Pure Minor, Weckmeister, Kirnberger, Valloti & Young, 1/4 Shift, 1/4 tone, 1/8 tone, Indian,
Arabic1, Arabic2, Arabic3
User  User1 – 8

Micro Tuning Root
Bepaalt de grondtoon voor de functie Micro Tuning. Afhankelijk van de Micro Tuning-naam is deze instelling mogelijk niet nodig
en wordt deze daarom niet weergegeven.
Bereik: C – B

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

58

Edit User Tuning
Roept de display User Micro Tuning Settings op.

Tuning No.
Geeft het geselecteerde gebruikersmicrostemmingnummer aan.
Bereik: 1 – 8

Tuning Name
Bepaalt de naam van de geselecteerde gebruikersmicrostemming. Als u op de parameter tikt, wordt de display voor het
invoeren van tekens opgeroepen.

C, C#, D, D#, E, F, F#, G, G#, A, A#, B
Past de toonhoogte van elke noot aan in stappen van 1 cent en bepaalt zo de gewenste microstemming.
Bereik: -99 – +99

Initialize
Initialiseert de geselecteerde gebruikersmicrostemming.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

59

Advanced
U kunt Audition Loop annuleren.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [Advanced]

Audition Loop
Wanneer deze functie is ingesteld op On en de Audition Phrase tot het einde wordt afgespeeld, wordt de Audition Phrase
automatisch opnieuw afgespeeld vanaf het begin van de Audition Phrase. Wanneer deze functie is ingesteld op Off, stopt het
afspelen van de Audition Phrase wanneer het einde is bereikt. U kunt schakelen tussen On en Off tijdens het afspelen van de
Audition Phrase.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

60

 Hybrid is toegevoegd aan de instellingen in de MIDI I/O Mode.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [Advanced]

 Wanneer MIDI I/O Mode is ingesteld op Hybrid:
MIDI-gegevens ontvangen
• MIDI-gegevens die worden ontvangen via het kanaal dat is ingesteld in de parameter MIDI I/O Channel, worden ontvangen
op partijen waarvoor Keyboard Control Switch is ingesteld op ON.
• MIDI-gegevens die worden ontvangen via een ander kanaal dan is ingesteld in de parameter MIDI I/O Channel of op partijen
waarvoor Keyboard Control Switch is ingesteld op Off, worden ontvangen via de overeenkomstige partij.

MIDI-gegevens verzenden
• Wanneer Common/Audio is geselecteerd en de partij waarvoor Keyboard Control Switch is ingesteld op ON is geselecteerd,
worden MIDI-gegevens verzonden van het kanaal dat is ingesteld in de parameter MIDI I/O Channel.
• Wanneer een partij waarvoor Keyboard Control Switch is ingesteld op Off is geselecteerd, worden MIDI-gegevens verzonden
vanuit het kanaal dat overeenkomt met de partij.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

61

MIDI-gegevensontvangst met USB TO DEVICE
Met deze functie kan dit instrument nu MIDI-gegevens ontvangen van een extern(e) MIDI-keyboard/controller dat/die is
aangesloten op de [USB TO DEVICE].
Ondersteunde MIDI-apparatuur: MIDI-apparaten die compatibel zijn met USB MIDI-klasse en apparaten die zijn getest door
Yamaha
* Raadpleeg de onderstaande link voor een lijst met door Yamaha geteste apparaten
https://www.yamaha.com/2/montage
OPMERKING De maximale nominale waarde van de [USB TO DEVICE] is 5V/500mA. Sluit geen USB-apparaten aan die de nominale waarde
overschrijden, omdat dergelijke apparaten het instrument kunnen beschadigen.
OPMERKING Deze functie ondersteunt geen MIDI-gegevensoverdracht naar een aangesloten apparaat via de [USB TO DEVICE] op dit
instrument.

 Wanneer MIDI I/O Mode is ingesteld op Multi:
• Kanaalevents die worden ontvangen via kanalen die overeenkomen met partijen waarvoor Keyboard Control Switch is
ingesteld op On, worden parallel ontvangen door alle partijen waarvoor Keyboard Control Switch is ingesteld op On.
Na ontvangst worden, wanneer dit instrument MIDI-gegevens verzendt, alle nootgegevens van het kanaal dat overeenkomt
met partijen waarvan Keyboard Control Switch is ingesteld op On, verzonden.
• Kanaalevents die worden ontvangen via het kanaal dat overeenkomt met de partij waarvoor Keyboard Control Switch is
ingesteld op Off, beïnvloeden de overeenkomstige partij. Na ontvangst worden, wanneer dit instrument MIDI-gegevens
verzendt, de voor het ontvangen gebruikte kanalen ook gebruikt voor het verzenden van de kanaalgegevens.

 Wanneer MIDI I/O Mode is ingesteld op Single of Hybrid
• Kanaalevents die worden ontvangen via kanalen die overeenkomen met partijen waarvoor Keyboard Control Switch is
ingesteld op On, worden parallel ontvangen door alle partijen waarvoor Keyboard Control Switch is ingesteld op On. Wanneer
dit instrument echter besturingswijzigingsberichten ontvangt die worden beschouwd als gemeenschappelijke parameters en
de MIDI I/O Mode is ingesteld op Single, verzendt dit instrument geen besturingswijzigingsberichten naar de partij en
behandelt het ze in plaats daarvan als gemeenschappelijke parameters. Na ontvangst wordt het verzenden van
besturingswijzigingsberichten gedaan volgens de instelling van MIDI I/O Channel.
• Kanaalevents die worden ontvangen via het kanaal dat overeenkomt met de partij waarvoor Keyboard Control Switch is
ingesteld op Off, worden ontvangen door de overeenkomstige partijen. De ontvangen MIDI-gegevens worden niet opnieuw
verzonden wanneer de MIDI I/O Mode is ingesteld op Single.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

62

Verbeterde gebruikersinterface
 Songs selecteren met de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO]
U kunt nu songs selecteren met de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO] wanneer de cursor op de songnaam op het MIDI-display
staat. Het songnummer wordt nu vóór de songnaam weergegeven.
Handeling

[R] (Play)-knop of  [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [MIDI]
Song Name

 De bank en het attribuut opslaan die zijn geselecteerd in Performance Category Search
Dit instrument kan nu de laatste instelling van Bank en Attribute in de display Performance Category Search onthouden, zelfs
nadat naar een andere display is overgeschakeld.
Handeling

[PERFORMANCE]  [CATEGORY] of [Performance Name] aanraken  Selecteert de [Category Search] in het menu
Bank

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

Attribute

63

 Open de Home-display met de [EXIT]-knop
U kunt nu eenvoudig met de knop [EXIT] teruggaan naar de Home-display wanneer een Performance-display (behalve de
Home-display) is geopend.

 Gemakkelijke methode om een doelsleuf te selecteren op de display Register
Handeling

[SHIFT] + [LIVE SET] (behalve wanneer de display Live Set is geselecteerd)
Automatisch geselecteerd

Wanneer Preset of Library is geselecteerd in Bank
De laagste genummerde lege sleuf in het rooster wordt automatisch geselecteerd uit User Bank 1. Wanneer de User Bank geen
lege bank heeft, wordt er geen sleuf geselecteerd bij het openen van de display User Bank 1.

Wanneer User is geselecteerd in Bank
De laagste genummerde lege sleuf in het raster na de huidige pagina wordt automatisch geselecteerd. Wanneer de User Bank
niet leeg is, wordt de lege sleuf met het laagste nummer op de laagst genummerde beschikbare pagina geselecteerd. Wanneer
de User Bank geen lege bank heeft, wordt er geen sleuf geselecteerd.

Sequencer Block
De Note-capaciteit (totale ruimte in de Store) is verhoogd van 130.000 naar 520.000 (voor songs) en 520.000 (voor patronen).

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

64

Nieuwe functies in MONTAGE versie 2.50
Yamaha heeft een upgrade uitgebracht van de MONTAGE-firmware, waaraan de volgende nieuwe functies zijn toegevoegd.
In deze handleiding worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde
Naslaggids.
• Er zijn nieuwe performances toegevoegd.
• De functie DAW Remote is toegevoegd.
• Er is een nieuwe functie toegevoegd waarmee u bij het opnemen van MIDI-songs selectief het opnemen van arpeggiodata
kunt inschakelen (of uitschakelen).
• U kunt nu in de display Edit Waveform een Center Note instellen.
• U kunt nu een toets instellen voor toewijzing bij het laden van WAV-bestanden of AIFF-bestanden als golfvormen.
• U kunt nu de Assignable Knob (toewijsbare knop) voor Common Parts (Common-partijen) selecteren door bij het selecteren
van de parameter Part op de in het dialoogvenster weergegeven [PART COMMON] te drukken en op de knop [CONTROL
ASSIGN] te drukken.
• De paneelvergrendelingsfunctie is toegevoegd om onbedoelde handelingen tijdens uw spel te voorkomen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

65

Aanvullende nieuwe performances
De MONTAGE heeft 512 nieuwe performances in MOTIF XF Bank.
Raadpleeg de Data List (datalijst) voor de toegevoegde performances.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

66

Functie DAW Remote
U kunt nu de DAW-software op uw computer vanaf MONTAGE regelen.
De functie DAW Remote kan alleen worden gebruikt wanneer de computer via een USB-kabel is aangesloten. U kunt geen
MIDI-kabels gebruiken.

De functie DAW Remote instellen
Instellingen in MONTAGE
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor gebruik met een computer.
[Remote]  Roep de instellingsdisplay op van de functie DAW Remote in [Settings]  Stel het DAW-type in op de gewenste
DAW-software.

DAW-software configureren
In dit gedeelte worden de specifieke handelingen voor elk type DAW-software uitgelegd.
OPMERKING Nadat de verbinding tussen de computer en MONTAGE is verbroken, herkent de DAW-software af en toe MONTAGE mogelijk
niet, zelfs niet bij het opnieuw verbinden wanneer het instrument aan staat. Als dit gebeurt, moet u de computer opnieuw
aansluiten MONTAGE en vervolgens de DAW-software opnieuw opstarten.

BELANGRIJK
Afhankelijk van de versie van uw DAW-software kan de instellingsprocedure verschillen van de volgende instructies of het configureren
is mogelijk niet geslaagd. Raadpleeg voor meer informatie de gebruikershandleiding van de DAW-software.

 Cubase

1 [Device]/[Studio]  [Device Settings...]/[Studio Setup...] om het dialoogvenster op te roepen.
2 [MIDI]  selecteer [MIDI Port Setup]  haal het vinkje bij het veld [In All MIDI Inputs] van MONTAGE-2 of
MONTAGE poort 2 weg.

3
4
5
6

Druk op de knop [+] linksboven in het dialoogvenster en selecteer vervolgens [Mackie Control] in de lijst.
[Remote Devices]  selecteer [Mackie Control].
Stel de [MIDI Input] en de [MIDI Output] in op MONTAGE-2 of MONTAGE Port2.
Wijs de gewenste functies aan [F1] – [F8] van [User Commands] toe (optioneel).

 Logic Pro

1
2
3
4
5

[Logic Pro X]  [Preferences]  [Advanced]  vink [Show Advanced Tools] aan.
[Logic Pro X]  [Control Surfaces]  [Setup…] om het dialoogvenster op te roepen.
[New]  [Install…] om [Mackie Control] van [Mackie Designs] te selecteren.
Stel de [Output Port] en de [Input Port] van [Mackie Control] in op MONTAGE Port2.
[Logic Pro X]  [Control Surfaces]  [Controller Assignments...] om [Zone] op [Control Surface: Mackie Control]
in te stellen en functies aan [Control] [F1] – [F8] toe te wijzen (optioneel).

 Ableton Live

1
2
3
4
5

[Live]  [Preferences…] om het dialoogvenster te openen.
Selecteer de tab [Link/MIDI].
Selecteer [MackieControl] voor de [Control Surface].
Stel de [Input] en de [Output] in op MONTAGE-2 of MONTAGE Port2.
Wijs gewenste functies aan [F1] – [F8] toe door de bediening van MIDI-noten F#2 – C#3 in [Edit MIDI Map] van
het menu [Options] in te stellen (optioneel).

 Pro Tools

1 [Setup]  [Peripherals…] om het dialoogvenster te openen.
2 Selecteer de tab [MIDI Controllers].
3 Stel het type in op [HUI] en stel [Receive From] en [Send To] in op MONTAGE-2 of MONTAGE Port2 van [Predefined].
Aanvullende handleiding bij MONTAGE

67

De DAW-software bedienen vanaf MONTAGE
In de display Remote wordt de functie DAW Remote toegepast en worden de paneelhandelingen gewijzigd.

Bediening

[PERFORMANCE]  [Remote]
of
[PERFORMANCE]  [SHIFT] + knop Number A [7]

Mode (modus)
Selecteer een gedrag van de functie DAW Remote vanuit drie Modes (modi).
Instellingen: Track, Plugin, Transport
Track: Modus voor het tegelijkertijd regelen van meerdere tracks op de DAW-software.
Toewijsbare knop

Track Pan wordt uitvoer van Port 2.

Schuif

Track Volume wordt uitvoer van Port 2.

Knop SCENE

Toegewezen functies voor F1 – F8 worden uitvoer van Port 2.

Andere regelaars

CC toegewezen in Remote Mode wordt uitvoer.

Number A [1] – [8]

Track Select wordt uitvoer van Port 2.

Number A [9] – [16]

Mute wordt uitvoer van Port 2.

Number B [1] – [8]

Solo wordt uitvoer van Port 2.

Number C [1] – [8]

Rec Enable wordt uitvoer van Port 2.

PART [MUTE]/[SOLO]

Track Group Select wordt uitvoer (per acht tracks) van Port 2.

ELEMENT/OPERATOR
[MUTE]/[SOLO]

Track Group Select wordt uitvoer (per track) van Port 2.

Plugin: Modus voor gedetailleerde regeling van een bepaalde plug-in in de DAW-software.
Knop, schuif, knop
SCENE , andere regelaars

Hierdoor wordt de CC die in de afstandsmodus is ingesteld
uitvoer.

Rechter paneel

Hetzelfde als de trackmodus.

Transport: Modus om op MONTAGE te spelen terwijl de DAW-software wordt afgespeeld en uw toetsenspel op MONTAGE naar de DAWsoftware wordt opgenomen. Als u de transportpaneelregelaars gebruikt, kunt u in de DAW-software afspelen, stoppen enzovoort regelen.
Andere regelingen dan de transportpaneelregelaars zijn hetzelfde als normaal.

Local (Lokaal)
Bepaalt of lokale besturing op aan of uit moet worden ingesteld. Dit kan ook vanaf de display MIDI I/O in Utility worden ingesteld.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

68

Use for Remote (Gebruik voor afstandsbediening)
Bepaalt of de knoppen Dial en Cursor op het paneel MONTAGE wel of niet voor het besturen van de DAW-software wordt gebruikt.
On (Aan): Gebruiken voor DAW-besturing.
Off (Uit): Gebruiken voor besturing via de displayMONTAGE.

Track
De bediening is hetzelfde als de PART [MUTE]/[SOLO].

Edit (bewerken)
Bepaalt het regelaarnummer van CC-uitvoer van Port 1 en de bedieningsmodus van de regelaars.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

69

Play/Rec
Play/Rec
MIDI
Bij het opnemen van songs kunt u selecteren of u alleen het toetsenspel wilt opnemen of dat u de uitgang van de arpeggiator
wilt opnemen.

Bediening

[R] (Play), knop
of
[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [MIDI]
Arp Rec (Arp-opname)

Arp Rec (Arp-opname)
Als deze is ingeschakeld, kan de uitgang van de arpeggiator worden opgenomen. Als deze is uitgeschakeld, wordt alleen het
toetsenspel opgenomen. Dit kan alleen bij het opnemen van een nieuwe song worden ingesteld. De instelling kan na het
opnemen niet worden gewijzigd. Tijdens het opnemen van extra partijen bij eerder opgenomen songs kan Record Type ook
alleen op Replace worden ingesteld.
Instellingen: Off, On
OPMERKING Songs waarbij dit is uitgeschakeld, kunnen met een andere arpeggio dan de opgenomen worden afgespeeld door in
Performance naar een andere arpeggio te gaan.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

70

Part Edit (Edit)
Element Edit (Element)
Osc/Tune (oscillator/stemmen)
Edit Waveform
De instelling Center Note is toegevoegd.
Bediening

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Partijselectie  Selecteer element of toets  [Osc/Tune]  [Edit Waveform]

Center Note
Dit bepaalt de toonsoort voor het afspelen zodat deze met de toonhoogte van de originele golfvormdata overeenkomt.
Instellingen: C -2 – G8

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

71

Utility
Contents (Inhoud)
Load
Hierdoor wordt een functie voor Key-instelling toegevoegd wanneer u WAV-bestanden en AIFF-bestanden als golfvormen laadt.

Bediening

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Partijselectie (alleen normale partijen)  Selecteer element  [Osc/Tune] 
[New Waveform]
of
[PERFORMANCE]  [EDIT]  Partijselectie (alleen normale partijen)  Selecteer element  [Osc/Tune] 
[Edit Waveform]  [Add Keybank]

Key (toets)
Selecteer de toets waaraan het geladen WAV-bestand of AIFF-bestand wordt toegewezen.
Instellingen: Keyboard Select (C-2 – G8), All

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

72

Dialoogvenster Control Assign
Als in het weergegeven dialoogvenster de parameter Part wordt geselecteerd en de knop [CONTROL ASSIGN] wordt
ingedrukt, kunt nu de toewijsbare knop van Common selecteren door de knop Assignable te bedienen wanneer u op
[PART COMMON] drukt.
Bediening

Richt de cursor op de regelaarbestemmingsparameter van de partij  Druk op de knop [CONTROL ASSIGN].

Bedien de knop die u bij het bedienen van de doelparameter wilt gebruiken terwijl u de knop [PART COMMON] ingedrukt houdt.
OPMERKING Er verschijnt een foutbericht wanneer u de superknop draait en er geen toewijsbare knoppen of regelaartoewijzingen meer voor
het toewijzen van een bron beschikbaar zijn.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

73

Functie Panel Lock
De paneelvergrendelingsfunctie is toegevoegd om onbedoelde handelingen tijdens uw spel te voorkomen.
Bediening

[SHIFT] + [ELEMENT COMMON] in de Home-display of de display Live Set.

Als u het paneel wilt ontgrendelen, drukt u nogmaals op [SHIFT] + [ELEMENT COMMON]. Wanneer de functie Panel Lock is
ingeschakeld, is er geen enkele bediening beschikbaar behalve het toetsenbord, de pedalen, het mastervolume,
de superknop, het pitchbendwiel, het modulatiewiel, de lintregelaar en de ontgrendelingsbediening. Deze vergrendeling
geldt ook voor bediening van het aanraakscherm.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

74

Nieuwe functies in MONTAGE versie 2.00
Yamaha heeft de firmware van MONTAGE bijgewerkt. De volgende nieuwe functies zijn toegevoegd.
In deze handleiding worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde
Naslaggids.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•

Er zijn nieuwe performances toegevoegd.
U kunt nu gebruikersauditiefrasen maken.
Er zijn nieuwe functies toegevoegd op sommige displays om de instellingen van de Super Knob te vereenvoudigen.
De overgang van displays tijdens bewerkingen is verbeterd.
U kunt nu de Live Set-sleuf als een opstartdisplay instellen.
U kunt nu de grootte van het Live Set Font op de Category Names in de display Category Search toepassen.
U kunt nu MOXF-bestanden laden.
U kunt nu speeldata voor de MOTIF XS, MOTIF XF en MOXF laden.
U kunt nu instellen dat het huidige tempo na het overschakelen naar een andere performance behouden blijft.
U kunt nu instellen dat het huidige volume van de A/D-partij na het overschakelen naar een andere performance behouden blijft.
De snelkoppelingen voor het openen van de display Control Assign zijn in de display Envelope Follower toegevoegd.
U kunt nu de Super Knob, Motion Sequencer Lane of Envelope Follower als een bron selecteren in het dialoogvenster dat
verschijnt wanneer de knop [CONTROL ASSIGN] wordt ingedrukt.
• Er zijn nieuwe functies die de verbonden lijnen in de display Overview benadrukken om de regelaar die u bedient aan te
geven en de bestemmingen daarvan zijn toegevoegd.
• Het aantal songs dat in de tab MIDI van de display Play/Rec kan worden opgenomen, is verhoogd van 64 naar 128.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

75

Aanvullende nieuwe performances
De MONTAGE heeft 99 nieuwe performances.
Raadpleeg de datalijst voor de toegevoegde performances.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

76

Common/Audio Edit (Common/Audio)
General
U kunt nu gebruikersauditiefrasen maken.
Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  PART [COMMON]  [General]

Bank

Gebruikersaudities bijwerken

Bank
Geeft de bank aan die voor het ten gehore brengen moet worden gebruikt.
Instellingen: Preset, User, Library-namen (als de bibliotheekbestanden wordt geladen)

Update User Auditions
Converteert alle op de MONTAGE opgenomen songs naar gebruikersaudities. Als de gebruikersauditie als bestaat, worden alle
gebruikersaudities overschreven.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

77

Control
Control Assign
Wanneer toewijsbare knoppen op Source en Destination zijn ingesteld maar de regelaarbestemming nog niet is geselecteerd,
kan een nieuwe regelaarbestemmingsparameter in deze display worden toegevoegd.

Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  PART [COMMON]  [Control]  [Control Assign]
of
Tik op [Edit Super Knob] in de display Super Knob.

Als u op de knop [+] tikt, wordt een nieuwe parameter Part voor de Destination toegevoegd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

78

Part Edit (Edit)
Mod/Control (Modulatie/besturing)
Control Assign
Als de Display Filter op SuperKnob is ingesteld, kan een nieuwe parameter worden toegevoegd door op de knop [+] te tikken
en deze is direct beschikbaar voor bediening met de knop SuperKnob.
Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Partijselectie  ELEMENT/OPERATOR [COMMON]  [Mod/Control]  [Control Assign]

Als de Display Filter op SuperKnob is ingesteld, wordt er door op de knop [+] te tikken in het bovenste deel van de display een
bericht weergegeven en wordt de instelling Control Assign voor Common/Audio Edit automatisch toegevoegd.
OPMERKING Als er geen toewijsbare knoppen beschikbaar zijn, verschijnt de knop [+] niet op de display.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

79

Utility
Settings
System
De mogelijkheid voor het selecteren van de Live Set-sleuf als een opstartdisplay is toegevoegd. We hebben nu ook het
toepassen van de grootte van het Live Set Font op de Category Names in de display Category Search mogelijk gemaakt.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [System]
Huidige sleuf instellen

Livesetlettertype

Initial Live Set
Bank
Page
Slot
Bepaalt de Live Set-sleuf als een opstartdisplay wanneer Power On Mode op Live Set is ingesteld.
OPMERKING U kunt de Live Set-sleuf ook als een opstartdisplay instellen door in de display Live Set eerst een performance te selecteren en
vervolgens op de knop Set Current Slot in dit display te tikken.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

80

Live Set Font (Live Set Font Size)
Bepaalt de tekengrootte van de inhoudsnamen en categorienamen in de display Live Set en de display Category Search.
Instellingen: Normal, Large

 Display Category Search
• Normal

• Large

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

81

Contents
Load
Ingeschakelde compatibiliteit met MOXF-bestanden. Ook ingeschakelde compatibiliteit met speeldata voor MOTIF XS, MOTIF
XF en MOXF.
Handeling

[UTILITY]  [Contents]  [Load]

Import Option
Selecteert de te laden voicedata of speeldata. De Import Option verschijnt wanneer All-bestanden voor MOTIF XS, MOTIF XF of
MOXF zich in de map bevinden.
Instellingen: Voice, Perf

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

82

Tempo Settings
Een instelling toegevoegd zodat het huidige tempo na het overschakelen naar een andere performance behouden blijft.

Handeling

[UTILITY]  [Tempo Settings] or [SHIFT] + [ENTER]
of
pictogram TEMPO SETTINGS
Globaal tempo

Globaal tempo
Wanneer dit op OFF is ingesteld, wijzig het tempo volgens het tempo van de performance. Wanneer dit op ON is ingesteld, blijft
het huidige tempo zelfs na het overschakelen naar een andere performance behouden.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

83

Effect Switch
Een instelling toegevoegd zodat het huidige volume van de A/D-partij na het overschakelen naar een andere performance
behouden blijft.

Handeling

[UTILITY]  [Effect Switch]
of
pictogram EFFECT

Globale A/D

Global A/D
Wanneer dit op ON is ingesteld, blijven het volume van de A/D-partij noch andere verwante parameters zelfs niet na het
overschakelen naar een andere performance behouden. Wanneer dit op OFF is ingesteld, wijzigen het volume van de A/D-partij
en andere verwante parameters volgens de volume-instelling in de performance.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

84

Envelope Follower
De snelkoppelingen voor het openen van de display Control Assign zijn in de display Envelope Follower toegevoegd.
Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Selectie van partij  ELEMENT/OPERATOR [COMMON]  [Effect]  [Routing]  Envelope
Follower

Edit
Roept de display Control Assign voor de bestemmingspartij op.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

85

Dialoogvenster Control Assign
U kunt nu de Super Knob, Motion Sequencer Lane of Envelope Follower als een bron selecteren in het dialoogvenster dat
verschijnt wanneer de knop [CONTROL ASSIGN] wordt ingedrukt.
Handeling

Druk op de knop [CONTROL ASSIGN] wanneer de cursor zich op de parameter bevindt die de regelaarbestemming moet worden.

Bedien de regelaar die u als een bestemmingsparameter wilt instellen of tik op een cijfer onder Motion Sequencer Lane of
Envelope Follower.
OPMERKING Er verschijnt een foutbericht wanneer u de superknop draait en er geen toewijsbare knoppen meer voor het toewijzen van een
bron beschikbaar zijn.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

86

Nieuwe functies in MONTAGE versie 1.60
Yamaha heeft de firmware van MONTAGE bijgewerkt. De volgende nieuwe functies zijn toegevoegd.
In deze handleiding worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde
Naslaggids.
• Er zijn nieuwe effecttypen toegevoegd.
• Er zijn nieuwe performances toegevoegd.
• Er zijn nieuwe functies toegevoegd op sommige schermen om de Superknop-instellingen te vereenvoudigen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

87

Additional New Effect Types (Aanvullende nieuwe
effecttypen)
De MONTAGE heeft de volgende nieuwe effecttypen.
Effecttype

Omschrijving

Parameter

Omschrijving

Spiralizer P,

Uniek filter waarmee

Spiral Speed

Bepaalt de snelheid waarmee de toonhoogte verschuift.

Spiralizer F

een phasereffect

Offset

Bepaalt de begintoonhoogte in halve tonen.

Feedback

Bepaalt het niveau van het geluidssignaal dat van het effectblok wordt

(Spiralizer P) of
flangereffect

uitgevoerd en naar de eigen ingang wordt geretourneerd.

(Spiralizer F) wordt
toegepast met een

Step Mode

Bepaalt of de toonhoogte vloeiend of stap voor stap verschuift.

schijnbaar eindeloze

Semitones

Bepaalt het bereik van de toonhoogteverschuiving als ’Step Mode' is

Scale Type

Bepaalt hoe de toonhoogte verandert als 'Step Mode' is ingesteld op

toonhoogtewijziging
omhoog of omlaag.

ingesteld op 'Semitone’.
'Scale'.
Spiral Sync

Bepaalt het basistijdsbestek waarin de toonhoogte stap voor stap
verschuift.

Ofs Transition
Step Transition

Bepaalt de tijd die verstrijkt nadat de waarde van 'Offset' wordt gewijzigd.
Bepaalt hoe lang het duurt voordat de toonhoogte verandert in de
volgende toonhoogte als de toonhoogte stap voor stap verschuift.

Dry/Wet

Bepaalt de verhouding tussen het droge geluid en het effectgeluid.

Spiral

Zet de LFO aan of uit.

Effecttype

Omschrijving

Parameter

Omschrijving

Tempo Spiralizer P,

Spiralizer met

Spiral Speed

Bepaalt de snelheid waarmee de toonhoogte verschuift.

Tempo Spiralizer F

tempogesynchro-

Offset

Bepaalt de begintoonhoogte in halve tonen.

Feedback

Bepaalt het niveau van het geluidssignaal dat van het effectblok wordt

niseerde LFO.

uitgevoerd en naar de eigen ingang wordt geretourneerd.
Step Mode

Bepaalt of de toonhoogte vloeiend of stap voor stap verschuift.

Semitones

Bepaalt het bereik van de toonhoogteverschuiving als 'Step Mode' is
ingesteld op 'Semitone'.

Scale Type

Bepaalt hoe de toonhoogte verandert als 'Step Mode' is ingesteld op
'Scale'.

Spiral Sync

Bepaalt het basistijdsbestek waarin de toonhoogte stap voor stap
verschuift.

Ofs Transition

Bepaalt de tijd die verstrijkt nadat de waarde van 'Offset' wordt gewijzigd.

Step Transition

Bepaalt hoe lang het duurt voordat de toonhoogte verandert in de
volgende toonhoogte als de toonhoogte stap voor stap verschuift.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

Dry/Wet

Bepaalt de verhouding tussen het droge geluid en het effectgeluid.

Direction

Bepaalt de richting waarin de toonhoogte verschuift.

Spiral

Zet de LFO aan of uit.

88

Additional New Performances (Aanvullende nieuwe
performances)
De MONTAGE heeft 8 nieuwe performances.
Raadpleeg de Datalijst voor de toegevoegde performances.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

89

Motion Control
Motion Control
Super Knob
Er zijn nieuwe sneltoetsen toegevoegd om de Superknop-instellingen te vereenvoudigen.
Handeling

[PERFORMANCE]  [Motion Control]  [Super Knob]
Edit Super Knob Motion Seq (Motionsequencer voor Superknop bewerken)
Edit Super Knob (Superknop bewerken)

Edit Super Knob Motion Seq (Motionsequencer voor Superknop bewerken)
Opent de display ‘Knob Auto’ waarin u de motionsequencer kunt bewerken die wordt toegepast op de Superknop (Super Knob MS).

Edit Super Knob (Superknop bewerken)
Opent de display ‘Control Assign’ in ‘Common/Audio Edit’ waarin u parameters kunt instellen die worden geregeld met
de Superknop.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

90

Common/Audio Edit (Common/Audio)
Control (Besturing)
Control Assign (Regelaartoewijzing)
U kunt de Superknop nu instellen op ‘Display Filter’. U kunt ook de parameters bekijken voor partijen die worden geregeld met
toewijsbare knoppen die gelden voor alle partijen in deze display.
[PERFORMANCE]  [EDIT]  PART [COMMON]  [Control]  [Control Assign]
of
Tik op [Edit Super Knob] in de display Super Knob.

Handeling

Display Filter

Display Filter
Bepaalt welke regelaar moet worden weergegeven. Als ‘Super Knob’ is geselecteerd, worden alle instellingen voor toewijsbare
knoppen weergegeven waarvoor ‘Super Knob Link’ is ingesteld op ‘On’.
Instellingen: AsgnKnob 1 – 8, Super Knob, MS Lane 1 – 4, EnvFollow 1 – 16, EnvFollowAD, EnvFollowMst, All

De volgende parameters worden alleen weergegeven als ‘Destination 1 – 16’ is ingesteld op ‘Part 1 – 16 Assign 1 – 8’.
Als ‘Destination’ niet is ingesteld op een van de toewijsbare knoppen voor de partij, zijn alleen de sneltoetsen beschikbaar.

Destination
Bepaalt de besturingsinstellingen van de partij die wordt weergegeven.
Instellingen: 1 – 16 (het aantal bestemmingen voor de toewijsbare knoppen van de partij die is geselecteerd bij ‘Destination 1 – 16’ wordt
weergegeven.)

Parameter
Bepaalt de parameter voor de partij die moet worden geregeld.
Instellingen: Raadpleeg de ‘Control List’ in de Datalijst.

Edit Part Control Settings (Besturingsinstellingen voor partij bewerken)
Opent de display ‘Control Assign’ voor de geselecteerde partij.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

91

Curve Type
Bepaalt het curvetype voor wijziging van de parameter die is ingesteld in 'Destination'. De horizontale as geeft de waarde aan
van de regelaar die is ingesteld in 'Source', en de verticale geeft de parameterwaarden aan.
Instellingen: Standard, Sigmoid, Threshold, Bell, Dogleg, FM, AM, M, Discrete Saw, Smooth Saw, Triangle, Square, Trapezoid, Tilt Sine, Bounce,
Resonance, Sequence, Hold

Voor gebruikersbank: User 1 – 32
Als een bibliotheekbestand wordt gelezen: Curves in bibliotheek 1 – 8

Polarity (curvepolariteit)
Bepaalt de curvepolariteit van het curvetype dat is ingesteld in 'Curve Type'.
Instellingen: Uni, Bi
Uni: Unipolar verandert alleen in positieve richting of negatieve richting vanuit een basisparameterwaarde op basis van de curvevorm.
Bi: Bipolar verandert in positieve én negatieve richtingen vanuit een basisparameterwaarde.

Ratio (curveverhouding)
Bepaalt de curveverhouding.
Instellingen: -64 – +63

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

92

Part Edit (Bewerken)
Mod/Control (Modulatie/besturing)
Control Assign (Regelaartoewijzing)
U kunt de Superknop nu instellen op ‘Display Filter’.
Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Partijselectie  ELEMENT/OPERATOR [COMMON]  [Mod/Control]  [Control Assign]
Display Filter

Edit Common Control Settings (Gemeenschappelijke besturingsinstellingen bewerken)

Display Filter
Bepaalt welke regelaar moet worden weergegeven. Als ‘Super Knob’ is geselecteerd, worden alle instellingen voor toewijsbare
knoppen weergegeven die worden beïnvloed door het gebruik van de Superknop.
Instellingen: PitchBend, ModWheel, AfterTouch, FootCtrl 1, FootCtrl 2, FootSwitch, Ribbon, Breath, AsgnKnob 1 – 8, Super Knob, AsgnSw 1, AsgnSw 2,
MS Lane 1 – 4, EnvFollow 1 – 16, EnvFollowAD, EnvFollowMst, All

Edit Common Control Settings (Gemeenschappelijke besturingsinstellingen bewerken)
Opent de display ‘Control Assign’ voor ‘Common/Audio Edit’.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

93

Nieuwe functies in MONTAGE versie 1.50
Yamaha heeft de firmware van MONTAGE bijgewerkt. De volgende nieuwe functies zijn toegevoegd.
In deze handleiding worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde
Naslaggids.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•

Er zijn nieuwe effecttypen toegevoegd.
Er zijn nieuwe performances toegevoegd.
De functie Favorite is toegevoegd.
'Mixing' is toegevoegd voor de instelling 'Parameter with Part' van Part Category Search.
In de display Performance Play (Home), kunt u nu verschillende informatie zien.
De superknop-linkfunctie is toegevoegd.
U kunt het monitorvolume van het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de [USB TO HOST]-aansluiting nu regelen.
U kunt nu met besturingswijzigingsberichten schakelen tussen scènes.
U kunt nu gedeeltelijke wijzigingen aanbrengen in de tekengrootte in de display Live Set en de display Category.
U kunt nu back-upbestanden opslaan/laden waarin de volledige gebruikersgegevens (inclusief songs en bibliotheken) zijn
opgeslagen.
• De Edit-displays zijn verbeterd. U kunt nu vanuit de display partijen selecteren door ze aan te raken.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

94

Additional New Effect Types (Aanvullende nieuwe effecttypen)
De MONTAGE heeft de volgende nieuwe effecttypen.
Effecttype

Omschrijving

Parameter

Omschrijving

Rotary Speaker 2

Simulator van een
roterende luidspreker
met inbegrip van het
versterkerblok.

Speed Control

Schakelt de draaisnelheid om.

Drive

Regelt de hoeveelheid vervorming.

Tone

Past het toonniveau aan.

R/H Balance

Bepaalt de volumebalans van de hoorn (hoge bereik) en rotor (lage bereik).

Output Level

Bepaalt het uitvoerniveau van de desbetreffende geluiden.

Mic L-R Angle

Bepaalt de L/R-hoek van de microfoon.

Input Level

Bepaalt het ingangsniveau.

Mod Depth

Bepaalt de diepte van de modulatie.

Horn Slow/Fast

Bepaalt hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van de hoorn (hoog bereik) te wijzigen van Slow
(langzaam) naar Fast (snel) als de rotatiesnelheid wordt geschakeld.

Horn Fast/Slow

Bepaalt hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van de hoorn (hoog bereik) te wijzigen van Fast
(snel) naar Slow (langzaam) als de rotatiesnelheid wordt geschakeld.

Rotor Slow

Bepaalt de frequentie van de rotor (laag bereik) als Speed Control is ingesteld op Slow.

Horn Slow

Bepaalt de frequentie van de hoorn (hoog bereik) als Speed Control is ingesteld op Slow.

Rotor Fast

Bepaalt de frequentie van de rotor (laag bereik) als Speed Control is ingesteld op Fast.

Horn Fast

Bepaalt de frequentie van de hoorn (hoog bereik) als Speed Control is ingesteld op Fast.

Rtr Slow/Fast

Bepaalt hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van de rotor (laag bereik) te wijzigen van Slow
(langzaam) naar Fast (snel) als de rotatiesnelheid wordt geschakeld.

Rtr Fast/Slow

Bepaalt hoe lang het duurt om de rotatiesnelheid van de rotor (laag bereik) te wijzigen van Fast (snel)
naar Slow (langzaam) als de rotatiesnelheid wordt geschakeld.

Omschrijving

Effecttype

Omschrijving

Parameter

Uni Comp Down

Compressor die een
'Downward'
(benedenwaarts)
algoritme gebruikt om
harde geluiden
zachter te maken.

Threshold

Bepaalt het minimale ingangsniveau voor het toepassen van het compressoreffect.

Knee

Bepaalt hoe het overgangsbereik verandert rondom de drempelwaarde. Hoe hoger de waarde,
hoe ondieper de overgangscurve.

Attack

Bepaalt hoe lang het duurt voordat het effect zijn maximale compressie bereikt.

Release

Bepaalt hoe lang het verminderen of de fade-out van het compressoreffect duurt.

Ratio

Bepaalt de verhouding van de compressor.

Side Chain EQ

Als dit is ingeschakeld, wordt de EQ toegepast voor het overeenkomstige ingangsniveaubereik van
de zijketen.

SC EQ Q

Bepaalt de bandbreedte van Side Chain EQ.

SC EQ Freq

Hiermee wordt de middenfrequentie voor Side Chain EQ.

SC EQ Gain

Hiermee wordt de niveauversterking voor Side Chain EQ.

Dry/Wet

Bepaalt de verhouding tussen het droge geluid en het effectgeluid.

Output Level

Bepaalt het uitvoerniveau van de desbetreffende geluiden.

Make Up Gain

Hiermee wordt de uitgangsversterking voor het compressorblok.

Post-comp HPF

Bepaalt de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter dat na de compressor volgt.

Clipper

Bepaalt de mate waarin Clipper wordt toegepast voor het gedwongen verlagen van de versterking.

Clipper Source

Bepaalt het signaal waarop het Clipper-effect wordt toegepast voor het gedwongen verlagen van de
versterking.

Side Chain Lvl

Bepaalt het ingangsniveau van de Side-chain.

Ratio: 1.0

Uni Comp Down

Ratio: 2.0
Ratio: 4.0
Uitgang
Drempelwaarde

Invoer

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

95

Effecttype

Omschrijving

Parameter

Uni Comp Up

Compressor die een

Threshold

Bepaalt het maximale ingangsniveau voor het toepassen van het compressoreffect.

'upward'
(bovenwaarts)

Knee

Bepaalt hoe het overgangsbereik verandert rondom de drempelwaarde. Hoe hoger de
waarde, hoe ondieper de overgangscurve.

Attack

Bepaalt hoe lang het duurt voordat het effect zijn maximale compressie bereikt.

Release

Bepaalt hoe lang het verminderen of de fade-out van het compressoreffect duurt.

Ratio

Bepaalt de verhouding van de compressor.

Side Chain EQ

Als dit is ingeschakeld, wordt de EQ toegepast voor het overeenkomstige
ingangsniveaubereik van de zijketen.

algoritme gebruikt
om zachte geluiden
harder te maken.

Omschrijving

SC EQ Q

Bepaalt de bandbreedte van Side Chain EQ.

SC EQ Freq

Bepaalt de middenfrequentie voor Side Chain EQ.

SC EQ Gain

Bepaalt de niveauversterking voor Side Chain EQ.

Dry/Wet

Bepaalt de verhouding tussen het droge geluid en het effectgeluid.

Output Level

Bepaalt het uitvoerniveau van de desbetreffende geluiden.

Make Up Gain

Hiermee wordt de uitgangsversterking voor het compressorblok.

Post-comp HPF

Bepaalt de afsnijfrequentie van het hoogdoorlaatfilter dat na de compressor volgt.

Clipper

Bepaalt de mate waarin Clipper wordt toegepast voor het gedwongen verlagen van de
versterking.

Clipper Source

Bepaalt het signaal waarop het Clipper-effect wordt toegepast voor het gedwongen verlagen
van de versterking.

Gain Limit

Bepaalt het maximale versterkingsniveau.

Side Chain Lvl

Bepaalt het ingangsniveau van de Side-chain.

Uni Comp Up
Ratio

Uitgang
Drempelwaarde

Gain Limit
Invoer

Effecttype

Omschrijving

Parameter

Omschrijving

Parallel Comp

Compressor die
parallelle
verwerking van de
gecomprimeerde
geluiden en droge
geluiden toepast.

Type

Bepaalt het compressortype.

Compression

Bepaalt de mate waarin de compressor wordt toegepast.

Texture

Bepaalt het motief van het compressoreffect.

Output Level

Bepaalt het uitvoerniveau van de desbetreffende geluiden.

Input Level

Bepaalt het ingangsniveau.

Omschrijving

Effecttype

Omschrijving

Parameter

Presence

Effect waarmee de
verborgen
aanwezigheid in de
ingangsgeluiden
naar voren wordt
gebracht.

Presence

Bepaalt de mate waarin het effect wordt toegepast.

Texture

Bepaalt het motief van het geluidseffect.

Output Level

Bepaalt het uitvoerniveau van de desbetreffende geluiden.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

96

Additional New Performances (Aanvullende nieuwe
performances)
De MONTAGE heeft 52 nieuwe performances.
Raadpleeg de Datalijst voor de toegevoegde performances.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

97

Category Search
 Performance Category Search, Arpeggio Category Search, Waveform Category Search
Er is een functie Favorite toegevoegd, waarmee u snel toegang hebt tot uw favoriete geluiden en arpeggio's. In dit gedeelte
wordt een voorbeeld van de functie Favorite uitgelegd voor Performance Category Search.
OPMERKING U kunt de lijst met performances filteren op Favorite in Part Category Search en in Performance Merge, maar u kunt het
pictogram Favorite niet in-/uitschakelen vanuit de zoekdisplays.

Handeling

[PERFORMANCE]  [CATEGORY] (Performance Category Search)
of
Tik op de performancenaam  Selecteer [Search] in het menu dat wordt weergegeven
Pictogram Favorite

Performance Bank Select/Favorite

Favorite in-/uitschakelen Alle favorieten wissen

Favorite in-/uitschakelen
Hiermee schakelt u het pictogram Favorite voor de momenteel geselecteerde performance in (Set) of uit (Unset). Dit is niet
beschikbaar als de cursor niet in de performancelijst staat.
OPMERKING U kunt het pictogram Favorite ook in-/uitschakelen vanuit het menu dat wordt weergegeven als u de naam van de performance
aanraakt in de display Performance Play (Home).

Alle favorieten wissen
Wist alle Favorite-pictogrammen op performances. Dit is alleen beschikbaar als ten minste één performance een Favoritepictogram heeft.

Bank/Favorite (Performance Bank Select/Favorite)
Hiermee filtert u de performancelijst op bank of favoriet. Als Favorite is geselecteerd, worden alleen performances
weergegeven die een Favorite-pictogram hebben.
Instellingen: All, Favorite, Preset, User, Library (als het bibliotheekbestand wordt gelezen)
OPMERKING Als u herhaaldelijk op de knop [CATEGORY] drukt terwijl de display Category Search is geselecteerd, wordt geschakeld tussen
de banken All, Favorite, Preset, User, Library (als het bibliotheekbestand wordt gelezen). Als u de knop [CATEGORY] ingedrukt
houdt, gaat u terug naar All.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

98

 Part Category Search
Als 'Mixing' van de instelling 'Parameter with Part' (Param. with Part) is uitgeschakeld, kunt u geluiden voortdurend veranderen
met de huidige instellingswaarden voor de part, zoals Volume, Pan en Note shift.

Handeling

[PERFORMANCE]  (als de partij waaraan geluiden zijn toegewezen is geselecteerd) Selecteer de naam van de partij 
[SHIFT]+[CATEGORY] (Part Category Search)
of
(Als de partij waaraan geluiden zijn toegewezen wordt geselecteerd) Tik op de partijnaam  Selecteer [Search] in het
weergegeven menu.

Parameter with Part

Param. with part (Parameter with Part)
Bepaalt of de parameterwaarden moeten worden gelezen en gebruikt voor de volgende performance. Als de set parameters is
ingesteld op Off, worden de huidige instellingswaarden voortdurend gebruikt, ook als de volgende performance wordt
geselecteerd.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

99

Performance Play (Home)
U kunt verschillende informatie nu zien door 'View' in te schakelen.

Home

Handeling

Druk op de knop [PERFORMANCE]
of
Tik op het pictogram [HOME]
View

View
Bepaalt of de gedetailleerde informatie over elke part weergegeven (aan) of niet (uit) wordt weergegeven. De weergegeven
informatie varieert afhankelijk van de cursorpositie of de instellingen van de Control-functie.
Instellingen: Off, On
OPMERKING Als de cursor op de naam van de performance staat in de display Performance Play (Home), kunt u ook tussen de
informatieweergaven schakelen door op de knop [PERFORMANCE] te drukken.

In dit gedeelte wordt uitgelegd wanneer 'View' is ingeschakeld.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

100

 Element-weergave
Dit wordt alleen weergegeven als de momenteel geselecteerde partij de normale partij (AWM2) is en de knop [PERFORMANCE
CONTROL] of 'Element/Operator control' is ingeschakeld.

Element Level

Element Switch

Element SW (elementschakelaar)
Bepaalt of elk element actief is.
Instellingen: Off, On

Element Level
Hiermee wordt het uitgangsniveau van het element bepaald.
Instellingen: 0 – 127

 Drum Key-weergave
Dit wordt alleen weergegeven als de momenteel geselecteerde partij de drumpartij is en de knop [PERFORMANCE CONTROL]
of 'Element/Operator Control' is ingeschakeld.

Drum Key Level

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

101

Drum Key Level
Hiermee wordt het uitgangsniveau van de drumtoets bepaald.
Instellingen: 0 – 127

 Algorithm-weergave
Dit wordt alleen weergegeven als de momenteel geselecteerde partij de normale partij (FM-X) is en de knop [PERFORMANCE
CONTROL] of 'Element/Operator Control' is ingeschakeld.

Algorithm
Number
Feedback
Level

Operator Level

Algorithm (algoritmenummer)
Verandert algoritmen.
Instellingen: Zie het pdf-document Datalijst.
OPMERKING Als u op de afbeelding van het algoritme tikt, wordt de display Algorithm Search opgeroepen.

Feedback (feedbackniveau)
U kunt golfvormen veranderen door een gedeelte van het signaal dat door een operator wordt gegeneerd terug te voeden via
die operator. Hiermee kunt u het feedbackniveau instellen.
Instellingen: 0 – 7

Operator Level
Hiermee wordt het uitgangsniveau van de operator bepaald.
Instellingen: 0 – 99

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

102

 Part – Note-weergave
Dit wordt alleen weergegeven als de knop [PART CONTROL] is ingeschakeld of de cursor op de Note Limit staat. Dit is nuttig
voor het controleren van de Layer/Split-instellingen van verschillende partijen.

Note Limit (nootbegrenzing)

 Velocity – Note-weergave
Dit wordt alleen weergegeven als de cursor op een aanslagbegrenzing van partijen staat. Dit is nuttig voor het instellen van
verschillende aanslagsnelheden tussen partijen.

Velocity Limit

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

103

Motion Control
Motion Control
Super Knob (Superknop)
U kunt nu met de superknop individuele linkinstellingen maken voor toewijsbare knoppen, waaraan functies worden
toegewezen die voor alle partijen gelden.
Handeling

[PERFORMANCE]  [Motion Control]  [Super Knob]

Motion Sequencer Master-schakelaar
Super Knob Motion Sequencer-schakelaar

Superknoplink

MS Master (masterschakelaar voor motionsequencer)
Schakelt de motionsequencer voor de gehele performance in/uit. Deze instelling wordt ook toegepast op de knop [MOTION
SEQ ON/OFF] op het paneel.
Instellingen: Off, On

Super Knob MS (schakelaar voor motionsequencer voor superknop)
Schakelt de motionsequencer die wordt toegepast op de superknop in/uit.
Instellingen: Off, On

Superknoplink
Hiermee wordt de link tussen de toewijsbare knop en de superknop in-/uitgeschakeld. Als dit is uitgeschakeld, verandert de
functiewaarde van de bijbehorende knop zelfs niet als de superknop wordt geregeld.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

104

Utility
Settings (Instellingen)
Audio I/O
U kunt het monitorvolume van het audiosignaal dat wordt ingevoerd via de [USB TO HOST]-aansluiting nu regelen.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [Audio I/O]

USB-ingangsvolume

USB Volume (USB-ingangsvolume)
Hiermee kunt u het volumeniveau aanpassen van de audiosignaalingang van de [USB TO HOST]-aansluiting. Deze instelling
wordt toegepast op de uitgangsversterking van de OUTPUT (BALANCED) [L/MONO] /[ R]-aansluitingen en de ASSIGNABLE
OUTPUT (BALANCED) [ L]/[ R]-aansluitingen.
Instellingen: 0 – 127
OPMERKING Het USB-ingangsvolume wordt opgeslagen als onderdeel van de algemene systeeminstellingen, niet als performancegegevens.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

105

MIDI I/O
U kunt nu met besturingswijzigingsberichten schakelen tussen scènes.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [MIDI I/O]

Scènebesturingswijzigingsnummer

Scene CC (scènebesturingswijzigingsnummer)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt gegenereerd bij het schakelen tussen scènes. Zelfs als het instrument van
de externe apparatuur een MIDI-bericht ontvangt met hetzelfde besturingswijzigingsnummer als wat hier is opgegeven, gaat
het instrument er vanuit dat het bericht is gegenereerd bij het schakelen tussen scènes.
Instellingen: Off, 1 – 95
OPMERKING Scene 1 – 8 wordt afhankelijk van de besturingswijzigingswaarde geselecteerd.
0 – 15: Scene 1, 16 – 31: Scene 2, 32 – 47: Scene 3, 48 – 63: Scene 4, 64 – 79: Scene 5, 80 – 95: Scene 6, 96 – 111: Scene 7,
112 – 127: Scene 8
OPMERKING Als hetzelfde besturingswijzigingsnummer is ingesteld voor zowel de superknopbesturingswijziging als de
scenebesturingwijziging, wordt een uitroepteken (!) weergegeven voor de waarde. In zo'n geval, hebben de wijzigingen in
scenebesturing voorrang en worden wijzigingen in de superknopbesturing genegeerd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

106

System
U kunt nu de tekengrootte gedeeltelijk wijzigen in de display Live Set en de display Category.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [System]

Live Set Font Size

Live Set Font (Live Set Font Size)
Bepaalt de tekengrootte van de inhoudsnaam in de display Live Set en de display Category Search.
Instellingen: Normal, Large

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

107

 Display Live Set
• Normal

• Large

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

108

 Display Category Search
• Normal

• Large

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

109

Contents (Inhoud)
U kunt nu back-upbestanden opslaan/laden waarin de volledige gebruikersgegevens (inclusief songs en bibliotheken) zijn
opgeslagen.

Load
Handeling

[UTILITY]  [Contents]  [Load]

Content Type
Bestandstype

Apparaattype

Extensie

Omschrijving

Back-upbestand

File (bestand)

.X7A

Gegevens die als een back-upbestand worden opgeslagen naar USB-flashgeheugen,
kunnen weer naar het gebruikersgeheugen worden geladen.
Een back-upbestand bevat alle gebruikersgegevens, bibliotheekgegevens en
songgegevens.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

110

Store/Save
Handeling

[UTILITY]  [Contents]  [Store/Save]

Content Type
Bestandstype

Apparaattype

Extensie

Backupbestand

File (bestand) .X7A

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

Omschrijving
Gegevens die naar het gebruikersgeheugen worden opgeslagen, kunnen worden
opgeslagen op USB-flashgeheugen.
Een back-upbestand bevat alle gebruikersgegevens, bibliotheekgegevens en
songgegevens.

111

Edit (Modus Edit)
Elk van de volgende Edit-displays is verbeterd en u kunt de gewenste partij nu selecteren door op de partijnaam in de display
te tikken: Normal Part (AWM2) Edit-display, Drum Part Edit-display, Normal Part (FM-X) Edit-display en Common/Audio Editdisplay. Dit is een voorbeeld van de Normal Part (AWM2) Edit-display.

Part (partij)
Geeft de geselecteerde part weer. Als u hierop tikt, wordt een pop-uplijst opgeroepen waarmee u naar de te bewerken partij
kunt schakelen.
Instellingen: Common, Part 1 – 16

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

112

Nieuwe functies in MONTAGE versie 1.20
Yamaha heeft de firmware van MONTAGE bijgewerkt. De volgende nieuwe functies zijn toegevoegd. In deze handleiding
worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde Naslaggids.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•

Element/Operator-besturing is toegevoegd voor besturingsfunctie.
U kunt nu besturingsfunctie-instellingen opslaan als speeldata.
Functie voor afspelen van songloop is toegevoegd.
Functie Gebruikersarpeggio is toegevoegd.
U kunt nu originele partijen en nieuw toegevoegde partijen afzonderlijk dempen met Performance Merge.
Er zijn volumebewakingsinstellingen voor USB-verbinding toegevoegd.
U kunt nu de Superknop bedienen met MIDI-besturingswijzigingsberichten.
U kunt nu arpeggiotypen kopiëren of uitwisselen.
U kunt nu motion sequences kopiëren of uitwisselen.
De functies Arp Bypass en Kbd Ctrl Lock zijn toegevoegd voor Effect Switch.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

113

Motion Control
Motion Control
Overview
Handeling

[PERFORMANCE]  [Motion Control]  [Overview] of [SHIFT] + [PERFORMANCE]
Control Function

Control Function
Hiermee schakelt ut tussen Performance Control, Part Control en Element/Operator Control.
Instellingen: Performance Control, Part Control, Elem/Op Control
OPMERKING U kunt nu besturingsfunctiebedieningen opslaan als speeldata.
OPMERKING Element/Operator Control kan ook worden geselecteerd door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden terwijl u de [PART
CONTROL]-knoppen gebruikt.

 Als Element/Operator Control is geselecteerd
De nummerknoppen A [1] – [16], B [1] – [8] en C [1] – [8] werken hetzelfde als wanneer Part Control is geselecteerd.
Nummerknoppen

PART-knop [MUTE] en
PART-knop [SOLO] zijn OFF

PART [MUTE]-knop ON

PART [SOLO]-knop ON

Number A-knoppen [1] – [8]
(bovenste regel)

Partij geselecteerd (1 – 8)

Partij gedempt (1 – 8)

Partij geselecteerd (1 – 8)

Number A-knoppen [9] – [16]
(onderste regel)

Partij geselecteerd (9 – 16)

Partij gedempt (9 – 16)

Partij solo (9 – 16)

Number B-knoppen [1] – [8]

Motion Sequencer voor elke partij staat op ON/OFF (1 – 8/9 – 16)

Number C-knoppen [1] – [8]

Arpeggio voor elke partij staat op ON/OFF (1 – 8/9 – 16)

Als Element/Operator Control is geselecteerd en de PART-knop [COMMON] is ingesteld op ON, kunt u met de schuifregelaars
1 – 8 de niveaus van de Elementen/Operatoren van Part 1 regelen.
OPMERKING Element/Operator-besturing is handig voor het afspelen van performances, bijvoorbeeld van performances met enkelvoudige
orgelpartijen, omdat u door het volume van elementen in de weergave Liveset te regelen, ook de harmonie van het organ-geluid
verandert, net als met een echt orgel.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

114

Play/Rec
Play/Rec
MIDI
U kunt nu het afspelen van songs laten herhalen.

 Afspelen en stand-by voor afspelen
Handeling

[R] (Play), knop of
[PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [MIDI]
Song Name

Loop

Loop Start/End (Loop starten/stoppen)

Song Name
Geeft de naam van de geselecteerde song aan. Als u op de songnaam tikt, wordt een menu geopend waarin u Load (laden),
Rename (naam wijzigen) en User Arpeggio (gebruikersarpeggio) kunt selecteren.

Loop
Bepaalt of de song één keer of voortdurend wordt afgespeeld. Als de instelling is ingeschakeld, wordt de song herhaaldelijk
afgespeeld tussen de punten 'Loop starten' en 'Loop stoppen' (onder).
Instellingen: Off, On

Loop Start/End (Loop starten/stoppen)
Hiermee bepaalt u de begin- en eindpositie voor het afspelen van de loop. Het maatnummer staat in de linkercel en het
telnummer staat in de rechtercel. Niet beschikbaar als 'Loop' is uitgeschakeld.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

115

 Track in arpeggio
Met deze functie kopieert u data in de opgegeven maten van een track om arpeggiodata te maken. U kunt tot 16 unieke
nootnummers opnemen op de arpeggiotrack. Indien u meer dan 16 verschillende nootnummers opneemt in de MIDIsequencedata, wordt met de handeling Convert het aantal noten teruggebracht tot de limiet. Let daarom goed op dat
u niet meer dan 16 verschillende noten opneemt als u een arpeggio maakt, vooral als u meerdere tracks gebruikt.
Handeling

[R]-knop (PLAY) of [PERFORMANCE]  [Play/Rec]  [MIDI]  Tik op de songnaam om het menu  [User Arp] in het menu
te openen

Arp (Arpeggionummer)
Hiermee bepaalt u het gebruikersarpeggionummer. Een van de niet gebruikte nummers wordt standaard toegewezen. Als een
nummer wordt geselecteerd dat al in gebruik is, worden de vorige arpeggiodata in het geselecteerde nummer overschreven.
Instellingen: 1 – 256

Category (Arpeggio Category)
Hiermee worden de categorie-instellingen (hoofdcategorie en subcategorie) voor de gemaakte arpeggiodata bepaald.
Instellingen: Raadpleeg heb overzicht van arpeggiotypecategorieën in het PDF-document Naslaggids.

Name (Arpeggionaam)
Hiermee bepaalt u de naam van het gebruikersarpeggio. De arpeggionaam kan uit maximaal 20 tekens bestaan.

Songtrack
Hiermee bepaalt u de track van de bronsong voor iedere arpeggiotrack.

Convert Type (Conversietype)
Hiermee bepaalt u hoe de MIDI-sequencedata (van songtracks) worden geconverteerd naar arpeggiodata. U kunt kiezen uit de
onderstaande drie opties. Deze parameter kan voor iedere track worden ingesteld.
Instellingen: Normal (normaal), Fixed (vast), Org Notes (oorspronkelijke noten)
Normal: De arpeggio wordt alleen met behulp van de gespeelde noot en de overeenkomstige octaafnoten afgespeeld.
Fixed: Als u een willekeurige noot speelt, triggert u dezelfde MIDI-sequencedata.
Org Notes (oorspronkelijke noten): Vrijwel hetzelfde als 'fixed', maar de afspeelnoten van de arpeggio variëren afhankelijk van het
gespeelde akkoord.

Original Notes Root (oorspronkelijke grondtoon)
Hiermee bepaalt u de grondtoon wanneer het conversietype van een track is ingesteld op 'org notes'. Deze optie is alleen
beschikbaar als track is ingesteld op 'Org Notes'.
Instellingen: C -2 – G8

Measure (Maat)
Hiermee bepaalt u het bereik van maten dat moet worden gekopieerd naar de arpeggiodata.
Instellingen: 001 – 999

Store As User Arp (Opslaan als gebruikersarpeggio)
Hiermee slaat u een gebruikersarpeggio op met de instellingen in deze display. Niet beschikbaar als alle tracks zijn uitgeschakeld.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

116

Category Search
 Performance Merge
Hiermee kunt u originele partijen en nieuw toegevoegde partijen afzonderlijk dempen.
Handeling

[PERFORMANCE]  (de geselecteerde partij en alle partijen die volgen, mogen niet zijn toegewezen)  [SHIFT] +
[CATEGORY] of raak het pictogram '+' aan

Extra partij dempen
Originele partij dempen

Originele partij dempen
Hiermee dempt u de originele partij.
Instellingen: Off, On

Extra partij dempen
Hiermee dempt u nieuw toegevoegde partijen in de display Performance Merge.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

117

Utility
Settings (Instellingen)
MIDI I/O
U kunt nu de Superknop bedienen met MIDI-besturingswijzigingsberichten.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [MIDI I/O]
Super Knob CC (besturingswijzigingsnummer van superknop)

Besturingsnummer

Super Knob CC (besturingswijzigingsnummer van superknop)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat wordt gegenereerd met de superknop. Zelfs als het instrument van de externe
apparatuur MIDI-berichten ontvangt met hetzelfde besturingswijzigingsnummer als wat hier is opgegeven, gaat het instrument
er vanuit dat het bericht is gegenereerd met de superknop. Als 'MIDI I/O Mode' is ingesteld op 'Multi', wordt kanaal 1 gebruikt
om MIDI-data te verzenden. Als 'MIDI I/O Mode' is ingesteld op 'Single', wordt het kanaal dat in 'MIDI I/O Ch.' is opgegeven,
gebruikt om MIDI-data te verzenden.
Instellingen: Off, 1 – 95
OPMERKING Als deze parameter is ingesteld op OFF, worden MIDI-data verzonden met SysEx-berichten (systeemeigen).

Besturingsnummer
Hiermee activeert u de display Control Number in Common/Audio Edit.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

118

Effect Switch
De functies Arp Bypass en Kbd Ctrl Lock zijn toegevoegd voor Effect Switch.
Handeling

[UTILITY]  [Effect Switch] of tik op het pictogram Effect

Arp Bypass
(Arpeggio-omzeilingsschakelaar)

Kbd Ctrl Lock
(toetsenbordbesturingsslot)

Arp Bypass (Arpeggio-omzeilingsschakelaar)
Hiermee wordt bepaald of arpeggio-omzeiling actief is. Als deze is ingeschakeld, worden alle arpeggiatorbedieningen
uitgeschakeld.
Instellingen: Off, On
OPMERKING Arpeggio Bypass kan ook worden in-/uitgeschakeld door de [SHIFT]-knop in te drukken terwijl u de knop [ARP ON/OFF]
gebruikt. De knop [ARP ON/OFF] knippert wanneer Arpeggio Bypass is ingeschakeld.
OPMERKING Als de instelling Part Arpeggio Switch wordt gewijzigd, wordt Arpeggio Bypass automatisch uitgeschakeld, zelfs als deze was
ingeschakeld.
OPMERKING U kunt arpeggio's in songdata, gegenereerd door de arpeggiator, bewerken met DAW-software. Door Arpeggio Bypass in te
schakelen, kunt u voorkomen dat songdata die zijn bewerkt met DAW-software, opnieuw worden gewijzigd door de arpeggiator
wanneer ze weer worden teruggebracht naar de MONTAGE.

Kbd Ctrl Lock (toetsenbordbesturingsslot)
Bepaalt of Keyboard Control Lock actief is. Als deze is ingeschakeld, wordt Keyboard Control alleen ingeschakeld voor Part 1,
en dus uitgeschakeld voor alle overige parts.
Als deze is uitgeschakeld, worden Keyboard Control-instellingen voor alle andere parts teruggezet op de oorspronkelijke status.
Instellingen: Off, On
OPMERKING Als u de MONTAGE gebruikt als een 16-parts multitimbrale geluidsmodule met DAW-software, is de functie Keyboard Control
Lock handig om MIDI-tracks een voor een te maken of te bewerken.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

119

Common/Audio Edit (Common/Audio)
Control (Besturing)
Control Number (Besturingsnummer)
Als hetzelfde besturingsnummer wordt toegewezen aan de superknop en een toewijsbare knop, krijgt de superknop prioriteit en
wordt de bediening van de toewijsbare knop mogelijk genegeerd. Er wordt in dat geval een waarschuwingsbericht
weergegeven.
OPMERKING Het besturingsnummer dat in deze display is ingesteld, wordt als speeldata opgeslagen. 'FS Assign' en 'Super Knob CC' worden
echter opgeslagen als algemene systeeminstellingen, niet als speeldata.

Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  PART [COMMON]  [Control]  [Control Number]

MIDI-instellingen

MIDI-instellingen
Hiermee wordt de display MIDI I/O in Utility opgeroepen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

120

USB Monitor
Vanuit de display USB Monitor kunt u het audio-ingangsniveau van de [USB TO HOST]-aansluiting aanpassen.
OPMERKING USB Main Monitor Volume en USB Assign Monitor Volume worden als speeldata opgeslagen.

Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  PART [COMMON]  [USB Monitor]

USB Main Monitor Volume
Hiermee past u het audiosignaalniveau aan, dat de ingang is vanuit de [USB TO HOST]-aansluiting en de uitgang naar de
OUTPUT (BALANCED) [L/MONO]/[R]-aansluitingen.
Instellingen: 0 – 127

USB Assign Monitor Volume
Hiermee past u het audiosignaalniveau aan, dat de ingang is vanuit de [USB TO HOST]-aansluiting en de uitgang naar de
ASSIGNABLE OUTPUT (BALANCED) [L]/[R]-aansluitingen.
Instellingen: 0 – 127

Audo Settings (Audio-instellingen)
Hiermee wordt de display Audio I/O in Utility opgeroepen.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

121

Part Edit (Bewerken)
U kunt nu kopiëren (of uitwisselen) tussen arpeggiotypen.

Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Select Part to be copied  [Arpeggio]  [Individual]  [SHIFT] + [EDIT]
of
[PERFORMANCE]  [Motion Control]  [Arpeggio]  Selecteer de part die u wilt kopiëren  [SHIFT] + [EDIT]
Copy (kopiëren)

Exchange (Uitwisselen)

1

3

2

4

OPMERKING U kunt voor Arp Select de optie 'All' selecteren wanneer u tussen verschillende parts kopieert.

Copy (kopiëren)
Raak deze knop aan om de functie Arpeggio Type Copy te activeren.

Exchange (Uitwisselen)
Raak deze knop aan om de functie Arpeggio Type Exchange te activeren.

1 Partij die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
2 Arpeggioselectie die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
3 Doelpartij kopiëren (uitwisselen)
4 Bestemmingsarpeggioselectie kopiëren (uitwisselen)

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

122

U kunt nu kopiëren (of uitwisselen) tussen motion sequences.

Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Select Part to be copied  [Motion Seq]  [Lane]  [SHIFT] + [EDIT]
of
[PERFORMANCE]  [Motion Control]  [Motion Seq]  Selecteer de part die u wilt kopiëren  [SHIFT] + [EDIT]
of
[PERFORMANCE]  [Motion Control]  [Knob Auto]  [SHIFT] + [EDIT]
Copy (kopiëren) Exchange (Uitwisselen)

1

4

2

5

3

6

OPMERKING U kunt voor 'Lane' en 'MS Select' de optie 'All' selecteren wanneer u tussen verschillende parts kopieert.

Copy (kopiëren)
Raak deze knop aan om de functie Motion Sequence Copy te activeren.

Exchange (Uitwisselen)
Raak deze knop aan om de functie Motion Sequence Exchange te activeren.

1 Partij die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
2 Lane die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
3 Motion Sequence-selectie die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
4 Doelpartij kopiëren (uitwisselen)
5 Bestemmingslane kopiëren (uitwisselen)
6 Bestemmings-Motion Sequence-selectie kopiëren (uitwisselen)

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

123

Nieuwe functies in MONTAGE versie 1.10
Yamaha heeft de firmware van MONTAGE bijgewerkt. De volgende nieuwe functies zijn toegevoegd. In deze handleiding
worden toevoegingen en wijzigingen beschreven met betrekking tot de bij uw instrument geleverde Naslaggids.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•

Er zijn nieuwe performances toegevoegd.
In de display Performance Play (Home) kunt u nu soorten partijen en categorieën van elke partij bekijken.
In de displays Performance Play (Home) en Mixing kunt u nu de functie Arpeggio Hold in- of uitschakelen.
In Part Category Search kunt u nu elke andere partij dan Partij 1 opgeven als de partij die u wilt kopiëren.
De functie Performance Merge is toegevoegd.
De MIDI single channel-modus is toegevoegd.
Vanuit de display Data Utility (in de display Utility) kunt u nu meerdere inhoud tegelijk verwijderen.
U kunt nu performances van het bibliotheekgeheugen naar het gebruikersgeheugen kopiëren.
U kunt nu elementen/operatoren/drumtoetsen enzovoort kopiëren of uitwisselen.
U kunt nu livesets per bank of pagina kopiëren of uitwisselen.
Livesetpagina's kunnen nu worden bestuurd met midi-bankselectie- en programmawijzigingsberichten.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

124

Nieuwe performances
Er zijn 64 nieuwe performances toegevoegd.
Raadpleeg het PDF-document Datalijst voor details over de nieuwe performances.

Performance Play (Home)
In de display Performance Play (Home) kunt u soorten partijen en de status van de functie Arpeggio aanhouden bekijken.

Home

1

2

3

1 Type/Naam-schakelaar
Hiermee schakelt u tussen de weergave van het partijtype/de partijcategorie of de partijnaam.
Instellingen: Type, Name

2 Partijtypen/partijnamen
Geeft de partijtypen en -categorieën of de partijnamen aan.
Als u op de parameter tikt, wordt het menu voor Category Search, Edit en Copy opgeroepen.
Raak het pictogram + aan als u nog een partij wilt toevoegen.

3 Part Arpeggio On/Off-schakelaar
Bepaalt of het arpeggio van elke partij is in- of uitgeschakeld. Als Arpeggio en Arpeggio aanhouden zijn ingesteld op 'on' (aan),
wordt Arp Hold On weergegeven.
OPMERKING In de Part Control-status kunt u de Arpeggio aanhouden voor de partij in- of uitschakelen door op de betreffende C-knop [1] – [8]
te drukken terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt.
Instellingen: Off, On

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

125

Category Search
 Zoeken in categorieën voor partij
Nu kunt u een partij in een performance selecteren en het geluid van de partij toewijzen aan een andere partij.

Handeling

[PERFORMANCE]  Selectie van partij  [SHIFT]+[CATEGORY]
(Als de partij waaraan geluiden zijn toegewezen wordt geselecteerd) Tik op de partijnaam  Selecteer [Search] in het
weergegeven menu.
of
(Als de partij waaraan geen geluid is toegewezen wordt geselecteerd) Raak het pictogram '+' aan


Als aan de geselecteerde partij en alle volgende partijen geen geluid is toegewezen (of als deze leeg zijn), wordt de display
Performance Merge geopend wanneer u bovenstaande handeling uitvoert.
Bron

Bron
Bepaalt welke partij van de geselecteerde performance wordt toegewezen aan de performance die op dat moment wordt
bewerkt. Standaard is partij 1 geselecteerd. Deze heeft dezelfde werking als de oudere versie.
Instellingen: Part 1 – 16

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

126

 Performance Merge
Vanuit de display Performance Merge kunt u meerdere partijen tegelijk vanuit de geselecteerde performance toewijzen aan
lege partijen in de performance die u aan het bewerken bent. Zo kunt u bijvoorbeeld vier pianopartijen in één prestatie en twee
strijkinstrumentenpartijen in een andere performance samenvoegen om nog rijker gestructureerd, gelaagd geluid te verkrijgen.
Handeling

[PERFORMANCE]  (de geselecteerde partij en alle partijen die volgen, mogen niet zijn toegewezen)  [SHIFT] +
[CATEGORY] of raak het pictogram '+' aan
Bron

Bron
Bepaalt welke partij van de geselecteerde performance wordt toegewezen aan de performance die op dat moment wordt
bewerkt.
Instellingen: Alle, Partij 1 – 16
All: Alle niet lege partijen van de geselecteerde performance worden toegewezen aan beschikbare lege partijen.
Part 1 – 16: Alleen het geluid van de opgegeven partij wordt toegewezen aan de geselecteerde partij.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

127

Utility
Settings (Instellingen)
Advanced
Datacommunicatie tussen dit instrument en een extern apparaat met alleen het opgegeven MIDI-kanaal is nu beschikbaar.
Handeling

[UTILITY]  [Settings]  [Advanced]
MIDI I/O Mode

MIDI I/O Ch. (MIDI I/O-kanaal)

MIDI I/O-modus
Bepaalt welke MIDI I/O-modus wordt gebruikt voor datacommunicatie tussen dit instrument en een extern apparaat.
Instellingen: Multi, Single
Multi: Verzendt MIDI-data, zoals Noot aan/uit-berichten vanuit elke partij.
Single: Verzendt MIDI-data met alleen het kanaal dat is opgegeven in MIDI I/O Ch.

MIDI I/O Ch. (MIDI I/O-kanaal)
Bepaalt welk MIDI-kanaal moet worden gebruikt voor datacommunicatie als MIDI I/O Mode is ingesteld op 'Single'.
Instellingen: Ch1 – 16
OPMERKING Als deze parameter is ingesteld op 'Single', worden arpeggiodata niet verzonden naar het externe apparaat. Als de functie Zone
actief is, krijgt de instelling Zone voor de performance prioriteit boven de instelling 'MIDI I/O Mode'. U ziet in de MIDIsignaalbaan in de display MIDI I/O welke instelling actief is.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

128

Contents (Inhoud)
Data Utility
Nu kunt u tegelijkertijd meerdere inhoud, zoals performances in het gebruikersgeheugen verwijderen.
Handeling

[UTILITY]  [Contents]  [Data Utility]

 Als de geselecteerde map is geopend
Job (Job-schakelaar)

Unselect All (Alle selecties opheffen)

Delete (verwijderen)

Job (Job-schakelaar)
Bepaalt of de functie Job actief (On) is of niet (Off). Als deze functie actief is, kunt u vanuit deze display meerdere inhoudsitems
tegelijk selecteren.
Instellingen: Off, On

Select All (Alles selecteren)
Hiermee selecteert u alle inhoud in de map. Deze knop wordt alleen weergegeven als er geen inhoud is geselecteerd.

Unselect All (Alle selecties opheffen)
Hiermee heft u de selectie van alle inhoud op. Deze knop wordt alleen weergegeven als er inhoud is geselecteerd.

Delete (verwijderen)
Hiermee verwijdert u de geselecteerde inhoud. Deze knop wordt alleen weergegeven als er inhoud is geselecteerd.

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

129

Library Import (Bibliotheek importeren)
Nu kunt u een bepaalde performance selecteren in het bibliotheekbestand dat in het gebruikersgeheugen is geladen,
en de performance naar de gebruikersbank kopiëren.
Handeling

[UTILITY]  [Contents]  [Library Import]

 Library Folder List (Lijst met bibliotheekmappen)

Bibliotheekmap selecteren

Bibliotheekmap selecteren
Geeft de bibliotheken weer als mappen. U opent een map door erop te tikken. Deze mappen worden alleen weergegeven
wanneer er bibliotheekbestanden in de display Load zijn geladen.

 Als de geselecteerde bibliotheekmap is geopend

Performance Select

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

Unselect All (Alle
selecties opheffen)

Import to User Bank (Importeren
naar gebruikersbank)

130

Performance Select
Geeft de performances in de geselecteerde bibliotheek aan. Raak de naam aan om te schakelen tussen geselecteerd en niet
geselecteerd.

Select All (Alles selecteren)
Hiermee selecteert u alle performances in de geselecteerde bibliotheekmap. Deze knop wordt alleen weergegeven als er geen
performance is geselecteerd.

Unselect All (Alle selecties opheffen)
Hiermee heft u de selectie van alle performances in de bibliotheekmap op. Deze knop wordt alleen weergegeven als er
performances zijn geselecteerd.

Import to User Bank (Importeren naar gebruikersbank)
Hiermee kopieert u de geselecteerde performance naar de gebruikersbank. Gebruikersgolfvormen en gebruikersarpeggio die
in de geselecteerde prestatie worden gebruikt, worden ook naar de gebruikersbank gekopieerd. Deze knop wordt alleen
weergegeven als er performances zijn geselecteerd.

Part Edit (Bewerken)
U kunt nu elementen/operatoren/drumtoetsen kopiëren (of uitwisselen).
Handeling

[PERFORMANCE]  [EDIT]  Selecteer het element/de operator/de drumtoets dat of die u wilt kopiëren  [SHIFT] + [EDIT]
Copy (kopiëren)

Exchange (Uitwisselen)

1

3

2

4

OPMERKING Kopiëren of uitwisselen tussen verschillende typen partijen (bijvoorbeeld tussen elementen en operatoren), is niet mogelijk.

Copy (kopiëren)
Raak deze knop aan om de kopieerfunctie tussen elementen/operatoren/drumtoetsen te activeren.

Exchange (Uitwisselen)
Raak deze knop aan om de uitwisselfunctie tussen elementen/operatoren/drumtoetsen te activeren.

1 Partij die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
2 Element/operator/Drumtoets die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
3 Doelpartij kopiëren (uitwisselen)
4 Doelelement/-operator/-drumtoets kopiëren (of uitwisselen)

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

131

Live Set Edit (bewerken)
U kunt nu livesets per bank of pagina kopiëren (of uitwisselen).
Handeling

[LIVE SET]  Gebruikersbankselectie  [EDIT]  Selecteer de bank/pagina die u wilt kopiëren  [SHIFT] + [EDIT]
Copy (kopiëren)

Exchange (Uitwisselen)

1

3

2

4

OPMERKING Het is niet mogelijk om pagina's te kopiëren (uit te wisselen) tussen verschillende banken.

Copy (kopiëren)
Raak deze knop aan om de bank-/paginakopieerfunctie te activeren.

Exchange (Uitwisselen)
Raak deze knop aan om de bank-/pagina-uitwisselfunctie te activeren.

1 Bank die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
2 Pagina die u wilt kopiëren (of uitwisselen)
3 Bestemmingsbank kopiëren (uitwisselen)
4 Bestemmingspagina kopiëren (uitwisselen)

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

132

Liveset
U kunt nu een livesetsleuf selecteren door het juiste programmawijzigingsbericht vanuit een extern apparaat te versturen. De te
selecteren livesetsleuf en de bijbehorende bankselectie-MSB's/LSB's zijn als volgt.
MSB (HEX)

LSB (HEX)

62

00
1

3E

Programmanr.

Livesetsleuf

00

0 – 15

Pagina 1, sleuf 1 – 16

01

0 – 15

Pagina 2, sleuf 1 – 16

2

02

0 – 15

Pagina 3, sleuf 1 – 16

3

03

0 – 15

Pagina 4, sleuf 1 – 16

4

04

0 – 15

Pagina 5, sleuf 1 – 16

5

05

0 – 15

Pagina 6, sleuf 1 – 16

6

06

0 – 15

Pagina 7, sleuf 1 – 16

7

07

0 – 15

Pagina 8, sleuf 1 – 16

8

08

0 – 15

Pagina 9, sleuf 1 – 16

9

09

0 – 15

Pagina 10, sleuf 1 – 16

10

0A

0 – 15

Pagina 11, sleuf 1 – 16

11

0B

0 – 15

Pagina 12, sleuf 1 – 16

12

0C

0 – 15

Pagina 13, sleuf 1 – 16

13

0D

0 – 15

Pagina 14, sleuf 1 – 16

14

0E

0 – 15

Pagina 15, sleuf 1 – 16

15

0F

0 – 15

Pagina 16, sleuf 1 – 16

Manual Development Group
© 2016 Yamaha Corporation
Published 05/2020 LB-H0

Aanvullende handleiding bij MONTAGE

133



Source Exif Data:
File Type                       : PDF
File Type Extension             : pdf
MIME Type                       : application/pdf
PDF Version                     : 1.6
Linearized                      : Yes
Encryption                      : Standard V4.4 (128-bit)
User Access                     : Print, Copy, Extract, Print high-res
Author                          : Yamaha Corporation
Create Date                     : 2020:05:18 13:57:28+09:00
Modify Date                     : 2020:05:18 14:07:09+09:00
XMP Toolkit                     : Adobe XMP Core 5.6-c017 91.164374, 2020/03/05-20:41:30
Metadata Date                   : 2020:05:18 14:07:09+09:00
Format                          : application/pdf
Title                           : MONTAGE Supplementary Manual
Creator                         : Yamaha Corporation
Document ID                     : uuid:8525bb06-b0a1-4d4d-bc66-3612e8cd5ef2
Instance ID                     : uuid:8bbde93a-dd3e-4bd2-b751-55f96d99f266
Page Mode                       : UseOutlines
Page Count                      : 133
EXIF Metadata provided by EXIF.tools

Navigation menu