Casio Qv 5700 Users Manual K822PCM1DMX D
2015-07-14
: Casio Casio-Qv-5700-Users-Manual-770385 casio-qv-5700-users-manual-770385 casio pdf
Open the PDF directly: View PDF
.
Page Count: 171
| Download | |
| Open PDF In Browser | View PDF |
D Digitale Camera QV-5700 Gebruiksaanwijzing Gefeliciteerd met de aanschaf van de nieuwe CASIO digitale camera. Zorg ervoor deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen om alles uit de CASIO digitale camera te halen wat er in zit. Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag. K822PCM1DMX INLEIDING INLEIDING Beeldschermindicators ............................................... 22 Inhoudsopgave 2 Opnamefunctie Weergavefunctie (PLAY) Veranderen van de inhoud van het beeldscherm INLEIDING Indicatordisplay .......................................................... 24 Bedrijfsindicator .......................................................... 25 Snelreferentie ............................................................... 6 Voorbereidingen Opnemen van een beeld Bekijken (weergeven) van een beeld Wissen van een beeld Bedrijfs-/kaarttoegangindicator Flitseroplaadindicator AF sensor/zelfontspannerindicator 6 7 8 9 Vastmaken van de halsriem Bijstellen van de lengte van de halsriem Gebruik van de lensdop 13 Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14 Algemene voorzorgsmaatregelen Voorwaarden voor juiste werking Condens Voorzorgsmaatregelen voor de lens Betreffende de achtergrondverlichting van de camera... 17 25 26 26 Gebruiken van de gebundelde accessoires .............. 27 Kenmerken .................................................................. 11 Opnamekenmerken 22 23 24 27 27 28 Spanningsvereisten ................................................... 29 14 15 15 16 16 Inleggen van batterijen Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren van de batterijen Lege batterijwaarschuwing Gebruik van netspanning In- en uitschakelen van de camera Stroomspaarinstellingen VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA 29 32 33 33 35 35 Geheugenkaart .......................................................... 37 Insteken van een geheugenkaart in de camera Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera Formatteren van een geheugenkaart Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Microdrive Algemene gids ........................................................... 17 Voorkant Achterkant Zijkant Onderkant Open het aansluitingpaneeldeksel 37 38 39 40 41 17 18 19 19 19 Menuschermen .......................................................... 42 Functiedraairegelaars ................................................ 20 Instellen van de huidige datum en tijd ....................... 43 Instellen van de datum en tijd Selecteren van het datumformaat Gebruik van de controletoets ..................................... 21 2 43 44 INLEIDING 45 Gebruik van de oneindig-functie Gebruik van de groothoekfunctie Gebruik van de scherpstelvergrendeling Uitbreiden van het scherpstelgebied Cameratrilindicator ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Gebruik van de volautomatische functie ................... 45 Opname voorzorgsmaatregelen Scherpstellen Aangaande autofocus Opnemen van beelden terwijl de batterijen bijna leeg zijn Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC) 65 65 66 67 67 47 47 48 48 49 Selecteren van de meetfunctie .................................. 68 Gebruiken van de optische zoom .............................. 49 Gebruiken van AE vergrendeling ............................... 71 Gebruiken van de zoeker voor opnemen .................. 51 Belichtingscompensatie ............................................. 72 Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 52 Gebruiken van het histogram ..................................... 74 Detectie van camera oriëntatie .................................. 53 Gebruiken van de digitale zoom ................................ 75 Selecteren van de witbalans ...................................... 69 Handmatig bijstellen van de witbalans 70 Onmiddelijke instellingen met de beste shotfunctie .. 76 54 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Een décor kopiëren van de CD-ROM beste shot bibliotheek Registreren van uw eigen beste shotdécors De plaats specificeren van de décors van de beste shotfunctie Opnemen van een enkel beeld (1-beeld) .................. 54 Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld Wissen van het laatste beeld dat opgenomen was met de opnamefunctie (REC) 54 Volautomatisch functie Programma AE functie Lensopening prioriteit AE Sluitersnelheid prioriteit AE Handmatige belichting 55 56 57 57 58 60 82 83 84 85 87 Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie ............ 88 Gebruik van de AEB (automatisch belichtingsgroepering) functie .............. 89 Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 61 Gebruik van autofocus (multi-gebied autofocus) Gebruiken van de punt autofocusfunctie Gebruik van de handmatig scherpstelfunctie 81 Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 82 55 Gebruiken van de flitser ............................................. 55 Selecteren van de flitserfunctie Flitser statusindicators Bijstellen van de flitsintensiteit Veranderen van de synchronisatiesnelheid Selecteren van een flitsersynchronatie instelling Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 77 80 62 63 64 Configureren van de AEB functie instellingen Opnemen van een beeld met AEB 3 89 90 INLEIDING Creëren van een panorama ....................................... 91 Weergave van een panorama .................................. 111 Opnemen van een film ............................................... 93 Vergroten van het weergavebeeld ............................ 112 Opnamefunctie (REC) camera instellingen ............... 94 Weergave van het 9-beelden scherm ....................... 113 Specificeren van beeldgrootte en -kwaliteit Specificeren van de gevoeligheid Versterking van bepaalde kleuren Gebruiken van de filterfunctie Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Speciferen van de contourscherpte In- en uitschakelen van het in-beeldraster Toevoegen van een tijdstempel aan een beeld Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning Resetten van de camera 94 96 96 97 98 98 99 99 100 Selecteren van een specifiek beeld op het 9-beelden scherm 114 Tonen van het histogram en andere beeldinformatie .. 115 Gebruik van de diavertoning (slide show) ................ 117 Afmetingen van een beeld heraanpassen ................ 118 119 101 102 WISSEN VAN BEELDEN Wissen van het getoonde beeld ............................... 119 Gebruiken van de sluiterontspanner afstandsbediening .................................................... 103 Wissen van geselecteerde beelden ......................... 120 Gebruiken van een uitwendige flitser ...................... 104 Wissen van alle onbeveiligde beelden .................... 122 Vereisten voor de externe flitsereenheid Monteren van een externe flitsereenheid Wissen van alle beelden in geselecteerde mappen ... 121 104 104 123 Monteren van een verloopobjectief, een close-up objectief of een filter ................................................. 106 Monteren van een verloopobjectief of een close-up objectief Gebruik van een filter BEHEER VAN BESTANDEN Mappen en bestanden ............................................. 123 Mappen Bestanden 106 108 123 124 Beveiligen van beelden tegen uitwissen ................. 125 109 Beveiligd maken van geselecteerde beelden Beveiligd en onbeveiligd maken van alle beelden in geselecteerde mappen Beveiligd en onbeveiligd maken van alle bestanden WEERGAVE Elementaire weergave ............................................. 109 Weergeven van een film ........................................... 110 4 125 126 127 INLEIDING DPOF ........................................................................ 127 Gebruiken van een geheugenkaart om beelddata over te sturen ........................................................... 149 Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden 128 Maken van DPOF instellingen voor bepaalde mappen 129 Maken van DPOF instellingen voor alle beelden op de geheugenkaart 129 Geheugenkaartdata DCF protocol Geheugenkaart directorystructuur Door de camera ondersteunde beeldbestanden Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van een geheugenkaart bij een computer PRINT Image Matching II .......................................... 130 Exif Print ................................................................... 131 150 150 151 152 153 Gebruik van de HTML kaartbrowser ........................ 154 132 Specificeren van het type kaartbrowser 154 Bekijken van de inhoud van een kaartbrowser bestand 156 Opslaan van kaartbrowser bestanden 158 ANDERE INSTELLINGEN Veranderen van de menutaal ................................... 132 Installeren van een andere taalset 132 159 In- en uitschakelen van de bevestigingstoon .......... 136 137 Cameramenu’s ......................................................... 159 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR Opnamefunctie (REC) Weergavefunctie (PLAY) Aansluiten op een televisietoestel ........................... 137 Selecteren van de video-uitgangssignaalfunctie 159 160 Functie instellingen .................................................. 161 138 Instellingen bij elke functie 161 Combinaties van de aandrijffunctie + belichtingsfunctie 162 Aansluiten op een computer .................................... 139 Installeren van de software van de CD-ROM Aangaande de gebundelde CD-ROM Computersysteem vereisten Installeren van de software van de CD-ROM in Windows Installeren van software van de CD-ROM op een Macintosh computer Installeren van software Overschrijven van bestanden naar een computer REFERENTIE 139 139 140 141 Instellingen van de volautomatische functie ............ 163 Menu instellingen Niet-menu instellingen 163 163 Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 164 Boodschappen 143 143 147 167 Technische gegevens .............................................. 169 5 INLEIDING Snelreferentie Voorbereidingen 1 2 Leg de batterijen in. 1 2 Steek de geheugenkaart in. (pagina 29) 1 3 (pagina 37) 2 3 3 Stel de huidige tijd en datum in. (pagina 43) 6 INLEIDING Opnemen van een beeld (pagina 45) 5 1 Richt de camera op het onderwerp, voer de compositie van het beeld uit op het beeldscherm en druk de sluiterontspannertoets halverwege in om scherp te stellen op het beeld. Verwijder de lensdop van de lens. 2 Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op (volautomatische functie). 4 Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3 6 Zet de aandrijffunctie draaisregelaar op (1-beeld). Na gecontroleerd te hebben dat werking van autofocus voltooid is (de bedrijfsindicator licht groen op), druk de sluiterontspannertoets geheel in om het beeld op te nemen. Gebruik de dioptriedraairegelaar om de zoeker aan te passen aan uw gezichtsvermogen. (pagina 51) 7 INLEIDING Bekijken (weergeven) van een beeld (pagina 109) 1 Zet de spannings/functieschakelaar op . 2 Druk de controletoets naar links of rechts om op het beeldscherm door de opgeslagen beelden te bladeren. 8 INLEIDING Wissen van een beeld (pagina 119) 1 4 Dubbelcheck dat u het geselecteerde beeld inderdaad wilt wissen. Zet de spannings/functieschakelaar op . • U kunt de functie voor beeldwissen verlaten door op AE-L te drukken. 2 Druk de controletoets naar links of rechts om door de opgeslagen beelden te bladeren en het beeld te tonen dat u wilt wissen. 5 3 Druk op AE-L Druk de controletoets naar beneden om “Yes” (ja) te selecteren en klik dan op de controletoets. . 9 INLEIDING System Incorporated. • De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix Technologies Ltd. software. Compatibility Software Copyright C 1997 Phoenix Technologies Ltd., alle rechten voorbehouden. • Namen van andere fabrikanten, producten en diensten die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen. • Photo Loader, Photohands en Panorama Editor zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD. • The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden veranderd. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het gebruik van de QV5700. • CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden door het gebruik van Photo Loader, Photohands en of Panorama Editor. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te maken van belangrijke data op andere media om u in te dekken tegen verlies. • CompactFlashTM en het logo zijn handelsmerken van SanDisk Corporation. • Windows, Internet Explorer en DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple Computer, Inc. • Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van Adobe 10 INLEIDING • Multigebied autofocus Helpt om onscherpe delen in een beeld te voorkomen. Kenmerken • Hoge resolutie 5,0 mega beeldpunten CCD (5,36 beeldpunten in het totaal) Neem beelden op die alles verraden van een subtiele nuances in huidkleur tot de fijnste details van natuurlijke landschappen. • Scherpstelgebiedsuitbreiding Maakt het gemakkelijker om de gewenste scherpstelling te verkrijgen. • Beeldvoorvertoning Geeft u onmiddellijke voorvertoning van het zojuist opgenomen beeld. • Canon F2.0 lens met grote lensopening Voorziet in een hoog contrast en de subtielste nuances. • 1.8-inch TFT kleuren LCD (HAST) beeldscherm met weinig weerspiegeling • Werelds eerste digital zachte scherpstelling. Creëert verbazingwekkende effecten voor portretten en foto’s van flora scènes. • 9.6X naadloze digitale zoom 3X digitale zoom, 3.2X digitale zoom • Real-time histogram Verkrijgt snel en gemakkelijk de belichting die u wilt zelfs bij moeilijke lichtomstandigheden. • Aansluitmogelijkheid voor externe flitser • Geheugenkaartbeeldopslag Ondersteunt CompactFlash kaarten (CF TYPE I/II) en de IBM microdiskette. • Eenvoudig te begrijpen controlepaneel Instellingen waaronder de lensopening, de sluitersnelheid en scherpstellen kunnen ogenblikkelijk worden bekeken zelfs als het beeldscherm uitgeschakeld is. • Digital Print Order Format (DPOF) Beelden kunnen gemakkelijk in de door u gewenste volgorde worden afgedrukt met een DPOF compatibele printer. DPOF kan ook worden gebruikt voor het specificeren van beelden en het aantal afdrukken van elk beeld door een professionele drukkerij. • Bediening via twee draaischijven Een paar draaischijven maakt het uitvoeren van instellingen van de aandrijffunctie en de belichtingsfunctie snel en gemakkelijk. • Autofocus sensor Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus tijdens opnemen bij weinig belichting. 11 INLEIDING • PRINT Image Matching II Compatibel Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam. • DCF data opslag Het DCF (Design rule for Camera File systemen) data opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen printers en andere digitale camera. • VIDEO OUT aansluiting Voor aansluiting op een televisie voor het bekijken van beelden op een groot scherm. • USB compatibiliteit Voor aansluiting op een computer voor snel en gemakkelijk overbrengen van beelden. • Software voor beeldbeheer en -manipulatie De QV-5700 is voorzien van een gebundelde CD-ROM die bol staat van nuttige software: Photo Loader voor het overbrengen van beelden naar uw computer, Photohands* voor het bewerken en afdrukken van beelden en Panaroma Editor* voor het aan elkaar plakken van beelden tot een panoramabeeld. Andere gebundelde… * Alleen voor de Windows versie. 12 INLEIDING Opnamekenmerken Filmfunctie Beste shotfunctie pagina 76 pagina 93 Automatische belichtingsgroepering (AEB = Auto Exposure Bracketing) Neemt automatisch meerdere beelden op bij verschillende belichtingsinstellingen. Vijf scherpstelfuncties Multigebied autofocus, puntmeten autofocus, handmatig, oneindig, macro pagina 62 to 65 Drie meerfuncties pagina 89 Multi-patroon meten, centrum-georiënteerd meten, puntmeten Panoramafunctie Plakt meerdere beelden aan elkaar voor een schitterend panorama. pagina 68 Vijf belichtingsfuncties Volautomatisch, programma AE, lensopening prioriteit AE, sluitersnelheid prioriteit AE, handmatige belichting pagina 82 – 87 pagina 91 13 INLEIDING • Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op het strand, in de badkamer, enz. • Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnendringen, schakel de camera dan onmiddellijk uit, haal de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met de dealer of de dichtstbijzijnde CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de camera, schakel de camera onmiddellijk uit, haal de netadapter uit het stopcontact. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit te voeren. • Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand met zich meebrengen. Voorzorgsmaatregelen Algemene voorzorgsmaatregelen Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de QV-5700 gebruikt. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “deze camera” en “de camera” verwijzen naar de CASIO QV-5700 digitale camera. • Probeer nooit beelden op te nemen of de ingebouwde display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk. • Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of uw eigen reparaties uit te voeren. Als de interne hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatiewerkzaamheden altijd over aan door CASIO erkende onderhoudswerkplaatsen. • Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinder veroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. • Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter van het onderwerp gehouden te worden. 14 INLEIDING • Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de spanning uit, haal de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk tot een ongeluk leiden. • Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te sturen naar het geheugen van een PC. • Open nooit het batterijvakdeksel, verbreek nooit de aansluiting van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit het stopcontact terwijl u beelden aan het opnemen bent. Niet altijd maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen was in het geheugen van de camera. Voorwaarden voor juiste werking • Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0ºC en 40ºC. • Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de volgende plaatsen. — Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht. — Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of veel stof. — In de omgeving van airconditionings, kachels of andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen. — Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wanneer deze in de zon geparkeerd staat. — Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen. Condens • Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken. • Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt, dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt. 15 INLEIDING Voorzorgsmaatregelen voor de lens Betreffende de achtergrondverlichting van de camera... • Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens kan het maken van mooie opnemen belemmeren. Raak de lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek. • De lens van de camera komt uit de behuizing bij inschakelen van de spanning en trekt zich weer terug als u de spanning uit schakelt. Let erop de lens niet aan stoten of geweld te onderwerpen en leg de camera nooit met de voorkant naar beneden zodat de lens in aanraking komt met het tafeloppervlak, enz. Vergeet ook niet de lensdop te verwijderen voordat u de spanning inschakelt. • Mocht u de spanning-/functieschakelaar op te zetten terwijl de lensdop zich nog op de lens bevindt, dan verschijnt de boodschap “LENS CAP” (lensdop) in de display en wordt de spanning van de camera automatisch uitgeschakeld. Mocht dit gebeuren, verwijder dan de lensdop en probeer het nog eens. • Verwijder nooit de batterijen en trek nooit de stekker van de netadapter uit het stopcontact terwijl de lens in uitgetrokken toestand is. Hierdoor blijft de lens in uitgetrokken toestand staan en bestaat er gevaar op beschadiging van de lens. • De camera is uitgevoerd met een TL lichtbron om de LCD van achtergrondverlichting te voorzien. • De normale levensduur van het achtergrondlicht is ongeveer zes jaar als de camera gemiddeld ongeveer twee uur per dag wordt gebruikt. • Mocht de LCD er ongewoon donker uitzien dan dient u de camera naar de dealer of een CASIO erkende onderhoudswerkplaats te brengen om de lichtbron te laten vervangen. Merk op dat u voor het vervangen van het LED achtergrondlicht in rekening wordt gebracht. • Als het bijzonder koud is, kan het achtergrondlicht enige tijd nodig hebben om te branden of kan het licht er roodachtig uitzien in het getoonde beeld. Deze omstandigheden duiden niet op een defect en de normale werking zou weer verkregen moeten worden als de temperatuur nabij de camera hoger wordt. 16 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Dit hoofdstuk bevat belangrijke informatie waarvan u op de hoogte dient te zijn voor het bedienen van de camera. Algemene gids De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera. Voorkant Indicatordisplay Selectiedraairegelaar (pagina 24) Sluiterontspannertoets Zoeker (pagina 45) (pagina 51) Spanning-/ functieschakelaar Autofocussensor/ zelfontspannerindicator (pagina 35, 45) (pagina 26) Flitser (pagina 55) Aansluitingpaneeldeksel Belichtingssensor Lens (pagina 60) (pagina 16) 17 (pagina 19) VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Achterkant Flitseroplaadindicator MENU toets (pagina 26) (pagina 42) (zelfontspanner) toets (pagina 52) (flitser) toets Bedrijfs-/ kaarttoegangsindicator (pagina 55) (pagina 25) Zoomcontrolehendel (vergroten/negen beelden) (meetfunctie) toets (pagina 68) (pagina 49, 75, 112, 113) WB (witbalans) toets Controletoets (pagina 69) PREVIEW (voorvertoning) toets FOCUS (scherpstel) toets (pagina 61) AE-L (AE vergrendel/wis) toets (pagina 55, 71, 119) (pagina 54) Beeldscherm DISP (display) toets (pagina 22) (pagina 24) 18 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Zijkant DIGITAL (digitale) aansluiting (pagina 103) Onderkant Schroefgat voor statief Dioptriedraairegelaar (pagina 51) Batterijvakdekselgrendel (pagina 29) VIDEO OUT (video uitgangs) aansluiting (pagina 137) USB poort (pagina 139) DC IN 6V (6 V gelijkstroom) aansluiting Batterijvakdeksel (pagina 29) (pagina 33) Externe flitser synchronisatie aansluiting Open het aansluitingpaneeldeksel (pagina 104) Geheugenkaart sleufdeksel (pagina 37, 38) Kaartsleufdekselgrendel (pagina 37, 38) 19 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA ■ Aandrijffunctiedraairegelaar Functiedraairegelaars AEB Aandrijffunctiedraairegelaar Automatisch belichtingsgroepering (AEB) Pagina 89 Doorlopende sluiiteropname Pagina 88 1-beeld opname Pagina 54 Filmopname Pagina 93 Panorama opname Pagina 91 ■ Belichtingsfunctiedraairegelaar M Belichtingsfunctiedraairegelaar Pagina 87 S S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) Pagina 85 A A functie (lensopening prioriteit AE) Pagina 84 P 20 M functie (handmatige belichting) P functie (programma AE) Pagina 83 Volautomatische functie Pagina 82 Beste shotfunctie Pagina 76 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Gebruik van de controletoets Controletoets Deze controletoets wordt gebruikt om items in het menu te selecteren en de functie uit te voeren. Hieronder volgt de in deze gebruiksaanwijzing gebruikte terminologie om de bediening van de controletoets te omschrijven. Terminologie Drukken Klikken Betekenis Druk de controleregelaar met uw duim naar boven, beneden, naar links of naar rechts. Druk de controleregelaar recht naar beneden met uw duim todat de controleregelaar klikt. 21 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Beeldschermindicators Hierna volgt een omschrijving van de verschillende indicators en markeringen die op het beeldscherm van de camera verschijnen. Opnamefunctie Scherpstelfunctie indicator Multigebied autofocus Zelfontspannerindicator 10 SEC., 2 SEC. Belichtingsfunctie indicator Punt autofocus Aandrijffunctie indicator Handmatig scherpstellen M functie: handmatige belichting Oneindig 1-beeld S functie: sluitersnelheid prioriteit AE Macro Doorlopend A functie: lensopening prioriteit AE AEB P functie: programma AE Film Volautomatische functie Meetfunctie indicator Multi-patroon meten Panorama Beste shotfunctie Centrum-georiënteerd meten Puntmeten Beeldformaat Camera trilindicator 2560 x 1920 beeldpunten 2544 x 1696 beeldpunten 1600 x 1200 beeldpunten 1280 x 960 beeldpunten 640 x 480 beeldpunten Lensopeningwaarde Sluitersnelheidswaarde Autofocusbelichting (AE) • Bij een lensopening of vergrendelingsindicator sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de corresponderende waarde in het beeldscherm oranje. Kwaliteit Fijn (FINE), Normaal (NORMAL), Economisch (ECONOMY), TIFF Batterijcapaciteit Scherpstelbeeld Geheugencapaciteit (Resterende aantal beelden dat kan worden opgeslagen) Beeldinformatie • Filmopname: opnametijd (seconden) • Panorama: aantal beelden (P1 - P10) EV waarde • Scherpstellen voltooid: Groen • Scherpstelstoring: Rood Datum en tijd • De datum van de huidige dag (vandaag) verschijnt gedurende ca. 2 seconden in beeld. Geen geheugenkaartwaarschuwing 22 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Flitserfunctie indicator Geen Weergavefunctie (PLAY) Automatisch Flitser aan Flitser uit Mapnummer Reductie van rode ogen • De flitserindicator geeft aan dat de flitser flitst (wanneer automatisch flitsen geselecteerd is. Beeldbeveiligingsindicator Bestandsnummer Beeldgrootte Kwaliteit Datum en tijd Batterijcapaciteit Witbalansindicator Daglicht Schaduw Gloeilamp Bestandsnaam/ bestandsnummer Zoomstaafindicator • Bovenste helft geeft optische zoom aan. Onderste helft geeft digitale zoom aan. TL-verlichting Handmatig 23 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Veranderen van de inhoud van het beeldscherm Indicatordisplay De indicatordisplay bovenaan de camera toont tijdens het opnemen van beelden tevens verschillende indicators die u op de hoogte houden van de huidige status van de camera. De indicatordisplay is in het bijzonder handig wanneer het beeldscherm uitgeschakeld is. Telkens bij indrukken van de DISP toets verandert de inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven. Histogramdisplay aan (pagina 74, 115) Lijn 1 DISP toets DISP toets Lijn 2 Informatiedisplay aan (pagina 22, 23) Lijn 3 DISP toets Informatiedisplay uit DISP toets Beeldscherm uit MF Multi-gebied AF indicator Multi-patroon meetindicator Punt AF indicator Centrum-georiënteerde meetindicator Handmatige scherpstelindicator Oneindig indicator BELANGRIJK! Macrofunctie indicator • De histogram wordt niet getoond tijdens de filmopname- (REC) of filmweergavefunctie (PLAY) (pagina 93, 110) Flitser uit indicator Flitser aan indicator Rode ogen reductie indicator Line 1 24 Resterend aantal beelden/ bestandsnummer Puntmeetindicator Batterijcapaciteitindicator Line 2 Lensopeningwaarde Zelfontspannertijdinstelling Belichtingscompensatie Line 3 Sluitersnelheidwaarde/ EV waarde VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Weergavefunctie (PLAY) Bedrijfsindicator Kleur van indicator Bedrijfs-/kaarttoegangindicator De bedrijfs-/kaarttoegangindicator toont de status van de werking van de camera zoals hieronder beschreven. Knippert Groen Eén van de volgende procedures vindt plaats: wissen, formatteren, batterijwaarschuwing, genereren van kaartbrowser Rood Geheugenkaart is defect. • De bedrijfs-/kaarttoegangindicator blijft branden (groen) terwijl het beeldscherm uitgeschakeld is tijdens de weergavefunctie (PLAY). Bedrijfs-/ kaarttoegangindicator Opnamefunctie (REC) BELANGRIJK! Kleur van indicator Groen Knippert • Open het geheugenkaartdeksel nooit terwijl de bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is. Eén van de volgende procedures vindt plaats: starten, opslaan (van meerdere beelden), filmopnamestandby • Deze camera is klaar om op te nemen als de indicator uit is. Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets Kleur van indicator Aan Groen Autofocus is voltooid. Rood Autofocus werkt niet. 25 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Flitseroplaadindicator De flitseroplaadindicator gaat ook branden en knipperen tijdens een opnamefunctie zoals hieronder beschreven. AF sensor/zelfontspannerindicator Flitseroplaadindicator De AF sensor/zelfontspannerindicator werkt automatisch om te helpen met autofocus wanneer de belichting duister is. Deze indicator knippert ook om het aftellen aan te geven totdat de sluiter ontspant tijdens werking van de zelfontspanner. Opnamefunctie (REC) Kleur van indicator Knippert Oranje Flitser is aan het opladen. AF sensor/zelfontspannerindicator Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets Kleur van indicator Aan Oranje Flitser is klaar om te flitsen. BELANGRIJK! • Autofocus met de AF sensor/zelfontspannerindicator is mogelijk wanneer de afstand van de camera tot het onderwerp minder dan ongeveer 2,5 meter bedraagt. • Wanneeer de AF sensor werkt terwijl multi-gebied autofocus (AF) of punt AF gespecificeerd is als het scherpstelgebied, zal de camera automatisch aannemen dat het scherpstelgebied het middengebied is voor punt autofocus (AF). Zie pagina 62 en 63 voor meer informatie. • Kijk niet direct naar de AF sensor/ zelfontspannerindicator en richt deze indicator niet direct op de ogen van het onderwerp. BELANGRIJK! • De bedrijfs-/kaarttoegangindicator en de flitseroplaadindicator knipperen in oranje voor ongeveer één seconde wanneer de batterijen leeg aan het raken zijn. Daarna zal de camera zichzelf in stappen uitschakelen. Mocht dit gebeuren, vervang dan de batterijen zo snel mogelijk. 26 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Bijstellen van de lengte van de halsriem Gebruiken van de gebundelde accessoires Stel de lengte van de halsriem bij m.b.v. de gesp. Vastmaken van de halsriem Maak de halsriem vast aan de halsriemring zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding. Gesp BELANGRIJK! Halsriemring Halsriemring 27 • Zorg ervoor de halsriem om uw hals te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt. • De meegeleverde halsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de halsriem niet voor andere toepassingen. • Gebruik de halsriem nooit om de camera mee rond te zwaaien. • Door de camera om uw nek te dragen waardoor deze vrij kan bewegen kan gevaar op schade vormen als de camera tegen andere voorwerpen aan botst. Er bestaat ook het gevaar dat de camera tussen een deur of andere voorwerpen klem komt te zitten, enz. hetgeen tot persoonlijk letsel leidt. • Houd deze camera buiten het bereik van kleine kinderen in het bijzonder wanneer de halsriem gemonteerd is. Er is kans op verstikking mocht de halsriem onverhoeds om de nek van een kind raken. VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Maak de lensdophouder vast aan de halsriem of aan de haldriemring. Dit beschermt tegen eventueel verlies van de lensdop. Gebruik van de lensdop Houd de lensdop altijd op de lens als u de camera niet aan het gebruiken bent. Houd de lensdop altijd op de lens wanneer de camera uitgeschakeld en de lens ingetrokken is. BELANGRIJK! • Schakel de camera nooit in wanneer de lensdop zich nog op de lens bevindt. Lensdop Grote lus Kleine lus 28 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA 2. Leg de batterijen in zodat de Spanningsvereisten plus (+) en min (–) uiteinden (polen genoemd) zich bevinden zoals aangegeven in de afbeelding. Uw camera kan op twee verschillende stroombronnen werken zodat u ofwel batterijen maat AA ofwel netspanning van het stopcontact kunt gebruiken. ■ Batterijen • Vier alkaline batterijen maat AA: LR6 • Vier lithium batterijen maat AA: FR6 • Vier nikkelmetaalhydride oplaadbare batterijen maat AA: NP-H3 3. Sluit en druk op het batterij- ■ Stopcontact • Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar) • Netadapter/batterijenoplader: BC-3HA (los verkrijgbaar) vakdeksel terwijl u de grendel van het batterijvakdeksel schuift in de richting van de pijl om het deksel te vergrendelen. Inleggen van batterijen Let er op dat de spanning van de camera uitgeschakeld is wanneer u de batterijen inlegt of uitneemt. BELANGRIJK! • Gebruik nooit magnaanbatterijen. Gebruik enkel het type batterijen dat specifiek genoemd worden in deze gebruiksaanwijzing. 1. Op de onderkant van de camera bevindt zich de grendel van het batterijvakdeksel. Schuif deze grendel in de door de pijl aangegeven richting en open zo het batterijvakdeksel. 29 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA ● Richtlijnen voor de levensduur van de batterijen De onderstaande waarden vormen een leidraad voor de te verwachten levensduur van de batterijen bij standaard temperatuur (25ºC) totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de batterijen zijn uitgeput. De richtlijnen zijn echter geen garantie dat de batterijen inderdaad zolang dienst zullen doen. Een lage omgevingstemperatuur zal bijvoorbeeld de levensduur van de batterijen verkorten. Doorlopende weergave*2 Doorlopende opname*1 Alkaline batterijen LR6 maat AA 180 minuten 75 minuten (460 foto’s) Lithium batterijen FR6 maat AA 320 minuten 180 minuten (1.130 foto’s) NiMH batterijen NP-H3 maat AA 180 minuten 90 minuten (540 foto’s) Type *2 Bij doorlopende weergave • Normale temperatuur: 25ºC (77ºF) • Door één beeld per 10 seconden bladeren • De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen. • De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat. • De bovenstaande waarden zijn enkel een benadering. • De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de volgende types batterijen: Alkaline: MX1500 (AA) DURACELL ULTRA Lithium: Energizer * De levensduur van de batterijen verschilt per merk. • De levensduur van de batterijen hangt nauw samen met hoe vaak u de flitser, de zoom en de andere functies gebruikt en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat staan. *1 Bij doorlopende opname • Normale temperatuur: 25ºC (77ºF) • Flitser: Off (uit) • Beeldscherm: On (aan) • Beeld wordt elke 10 seconden opgenomen met de volgende handelingen: Inzoomen naar volledige groothoek Autofocus Volledige inzoomen tot close-up Autofocus Beeldopname — Bij opnemen van één beeld per minuut onder de bovenstaande omstandigheden loopt de levensduur van de batterijen terug tot circa een zesde van de bovenstaande waarde. ● Tips om de lading van de accu langer te laten meegaan • Mocht u de flitser niet te hoeven gebruiken tijdens het opnemen, gebruik dan (pagina 55). • U kunt ook de stroomspaarinstellingen (pagina 35) gebruiken om te beschermen tegen het nodeloos verbruiken van batterijspanning wanneer u vergeet de camera uit te schakelen. • U kunt ook batterijstroom besparen door het beeldscherm uit te schakelen m.b.v. de DISP toets. 30 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA ● Levensduur van alkaline batterijen De feitelijke levensduur van de alkaline batterijen wordt beïnvloed door een aantal factoren, waaronder de fabrikant van de batterijen, de hoeveelheid tijd die de batterijen doorbrengen in een opslagruimte voordat u ze gebruikt, de temperatuur tijdens het opnemen en fotografische omstandigheden. In de regel worden litium batterijen of Ni-MH batterijen aanbevolen die een langere levensduur hebben dan alkaline batterijen. • Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave voor één minuut met negen minuten uitschakelen van de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken, opnemen van beelden, spanning uit) • Flitser aan Benadering van levensduur van de batterijen: 8 minuten (8 foto’s) De volgende voorbeelden geven aan hoe de levensduur van alkaline batterijen verandert onder verschillende omstandigheden tijdens het opnemen. ● Betreffende oplaadbare batterijen Gebruik enkel de nikkelmetaalhydride batterijen (NP-H3) die speciaal aanbevolen worden voor gebruik met deze camera. Juiste werking van de camera wordt niet gegarandeerd bij het gebruik van andere oplaadbare batterijen. Netadapter/oplader: BC-3HA Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen)/ snelladerset: BC-1HB4 Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen): NP-H3P4 Voorbeeld 1: als gebruik van de camera onderbroken wordt, zal dit de levensduur van de batterijen verkorten. Omstandigheden • Temperatuur: 25ºC • Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave voor één minuut met negen minuten uitschakelen van de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken, opnemen van beelden, spanning uit) • Flitser aan Benadering van levensduur van de batterijen: 35 minuten (32 foto’s) BELANGRIJK! • Let er op te allen tijde alle vier batterijen bij elkaar te houden als een set zowel voor het opladen als het voeden van de camera. Het mengen van batterijen van verschillende sets kan de algehele levensduur van de batterijen verkorten en zelfs problemen veroorzaken bij de camera. • Batterijen kunnen niet worden opgeladen terwijl ze in de camera zijn geplaatst. Voorbeeld 2: Een lage temperatuur zal de levensduur van de batterijen verkorten. Omstandigheden • Temperatuur: 0ºC 31 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA • Verwijder de batterijen als u de camera voor langer dan twee weken niet van plan bent te gebruiken. • Probeer nooit niet-oplaadbare batterijen op te laden, sta nooit directe verbinding toe tussen twee polen van een batterij en porobeer batterijen nooit uit elkaar te nemen. • Stel de batterijen niet bloot aan een directe hittebron en gooi ze niet weg als afval door ze te verbranden. Hierdoor kan een explosie worden veroorzaakt. • Meng batterijen van verschillende makelij nooit. • Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstige schade kan veroorzaken bij uw camera. Verwijder de batterijen uit de camera zoals u bemerkt dat ze leeg zijn. • De batterijen die de camera van stroom voorzien worden gewoonlijk warm door het chemische proces binnenin. Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren van de batterijen Onjuist gebruik of verkeerde behandeling van de batterijen kan er de oorzaak van zijn dat ze barsten of lekken waardoor ze ernstige schade kunnen toebrengen aan uw camera. Volg de volgende voorzorgsmaatregelen om problemen met de batterijen te vermijden. LET OP • Gebruik bij deze camera enkel LR6 (AM-3) type alkaline of FR6 type lithium of Ni-MH (nikkelmetaalhydride) droge celbatterijen. Menge oude batterijen nooit met nieuwe. Hierdoor kunnen de batterijen gaan barsten of lekken hetgeen het gevaar op brand en persoonlijk letsel in de hand kan werken. • Let er altijd op dat de plus (+) en min (–) polemn van de batterijen in de juiste richting wijzen zoals aangegeven door de markeringen op de camera zelf. Mochten de batterijen onjuist geplaatst worden dan kan dit barsten of lekken van de batterijen veroorzaken hetgeen het gevaar op persoonlijk letsel in de hand kan werken of vlekken kan veroorzaken bij voorwerpen in de omgeving. 32 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Lege batterijwaarschuwing Gebruik van netspanning Het volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator op het beeldscherm en de indicatordisplay verandert tijdens het gebruik van de batterijen. Vervang alle vier batterijen zo snel mogelijk nadat ze leeg geraakt zijn. Blijft u de camera geaangegeven wordt, bruiken terwijl het batterijniveau als dan zal de spanning automatisch uitgeschakeld worden. Gebruik de hieronder getoonde adapter om de camera van spanning te voorzien via een normaal stopcontact. Batterijcapaciteit Hoog Laag Beeldscherm Indicatordisplay 6 V gelijkstroom ingangsaansluiting (DC IN 6V) (aansluiting voor werking op netspanning) • Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar) • Netadapter/oplader: BC-3HA (los verkrijgbaar) De BC-3HA fungeert als een netadapter en als oplaadeenheid voor nikkelmetaalhydride batterijen maat AA. De eenheid wordt geleverd met vier oplaadbare nikkelmetaalhydride batterijen. Deze netadapter/oplaadeenheid kan gebruikt worden met elk stopcontact tussen 100 V en 240 V wisselspanning. 33 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Voorzorgsmaatregelen voor de netadapter LET OP • Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met een blootliggende interne bedrading) laat deze dan vervangen door een erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Zorg er altijd voor de spanning uit te schakelen voordat u de adapter in het stopcontact steekt of hem er uit trekt. • Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er batterijen ingelegd zijn bij de camera. Doet u dat niet dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt. Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben. • Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en geen reden tot ongerustheid. • Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het stopcontact na gebruik van de camera. • De camera schakelt automatisch over naar werking op netspanning wanneer de netadapter in de camera gestoken wordt. • Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te voorzien wanneer deze op een computer aangesloten is. • Gebruik nooit een stopcontact waarvan de spanning buiten het spanningsbereik valt dat aangegeven is op de netadapter. Dit kan namelijk gevaar op brand en elektrische schok veroorzaken. Gebruik enkel de netadapter die gespecificeerd is voor deze camera. • Sta niet toe dat het netsnoer van de netadapter doorgesneden of beschadigd wordt, plaats er geen zware voorwerpen op en houd het uit de buurt van warmtebronnen. Een beschadigd netsnoer kan namelijk gevaar op brand en elektrische schok veroorzaken. • Knutsel nooit aan het netsnoer van de netadapter, buig of draai het niet te veel en trek en draai er niet te hard aan. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. • Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. 34 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA In- en uitschakelen van de camera Stroomspaarinstellingen Draai aan de spanning-/functieschakelaar om de camera in en uit te schakelen. U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren om accustroom te besparen via de sluimertijd en automatische stroomonderbreker. AUTO POWER OFF (automatische stroomonderbreker) De automatische stroomonderbreker schakelt de spanning van de camera automatisch uit als hij gedurende langer dan vijf minuten niet gebruikt wordt tijdens de weergavefunctie (PLAY). Tijdens de opnamefunctie (REC) kunt u de automatische stroomonderbreker instellen om de spanning na twee minuten of vijf minuten uit te schakelen. : Schakelt de spanning in en schakelt de opnamefunctie (REC) in. : Schakelt de spanning in en schakelt de weergavefunctie (PLAY) in. OFF : Schakelt de spanning uit. SLEEP (sluimer) Het beeldscherm raakt in de sluimertoestand als er tijdens de opnamefunctie (REC) voor een bepaalde tijd geen bediening wordt uitgevoerd. Bij indrukken van een toets zal het beeldscherm onmiddellijk aangaan en kan normale werking weer plaatsvinden. U kunt 30 seconden, 1 minuut of 2 minuten specificeren als de tijd voordat de sluimertoestand geactiveerd wordt of u kunt deze instelling in het geheel uitschakelen. BELANGRIJK! • Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op terwijl de lensdop zich op de lens bevindt. • Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op terwijl de camera met de lens naar beneden ligt. • Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de automatische stroomonderbreker draai dan de spanning-/functieschakelaar op de OFF stand en vervolgens weer terug op of . 35 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Instellingen voor de sluimertoestand: “Off” (uit) “30 sec” “1 min” “2 min” Configureren van de stroomspaarinstellingen 1. Zet de spanning-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 3. Druk de controletoets naar boven of naar be- 6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. • Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de activatietijd voor de automatische stroomonderbreker vast ingesteld op vijf minuten. • De sluimerfunctie werkt niet tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Bij indrukken van een toets zal het beeldscherm onmiddellijk aangaan en kan normale werking weer plaatsvinden. • De automatische stroomonderbreker geniet prioriteit als u “2 min” ingesteld heeft voor zowel de sluimertijd als de automatische stroomonderbrekertijd. Dit betekent dus dat de camera uitgeschakeld wordt als u geen bediening uitvoert gedurende circa twee minuten tijdens de opnamefunctie (REC). • De automatische stroomonderbreker wordt automatisch uitgeschakeld tijdens één van de volgende omstandigheden: — Wanneer een dia show aan het spelen is. — Wanneer u bediening aan het uitvoeren bent op een computer die aangesloten is op de USB poort van de camera. — Wanneer de netadapter aangesloten is op de camera. neden om “Power Save” (stroombesparing) te selecteren en druk de controletoets vervolgens naar rechts. 4. Druk de controletoets naar boven of naar beneden om het item te selecteren waarvan u de instellingen wilt veranderen en druk de controletoets vervolgens naar rechts. • Selecteer “Auto Power Off” (automatische stroomonderbreker) om instellingen te maken voor de automatische stroomonderbreker. • Selecteer “Sleep” (sluimer) om instellingen voor de sluimertoestand te maken. 5. Druk bij het scherm dat verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om de gewenste instelling uit te voeren en klik vervolgens op de controletoets om de instelling toe te passen. Instellingen voor de automatische stroomonderbreker: “2 min” “5 min” 36 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA 2. Met de kant van de geheugenkaart waarop een Geheugenkaart pijl staat afgebeeld die in de richting van de geheugenkaartsleufdeksel wijst, schuift u de kaart zover mogelijk in de camera. Deze camera ondersteunt het gebruik van een CompactFlash geheugenkaart (CF TYPE I/II) of een IBM Microdrive voor het opslaan van beelden. Merk op dat alle verwijzingen naar de ‘geheugen’ kaart in deze handleiding refereren aan zowel een CompactFlash geheugenkaart als een IBM Microdrive tenzij anders vermeld. • Als de uitwerptoets ingedrukt is, druk deze dan naar binnen alvorens de geheugenkaart in de sleuf te schuiven. Uitwerptoets BELANGRIJK! • Zorg ervoor dat de spanning van de camera uitgeschakeld is voordat u een geheugenkaart insteekt of uitneemt. • Bij insteken van een geheugenkaart in de camera dient u er op te letten dat de juiste zijde naar boven wijst en dat u de kant met de aansluiting in de camera steekt. Steek een kaart nooit met geweld naar binnen daar dit zowel de kaart als de camera zelf kan beschadigen. Kant gemarkeerd met een pijl dient in de richting te wijzen van de geheugenkaartsleufdeksel. Kant gemarkeerd met een pijl Insteken van een geheugenkaart in de camera 3. Sluit het geheugenkaartsleufdeksel. 1. Schuif de grendel van het het kaartsleufdeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het kaartsleufdeksel. Grendel van kaartsleufdeksel Geheugenkaartsleufdeksel 37 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA 5. Sluit het geheugenkaartsleufdeksel. Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 1. Schuif de grendel van het kaartsleufdeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het kaartsleufdeksel. BELANGRIJK! • Steek enkel geheugenkaarten in de geheugenkaartsleuf van de camera. Het insteken van andere types kaarten kan namelijk defecten veroorzaken. • Mocht water of een ongepast voorwerp toch de kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de camera uit, haal de stekker uit het stopcontact en neem contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde CASIO onderhoudswerkplaats. • Werp de kaart nooit uit terwijl de kaartsleuf naar beneden wijst. Hierdoor kan de geheugenkaart vallen hetgeen de data of de kaart zelf kan beschadigen. • Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is. Hierdoor kunnen opgeslagen data verloren gaan of de geheugenkaartdata beschadigd raken. 2. Druk op de uitwerptoets zodat deze uit de camera steekt. Uitwerptoets 3. Druk nogmaals op de uitwerptoets om de kaart uit te werpen. 4. Verwijder de geheugenkaart. 38 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA 1. Zet de spannings-functieschakelaar op Formatteren van een geheugenkaart of . U kunt een geheugenkaart formatteren om alle data uit te wissen die zijn opgeslagen op de kaart. 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Format” (formatteren) en druk ver- BELANGRIJK! volgens de controlertoets naar rechts (pagina 42). • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle bestanden, inclusief als sommige of alle bestanden beveiligd zijn (pagina 125). • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle décorbestanden van de beste shotfunctie die u heeft geïmporteerd van de CD-ROM en opgeslagen heeft op de kaart. Na het formatteren van de kaart dient u de gewenste décorbestanden weer opnieuw te importeren naar de geheugenkaart (pagina 77). • Merk op dat data die gewist is door formatteren van een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen! Controleer dus dat u geen enkele data op de geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat formatteren. 4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren om te formatteren en “No” om deze procedure te verlaten en klik vervolgens op de controletoets om die keuze uit te voeren. Yes (ja) :Formatteert de geheugenkaart. No (nee) :Formatteert de geheugenkaart niet. 39 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA • Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren als u deze er van verdenkt beschadigde beelddata te bevatten (door een RECORD ERROR (opnamefout)), vreemde beeldkleuren, verminkte beelden, enz.) of voordat u een geheugenkaart voor de eerste maal in gebruik neemt. Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart • Bij deze camera kunnen beelden niet opgenomen tenzij een geheugenkaart geïnstalleerd is. • Gebruik enkel CASIO of SanDisk CompactFlash kaarten of een IBM Microdrive. Voor andere geheugenkaarten wordt een juiste werking niet gegarandeerd. • Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst de netadapter aan te sluiten of een nieuwe set aanbevolen batterijen in de camera te leggen. • Statische elektriciteit, elektrische storing en andere elektrotechnische fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaan. Zorg er altijd voor op welke wijze dan ook een backup van belangrijke data te maken op andere media. • Problemen met een geheugenkaart kunnen vaak verholpen worden door de kaart opnieuw te formatteren. Het formatteren van een geheugenkaart wist echter alle data die er op staan maar u kunt een computer gebruiken om de beelden die u wilt behouden op te slaan op de harde schijf van de computer voordat u de geheugenkaart gaat formatteren. Mocht u van plan zijn om beelden op te nemen terwijl u geen toegang heeft tot een computer, dan is het een goed idee om één of twee extra geheugenkaarten mee te nemen in het geval u onverwacht problemen krijgt met de geheugenkaart. 40 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Microdrive • De Microdrive werkt mogelijk niet op plaatsen waar de luchtdruk laag is. Om deze reden wordt het gebruik afgeraden bij grote hoogten. • Een Microdrive verbruikt veel meer elektrisch vermogen dan een CompactFlash kaart. Afhankelijk van het gebruik van de Microdrive kan dit de levensduur van de batterijen fiks verkorten. Bij het gebruiken van alkaline batterijen kunnen bepaalde bedieningshandelingen en bepaalde batterijmerken er toe leiden dat de batterijen leeg raken vrijwel onmiddellijk na inleggen van nieuwe. Bij het gebruik van een Microdrive wordt het daarom aanbevolen dat u oplaadbare nikkelmetaalhydride batterijen of lithiumbatterijen gebruikt om de camera te voeden. • Naarmate de batterijen leger raken duurt de tijd tussen foto’s langer. Deze langere tijd is ervoor om de Microdrive te beschermen. CASIO heeft getest en bevonden dat de IBM Microdrive compatibel is met deze camera. Echter u dient de volgende belangrijke punten in ogenschouw te houden bij het gebruik van de IBM Microdrive. • Zorg ervoor alle documentatie te lezen die met de Microdrive meegeleverd wordt alvorens deze in gebruik te nemen. • Merk op dat de Microdrive warm wordt tijdens het gebruik. Wees voorzichtig wanneer u hem uit de camera haalt. • Wees voorzichtig geen grote druk uit te oefenen op de labelkant van de Microdrive wanneer u deze uit de camera neemt. Een te harde druk kan de interne componenten beschadigen en defecten veroorzaken. • Schakel de cameraspanning nooit uit en stel de camera nooit bloot aan harde stoten als de bedrijfskaarttoegangindicator aan het knipperen is. Dit kan defecten bij de Microdrive veroorzaken. • De Microdrive is een bijzonder precies stukje techniek. Als de camera valt kan dit leiden tot defecten aan de Microdrive zelfs als de camera niet beschadigd raakt. Neem dus nog extra voorzorgsmaatregelen bij het hanteren wanneer een Microdrive is geïnstalleerd. • De Microdrive heeft een bijzonder grote opslagcapaciteit. Om deze reden kunnen bepaalde handelingen een lange tijd duren om uit te voeren. Bij defecten van de Microdrive • Neemt contact op met de oorspronkelijke Microdrive handelaar of de dealer die vermeld wordt in de documentatie van de Microdrive. • CASIO verleent geen diensten of onderhoud voor de Microdrive. • Merk op dat CASIO geen verantwoordelijkheid draagt voor het verlies van data wanneer u de Microdrive gebruikt. • Deze camera ondersteunt het gebruik van een CompactFlash kaart en de Microdrive. Het dient echter te worden opgemerkt dat het uitwerpen van een Microdrive uit de camera relatief moeilijker is dan van een CompactFlash kaart. 41 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Als u dit wilt doen: Menuschermen Door indrukken van MENU verschijnt het menuscherm. De inhoud van het menuscherm hangt af van of u de weergavefunctie (PLAY) of de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is. De volgende procedure toont de bediening bij de opnamefunctie (REC) als voorbeeld. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . Doe dan dit: Selecteren van een menu item. Druk de controletoets naar boven of naar beneden. Tonen van details van het geselecteerde menu item. Druk de controletoets naar rechts. Voer het geselecteerde item uit. Klik op de controletoets. Ga terug naar het vorige scherm. Druk op MENU. 3. Druk de controletoets naar boven of naar be- • Zet de spannings-/functieschakelaar op om menubediening uit te voeren tijdens de weergavefunctie (PLAY). neden om het gewenste menu item te selecteren en druk daarna de controletoets naar rechts. 2. Druk op MENU. • Zie de “Cameramenu’s” op pagina 159 voor meer informatie aangaande de inhoud van het menu. 42 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Instellen van de datum en tijd Instellen van de huidige datum en tijd Gebruik de volgende procedure om de huidige datum en tijd in te stellen en om het datumformaat te selecteren. Bij het opnemen van een beeld worden de tijd en datum geregisteerd bij het opgenomen beeld in overeenstemming met de data van de ingebouwde klok van de camera. U kunt zelfs de tijdstempelfunctie gebruiken om de datum en tijd te “stempelen” in het beeld (pagina 100). 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op op of . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Date” (datum) en druk de controletoets vervolgens naar rechts. BELANGRIJK! 4. Selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk de • De tijd- en datuminstellingen worden gewist wanneer de camera voor 24 uur zonder batterijen en netspanning alleen wordt gelaten. Mocht dit gebeuren schakel dan de spanning opnieuw in en stel de tijd en datum opnieuw in voordat u de camera weer gebruikt. • Als de tijddisplay knippert betekent dit dat de instellingen voor de tijd en de datum (klok) gewist zijn. Volg de procedure op deze pagina om de instellingen voor de correcte datum en tijd te maken. • Als u de bij de camera ingebouwde klok niet instelt op de huidige datum en tijd dan zullen alle beelden opgenomen worden met de dafault datum en tijd wat waarschijnlijk niet de juiste datum en tijd van dat moment is. Zorg er dus voor de klok correct in te stellen voordat u de camera gebruikt. controletoets vervolgens naar rechts. 5. Selecteer en verander de cijfers op het scherm om de huidige datum en tijd in te stellen. Paars selectiekader 43 VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA Als u dit wilt doen: Doe dan dit: Verplaatsen van het selectiekader Druk de controletoets naar links of naar rechts. Verhogen of verlagen van de waarde waar het selectiekader zich bevindt. Druk de controletoets naar boven of naar beneden. Selecteren van het datumformaat U kunt de volgende procedure gebruiken om één van drie verschillende datumformaten te selecteren. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op op 6. Klik op de controletoets om de instellingen uit of . 2. Druk op MENU. te oefenen. 3. Selecteer “Date” (datum) en druk de controle- 7. Druk op MENU om de instelprocedure te verla- toets vervolgens naar rechts. ten. 4. Selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk de controletoets vervolgens naar rechts. 5. Druk de controletoets naar boven of naar beneden om de te gebruiken instelling te selecteren en klik op de controletoets om de instelling uit te oefenen. Voorbeeld: 23 oktober, 2002 Year/Month/Day (jaar/maand/dag): 02/10/23 Day/Month/Year (dag/maand/jaar): 23/10/02 Month/Day/Year (maand/dag/jaar): 10/23/02 6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 44 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 4. Zet de spannings-/functie- Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen van beelden m.b.v. de volautomatische functie. Tevens worden de elementaire instellingen van de camera uitgelegd. schakelaar op . : Schakelt de spanning in en de opnamefunctie (REC) aan. : Schakelt de spanning in en de weergavefunctie (PLAY) aan. OFF : Schakelt de spanning uit. Gebruik van de volautomatische functie De volautomatische functie maakt het makkelijk voor absolute beginners om telkens weer mooie digitale beelden op te nemen. De camera maakt de instellingen voor het scherpstellen, de sluitersnelheid, de lensopening, de flitser, enz. overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. 5. Voer compositie van het beeld uit terwijl u er op het beeldscherm naar kijkt. BELANGRIJK! • Tijdens de volautomatische functie werken geen van de toetsen behalve de sluiterontspannertoets, DISP de zoomcontroleregelaar en . Zie “Programma AE vergeleken met volautomatisch” op pagina 83 voor meer informatie. • Als u er de voorkeur aan geeft om de optische zoeker te gebruiken om de compositie van het beeld uit te voeren dan kunt u op DISP drukken om het beeldscherm uit te schakelen. 1. Verwijder de lensdop voordat u de camera inschakelt. 2. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op 6. Druk de (volautomatische functie). sluiterontspannertoets halverwege ingedrukt en voer op die manier autofocus uit. 3. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op (1-beeld). 45 Sluiterontspannertoets ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Door indrukken van de sluiterontspannertoets verschijnt het scherpstelkader op het beeldscherm (pagina 62). • Let er op dat u de lens en de sensor niet met uw vingers blokkeert terwijl u de camera vast houdt. • De multi-gebied autofocus (pagina 62) stelt automatisch scherp op het beeld en toont de sluitersnelheiden lensopeningwaarden. • U kunt achter de status van de autofocusbediening komen door de kleur te bekijken van het scherpstelkader en de status van de bedrijfs-/ kaarttoegangindicator. Als u dit ziet: Scherpstelkader: groen Bedrijfs-/kaarttoegangindicator: groen Scherpstelkader: rood Bedrijfs-/kaarttoegangindicator: rood 7. Druk de sluiterontspannertoets geheel in om het beeld op te nemen na eerst gecontroleerd te hebben dat het beeld scherp is. Bedrijfs-/ kaarttoegangindicator • Opgenomen beelden worden tijdelijk opgeslagen in een buffer waarvan ze worden opgeslagen op de geheugenkaart. U kunt foto’s blijven nemen zolang er nog ruimte in de buffer beschikbaar is. Betekent dat het volgende: Er is scherp gesteld op het beeld. • Het aantal beelden dat u kunt opslaan in de camera hangt af van het opslagmedium en de gebruikte instelling voor de beeldkwaliteit (pagina 95, 169). Er is niet scherp gesteld op het beeld. • Druk om handbewegingen te voorkomen de sluiterontspannertoets voorzichtig in. 46 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME BELANGRIJK! Opname voorzorgsmaatregelen • Onder elk van de volgende omstandigheden verschijnt de boodschap “One moment please….” (een momentje a.u.b. ) in de display nadat u elk beeld opgenomen heeft en het beeld weggeschreven wordt naar de geheugenkaart. — Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden aan het opnemen bent (pagina 95). — Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan het opnemen bent (pagina 91 en 93). — Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen gebruikt (pagina 76). — Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de display getoond wordt terwijl u een CompactFlash kaart gebruikt (pagina 33). lage batterijwaarschuwing in de — Wanneer de display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive gebruikt (pagina 33). • Bij het opnemen met de volautomatische functie zal een aantal instellingen van de camera automatisch ingesteld worden in overeenstemming met de condities. Zie “Instellingen van de volautomatische functie” op pagina 163 voor meer informatie. • Verwijder de batterijen nooit, ontkoppel de netadapter nooit en verwijder de geheugenkaart nooit uit de camera terwijl beelden opgeslagen worden op de geheugenkaart. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken. • TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of met de kleuren. Scherpstellen De volautomatische functie maakt gebruik van mulit-gebied AF die drie afstanden meet en automatisch scherpstelt op het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Merk op dat het scherpstelbereik ongeveer tussen 30 cm en ∞ (oneindig) is. BELANGRIJK! • Tijdens het gebruik van de volautomatische functie kunt u geen andere methode voor scherpstellen selecteren (pagina 61). 47 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Aangaande autofocus Opnemen van beelden terwijl de batterijen bijna leeg zijn Autofocus heeft de neiging niet goed te werken bij het opnemen van de onderstaande types onderwerpen. Ter beveiliging tegen onverwachts verlies van beelddata wordt elk beeld direct naar de geheugenkaart opgenomen (zonder eerst naar de buffer te gaan) wanneer het batterijniveau aangegeven wordt als of lager. De boodschap “ Press to cancel save” ( indrukken om het opslaan te annuleren) verschijnt op het beeldscherm tijdens het opslaan tijdens deze condities. Zolang u niet op DISP drukt zal het opslaan worden voortgezet en zal enkele seconden duren tot voltooiing. Drukt u op DISP terwijl de boodschap “ Press to cancel save” ( indrukken om het opslaan te annuleren) getoond wordt dan zal het opslaan van het beeld geannuleerd worden. • Muren met een effen kleur of onderwerpen met weinig contrast • Onderwerpen met sterk tegenlicht • Gepoetst metaal of andere helder reflecterende voorwerpen • Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizontaal repeteren. • Meervoudige beelden die zich op verschillende afstanden van de camera bevinden • Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen • Bewegende onderwerpen Autofocus kan mogelijk ook niet goed werken als de camera wordt als de camera bewogen wordt of trilt. • Mocht u een Microdrive in de camera hebben zitten dan zal de bovenstaande boodschap reeds worden getoond wanneer het batterijniveau als of lager wordt aangegeven. • De boodschap “ Press to cancel save” ( indrukken om het opslaan te annuleren) verschijnt ook tijdelijk tijdens de panoramafunctie, de filmfunctie en wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen gebruikt. In dit geval geeft de boodschap niet aan dat de batterijspanning laag is. • De hierboven beschreven boodschap verschijnt niet wanneer het beeldscherm uitgeschakeld is. ■ Vastzetten van de scherpstelafstand • Afhankelijk van de condities op dat moment staan een groene bedrijfs-/kaarttoegangindicator en scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garant voor een scherp beeld. 48 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC) Gebruiken van de optische zoom De optische zoom vergroot het beeld door de brandpuntafstand van de lens te veranderen. U kunt inzoomen op een beeld met een zoomfactor variërend van 1 (normale grootte) tot 3 (drie maal de normale grootte). • Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het geheugen opgeslagen wordt heeft een veel beter resolutie en beter detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de opnamefunctie (REC). • Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen statische ruis veroorzaakt op het beeldscherm. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk de zoomcontroleregelaar naar boven in de richting van (telefoto) om op het onderwerp in te zoomen of naar beneden in de richting van (groothoek) om uit te zoomen. (telefoto) 49 Zoomcontroleregelaar (groothoek) ELEMENTAIRE BEELDOPNAME OPMERKINGEN • De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening. • De lensopeningwaarde aangegeven op de camera is de lensopening wanneer de optische zoom 1X is. Bij gebruik van een hogere optische zoominstelling zal dit een hogere lensopeningwaarde (kleinere lensopening) geven. • Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken van de telefotostand (inzoomen). 50 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Het beeldscherm gaat automatisch aan wanneer de handmatige scherpstelfunctie of de macrofunctie ingeschakeld is. Gebruik het beeldscherm voor de compositie van beelden tijdens de handmatige scherpstelfunctie of de macrofunctie. • U kunt de dioptriedraairegelaar gebruiken om het beeld in het zoekerscherm aan te passen aan uw gezichtsvermogen. Gebruiken van de zoeker voor opnemen De onderstaande afbeeldingen tonen wat u ziet wanneer u door de zoeker kijkt om de compositie van een beeld te maken voor het opnemen. Scherpstelkader Scherpstelbereikkader Korte afstand tot onderwerp Dioptriedraairegelaar Merk op dat het scherpstelbereikkader enkel van toepassing is bij onderwerpen die ongeveer drie meter verwijderd zijn. Er wordt een ander scherpstelbereik gebruikt bij onderwerpen die zich ofwel dichterbij danwel verder af bevinden. Om deze reden dient u over te schakelen op de handmatige scherpstelfunctie (MF) of de macrofunctie ( ) wanneer de afstand tussen de camera en het onderwerp 30 cm is of minder (pagina 64, 65). BELANGRIJK! • Scherpstellen van het zoekerbeeld is gedeactiveerd terwijl de camera is uitgeschakeld of wanneer de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. 51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Gebruiken van de zelfontspanner Om dit te doen: U kunt de zelfontspanner instellen op één van de twee starttijden. Schakel de zelfontspanner uit 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op Neem voor twee seconden op na indrukken van de sluiterontspannertoets. Neem voor tien seconden op na indrukken van de sluiterontspannertoets. . Selecteer deze instelling: Geen display 10SEC 2SEC 2. Druk op om de gewenste zelfontspannertijd in te stellen. 3. Druk op de sluiterontspannertoets om het aftellen van de zelfontspanner te starten. • De AF sensor/zelfontspannerindicator gaat knipperen terwijl de seconden worden afgeteld. Als u het beeldscherm ingeschakeld heeft worden de seconden afgeteld op het scherm. Zelfontspanner • Druk de sluiterontspannertoets in om het aftellen tussentijds te onderbreken. Tijd OPMERKINGEN • De anti-trilling stabilisator is geactiveerd wanneer u een langzame sluitersnelheid en de twee-seconden zelfontspanner op tegelijkertijd gebruikt. • U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de doorlopende sluiterfunctie (Continuous Shutter Mode) gebruiken. Zelfontspanner instellingen: Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende instelling van de zelfontspanner doorgegaan zoals hieronder aangegeven. 52 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME — Bij het opnemen van portret-oriëntatie beelden, dient u de camera zo recht mogelijk omhoog te houden, zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding. Door de camera in een hoek te houden kunen sensorfouten worden veroorzaakt. Als een algemene regel mag u de camera niet meer dan ongeveer 20 graden vanaf de verticale positie houden. Detectie van camera oriëntatie Wanneer u aan het opnemen bent detecteert de camera automatisch of zij zich in horizontale of verticale positie (=oriëntatie) bevindt en deze oriëntatie wordt samen met de beelddata opgeslagen. Wanneer de beelden van de camera daarna op het beeldscherm worden bekeken zal dan oriëntatie automatisch aangepast worden. U kunt ook de gebundelde Photo Loader applicatie (pagina 139) configureren zodat deze elk beeld automatisch plaatst met de oriëntatiedata die opgeslagen is. BELANGRIJK! — Door de camera te ver voorwaarts of achterwaarts te laten hellen kunnen ook sensorfouten worden veroorzaakt. Als een algemene regel mag u de camera niet meer dan ongeveer 60 graden naar boven of onder gericht houden. • Merk op dat alle beelden die via het beeldscherm van de camera worden getoond een standaard horizontale oriëntatie gebruiken tijdens het bladeren door beelden, tijdens het 9-beelden scherm en bij alle beeldselectie menuschermen. • Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op om er zeker van te zijn dat de in de camera gebouwde sensor de oriëntatie van de camera juist kan detecteren. — Let er op dat u de camera tijdens het opnemen van beelden stil houdt. Bewegingen van de camera kunnen sensorfouten opleveren. — De camera oriëntatiesensor werkt niet bij filmbeelden. 53 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OVERIGE OPNAMEFUNCTIES — Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive gebruikt (pagina 33). Opnemen van een enkel beeld (1-beeld) Tijdens de 1-beeld functie wordt een enkele foto opgenomen wanneer u op de sluiterontspannertoets drukt. Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld 1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op (1-beeld). 2. Zet de spannings/functieschakelaar op Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) binnen te gaan (pagina 109) om een beeld te tonen op het beeldscherm van de camera. De volgende procedure laat u het beeld zien dat u zojuist opgenomen heeft zonder de opnamefunctie (REC) te verlaten. . 3. Druk op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. BELANGRIJK! Druk op PREVIEW om het laatst opgenomen beeld te tonen. • Onder elk van de volgende omstandigheden verschijnt de boodschap “One moment please….” (een momentje a.u.b.) in de display nadat u elk beeld opgenomen heeft en het beeld weggeschreven wordt naar de geheugenkaart. — Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden aan het opnemen bent (pagina 95). — Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan het opnemen bent (pagina 91, 93). — Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen gebruikt (pagina 76). — Wanneer de lage batterijwaarschuwing in de display getoond wordt terwijl u een CompactFlash kaart gebruikt (pagina 33). • U kunt PREVIEW ook gebruiken tijdens de filmfunctie om het laatst opgenomen kader te bekijken. • Door nogmaals op PREVIEW te drukken keert u terug naar het opnamefunctiescherm (REC). • Als de camera uitgeschakeld wordt of naar de weergavefunctie (PLAY) wordt overgeschakeld, zal het voorvertoningbeeldgeheugen worden gewist. Dit houdt in dat er niets op het beeldscherm verschijnt als u op PREVIEW drukt onmiddellijk na inschakelen van de camera of bij inschakelen van de opnamefunctie (REC). 54 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Wissen van het laatste beeld dat opgenomen was met de opnamefunctie (REC) Gebruiken van de flitser Het volgende beschrijft de flitserinstellingen die u kunt kiezen voor aanpassing aan verschillende eisen die u stelt aan de belichting. Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) (pagina 109) in te schakelen om een beeld te wissen. Maar met de volgende procedure kunt u het zojuist opgenomen beeld wissen zonder de opnamefunctie (REC) te verlaten. Selecteren van de flitserfunctie Gebruik de volgende procedure om de flitserfunctie te selecteren. BELANGRIJK! 1. Zet de spannings/functieschakelaar op 2. Druk op om door de • Merk op dat het wissen van een beeld niet ongedaan kan worden gemaakt. Wees er dus zeker van dat u een beeld echt niet langer meer nodig heeft voordat u het wist. . cyclus van beschikbare flitserfuncties te gaan totdat de indicator voor de gewenste functie op het beeldscherm verschijnt. 1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op PREVIEW om het laatst opgenomen beeld te tonen. Flitserfunctie 2. Druk op AE-L . 3. Selecteer “Yes” (ja) in respons op de bevestigingsboodschap die verschijnt. • Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te te annuleren zonder iets te wissen. 4. Klik op de controletoets. • Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende indicator van de flitserfunctie doorgegaan op het beeldscherm. • Dit wist het beeld en keert terug naar de opnamefunctie (REC). 55 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Om dit te doen: Laat de flitser automatisch flitsen aan de hand van de helderheid van het onderwerp (Auto Flash - automatisch flitsen). Flitser statusindicators Selecteert u deze instelling: U kunt de huidige status van de flitsereenheid controleren via de beeldschermindicator en de flitseroplaadindicator terwijl de sluiterontspannertoets halverweg ingedrukt is. Geen aanduiding Altijd flitsen ongeacht de helderheid van het onderwerp (Flash On - flitser aan). Flitseroplaadindicator (oranje) Schakel de flitser uit zodat deze nooit flitst ongeacht de helderheid van het onderwerp (Flash Off - Flitser uit) Knippert : aan het opladen Brandt : klaar voor gebruik Voer een voorflits uit gevolgd door beeldopname met flits, hetgeen het gevaar op rode ogen in het beeld reduceert (Red-eye reduction - rode ogeneffect vermindering). Met deze instelling flitst de flitser automatisch afhankelijk van de helderheid van het onderwerp. Beeldscherm geeft aan dat de flitser zal flitsen. ■ Flitseroplaadindicator Terwijl u de sluiterontspannertoets halverwege ingedrukt houdt, verschijnt de flitsericoon op het beeldscherm en de flitseroplaadindicator geeft de status aan van de flitser zoals hierboven beschreven. BELANGRIJK! • De flitser flitst altijd automatisch afhankelijk van de helderheid van het onderwerp wanneer de volautomatische functie geselecteerd is als de belichtingsfunctie (pagina 82). • Wanneer de beste shotfunctie geselecteerd is als de belichtingsfunctie (pagina 76) wordt de instelling van de flitserfunctie bepaald door het geselecteerde beste shotdécor. U kunt de instelling van het beste shotdécor in dit geval veranderen maar de instelling voor de flitserfunctie van het beste shotdécor wordt opnieuw verkregen wanneer u overschakelt naar een ander beste shotdécor of de spanning van de camera uitschakelt en opnieuw inschakelt. ■ Beeldscherm Wanneer u automatisch flitsen of rode ogen reductie als flitserfunctie geselecteerd heeft, verschijnt de indicator op de display wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege indrukt om aan te geven dat de hoeveelheid beschikbaar licht onvoldoende is en de flitser daarom zal flitsen. 56 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Bijstellen van de flitsintensiteit Veranderen van de synchronisatiesnelheid Gebruik de volgende procedure om de flitsintensiteit bij te stellen. U kunt de volgende procedure gebruiken om een sluitersnelheid te selecteren bij het gebruiken van de flitser. 1. Zet de spannings/functieschakelaar op 1. Zet de spannings/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Sync Speed” (synchronisatie- 3. Selecteer “Flash Intensity” (flitserintensiteit) snelheid) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. Om dit te doen: Met sterke intensiteit flitsen . Selecteer deze instelling: Strong (sterk) Met normale intensiteit flitsen Normal (normaal) Met zwakke intensiteit flitsen Weak (zwak) 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 57 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Maak een foto met een sluitersnelheid van 1/125ste seconde hetgeen vegen door bewegen van het onderwerp of uw hand reduceert. Gebruik deze instelling wanneer u beelden van spelende kinderen binnenshuis wilt opnemen, enz. (synchronisatie met hoge snelheid). Fast (snel) Maak een foto met een sluitersnelheid van 1/60ste seconde. Normal (normaal) Maak een foto met een sluitersnelheid van 1/30ste seconde hetgeen de achtergrond lichte maakt maar de kans vergroot op vegen door het bewegen van uw hand (langzame synchronisatie). Slow (langzaam) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla- Selecteren van een flitsersynchronatie instelling ten. U kunt de volgende procedure gebruiken voor het veranderen van de timing van de flitser. Door de flitsersynchronisatie instelling te gebruiken kunt u vegen door bewegen (van uw hand of het onderwerp) zelf in de hand houden. BELANGRIJK! • Tijdens de sluitersnelheidprioriteit AE functie (S functie) of de handmatige belichtingsfunctie (M functie) zal de met de hand ingestelde sluitersnelheid prioriteit genieten boven de bovenstaande instelling. ■ Voorgordijn en achtergordijn synchronisatie Voorgordijn synchronisatie betekent dat de flitser flitst onmiddellijk nadat de sluiter zich geopend heeft. Hierdoor zullen vegen die veroorzaakt worden door beweging er uitzien als aan de voorkant van het bewegende onderwerp (hetgeen de indruk geeft dat het onderwerp naar achteren beweegt). Aan de andere kant betekent achtergordijn synchronisatie dat de flitser flitst juist voordat de sluiter zich sluit. Hierdoor zullen vegen die veroorzaakt worden door beweging er uitzien als aan de achterkant van het bewegende onderwerp (hetgeen de indruk geeft dat het onderwerp naar voren beweegt). Flitser flitst (voorgordijn synchronisatie) Flitser flitst (achtergordijn synchronisatie) Sluiter opent 58 Sluiter gaat dicht OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Voorbeeld 1: Gebruiken van voorgordijn synchronisatie om het beeld van auto’s die ‘s nachts op de weg rijden. 1. Zet de spannings/functieschakelaar op Wanneer de flitser flitst worden de beelden van de auto’s eerst opgenomen, gevolgd door de koplampen, zodat de veeg door het bewegen doorloopt tot aan de voorkant van de auto’s. 3. Selecteer “Flash Setting” (flitserinstelling) en . 2. Druk op MENU. druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. Om dit te doen: Voorbeeld 2: Gebruiken van achtergordijn synchronisatie om het beeld van auto’s die ‘s nachts op de weg rijden. Selecteer deze instelling: Laat de flitser onmiddellijk na openen van de sluiter flitsen. Voorgordijn flitsersynchronisatie Laat de flitser juist voor het sluiten van de sluiter flitsen. Achtergordijn flitsersynchronisatie 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. Wanneer de flitser flitst worden de koplampen eerst opgenomen, gevolgd door de beelden van de auto’s, zodat de veeg door het bewegen doorloopt tot aan de achterkant van de auto’s. 59 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • De flitsereenheid kan zich niet opladen als de accuspanning te laag is. De (Flash Off - flitser uit) indicator verschijnt in het beedscherm om u te waarschuwen dat de flitser niet goed flitst hetgeen een slechte belichting van het beeld tot gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te bespeuren zijn, vervang dan de batterijen zo snel mogelijk. • De rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) kan mogelijk niet goed werken wanneer de camera niet recht op het onderwerp gericht is of wanneer het onderwerp zich ver van de camera bevindt. • De witbalans wordt vergrendeld tijdens het gebruik van de flitser zodat zonlicht, TL-verlichting of andere lichtbronnen in de onmiddelijke omgeving de kleuren van het opgenomen beeld (negatief) kunnen beïnvloeden. Voorzorgsmaatregelen voor de flitser • Let erop dat uw vingers de flitser of de belichtingssensor niet aanraken of blokkeren terwijl u de camera vasthoudt. Aanraken kan deze componenten kan deze bevuilen waardoor de flitser minder effectief kan werken. Flitser Belichtingssensor • De flitser kan het best gebruikt worden bij afstanden die vallen binnen het bereik tussen 0,5 en 3 meter (met een volledig openstaande lensopening). Buiten dit bereik kan de flitser onderwerpen niet voldoende belichten. • Afhankelijk van de bedieningsomstandigheden (type gebruikte batterijen, temperatuur, enz.) kan het tot 40 seconden duren voordat de flitsereenheid geheel opgeladen is. • De flitser is gedeactiveerd (flitst niet) tijdens de doorlopende functie (Continuous), de AEB functie en de filmfunctie (Movie). Dit wordt aangegeven door (Flash Off flitser uit) in het beeldscherm (pagina 88, 89 en 93). 60 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Draai de keuzedraairegelaar om de scherpstel- Selecteren van de scherpstelfunctie functie te selecteren en laat daarna FOCUS los. U kunt de volgende procedure gebruiken om vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Multi-area AF (multi-gebied AF (=autofocus = automatisch scherpstellen)), Spot AF (punt AF), Manual (handmatig), Infinity (oneindig) en Macro (groothoek). 1. Zet de spannings-functieschakelaar op MF . 2. Houd FOCUS ingedrukt. FOCUS (scherpstel) toets 61 Multi-gebied AF Pagina 62 Punt AF Pagina 63 Handmatig Pagina 64 Oneindig Pagina 65 Groothoek Pagina 65 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • De camera selecteert en toont het scherpstelkader dat het meest geschikt is voor het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Gebruik van autofocus (multi-gebied autofocus) In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt en de camera drie afstanden meet en automatisch scherpstelt op het dichtstbijzijnde onderwerp. Het bereik van autofocus is als volgt. Scherpstelkader Scherpstelbereik: Ca. 30cm - ∞. • U kunt de status van de multi-gebied autofocusfunctie bekijken door de kleur van het getoond scherpstelkader en de status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te controleren. 1. Gebruik de keuzedraairegelaar om “ ” als de scherpstelfunctie te selecteren. Wanneer u dit ziet: Scherpstelkader: Groen Bedrijfs-/ kaarttoegangsindicator: Groen Groen scherpstelkader: Rood Bedrijfs-/ kaarttoegangsindicator: Rood 2. Richt de camera op het onderwerp dat u wilt opnemen en druk daarna de sluiterontspannertoets halverwege in. Dat betekent: Er is scherpgesteld op het beeld. Er is niet scherpgesteld op het beeld. 3. Druk de sluiterontspannertoets geheel in om het beeld op te nemen. 62 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Laat FOCUS los na het gewenste scherpstelkader Gebruiken van de punt autofocusfunctie te selecteren. Bij punt autofocus kunt u één van negen scherpstelkaders selecteren voor aanpassing aan het onderwerp waarop u wilt autofocussen. • Deze handeling maakt het geselecteerde scherpstelkader het actieve scherpstelkader. 1. Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v. BELANGRIJK! de keuzedraairegelaar. • Merk op dat u de scherpstelkader positie niet kan veranderen terwijl een beste shotfunctie compositiecontour aangegeven is op de display. • De scherpstelkader positie die u specificeerde d.m.v. de bovenstaande procedure wordt ook gebruikt als het gebied voor uitbreiding van het scherpstelgebied (pagina 67) en centrum-georiënteerd meten en puntmeten (pagina 68). • U kunt de status van de autofocusfunctie bekijken door de kleur van het getoond scherpstelkader en de status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te controleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie. 2. Voer compositie van het beeld uit dat u wilt opnemen. 3. Terwijl u FOCUS ingedrukt houdt om alle beschikbare scherpstelposities te tonen, druk de controletoets naar links, naar rechts, naar boven of naar beneden om het [+] teken te verplaatsen naa het scherpstelkader dat u wilt gebruiken. • Het huidige geselecteerde scherpstelkader is dat kader waar het [+] teken zich bevindt. 63 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Terwijl u het beeld via het beeldscherm bekijkt Gebruik van de handmatig scherpstelfunctie drukt u de controletoets naar boven en naar beneden om scherp te stellen. Met de handmatige scherpstelfunctie stelt u met de hand scherp op een beeld. Het volgende toont de relatie tussen de optische zoomfactor en de scherpstelafstand voor de handmatige scherpstelfunctie. Optische zoomfactor Om dit te doen: Scherpstelbereik 1X 6 cm tot ∞ (oneindig) 3X 20 cm tot ∞ (oneindig) Doe dit: Stel scherp van het onderwerp weg Druk de controletoets naar boven. Stel scherp op het voorwerp Druk de controletoets naar beneden. 3. Druk op de sluiterontspannerstoets om het beeld op te nemen. 1. Selecteer “MF” als de scherpstelfunctie m.b.v. • Zoals bij punt AF (pagina 63) kunt u de positie van het scherpstelkader veranderen voor handmatig scherpstellen. de keuzedraairegelaar. 64 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruik van de oneindig-functie Gebruik van de groothoekfunctie De oneindig-functie zet de scherpstelling vast op oneindig ( ). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden. Het instellen van de scherpstelling begint automatisch wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege indrukt. De groothoekfunctie zet de scherpstelling in voor close-up opname. Het instellen van de scherpstelling begint automatisch wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege indrukt. Het volgende toont de relatie tussen de optische zoomfactor en de scherpstelafstand voor de handmatige scherpstelfunctie. 1. Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v. de keuzedraairegelaar. 2. Voer compositie van het beeld uit dat u wilt opnemen. Optische zoomfactor Benadering van scherpstelafstand 1X 6 cm - 50 cm 2X 9 cm - 50 cm 3X 20 cm - 50 cm • De bovenstaande geschatte scherpstelafstanden geven de afstand aan vanaf het oppervlak van de lensbeschermer tot het onderwerp. • Zie “Gebruiken van de punt autofocusfunctie” op pagina 63 voor informatie aangaande hoe scherp kan worden gesteld en hoe een beeld wordt opgenomen. 1. Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v. • U kunt de status van de scherpstelfunctie bekijken door de kleur van het getoond scherpstelkader en de status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te controleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie. de keuzedraairegelaar. 2. Voer compositie van het beeld uit dat u wilt opnemen. • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de punt AF functie (pagina 63). • U kunt de status van de scherpstelfunctie bekijken door de kleur van het getoond scherpstelkader en de status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te controleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie. 65 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Houd de sluiterontspanningstoets halverwege Gebruik van de scherpstelvergrendeling ingedrukt en verplaats de camera en voer hercompositie van het beeld naar wens uit. Gewoonlijk stelt de autofocusfunctie scherp op wat zich binnen het scherpstelkader bevindt. Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt tijdens de punt AF functie( ), de oneindig-functie ( ) en de macrofunctie ( ) gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp en vervolgens de camera te verplaatsen zodat het scherpstelkader op een ander onderwerp gericht is terwijl u een beeld aan het opnemen bent. Hierdoor blijft op het oorspronkelijke onderwerp scherpgesteld worden zelfs als er zich een ander onderwerp binnen het scherpstelkader bevindt. 3. Druk vervolgens de sluiterontspanningstoets 1. Houd de sluiterontspanningstoets halverwege geheel in om het beeld op te nemen. ingedrukt terwijl u via het beeldscherm naar het beeld kijkt. OPMERKING • Het scherpstelkader wordt groen wanneer scherp gesteld is op het gebied binnen het scherpstelkader. • Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de belichting ook vergrendeld. Scherpstelkader 66 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OPMERKINGEN Uitbreiden van het scherpstelgebied • Bij halverwege indrukken van de sluiterontspannertoets terwijl het uitgebreide scherpstelgebied geactiveerd is tijdens de multi-gebied AF functie ( ), puntmeting AF functie, de oneindig-functie ( ) of de macrofunctie ( ) wordt het uitgebreide scherpstelgebied getoond. • Tijdens de handmatige scherpstelfunctie (MF) wordt het uitgebreide scherpstelgebied altijd getoond als het geactiveerd is. U kunt de volgende procedure uitvoeren om het scherpstelgebied uit te breiden dat bij alle scherpstelfunctie wordt gebruikt. 1. Zet de spannings/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Focus Expansion” (scherpstel uit- Cameratrilindicator breiding) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. De (cameratrilindicator) verschijnt op het beeldscherm wanneer alle van de onderstaande condities aanwezig zijn. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de • Het beeldscherm is ingeschakeld. • De flitser is uitgeschakeld. • De sluitersnelheid is te langzaam. controletoets voor toepassing. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Uitbreiden van het scherpstelgebied On (aan) Laat het scherpstelgebied op de normale (niet uitgebreide) grootte Off (uit) BELANGRIJK! • Verschijnt de cameratrilindicator ( ), monteer de camera dan op een statief om hem vast te zetten of verander de belichtingsinstellingen. 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 67 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Multi-patroon meten: Selecteren van de meetfunctie Multi-patroon meten verdeelt het beeld in raster onderdelen en meet het licht bij elke sectie voor een gebalanceerde belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch de opname omstandigheden in overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit type meten voorziet u van foutvrije belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan opname omstandigheden. Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten, puntmeten of centrum-georiënteerd meten als meetmethode te specificeren. 1. Zet de spannings/functieschakelaar op 2. Houd . ingedrukt. Centrum-georiënteerd meten: Centrum-georiënteerd meten concentreert zich op het midden van het scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de instellingen geheel over te laten aan de camera. toets Puntmeten: Puntmeten neemt aflezingen van een bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze meetmethode wanneer u de belichting ingesteld wilt hebben op de helderheid van een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door omringende omstandigheden. 3. Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste • U kunt de positie van het scherpstelgebied specificeren dat gebruikt wordt voor centrum-georiënteerd meten en puntmeten. Zie pagina 63 voor meer informatie. instelling te selecteren en laat vervolgens los. 68 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. de Selecteren van de witbalans keuzedraairegelaar en laat dan WB los. De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de verschillende lichtbronnen (zonlicht, gloeilamp, enz.) kan de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen. Met de witbalans kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken. 1. Zet de spannings/functieschakelaar op Om dit te doen: . 2. Houd WB ingedrukt. WB toets 69 Selecteer dit: Laat de camera de witbalans automatisch bijstellen (automatisch) Buitenshuis opnemen (daglicht) Opnemen in de schaduw (schaduw) Opnemen onder kunstlicht (gloeilamp) (gloeilamp) Opnemen onder kunstlicht (TL-verlichting) (TL) Normaal instellen van de witbalans voor een bepaalde lichtbron (Handbediening) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Richt de camera op een wit stuk papier of een Handmatig bijstellen van de witbalans soortgelijk voorwerp zodat het het beeldscherm geheel vult en druk vervolgens op de sluiterontspannertoets. Onder sommige lichtbronnen kan de automatische witbalans met de “Auto” (automatische witbalans) functie veel tijd kosten tot deze voltooid is. Daarnaast is het bereik van de automatische witbalans (kleurtemperatuurbereik) beperkt. De handmatige witbalans helpt te garanderen dat kleuren juist worden opgenomen bij een bepaalde lichtbron. Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk aan het opnemen bent. U dient ook een wit stuk papier of een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben om handmatige witbalans uit te voeren. 1. Zet de spannings/functieschakelaar op 4. Laat WB los en keer terug naar het opnamefunctiescherm (REC). • Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker gekleurd onderwerp wordt gericht, kan de witbalans tot voltooiing een lange tijd in beslag nemen. . 2. Zet de keuzedraairegelaar op “MWB” (Manual White Balance = handmatige witbalans) terwijl u WB ingedrukt houdt. • Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm. Wilt u dezelfde handmatige witbalansinstelling gebruiken, laat dan WB op dat moment los. Wilt u de handmatige witbalansinstelling veranderen, ga dan door met stap 3 hierna. 70 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OPMERKING Gebruiken van AE vergrendeling • De AE vergrendeling wordt niet geannuleerd als u AE-L los laat terwijl u de sluiterontspannertoets halverwege ingedrukt houdt. Tijdens het gebruik van een belichtingsfunctie behalve de M (handmatige) functie zal door halverwege indrukken van de sluiterontspannertoets scherp worden gesteld op het beeld en zullen de belichtingsinstellingen worden vergrendeld, hetgeen handig is in de volgende omstandigheden. • Wanneer het onderwerp dat u wilt gebruiken voor de belichtingsinstellingen anders is van het onderwerp waarop u automatisch wilt scherpstellen. • Wanneer u een flitser gebruikt maar wilt opnemen met een voorflits (flitssynchronisatie). 1. Zet de spannings/functieschakelaar op . 2. Richt de camera op het onderwerp waarvan u de belichting wilt gebruiken. 3. Houd AE-L ingedrukt. • Dit vergrendelt de belichting (sluitersnelheid en lensopening). • Loslaten van AE-L annuleert de AE vergrendeling. AE-L toets 4. Druk op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. 71 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Belichtingscompensatie Wanneer de P functie, A functie, S functie of de beste shotfunctie als de belichtingsfunctie geselecteerd is, kunt u de belichtingscompensatiewaarde (EV waarde) met de hand veranderen binnen het hier onderstaande bereik voor aanpassing aan de huidige belichtingsomstandigheden. Als algemene regel geldt dat een positieve waarde gebruikt dient te worden om te compenseren voor een helder gekleurd onderwerp en een negatieve waarde voor een donker gekleurd onderwerp. EV waarde • Door de controletoets naar rechts te drukken wordt de EV waarde verhoogd. Een hogere EV waarde wordt het beste gebruikt voor witte en helder gekleurde onderwerpen. • EV (geen EV waarde aangegeven) representeert optimale camera instellingen voor de beste balans tussen accenten en schaduwen. Belichtingscompensatiebereik : –2,0EV - + 2,0EV Stappen : 1/3EV 1. Selecteer de P functie, A functie, S functie of de beste shotfunctie als de belichtingsfunctie. Zie pagina 76, 82. 2. Druk de controletoets naar links of naar rechts om de belichtingscompensatiewaarde (EV verschuiving) te veranderen. • De huidige EV waarde wordt getoond op het beeldscherm en in de indicatordisplay. 72 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Door de controletoets naar links te drukken wordt de EV waarde verlaagd. Een lagere EV waarde wordt het beste gebruikt voor zwarte en donker gekleurde onderwerpen. BELANGRIJK! • Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u belichtingscompensatie. • Een gemaakte instelling van de EV waarde blijft van kracht totdat u deze verandert. Om de belichtingscompensatie te annuleren kunt u de controletoets gebruiken om de EV waarde tot nul te veranderen zodat de indicator verdwijnt. • De belichtingscompensatiewaarde die van kracht was bij opname van het eerste beeld van een panorama wordt door de camera gebruikt voor het opnemen van de andere beelden van het panorama (pagina 91). 3. Druk na instellen van de gewenste EV waarde op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. 73 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Gebruiken van het histogram • De belichtingscondities die worden aangegeven door het histogram kunnen mogelijk niet nauwkeurig zijn bij gebruik van de flitser of bij multipatroon meten alsmede tijdens bepaalde andere omstandigheden. • Bij gebruik van de doorlopende sluiterfunctie of de AEB functie verschijnt het histogram enkel voor het eerste beeld (pagina 88, 89). • Het histogram verschijnt niet wanneer u de filmfunctie gebruikt (pagina 93). Door gebruik te maken van DISP kunt u het histogram op het beeldscherm tonen om belichtingsomstandigheden te controleren terwijl u aan het opnemen bent (pagina 24). Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram tijdens het opnemen, corrigeren en monteren gebruiken om te bepalen of het beelddetails voldoende schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en hoogtepunten (rechts) omvat. Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de belichtingscompensatie (pagina 72) gebruiken om de EV waarde bij te stellen voordat u het beeld opneemt. 74 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 6. Druk de zoomcontroleregelaar in de richting Gebruiken van de digitale zoom van U kunt de digitale zoom gebruiken om het centrumgedeelte van het scherm te vergroten. Merk op dat de digitale zoom enkel beschikbaar komt nadat de optische zoom de maximale stand heeft bereikt. Het onderstaande toont het bereik dat beschikbaar is met de digitale zoom. Zoomfactorbereik : 3x - 9,6x (in combinatie met de optische zoom) 1. Zet de spannings/functieschakelaar op (telefoto) om in te zoomen. • De huidige zoominstelling wordt aangegeven door een zoomstaafindicator in op het beeldscherm. Het huidige zoominstelteken verschijnt binnen de optische zoomstaafindicator enkel wanneer u de optische zoom gebruikt en binnen de digitale zoomstaafindicator wanneer u zowel de optische als de digitale zoom in combinatie gebruikt. • Wanneer het zoominstelteken de bovenkant van de optische zoomstaafindicator bereikt heeft (maximale optische zoom), stopt de indicator. Laat de sluiterontspannertoets los en druk hem dan naar boven in de richting van (telefoto) om het zoominstelteken in de digitale zoomstaafindicator te verplaatsen. . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Digital Zoom” (digitale zoom) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer “On” (aan) om de digitale zoom te activeren en klik op de controletoets voor toepassing. Huidige zoominstelteken • Door “Off” (uit) te selecteren wordt de digitale zoom gedeactiveerd. 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. Digitale zoomstaafindicator Optische zoomstaafindicator 7. Druk op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. 75 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op Onmiddelijke instellingen met de beste shotfunctie . 2. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op De camera heeft vijf ingebouwde beste shotdécors die u kunt gebruiken voor het automatisch instellen van de camera met de configuraties die nodig zijn voor het opnemen van het geselecteerde décor. (Beste shot). 3. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om het décor te selecteren dat u wilt gebruiken. 4. Druk op de sluiterontspannertoets of klik op de controletoets om het momenteel geselecteerde décor te tonen. 5. Druk op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. 76 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OPMERKINGEN Een décor kopiëren van de CD-ROM beste shot bibliotheek • Beste shotdécors zijn geen beelden die met deze camera werden opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld. • De beelden die u opneemt met een beste shot achtergrond kunnen mogelijk niet de verwachte resultaten opleveren. Dit kan o.a. komen door de omstandigheden tijdens het opnemen en talloze andere factoren. • Na instellen van de camera door selecteren van een best shotdécor kunt u de instellingen veranderen indien dat gewenst is. Door echter naar een andere beste shotdécor te veranderen of de spanning van de camera uit te schakelen en vervolgens weer in te schakelen worden de beste shot décorinstellingen opnieuw verkregen. • Bij selecteren van de beste shotfunctie tijdens de filmfunctie wordt de volautomatische filmfunctie (pagina 93) verkregen. Bij selecteren van de beste shotfunctie tijdens de panoramafunctie wordt de volautomatische panoramafunctie (pagina 91) verkregen. De met de camera gebundelde CD-ROM heeft 100 beste shotdécors die u kunt kopiëren naar een geheugenkaart en gebruiken bij de beste shotfunctie van de camera. • Zie de catalogus van de beste shot bibliotheekdécors op de CD-ROM (pagina 78) voor informatie aangaande de types décors die beschikbaar zijn. 1. Maak de instellingen om via uw computer toegang te krijgen tot de inhoud van de geheugenkaart. U kunt één van de volgende twee methoden gebruiken voor het instellen van toegang tot de geheugenkaart. 쐌 Sluit de camera aan op de USB poort van uw computer (pagina 147). 쐌 Lees de beelden direct van de geheugenkaart (pagina 149). • Beste shot décors worden opgeslagen in een geheugenkaartmap die “Scene” heet. Zorg ervoor dat er een map is op de geheugenkaart die “Scene” heet. • Om een “Scene” map op een nieuwe geheugenkaart te maken, steekt u de kaart in de camera en selecteert u vervolgens of met de spannings-/functieschakelaar. 77 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Plaats de gebundelde CD-ROM in het CD-ROM 4. Voer de volgende stappen uit als u een diskettestation van uw computer. Macintosh gebruikt. • Als de computer op Windows draait wordt daardoor de CD-ROM menu automatisch gestart. (1) Open “CASIO” “BestShot” “QV5700” en dubbelklik het bestand dat “index_english.htm”. 3. Voer de volgende stappen uit als uw computer • Hierdoor start de webbrowser en wordt een catalogus getoond van de beste shotbibliotheekdécors. op Windows draait. (2) Dubbelklik de “English” map die zich binnenin de “QV5700” map bevindt. (1) Klik op de “BESTSHOT” toets aan de linkerkant van de CD-ROM menu, selecteer “View list” en klik vervolgens op OK. • Dit opent de map die de beste shotbibliotheekbestanden bevat. • Hierdoor start de webbrowser en wordt een catalogus getoond van de beste shotbibliotheekdécors. (3) Dubbelklik “untitled” “Scene”. • Dit opent de “Scene” map die zich op de geheugenkaart bevindt in de camera. (2) Selecteer “Open Folder” op aan de rechterkant van de CD-ROM menu en klik vervolgens op OK. (4) Kopiëer het beste shotdécorbestand dat u wilt opslaan naar de “Scene” map van de geheugenkaart. • Dit opent de map die de beste shotbibliotheekbestanden bevat. (3) Selecteer “Open Camera” op aan de rechterkant van de CD-ROM menu en klik vervolgens op OK. • Beste shotdécorbestanden worden geregisteerd in de volgorde van de bestandsnamen. • Dit opent de “Scene” map die zich op de geheugenkaart bevindt in de camera. (4) Kopiëer het beste shotdécorbestand dat u wilt opslaan naar de “Scene” map van de geheugenkaart.” • Beste shotdécorbestanden worden geregisteerd in de volgorde van de bestandsnamen. 78 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 5. Leg een geheugenkaart in de camera. ■ Compositiecontour ScherpCompositieBij bepaalde beelden van de stelkader contour beste shotfunctie verschijnt een compositiecontour op het beeldscherm om u te helpen bij het maken van de compositie van het beeld. Het scherpstelkader wordt ook aangepast op het beeldscherm zodat het zich op de juiste plaats bevindt en past Voorbeeld: gezicht en borst bij het contour van de compositie. 6. Specificeer “Built-in + CF” of “CF” als de plaats van de beste shotdécors op pagina 81. 7. Gebruik dezelfde procedure als op pagina 76 om een gekopiëerd beste shotdécor te selecteren en te gebruiken om een beeld op te nemen. BELANGRIJK! • Bij het bekijken van de beste shotdécors met de camera verschijnen de bij de camera ingebouwde décors eerst gevolgd door de décors die gekopiëerd waren van de CD-ROM en de beste shotdécors die uzelf geregisteerd heeft. • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle beste shotdécorbestanden die op de kaart aanwezig zijn. Na het formatteren van de kaart dient u eventuele gewenste beste shotdécorbestanden opnieuw te kopiëren naar de geheugenkaart (pagina 39). BELANGRIJK! • Uitbreiding van het scherpstelgebied is gedeactiveerd terwijl een compositiecontour voor een beste shotportretdécor (één persoon of meerder personen) zich op het beeldscherm (pagina 67) bevindt. OPMERKING • Om een beste shotdécor te wissen dat van de CDROM naar een geheugenkaart gekopiëerd , kunt u gewoonweg het scenebestand wissen van de “Scene” map op de geheugenkaart (pagina 151). 79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 5. Klik op de controletoets. Registreren van uw eigen beste shotdécors • Dit voltooit de registratie van het décor. U kunt de instellingen van elk willekeurig beeld opgenomen met een CASIO QV-5700 camera registreren als een “user setup” (gebruikersinstelling) voor de beste shotfunctie. Na registreren van een gebruiker’s beste shotdécor kunt u het décor oproepen en de instellingen ervan gebruiken zoals u dat doet met andere beste shotdécors. BELANGRIJK! • U dient “Built-in + CF” of “CF” te specificeren als de beste shotdécorplaats om een beeld op te nemen m.b.v. een gebruiker’s beste shotdécor (pagina 81). 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op 6. Klik op de controletoets. • Hierdoor wordt teruggekeerd naar de normale opnamefunctie REC. Nu kunt u de procedure op pagina 76 gebruiken om het gebruiker’s beste shotdécor te selecteren dat u geregisteerd heeft en het vervolgens gebruiken voor het opnemen van een ander beeld. . 2. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op (Beste shot). 3. Druk op . 4. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om het décor te tonen dat u wilt importeren. 80 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OPMERKINGEN De plaats specificeren van de décors van de beste shotfunctie • Registreren van een gebruiker’s best shotdécor slaat de volgende instellingen op: scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde, filter, meetfunctie, witbalansfunctie, kleurverbetering, flitsintensiteit, scherpte, verzadiging, contrast, ISO gevoeligheid, flitsfunctie, flitsinstelling, synchronisatiesnelheid, digitale zoom. • U kunt alleen beelden die opgenomen zijn met de CASIO QV-5700 gebruiken om te registreren als een gebruiker’s instelling. • U kunt maximaal 250 beste shotdécors registreren inclusief de gekopiëerde décors van de CD-ROM. • U kunt de huidige instelling van een bepaald best shotdécor controleren door de menu’s te gebruiken om de van toepassing zijnde instelschermen te bekijken. • Gebruikersinstellingen worden bestandsnamen toegewezen met het formaat: “U5700nnn.jpe”, waarbij “nnn” een reeksnumer voorstelt van 001 tot 999. • Om een best shotdécor te wissen wist u het décorbestand gewoon van de “Scene” map (pagina 151) van de geheugenkaart. Gebruik de volgende procedure om de plaats te specificeren die u wilt gebruiken bij het selecteren van décors voor de beste shotfunctie. 1. Zet de spannings/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Bestshot Setting” (beste shotinstelling) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. Om dit te laten tonen wanneer u door de décors bladert: Ingebouwde décors en décors van de geheugenkaart Alleen ingebouwde décors Alleen décors van de geheugenkaart Selecteer dit: Built-in+CF Built-in CF 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 81 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OPMERKINGEN Specificeren van de belichtingsfunctie • Zie pagina 77 voor informatie aangaande het kopiëren van beste shotdécors naar een geheugenkaart. • Mochten er zich geen beste shotdécors of gebruiker’s beste shotdécors op de geheugenkaart bevinden dan kunt u enkel selecteren van de ingebouwde décors zelfs als de “Built-in+CF” of “CF” optie geselecteerd is. U kunt de belichtingsfunctie draairegelaar gebruiken om te kiezen uit de hieronder getoonde belichtingsfuncties. De belichtingsfunctie bepaalt de lensopening en de sluitersnelheid die gebruikt wordt bij het opnemen van beelden. Mode P Mode A Mode S Mode M Mode : Volautomatische functie : Programma AE : Lensopening prioriteit : Sluitersnelheid prioriteit AE : Handmatige belichting Volautomatisch functie Tijdens de (volautomatische) functie, past de camera automatisch de sluitersnelheid, lensopening, flitsintentensiteit en andere instellingen in overeenstemming met de helderheid van het beeld en de andere opname omstandigheden. 1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op (volautomatisch). 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3. Druk op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. 82 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Programma AE vergeleken met volautomatisch Zowel bij de Programma AE functie als bij de volautomatische functie past de camera automatisch de sluitersnelheid en de lensopening aan. De onderstaande tabel toont welke andere instellingen gemaakt kunnen worden bij elke functie. OPMERKING • Door opnamen te maken met de volautomatische functie wordt een aantal instellingen automatisch ingesteld bij de camera overeenkomstig de opname omstandigheden. Zie “Instellingen van de volautomatische functie” op pagina 163 voor meer informatie. Programma AE functie Volautomatisch functie Flitserfunctie (aan, uit, rode ogen vermindering) selectie met . Ja Nee Belichtinscompensatie instelling met de controletoets Ja Nee Ja Nee Witbalansinstelling met WB Ja Nee Scherpstelfunctie instelling met FOCUS Ja Nee Ja Nee Ja Nee 4 patronen 2 patronen Instelling Programma AE functie Tijdens de P (programma AE) functie, past de camera automatisch de sluitersnelheid en de lensopening aan in overeenstemming met de helderheid van het beeld en de andere opname omstandigheden. Meetfunctie met 1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op P (programma). 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3. Maak eventuele andere gewenste instellingen . AE vergrendelingsinstelling met AE-L . (pagina 94). 4. Druk op de sluiterontspannertoets om het Overschakelen van het menuscherm met MENU beeld op te nemen. Overschakelen van het menuscherm met DISP 83 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op A Lensopening prioriteit AE (lensopening prioriteit). De A functie (lensopening prioriteit AE) is het tegengestelde van de S functie. Deze functie laat u de instelling voor de lensopening instellen waarna de camera de sluitersnelheid automatisch aanpast. Een grotere lensopening vermindert de gezichtsdiepte hetgeen de zone is waarop scherpgesteld staat bij een scène. Omgekeerd zal bij een kleinere lensopening de gezichtsdiepte juist toenemen. Grote lensopening 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3. Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste lensopeningwaarde te selecteren. Kleine lensopening Lensopening 4. Druk op de sluiterontspannertoets om het • Merk op dat een kleiner nummer een grotere lensopening aangeeft terwijl een groter nummer juist een kleinere lensopening inhoudt. beeld op te nemen. ■ Instellingen van de lensopening Lensopening Helderheid Scherpstellen BELANGRIJK! • Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrijgen bij het opnemen van een onderwerp dat erg donker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval verschillende instellingen voor de lensopening om die instelling te vinden die de beste resultaten geeft. Groter Kleiner F2.0 • F2.3 • F2.8 • F4.0 • F5.6 • F8.0 Helderder Donkerder Ondieper Dieper 84 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op S Sluitersnelheid prioriteit AE (sluitersnelheid prioriteit). De S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) laat u de instelling voor de sluitersnelheid instellen waarna de camera de lensopening automatisch aanpast. Langzaam (1/30) 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3. Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste Snel (1/1000) sluitersnelheid te selecteren. Sluitersnelheid ■ Instellingen van de sluitersnelheid Sluitersnelheid Helderheid Beweging Langzaam Snel BULB, 60 seconden tot 1/1000 seconde Helderder Donkerder Veeg Stop 4. Druk op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. 85 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Bij sluitersnelheden langzamer dan 1/8ste seconde kan de helderheid van het opgenomen beeld mogelijk niet hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat verschijnt op het beeldscherm. • Merk op dat de sluitersnelheid die in feite gebruikt wordt voor het opnemen van een beeld ietwat afwijkt van de sluitersnelheidwaarde die u specificeert. BELANGRIJK! • Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrijgen bij het opnemen van een onderwerp dat erg donker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval verschillende instellingen voor de sluitersnelheid om die instelling te vinden die de beste resultaten geeft. • Wanneer de sluitersnelheid op “BULB” (gloeilamp) gezet is, wordt de belichting voortgezet zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt. Daarom wordt het aanbevolen om de los verkrijgbare sluiterontspanner te gebruiken wanneer de “BULB” instelling (pagina 103) ingesteld is. • De langzaamste sluitersnelheid bij selecteren van “BULB” is 60 seconden. • Merk op dat bij gebruik van een langzame sluitersnelheid de kans op statische ruis in het beeld vergroot wordt en dat de hoeveelheid statische ruis die zichtbaar is in beeld omgekeerd evenredig is aan de sluitersnelheid. • Bij sluitersnelheden van één seconde of langzamer voert de camera automatisch interne dataverwerking uit die bedoeld is om statische beeldruis te beperken zodat de werking voor opnemen van het beeld langer duurt bij langzamere snelheden. Beeldopname met een sluitersnelheid van één seconde duurt bijvoorbeeld twee seconden. 86 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Druk op de sluiterontspannertoets om het Handmatige belichting beeld op te nemen. De M functie (handmatige belichting) laat u de gewenste instellingen voor de sluitersnelheid en de lensopening maken. BELANGRIJK! • De sluitersnelheidinstellingen die u kunt maken zijn identiek aan die voor de sluitersnelheid prioriteit AE (pagina 85). • De lensopeninginstellingen die u kunt maken zijn identiek aan die voor de lensopening prioriteit AE (pagina 84). • De sluitersnelheidwaarde en de lensopeningwaarde worden oranje op het beeldscherm als het beeld overbelicht of onderbelicht is. • Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrijgen bij het opnemen van een onderwerp dat erg donker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval verschillende instellingen voor de sluitersnelheid om die instelling te vinden die de beste resultaten geeft. • Wanneer de sluitersnelheid op “BULB” (gloeilamp) gezet is, wordt de belichting voortgezet zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt. Daarom wordt het aanbevolen om de los verkrijgbare sluiterontspanner te gebruiken wanneer de “BULB” instelling (pagina 103) ingesteld is. • De langzaamste sluitersnelheid bij selecteren van “BULB” is 60 seconden. • Merk op dat bij gebruik van een langzame sluitersnelheid de kans op statische ruis in het beeld vergroot wordt en dat de hoeveelheid statische ruis die zichtbaar is in beeld omgekeerd evenredig is aan de sluitersnelheid. 1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op M (handbediening). 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3. Druk de controletoets naar links of naar rechts om de luistersnelheid te specificeren en draai de keuzedraairegelaar om de gewenste lensopening te selecteren. Lensopening Sluitersnelheid 87 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Bij sluitersnelheden van één seconde of langzamer voert de camera automatisch interne dataverwerking uit die bedoeld is om statische beeldruis te beperken zodat de werking voor opnemen van het beeld langer duurt bij langzamere snelheden. Beeldopname met een sluitersnelheid van één seconde duurt bijvoorbeeld twee seconden. • Bij sluitersnelheden langzamer dan 1/8ste seconde kan de helderheid van het opgenomen beeld mogelijk niet hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat verschijnt op het beeldscherm. Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie Bij ingedrukt houden van de sluiterontspannertoets worden beelden doorlopend opgenomen. 1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op (doorlopende opnemen). 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3. Druk op de sluiterontspannertoets om het beeld op te nemen. • Doorlopende sluiteropname is onder de volgende omstandigheden niet mogelijk. — Wanneer de sluitersnelheid één seconde of langzamer is. — Wanneer “BULB” geselecteerd is als de sluitersnelheid (pagina 85) — Wanneer de batterijcapaciteit indicator (pagina 33). toont — Wanneer de camera ingesteld is met het beste shotfunctie zachte scherpsteldécor. — Bij het opnemen van beelden van het TIFF (ongecomprimeerde) formaat (pagina 95). 88 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Merk op dat de flitser niet flitst tijdens de doorlopende sluiteropname. Gebruik van de AEB (automatisch belichtingsgroepering) functie • U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de doorlopende sluiterfunctie gebruiken. De AEB functie neemt automatisch drie of vijf beelden op wanneer u op de sluitertoets drukt. U kunt kiezen uit vier verschillende automatisch belichtingsgroepering stappen: ±1/3EV, ±1/2EV, ±2/3EV, ±1EV. Configureren van de AEB functie instellingen 1. Zet de spannings/functieschakelaar op 2. Druk op MENU. 89 . OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer “AEB Setting” (AEB instelling) en BELANGRIJK! druk vervolgens de controletoets naar rechts. • Bij specificeren van drie belichtingen worden beelden in de onderstaande volgorde opgenomen. Optimale belichting negatieve verschuiving in Positieve verschuiving in belichting. belichting • Bij specificeren van vijf belichtingen worden beelden in de onderstaande volgorde opgenomen. Optimale belichting negatieve verschuiving x1 belichting Positieve verschuiving x1 belichting negatieve verschuiving x2 belichting Positieve verschuiving x2 belichting. 4. Selecteer “EV Shift” (EV verschuiving) of “Number of Exposures” (aantal belichtingen) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. Opnemen van een beeld met AEB 5. Maak de gewenste instelling en klik op de (automatisch belichtingsgroepering). 1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op AEB controletoets. 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op • EV Shift (EV verschuiving): 1/3, 1/2, 2/3 of 1. . • Hierdoor verschijnt de “AEB” indicator op het beeldscherm. • Aantal belichtingen: 3 of 5. 6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 90 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Voer compositie van het beeld uit en druk op Creëren van een panorama de sluiterontspannertoets om het op te nemen. Met de panoramafunctie kunt u meerdere beelden aan elkaar plakken om zo een uitgestrekt panorama te creëren. • Houd de sluiterontspannertoets ingedrukt om het gespecifceerde aantal beelden op te nemen. • Wanneer de sluiterontspannertoets losgelaten wordt op een moment voordat alle beelden opgenomen zijn, dan wordt de opname op dat punt gestopt. BELANGRIJK! • U kunt AEB niet in de volgende gevallen gebruiken. — Wanneer de sluitersnelheid één seconde of langzamer is. — Wanneer “BULB” geselecteerd is als de sluitersnelheid (pagina 85) — Wanneer de batterijcapaciteit indicator toont (pagina 33). — Wanneer de camera ingesteld is met het beste shotfunctie zachte scherpsteldécor. — Bij het opnemen van beelden van het TIFF (ongecomprimeerde) formaat (pagina 95). • Merk op dat de flitser niet flitst tijdens het gebruik van AEB. • U kunt de zelfontspanner niet in combinatie AEB gebruiken. • De lengte van de tussenpozen tussen foto’s hangt af van de instellingen voor “Image Size” (beeldgrootte) en “Quality” (kwaliteit). Bepaalde instellingen kunnen er voor zorgen dat de camera een lange tijd nodig heeft of langere en dan weer kortere tussenpozen nodig heeft tussen de foto’s. 1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op (Pa- norama). 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op 91 . OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Druk op de sluiterontspannertoets om het eer- OPMERKING ste beeld op te nemen. • De camera gebruikt de instellingen voor de belichting en de witbalans die van kracht zijn bij het eerste beeld van het panorama om alle andere beelden van het panorama op te nemen. • De rechter zijkant van het eerste beeld blijft aan de linkerkant van het beeldscherm om u te helpen bij het maken van de compositie van het tweede beeld van het panorama. Rechter zijkant van het vorige beeld. 4. Neem de andere beelden op die deel uitmaken van het parorama waarbij u elke keer de rechterkant van de vorige gebruikt om de compositie van het volgende beeld correct uit te voeren. 5. Druk na opnemen van de gewenste beelden op MENU. • U kunt maximaal 10 beelden aan elkaar plakken voor één panorama. 92 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op Opnemen van een film (Film). U kunt filmpjes van maximaal 30 seconden lang opnemen. 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 3. Richt de camera op het onderwerp en druk de sluiterontspannertoets halverwege in om scherp te stellen op het beeld. 4. Druk de sluiterontspannertoets geheel in om het beeld op te nemen. ■ Bestandsformaat: AVI Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat dat wordt verbreid door het Open DML Consortium. Merk echter op dat deze camera geen geluid opneemt. • Het opnemen wordt voor 30 seconden voortgezet. • Druk om een filmpje korter dan 30 seconden op te nemen nogmaals op de sluiterontspannertoets wanneer u het opnemen wilt stoppen. ■ Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten BELANGRIJK! ■ Filmbestand grootte: Bestandgrootte: ca. 300KB/seconde. • De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie. • U kunt niet van scherpstelfunctie veranderen tijdens de filmfunctie (pagina 61). • Digitale zoom is gedeactiveerd tijdens de filmfunctie (pagina 75). • Om een AVI bestand te bekijken op een computer die op Windows 2000 of 98 draait, dient u QuickTime te installeren vanaf de CD-ROM die bij de camera gebundeld is. • Windows Me gebruikers kunnen AVI bestanden weergeven m.b.v. MediaPlayer. ■ Maximale filmlengte 30 seconden 93 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Opnamefunctie (REC) camera instellingen Specificeren van beeldgrootte en -kwaliteit Volgend zijn de instellingen die u kunt maken tijdens de opnamefunctie REC tijdens het opnemen van een beeld. U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren voor aanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemen bent. • • • • • • • • • • Beeldgrootte en -kwaliteit ISO gevoeligheid Kleurversterking Kleurfilter Verzadiging Contrast Scherpte Schermraster aan/uit Tijd- en datumstempel aanbrengen Instelgeheugen 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Size” (grootte) of “Quality” (kwaliteit) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling voor de grootte of de kwaliteit en klik op de controletoets voor toepassing. 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 94 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Instellingen voor grootte/kwaliteit en beeldcapaciteit Beeldgrootte (beeldpunten) 2560 X 1920 2544 X 1696 (3:2) 1600 X 1200 1280 X 960 640 X 480 BELANGRIJK! • De waarden in de tabel zijn alle benaderingen en worden beïnvloed door de types beelden die u opneemt en andere factoren. • Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden opgeslagen. • Het maximale aantal opgeslagen beelden dat kan worden aangegeven door de display is 999. Afhankelijk van de capaciteit van de geheugenkaart kunnen er mogelijk meer beelden worden opgeslagen maar ze kunnen maar tot 999 worden aangegeven op de display. • Het aantal beelden dat opgenomen kan worden, wijkt mogelijk af van de bovengenoemde waarden wanneer u de Card Browser (pagina 154) gebruikt. • Het duurt langer om een TIFF (ongecomprimeerd) beeld op te slaan dan om een JPEG (gecomprimeerd) beeld op te slaan. • Wanneer u een TIFF beeld opneemt zal tevens een ECONOMY (economisch) versie van hetzelfde beeld worden opgeslagen in JPEG formaat. De ECONOMY versie is het beeld dat verschijnt op het beeldscherm wanneer u het beeld toont in de weergavefunctie (PLAY). • U kunt TIFF beelden niet overbrengen naar een computer m.b.v. de gebundelde Photo Loader applicatie (pagina 147). Aantal beelden Kwaliteit FINE NORMAL ECONOMY TIFF FINE NORMAL ECONOMY TIFF FINE NORMAL ECONOMY TIFF FINE NORMAL ECONOMY TIFF FINE NORMAL ECONOMY TIFF Bestandsgrootte 2,3 MB 1,8 MB 1,3 MB 14,4 MB 2,0 MB 1,6 MB 1,1 MB 12,64 MB 1,02 MB 0,68 MB 0,34 MB 5,625 MB 0,65 MB 0,43 MB 0,22 MB 3,6 MB 0,16 MB 0,11 MB 0,06 MB 0,9 MB 16MB geheugenkaart 64MB geheugenkaart 1GB Microdrive 6 beelden 7 beelden 10 beelden – 6 beelden 8 beelden 12 beelden 1 beeld 12 beelden 18 beelden 35 beelden 2 beelden 19 beelden 28 beelden 53 beelden 3 beelden 73 beelden 103 beelden 154 beelden 15 beelden 24 beelden 30 beelden 40 beelden 3 beelden 27 beelden 33 beelden 50 beelden 4 beelden 50 beelden 75 beelden 144 beelden 10 beelden 77 beelden 113 beelden 214 beelden 15 beelden 296 beelden 415 beelden 622 beelden 62 beelden 410 beelden 513 beelden 684 beelden 65 beelden 466 beelden 570 beelden 855 beelden 75 beelden 855 beelden 1266 beelden 2445 beelden 173 beelden 1314 beelden 1911 beelden 3625 beelden 270 beelden 5006 beelden 7009 beelden 9999 beelden*1 1049 beelden *1 Maximale waarde die getoond wordt door de camera. De feitelijke beeldcapaciteit is groter dan deze waarde. 95 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van de gevoeligheid Versterking van bepaalde kleuren Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheidsinstelling te selecteren die past bij het type beeld dat u opneemt. Gebruik de volgende procedure om een bepaalde kleur te versterken in het beeld dat u opneemt. 1. Zet de spannings-functieschakelaar op 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . . 2. Druk op MENU. 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Sensitivity” (gevoeligheid) en druk 3. Selecteer “Enhancement” (versterking) en vervolgens de controletoets naar rechts. druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. Auto 0 +1 +2 +3 +4 : : : : : : controletoets voor toepassing. Automatische gevoeligheidsselectie Komt overeen met ISO50 Komt overeen met ISO100 Komt overeen met ISO200 Komt overeen met ISO400 Komt overeen met ISO800 Om dit te verkrijgen: Schakel de kleurversterking Versterk rood 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. BELANGRIJK! Selecteer deze instelling: Off (uit) Red (rood) Versterk groen Versterk blauw Green (groen) Blue (blauw) Versterk huidkleur Flesh Tones (huidskleur) 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla- • Een verhoogde gevoeligheid kan statische ruis veroorzaken op het beeld. Selecteer de gevoeligheidsinstelling die past bij het soort foto dat u wilt nemen. ten. 96 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OPMERKINGEN Gebruiken van de filterfunctie • Door de kleuren te versterken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurversterkend lensfilter op de lens. • Als de kleurversterking en de filterfunctie (zie hieronder) beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden, wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt kleurversterking niet uitgevoerd). Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van een beeld veranderen tijdens het opnemen. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU 3. Selecteer “Filter” en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. • De volgende filterinstelling staan tot de beschikking: Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze), Purple (paars) 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. OPMERKINGEN • Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurfilter op de lens. • Als de kleurversterking en de filterfunctie (pagina 96) beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden, wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt kleurversterking niet uitgevoerd). 97 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt. Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van het beeld dat u opneemt. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op 3. Selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk 2. Druk op MENU. vervolgens de controletoets naar rechts. 3. Selecteer “Contrast” en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. Om dit te verkrijgen: Maximale kleurenverzadiging (intensiteit) Hoge kleurenverzadiging (intensiteit) Normale kleurenverzadiging (intensiteit) Lage kleurenverzadiging (intensiteit) Minimale kleurenverzadiging (intensiteit) . 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. Selecteer deze instelling: Om dit te verkrijgen: +2 Selecteer deze +1 Maximaal contrast instelling: +2 0 Hoog contrast Normaal contrast +1 0 Laag contrast Minimaal contrast –1 –2 –1 –2 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla- ten. ten. 98 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Speciferen van de contourscherpte In- en uitschakelen van het in-beeldraster Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen. U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden wordt. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Sharpness” en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . Maximaal scherpte Hoog scherpte +2 +1 2. Druk op MENU. Normaal scherpte Laag scherpte 0 –1 3. Selecteer “Grid” (raster) en druk vervolgens de Minimaal scherpte –2 controletoets naar rechts. 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 99 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de Toevoegen van een tijdstempel aan een beeld controletoets voor toepassing. Om dit te verkrijgen: Als hij ingeschakeld is, stempelt de tijdstempelfunctie digitaal de opnamedatum en -tijd in de rechter onderhoek van elk beeld dat opgenomen wordt. Merk op dat wanneer een beeld eenmaal afgestempeld is, de datum en tijd niet uitgewist kunnen worden. Selecteer deze Schakel het raster uit instelling: Off (uit) Schakel het raster aan On (aan) 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Time Stamp” (tijdstempel) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 100 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning controletoets voor toepassing. Voorbeeld: Configureren van het “functiegeheugen” van de camera stelt de default instellingen bij inschakelen van de spanning in. Het inschakelen van een functiegeheugenitem specificeert dat de huidige instelling van dit item opnieuw verkregen dient te worden bij opnieuw inschakelen van de spanning nadat de camera uitgeschakeld is. Het uitschakelen van een functiegeheugenitem specificeert dat de in de fabriek ingestelde ‘default’ instelling gebruikt dient te worden telkens wanneer de camera wordt ingeschakeld. Datum: 23 october, 2002 Tijd: 1:25 pm (‘s middags) Off (uit): Geen tijdstempel 2002/10/23: jaar/maand/dag 23 1:25 pm (‘s middags): Dag Uren:Minuten 2002/10/23 1:25 pm (‘s middags): jaar/maand/dag Uren:Minuten 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Mode Memory” (functiegeheugen) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de te veranderen instelling en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 5. Selecteer de gewenste instelling en klik op de controletoets voor toepassing. 101 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Doe dit wanneer de camera ingeschakeld wordt: Verkrijg opnieuw de laatste instelling van het item op het moment dat de spanning uitgeschakeld werd. Verkrijg de fabriek ingestelde ‘default’ instelling ● Resetten van het functiegeheugen Selecteer in stap 4 van de bovenstaande procedure “Reset” “Yes” en klik op de controletoets. Hierdoor worden de instellingen van het functiegeheugen terug gesteld op de oorspronkelijke default instellingen. Selecteer dit: On (aan) Off (uit) Resetten van de camera Gebruik de volgende procedure om de instellingen van de camera allemaal terug te stellen (resetten) tot de oorspronkelijke dafault instellingen zoals aangegeven onder “Camera menu’s” op pagina 159. 6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. ● Items en instellingen van het functiegeheugen Item Geheugenfunctie status On (aan) Flash (Flitser) White Balance (Witbalans) Metering (Meten) Focus (Scherpstellen) Sensitivity (Gevoeligheid) Digital Zoom (Digitale zoom) EV Shift (EV verschuiving) Instelling bij uitschakelen van de spanning. Off (uit) (default) Auto (Automatisch) 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op Auto (Automatisch) 2. Druk op MENU. of . Multi (Multi-patroon meten) 3. Selecteer “Reset” (terugstellen) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. Spot (Puntmeten) 4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren om te resetten en “No” om deze procedure te verlaten en klik vervolgens op de controletoets om die keuze uit te voeren. 0 On (Aan) None (Geen) 102 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Zet de spannings-/functieschakelaar op Gebruiken van de sluiterontspanner afstandsbediening . 3. Druk op MENU. U kunt een los verkrijgbare sluiterontspanner afstandsbediening(WR-3C) gebruiken om de sluiter te ontspannen zonder de camera aan te raken. Door de camera op een statief te plaatsen en de sluiterontspanner afstandsbediening te gebruiken kunt u de kans verkleinen op beelden met vegen door onbedoelde handbewegingen. Zie voor volledige details de aanwijzingen die meegeleverd worden met de sluiterontspanner afstandsbediening. 4. Selecteer “Release Setting” (ontspanner instelling) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. 5. Selecteer “On” (aan) en klik op de controletoets. • Door “Off” (uit) te selecteren wordt de sluiterontspanner afstandsbediening gedeactiveerd. Ondersteunde sluiterontspanner afstandsbediening: WR-3C (los verkrijgbaar) Kabellengte: ca. 1 meter 6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 1. Schakel de camera uit en sluit de sluiterontspanner afstandsbediening aan op de DIGITAL poort (sluiterontspanneraansluiting) van de camera. 7. Nu kunt u de sluiterontspanner afstandsbediening gebruiken om een beeld op te nemen. OPMERKING • De sluiterontspanner afstandsbediening kan de volgende functies van de camera bedienen: sluiterontspannertoets halverwege en geheel indrukken, bedienen van de zoomregelaar, naar links of naar rechts drukken van de controletoets. Sluiterontspanner afstandsbediening DIGITAL poort 103 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Monteren van een externe flitsereenheid Gebruiken van een uitwendige flitser Middels het gebruik van een los verkrijgbare flitsereenheid kunt u een hogere mate van helderheid (leidraadnummer) verkrijgen dan wanneer u alleen de ingebouwde flitser gebruikt. Een externe flitser kan tevens het effectieve bereik van de gecombineerde flits verlengen. BELANGRIJK! • Let er altijd op dat de externe flitsereenheid uitgeschakeld is voordat u hem monteert of demonteert. Laat u de flitsereenheid op de camera gemonteerd zitten, dan kan hij onverwacht flitsen. • Het leidraadnummer van de interne flitser is 6.5 (ISO 100/m). 1. Sluit de synchronisatiekabel van de flitser- Vereisten voor de externe flitsereenheid eenheid aan op de externe flitsersynchronisatie aansluiting van de camera. Een externe flitsereenheid die u met deze camera gebruikt dient aan de volgende vereisten te voldoen. • Variabele flitsintensiteit (AUTO) • Flitstijdsduur: Minder dan 1/1000 sec. • Bereikhoek: bereik van 33mm gelijkwaardig aan een objectief met een brandpuntsafstand van 35mm (zonder groothoekobjectief) Externe flitsereenheid BELANGRIJK! • Een gedeelte van de effectiviteit van de flitser kan verloren gaan bij gebruik van een ringflitser of een ander type eenheid met een lange flitstijd. • De lensopeningwaarden en de ISO gevoeligheid die beschikbaar is bij bepaalde flitsereenheden kan mogelijk niet passen bij de waarden die ondersteund worden door uw camera. Maak in dergelijke gevallen aanpassingen in de instelling van de lensopening van de externe flitser en de camera totdat een juiste mate van helderheid is verkregen. Externe flitsersynchronisatie aansluiting Synchronisatiekabel 104 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Bij monteren van een externe flitsereenheid op de camera dient u tevens een greepbeugel aan te schaffen en te installeren zodat hij vast zit in het gat van het statief. BELANGRIJK! • De externe flitser die aangesloten is op de externe flitsersynchronisatie aansluiting flitst altijd. Om een beeld op te nemen zonder de externe flitser dient u de synchronisatiekabel uit de aansluiting te trekken of de spanning van de externe flitsereenheid uit te schakelen. • Om de intensiteit van een externe flitser bij te stellen gebruikt u de bedieningsorganen van de externe flitsereenheid zelf. Het veranderen van de instelling voor de flitsintensiteit bij de camera zelf heeft geen invloed op een eventueel aangesloten externe flitsereenheid. Mocht de belichting bij een opgenomen beeld niet goed overkomen op het beeldscherm, stel dan de instellingen voor de lensopening en ISO gevoeligheid in bij de flitsereenheid of stel de lensopening van de camera zelf in en probeer het nog eens. • Close-up opnamen met een externe flitser kunnen overbelichte beelden produceren. Mocht dit gebeuren, stel dan de instellingen voor de lensopening en de ISO gevoeligheid bij de flitsereeenheid bij of stel de lensopening van de camera zelf bij en probeer het nog eens. • Merk op dat de ingebouwde flitser van de camera altijd flitst wanneer de instelling van de flitsfunctie anders is (uit). dan • De lensopeningwaarde (F) die aangegeven wordt door de camera is de waarde wanneer de optische zoom op zijn breedst (1x) is. Het instellen van de optische zoom op telefoto zal het objectief ietwat donkerder maken. Gebruikt u de optische zoom, stel dan de instellingen voor de lensopening en de ISO gevoeligheid bij de flitsereeenheid bij of stel de lensopening van de camera zelf bij. • Bij gebruik van een zoomflitser wordt een bereikhoek voor een brandpuntsafstand van 33mm of minder aanbevolen voor de flitsereenheid. 2. Schakel de spanning van de camera in en maak de vereiste instellingen bij de camera. • Belichtingsfunctie: M (handmatige belichting) • Sluitersnelheid: Ongeveer 1/60 (feitelijke instelling dient te geschieden overeenkomstig de instelling van de lensopening.) • Gebruik de maximale lensopening (F2.0) voor maximale helderheid van plaatsen tot waar de flitsverlichting niet reikt. • Witbalans: zonlicht • Flitserfunctie: (uit) 3. Schakel de externe flitsereenheid aan en stel hem in op de lensopeningwaarde (F) van de camera (pagina 84) en de gevoeligheidswaarde (gelijkwaardig aan ISO 100). • Afhankelijk van de omstandigheden kan een juiste belichting mogelijk niet verkregen worden zelfs als de automatische lensopeningwaarde (F) en de ISO gevoeligheid van de flitserfunctie passen bij die van de camera. Mocht dit het geval zijn, stel dan de automatische lensopeningwaarde (F), de ISO gevoeiligheid of de andere instellingen van de flitsereenheid aan. Probeer tevens de lensopening van de camera bij te stellen. 105 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Canon Inc. Tele-Converter TC-DC58 (tele-verloopobjectief) Monteren van een verloopobjectief, een close-up objectief of een filter Brandpuntsafstand: digitale camera brandpuntsafstand x 1,5 Schroefdraad in de lens van de camera maken het mogelijk om een los verkrijgbare verloopobjectiefadapter (LU-35A) te monteren. Na montage van de adapter kunt u één van de aanbevolen verloopobjectieven, het aanbevolen close-up objectief of een los verkrijgbaar filter te monteren. Tele-Converter TC-DC58 (teleobjectief) Verloopobjectiefadapter (LU-35A) Monteren van een verloopobjectief of een close-up objectief Door een verloopobjectief te monteren wordt de brandpuntsafstand verlengd voor betere mogelijkheden voor telefoto of juist verkort voor het maken van groothoek foto’s. U kunt ook macrobeelden maken door het close-up objectief te monteren. • Canon Inc. Wide Converter WC-DC58 Brandpuntsafstand: digitale camera brandpuntsafstand x 0,8 Wide-Converter WC-DC58 (groothoekobjectief) BELANGRIJK! • Het volgende Canon Inc. verloopobjectief en close-up objectieven worden aanbevolen voor gebruik met deze camera. • Deze objectieven zijn mogelijk niet verkrijgbaar in bepaalde landen en gebieden. Verloopobjectiefadapter (LU-35A) 106 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Canon Inc. 58mm Close-up objectief 250D • Gebruik altijd het beeldscherm om de compositie van beelden te maken terwijl een verloopobjectief of een close-up objectief op de camera is gemonteerd. Gebruik de zoeker niet want het beeld past zich niet aan het gebruikte objectief aan. Daarnaast kan een verloopobjectief of een close-up objectief ook schaduwen veroorzaken in de zoeker. • Het gebruik van de ingebouwde flitser van de camera terwijl een verloopobjectief of een close-up objectief gemonteerd is kan schaduwen opleveren aan de randen van de beelden. • Het instellen van de camera op groothoek terwijl een telelens gemonteerd is, zal schaduwen veroorzaken bij de randen van het beeld doordat het licht geblokkeerd wordt door het frame van het aangekoppelde objectief. Om deze reden dient u de camera altijd op telefoto in te stellen als u een telelens gebruikt. • De invloed van bewegen van de camera wordt versterkt wanneer een telelens gebruikt wordt. Installeer bij het gebruik van een verloopobjectief altijd het meegeleverde kussen en monteer de camera op een statief zodat hij stevig vast zit. • Door bepaalde karakteristieken van het groothoek verloopobjectief kunt u kleine vervormingen waarnemen in de beelden wanneer u ze opneemt. • Bij het gebruik van het groothoek verloopobjectief dient u de zoominstelling van de camera altijd in te stellen op de maximale groothoek. • Bij gebruik van de close-up lens dient u er op te letten de scherpstelfunctie van de camera op (Macrofunctie) (pagina 65) te zetten. Goed scherpstellen van een close-up beeld kan niet mogelijk zijn bij andere scherpstelfuncties. Brandpuntsafstand: Tijdens de macrofunctie, 5 cm - 14 cm vanaf het oppervlak van het close-up objectief tot aan het onderwerp (wanneer de zoom ingesteld is op maximale groothoek); 7 cm - 14 cm bij andere standen. Close-up objectief (250D) Verloopobjectiefadapter (LU-35A) BELANGRIJK! • Zorg ervoor altijd het verloopobjectiefadapter (LU35A) te gebruiken wanneer u een verloopobjectief van 58mm of een 58mm close-up objectief gebruikt. Doet u dat niet dan zal de lens in aanraking komen met het verloopobjectief of het 58mm close-up objectief wanneer de lens uit de camera komt, hetgeen defecten zal geven. 107 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruik van een filter De camera ondersteunt het gebruik van los verkrijgbare 58mm filters. BELANGRIJK! • Gebruik altijd de verloopobjectiefadapter (LU-35A) wanneer u een filter gebruikt. Doet u dat niet dan zal de lens in aanraking komen met het filter wanneer de lens uit de camera komt, hetgeen defecten zal geven. • Het ontwerp van bepaalde lenzen kan schaduwen geven bij de randen van het beeld. • Autofocus en flitsen kunnen mogelijk niet het gewenste resultaat opleveren wanneer een filter op de lens gemonteerd is. • Filters produceren niet precies dezelfde resultaten als de resultaten die worden verkregen bij camera’s die van een filmrol gebruik maken. • Gebruik niet meerdere filters tegelijkertijd. • Het gebruik van een in de handel verkrijgbare lenskap kan schaduwen veroorzaken bij de randen van het beeld. 108 WEERGAVE WEERGAVE U kunt het ingebouwde beeldscherm van de camera gebruiken om opgenomen beelden weer te geven. OPMERKINGEN • Houd de controletoets naar links of naar rechts gedrukt om met hoge snelheid door de beelden te bladeren. • Teneinde sneller bladeren mogelijk te maken, verschijnt eerst een beeld op het beeldscherm dat het voorvertoningbeeld is en ietwat minder van kwaliteit dan het feitelijke beeld. Het feitelijke displaybeeld verschijnt ongeveer 2 seconden na het voorvertoningbeeld. Merk op dat een feitelijk displaybeeld met volledige details niet beschikbaar kan zijn bij sommige beelden die gekopieerd zijn van bepaalde cameramodellen. Elementaire weergave Gebruik de volgende procedure om door de opgenomen beelden in het geheugen van de camera te bladeren. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . : weergavefunctie (PLAY) voor het weergeven van beelden. 2. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om door de beelden op het beeldscherm te bladeren. Als u dit wilt doen: Doe dit: Blader voorwaarts Druk de controletoets naar rechts. Blader achterwaarts Druk de controletoets naar links. 109 WEERGAVE 3. Klik op de controletoets om de weergave van Weergeven van een film de film te starten. Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven die opgenomen werd met de filmfunctie. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op • Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tijdens het weergeven van een film tot de beschikking staan. . Als u dit wilt doen: 2. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om door de beelden op het beeldscherm te bladeren totdat de gewenste film getoond wordt. Filmfunctie icoon 110 Doe dit: Schakel over tussen bekijken op het volledige scherm of op een kwart scherm. Druk op DISP. Geef in voorwaartse richting weer. Druk de controleregelaar naar rechts. Geef in achterwaarste richting weer. Druk de controleregelaar naar links. Pauzeren van de weergave. Klik op de controletoets Doorspringen naar het volgende beeld terwijl de weergave gepauzeerd is. Druk de controleregelaar naar rechts. Terugspringen naar het vorige beeld terwijl de weergave gepauzeerd is. Druk de controleregelaar naar links. Verlaat weergave van de film. Druk op MENU. WEERGAVE 3. Klik op de controletoets om de weergave van Weergave van een panorama het panorama te starten. Gebruik de volgende procedure om een panorama weer te geven die opgenomen werd met de panoramafunctie. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op • Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tijdens het weergeven van een film tot de beschikking staan. . Als u dit wilt doen: 2. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om door de beelden op het beeldscherm te bladeren totdat het gewenste panorama getoond wordt. Panoramafunctie icoon 111 Doe dit: Schakel over tussen bekijken op het volledige scherm of in de gecomprimeerde versie. Druk op DISP. In voorwaartse richting bladeren. Druk de controleregelaar naar rechts. In achterwaarste richting bladeren. Druk de controleregelaar naar links. Pauzeren van de weergave. Klik op de controletoets. Doorspringen naar het volgende beeld terwijl de weergave gepauzeerd is. Druk de controleregelaar naar rechts. Terugspringen naar het vorige beeld terwijl de weergave gepauzeerd is. Druk de controleregelaar naar links. Verlaat weergave van het panorama. Druk op MENU. WEERGAVE • Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tot de beschikking staan wanneer een vergroot beeld zich op het beeldscherm bevindt. Vergroten van het weergavebeeld Gebruik de volgende procedure om het weergavebeeld op het scherm te vergroten. U kunt het beeld vergroten tot maximaal 3,2 maal de normale grootte. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op Als u dit wilt doen: . 2. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om door de beelden op het beeldscherm te bladeren totdat het beeld getoond wordt dat u wilt vergroten. 3. Druk de zoomcontroleregelaar naar boven in (telefoto) de richting van derwerp in te zoomen. om op het on- • Druk de zoomcontroleregelaar naar beneden in de richting van (groothoek) om van het onderwerp weg te zoomen. Doe dit: Het beeld naar rechts verschuiven. Druk de controleregelaar naar rechts. Het beeld naar links verschuiven. Druk de controleregelaar naar links. Het beeld naar boven verschuiven. Druk de controleregelaar naar boven. Het beeld naar onderen verschuiven. Druk de controleregelaar naar beneden. Verlaten van het vergrootte scherm. Druk op een willekeurige toets behalve de controletoets. BELANGRIJK! • U kunt beelden van een film of een panorama niet vergroten. OPMERKING • Wanneer u de zoomcontroleregelaar naar beneden te drukken in de ricthing van (groothoek) terwijl een beeld van normale grootte (1x) op de display getoond wordt, zal overgeschakeld worden naar het 9beelden scherm. 2X 112 WEERGAVE • Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tot de beschikking staan terwijl er zich negen beelden op het scherm bevinden. Weergave van het 9-beelden scherm Gebruik de volgende procedure om negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm te tonen. Als u dit wilt doen: 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk de zoomcontroleregelaar naar beneden (groothoek) in de richting van . • Hierdoor wordt het scherm met 9-beelden getoond, te beginnen met het laatst opgenomen beeld. 3. Druk de controletoets naar links of naar rechts om door de beelden op het beeldscherm te bladeren. 1 2 3 10 11 12 19 20 21 4 5 6 13 14 15 22 23 24 7 8 9 16 17 18 25 26 27 113 Doe dit: In voorwaartse richting bladeren. Druk de controleregelaar naar rechts. In achterwaarste richting bladeren. Druk de controleregelaar naar links. Toon de selectiewijzer (Zie volgende hoofdstuk). Druk op DISP. Verlaat weergave van het 9beelden scherm. Druk op een willekeurige toets behalve de controletoets of DISP. WEERGAVE 3. Druk de controletoets naar links, naar rechts, Selecteren van een specifiek beeld op het 9-beelden scherm naar boven of naar beneden om de wijzer te verplaatsen naar het beeld dat u wilt selecteren. Klik vervolgens op de controletoets. 1. Toon het 9-beelden scherm. • Hierdoor verschijnt een enkelvoudig beeld van het geselecteerde beeld. 2. Druk op DISP. • Hierdoor verschijnt een wijzer in de linker bovenhoek van het beeldscherm. 114 WEERGAVE Tonen van het histogram en andere beeldinformatie 1 Histogram De camera slaat het histogram en de andere beeldinformatie op samen met het beeld zelf. Gebruik de volgende procedure om deze andere beeldinformatie te bekijken. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op 2 Belichtingsfunctie . 2. Druk op DISP om het histogram en andere Gebruik het histogram om de belichting te controleren bij het opnemen. • De belichtingscondities die worden aangegeven door het histogram kunnen mogelijk niet nauwkeurig zijn bij gebruik van de flitser of bij multipatroon meten alsmede tijdens bepaalde andere omstandigheden. : Volautomatische functie : Beste shotfunctie : Programma AE functie beeldinformatie te tonen. : Lensopening prioriteitfunctie : Sluitersnelheid prioriteit AE functie 2 Belichtingsfunctie : Handmatige functie 3 Aandrijffunctie 3 Aandrijffunctie : 1-beeld functie 4 Lichtmeten : Doorlopende sluiterfunctie 5 Flitser : Filmfunctie : AEB (automatische belichtingsgroepering) functie : Panoramafunctie 7 Sluitersnelheid 4 Lichtmeten : Multi-patroon meten : Centrum-georiënteerd meten : Puntmeten 5 Flitser 1 Histogram 8 Witbalans 9 Bestandsgrootte : Flitser aan : Flitser uit 6 Lensopening 6 Lensopening 7 Sluitersnelheid 115 WEERGAVE 8 Witbalans BELANGRIJK! Geen: Automatisch • Het histogram verschijnt niet tijdens weergave van een film (pagina 110). • Bij een panoramabeeld (pagina 111) wordt het histogram alleen bij het eerste beeld van het panorama getoond. : Daglicht : Schaduw : Gloeilamp : TL-verlichting : Handmatig 9 Bestandsgroote • Behalve voor het histogram wordt “-----” getoond in plaats van elk item waarvoor de informatie niet zeker is of om een andere reden niet beschikbaar is. 3. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om door de beelden op het beeldscherm te bladeren. • Na het selecteren van een beeld kan het enige tijd duren voordat de beelddata verschijnt. 4. Druk nadat u klaar bent op DISP om de display informatie te wissen. 116 WEERGAVE BELANGRIJK! Gebruik van de diavertoning (slide show) • De automatisch spanningsonderbreker (pagina 35) is gedeactiveerd wanneer de diavertoning gebruikt wordt. Dit betekent dat u de diavertoning niet dient te laten doorlopen wanneer u batterijen gebruikt om de camera van stroom te voorzien. Hierdoor kunnen de batterijen namelijk snel leeglopen. Vergeet niet de diavertoning uit te schakelen en de camera uit te schakelen nadat u klaar bent. • Merk op dat alle toetsen gedeactiveerd zijn terwijl een beeldverandering plaatsvindt. Wacht totdat een beeld op het beeldscherm gestopt is voordat u bediening uitvoert van een toets of houd de toets ingedrukt totdat het beeld stopt. • Beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale camera of van een computer kunnen langere tijd in beslag nemen om te verschijnen dan de diavertoning tussenpozen die u selecteerde. De diavertoning speelt beelden automatisch af in de volgorde met vaste tussenpozen. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Slide Show” en klik op de controletoets voor toepassing. • Hierdoor wordt de diavertoning gestart. • Door op dat moment op MENU te drukken wordt een scherm verkregen voor het instellen van tussenpozen tussen het doorgaan van het ene naar het volgende beeld. Deze instelling loopt tussen 5 en 30 seconden. 4. Druk om de diavertoning te stoppen op een willekeurige toets behalve op MENU. 117 WEERGAVE BELANGRIJK! Afmetingen van een beeld heraanpassen • Door heraanpassen van een beeld wordt een nieuwe (heraangepaste) versie opgeslagen als een gescheiden bestand. • De oorspronkelijke versie van het beeld vóór het aanpassen wordt ook in het geheugen opgeslagen gehouden. • Beelden van het 2544 x 1696 (3:2) formaat worden aangepast tot het 640 x 427 beeldpunten formaat. • Van beelden kleiner dan 640 x 480 beeldpunten kunnen de afmetingen niet worden heraangepast. • De afbeeldingen van filmfunctie, panoramafunctie en TIFF (ongecomprimeerde) beelden kunnen niet worden heraangepast. • Het heraanpassen van een beeld kan niet plaatsvinden als de boodschap “MEMORY FULL Delete unneeded images” (geheugen vol - onnodige beelden uitwissen) verschijnt. U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te veranderen naar VGA maat (680 x 480 beeldpunten). • De VGA maat is de optimale grootte voor het versturen bij e-mail boodschappen of om in te plakken bij Web pagina’s. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te tonen waarvan u de afmetingen opnieuw wilt aanpassen. 3. Druk op MENU. 4. Selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen) en druk daarna de controletoets naar rechts. 5. Selecteer “Yes” (ja) en klik op de controletoets. • Selecteer “No” om de procedure te verlaten zonder de afmetingen van het beeld aan te passen. 118 WISSEN VAN BEELDEN WISSEN VAN BEELDEN U kunt het momenteel getoonde beeld, één of meerdere geselecteerde beelden of alle beelden wissen in één of meer mappen, of alle beelden in het geheugen van de camera. Wissen van het getoonde beeld Gebruik de volgende procedure wanneer u het beeld wilt wissen dat zich momenteel op het beeldscherm bevindt. BELANGRIJK! 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op • Merk op dat het wissen van beelden niet ongedaan gemaakt kan worden. Let er dus goed op dat u een beeld echt niet meer nodig heeft of dat u er een backup kopie van gemaakt heeft op een computer of op een diskette of ander medium voordat u het wist. Wees in het bijzonder voorzichtig met de bedieningshandeling “Deleting All Unprotected Images” die alle onbeveiligde beelden in het geheugen uitwist. • Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Zie “Beveiligen van beelden tegen uitwissen” op pagina 125 voor details aangaande het beveiligd en onbeveiligd maken van beelden. • Het uitwissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle bestanden in het geheugen van de camera beveiligd zijn. . 2. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te tonen dat u wilt wissen. 3. Druk op AE-L . 4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren. • Mocht u van gedachten veranderen en het beeld toch niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren. 5. Klik op de controletoets. • Het tonen van een panorama- of filmbeeld in stap 2 van de bovenstaande procedure zal tot gevolg hebben dat alle beelden uitgewist worden die onderdeel uitmaken van het panorama of de film. 119 WISSEN VAN BEELDEN OPMERKING Wissen van geselecteerde beelden • De camera houdt geen open ruimtes in het geheugen. Door een beeld uit te wissen wordt het volgende beeld verschuiven naar de open ruimte die gemaakt werd door het wissen. Merk ook op dat alle beelden opnieuw genummerd worden wanneer ze worden verschoven. De volgende procedure laat u één of meer beelden selecteren om te worden gewist. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 100-1 100-2 100-3 3. Selecteer “Delete” (wissen) “Select” (selecteren) en druk de controletoets naar rechts. 4. Druk de controletoets naar links of naar rechts Bestandsnamen: 01010001.JPG 100-1 01010002.JPG 01010003.JPG of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te tonen dat u wilt wissen. 5. Druk de controletoets naar boven of naar be- 100-2 neden om het icoon van het afgebeelde beeld aan en uit te doen. Bestandsnamen: 01010001.JPG 01010003.JPG 120 WISSEN VAN BEELDEN • Elk beeld dat gemarkeerd is met het icoon is gemerkt om te worden gewist. Het beeld zal uitgewist worden wanneer u de volgende stap van deze procedure uitvoert. Wissen van alle beelden in geselecteerde mappen De volgende procedure laat u één of meer mappen selecteren voor het wissen van alle beelden die ze bevatten. • U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om meerdere beelden eventueel te markeren en het markeren ongedaan te maken. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 6. Druk op de controletoets. 3. Selecteer “Delete” (wissen) “Folder” (map) en druk de controletoets naar rechts. 7. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren. 4. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om de map te tonen waarvan u de beelden wilt wissen. • Mocht u van gedachten veranderen en het beeld toch niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren. 5. Druk de controletoets naar boven of naar beneden om het icoon van de afgebeelde map aan en uit te doen. 8. Klik op de controletoets. 121 WISSEN VAN BEELDEN • Elke map die gemarkeerd is met het icoon is gemerkt om te worden gewist. Het beeld zal uitgewist worden wanneer u de volgende stap van deze procedure uitvoert. Wissen van alle onbeveiligde beelden De volgende procedure laat u alle beelden wissen die zich momenteel op de geheugenkaart van de camera bevinden. • U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om meerdere mappen eventueel te markeren en het markeren ongedaan te maken. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Druk op MENU. 6. Druk op de controletoets. 3. Selecteer “Delete” (wissen) “All” (alle) en druk de controletoets naar rechts. 7. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren. 4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren. • Mocht u van gedachten veranderen en de map toch niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren. • Mocht u van gedachten veranderen en toch niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren. 8. Klik op de controletoets. 5. Klik op de controletoets. 122 BEHEER VAN BESTANDEN BEHEER VAN BESTANDEN Dankzij de mogelijkheden van de camera voor bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en zelfs de DPOF functie gebruiken om beelden te specificeren voor het afdrukken. Mappen Er wordt automatisch een map aangemaakt telkens wanneer u het eerste beeld op een bepaalde datum opneemt. De naam die toegewezen is aan de map is gebaseerd op de huidige datum zoals hieronder beschreven. U kunt maximaal 900 mappen op een bepaald moment op een geheugenkaart hebben (behoudens beperkingen inzake de opslagcapaciteit). Mappen en bestanden Wanneer u het eerste beeld op een bepaalde dag opneemt dan zal de camera automatisch een map aanmaken voor die datum. Alle navolgende beelden die u op die dag opneemt worden in dezelfde map opgeslagen. Voorbeeld: Map gecreëerd op 19 juli wat de 100ste map op de geheugenkaart is Maand • Voor volledige details aangaande het organiseren van mappen op de geheugenkaart wordt u verwezen naar “Gebruiken van een geheugenkaart om beelddata over te sturen” op pagina 149. Dag 100_0719 Streepje Serienummer • Het werkelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz. 123 BEHEER VAN BESTANDEN • Naast beeldbestanden bevatten geheugenkaarten ook een aantal andere bestanden die gebruikt worden door het systeem voor het beheer van beelddata. • Het werkelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz. • Panoramabeelden worden opgeslagen als een groep van meerdere afzonderlijk beelden. • Er zijn meer dan 250 beeldbestanden in een map (door kopiëren van een andere digitale camera of een andere bron) en slechts de eerste 250 (in volgorde van de naam) kunnen worden weergegeven. Bestanden Elke map kan maximaal 250 beeldbestanden bevatten. Als u probeert het 251ste bestand op te slaan in een map, creëert de camera automatisch een nieuwe map waar het beeld wordt opgeslagen. De namen die worden toegewezen aan de bestanden, zijn gebaseerd op de huidige datum zoals hieronder getoond. Voorbeeld: 26ste beeld gemaakt op 7 november Maand Dag 11070026.JPG Extensie (.JPG/.TIF./AVI) Serienummer 124 BEHEER VAN BESTANDEN 5. Druk de controletoets naar boven of naar be- Beveiligen van beelden tegen uitwissen icoon van het afgebeelde neden om het beeld aan en uit te doen. Beeldbeveiliging beschermt tegen het onverhoeds uitwissen van beelden die opgeslagen op de geheugenkaart van de camera. Een beveiligd beeld kan niet worden uitgewist tenzij het onbeveiligd wordt gemaakt (pagina 119). U kunt een enkel beeld, alle beelden in een bepaalde map of alle beelden op de geheugenkaart beveiligd maken. Beveiligd maken van geselecteerde beelden 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . • Elk beeld dat gemarkeerd is met het icoon is gemerkt voor beveiliging. Het beeld wordt beveiligd gemaakt wanneer u de volgende stap van deze procedure uitvoert. Elk beeld zonder het icoon is onbeveiligd. 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Protect” (beveiligd maken) “Select” (selecteren) en druk de controletoets naar rechts. • U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om het voor meerdere beelden aan te doen. icoon 4. Druk de controletoets naar links of naar rechts 6. Druk op de controletoets om alle beelden te of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te tonen dat u wilt beveiligen. beschermen die gemarkeerd zijn voor beveiliging en de niet-gemarkeerde beelden onbeveiligd te maken. 125 BEHEER VAN BESTANDEN • Elke map die gemarkeerd is met het icoon is gemerkt voor beveiliging. Alle beelden erin worden beveiligd gemaakt wanneer u de volgende stap van deze procedure uitvoert. Alle beelden in mappen zonder het icoon zijn onbeveiligd. Beveiligd en onbeveiligd maken van alle beelden in geselecteerde mappen 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . • U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om het voor meerdere mappen aan te doen. 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Protect” (beveiligd maken) “Folder” (map) en druk de controletoets naar rechts. icoon 6. Druk op de controletoets om de beelden in alle mappen te beschermen die gemarkeerd zijn voor beveiliging en de beelden in de niet-gemarkeerde mappen onbeveiligd te maken. 4. Druk de controletoets naar links of naar rechts of draai de keuzedraairegelaar om de map te tonen waarvan u de beelden wilt beveiligen. 5. Druk de controletoets naar boven of naar beicoon van de afgebeelde map neden om het aan en uit te doen. 126 BEHEER VAN BESTANDEN Beveiligd en onbeveiligd maken van alle bestanden 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op DPOF De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital Print Order Format” hetgeen een formaat is voor opnemen op een geheugenkaart of een ander medium met informatie welke digitale camerabeelden afgedrukt dienen te worden en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een DPOF-compatibele printer of bij een professionele drukkerij afdrukken maken overeenkomstig de instellingen voor de bestandsnaam en het aantal kopieën zoals opgeslagen is op de kaart. Met deze camera dient u altijd beelden te selecteren door ze te bekijken via het beeldscherm. Specificeer beelden niet door alleen naar de bestandsnaam te kijken zonder ook de inhoud van het bestand te bekijken. . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Protect” (beveiligd maken) “All” (alle) en druk de controletoets naar rechts. 4. Selecteer de gewenste geheugenbeveiligingsinstelling and klik op de controletoets om de instelling toe te passen. Om dit te doen: Beveiligen van alle beelden op de geheugenkaart Onbeveiligd maken van alle beelden op de geheugenkaart Selecteer dit: On (aan) ■ DPOF instellingen Bestandsnaam, aantal kopieën, datum Off (uit) 127 BEHEER VAN BESTANDEN Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op Als u dit wilt doen: . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “DPOF” “Select” (selecteren) en druk de controletoets naar rechts. Doe dit: Verlaag de waarde van het aantal kopiëen. Druk de controletoets naar beneden. Verhoog de waarde van het aantal kopiëen. Druk de controletoets naar boven. Schakel het afdrukken van de opnamedatum aan en uit Druk op DISP. • Merk op dat sommige printers het afdrukken van de opnamedatum niet ondersteunen. 4. Druk de controletoets naar links of naar rechts • Een voor afdrukken geselecteerd beeld is gemarkeerd door het icoon. of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te tonen dat u wilt afdrukken. • Een beeld waarvan het afdrukken van de opnamedatum ingeschakeld is, is gemarkeerd door het icoon. 5. Bedien de toetsen als volgt om de gewenste DPOF instellingen te maken. • U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om de DPOF instellingen te maken voor meerdere beeldbestanden als u dat wilt. 6. Klik na het uitvoeren van de gewenste instellingen op de controletoets om de procedure te voltooien. 128 BEHEER VAN BESTANDEN Maken van DPOF instellingen voor bepaalde mappen Maken van DPOF instellingen voor alle beelden op de geheugenkaart 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . . 2. Druk op MENU. 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “DPOF” 3. Selecteer “DPOF” 4. Druk de controletoets naar links of naar rechts 4. Selecteer “Set print order” (instellen afdruk- “All” (alle) en druk de controletoets naar rechts. “Folder” (map) en druk de controletoets naar rechts. order) en druk vervolgens de controletoets naar rechts. of draai de keuzedraairegelaar om de map te tonen waarvan u de beelden u wilt afdrukken. • Selecteer “Cancel print order” om het afdrukken te annuleren. 5. Gebruik dezelfde procedure als beschreven onder stap 5 onder “ Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden” op pagina 128 om de gewenste instellingen te maken. 5. Voer de toetsbediening uit zoals hieronder beschreven om de gewenste DPOF instellingen te maken. 6. Klik na het uitvoeren van de gewenste instellingen op de controletoets om de procedure te voltooien. 129 BEHEER VAN BESTANDEN Als u dit wilt doen: Doe dit: Verlaag de waarde van het aantal kopiëen. Druk de controletoets naar beneden. Verhoog de waarde van het aantal kopiëen. Druk de controletoets naar boven. Schakel het afdrukken van de opnamedatum aan en uit Druk op DISP. PRINT Image Matching II Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching II ondersteunt leest deze data en stelt het afgedrukte beeld automatisch bij zodat de beelden worden afgedrukt op de manier die u in gedachten had toen u de beelden opnam. • Merk op dat sommige printers het afdrukken van de opnamedatum niet ondersteunen. 6. Klik na het uitvoeren van de gewenste instel- * PRINT Image Matching en PRINT Image Matching II. zijn geregistreerde handelsmerken van SEIKO EPSON Corporation. lingen op de controletoets om de procedure te voltooien. 130 BEHEER VAN BESTANDEN Exif Print Exif Print is een internationaal ondersteund, open standaard bestandformaat waarmee het mogelijk is om levendige digitale beelden met getrouwe kleuren weer te geven. Bij Exif 2.2 bevatten bestanden een groot aantal data aangaande de opname omstandigheden die door een Exif Print printer kunnen worden geïnterpreteerd om afdrukken te produceren die er beter uit zien. BELANGRIJK! • Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif Print compatibele printermodellen kan verkregen worden bij elke fabrikant van printers. 131 ANDERE INSTELLINGEN ANDERE INSTELLINGEN Om dit te doen: Veranderen van de menutaal Wanneer u de camera net aangeschaft heeft, is hij uitgevoerd met een set van drie verschillende menutalen waaruit u kunt kiezen. De gebundelde CD-ROM bevat extra menutalen die u kunt installeren. U kunt kiezen uit in het totaal zes verschillende talen (Engels, Duits, Frans, Spaans, Italiaans en Japans). English Menu’s aangeven in het Duits Deutsch Menu’s aangeven in het Frans Français Menu’s aangeven in het Spaans Español Menu’s aangeven in het Italiaans Italiano Menu’s aangeven in het Japans BELANGRIJK! 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla- • U kunt op hetzelfde moment een set van slechts 3 talen op de camera geïnstalleerd hebben. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op Selecteer deze instelling: Menu’s aangeven in het Engels ten. Installeren van een andere taalset of De CD-ROM die bij de camera gebundeld is bevat twee menutext taalbestanden die elk weer een set van drie verschillende talen bevatten. U kunt het bestand kopiëren dat de taalset bevat die u op de geheugenkaart wilt hebben en deze bij de camera te installeren. . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Language” (taal) en druk de controletoets naar rechts. • De volgende drie taalsetten van menudata zijn verkrijgbaar op de CD-ROM. 4. Selecteer de gewenste taal en klik dan op de controletoets om deze toe te passen. Taalset Bestandsnaam • Dit geeft de taalselectiemenu aan. Engels, Duits, Frans Menu_egf.bin • Het volgende toont de instellingen voor alle zes verkrijgbare talen. Spaans, Italiaans, Japans Menu_sij.bin 132 ANDERE INSTELLINGEN ■ Overbrengen van menutaaldata naar een geheugenkaart • U kunt ook directe toegang verkrijgen vanaf de computer tot de geheugenkaart zonder de camera aan te sluiten. Zie pagina 149 voor meer informatie. De procedure die u dient te gebruiken voor het overbrengen van een taalsetbestand naar een geheugenkaart hangt af van of u een Windows of een Macintosh computer gebruikt. 3. Selecteer “ Language” ( taal) op het CDROM menu dat verschijnt op het computerscherm. ● Windows 4. Selecteer de taalset die u wilt gebruiken. BELANGRIJK! • Afhankelijk van het besturingssysteem waarop de computer draait, is het mogelijk nodig om een USB stuurprogramma te installeren als u de camera aansluit voor de eerste maal op uw computer aansluit. Zie pagina 147 voor meer informatie. 5. Klik OK. • Hierdoor gaat een afzonderlijk venster open voor de map die het cameramenu taalbestand bevat dat u selecteerde. 6. Selecteer “Open camera”. 1. Plaats de gebundelde CD-ROM in het diskette- • Dit opent een venster voor het rootdirectory van de geheugenkaart. station. • Hierdoor verschijnt het CD-ROM menu. 7. Klik OK. • Als u automatisch runnen uitgeschakeld heeft voor het diskettestation, start dan de CD-ROM door te dubbelklikken op “My Computer” en daarna de CDROM die CASIO heet. 8. Kopieer het “menu_∗∗∗.bin” bestand van het venster dat in stap 5 open ging naar het venster dat open ging in stap 7. 2. Sluit de camera m.b.v. de USB kabel aan op uw 9. Maak de USB die de camera op uw computer computer (pagina 147). aansluit los (pagina 149). • Gebruik de USB kabel die met de camera meegeleverd wordt. 133 • Als u directe toegang krijgt naar de geheugenkaart via uw computer gebruik dan de vereiste procedure om de geheugenkaart uit te werpen. ANDERE INSTELLINGEN 7. Kopieer het “menu_∗∗∗.bin” bestand van het ● Macintosh venster dat u in stap 4 opende naar het venster dat u opende in stap 5. 1. Plaats de gebundelde CD-ROM in het diskettestation. 8. Maak de USB die de camera op uw Macintosh aansluit los (pagina 149). 2. Sluit de camera m.b.v. de USB kabel aan op uw Macintosh (pagina 147). • Als u directe toegang krijgt naar de geheugenkaart via uw Macintosh gebruik dan de vereiste procedure om de geheugenkaart uit te werpen. • Gebruik de USB kabel die met de camera meegeleverd wordt. • U kunt ook directe toegang verkrijgen vanaf uw Macintosh tot de geheugenkaart zonder de camera aan te sluiten. Zie pagina 149 voor meer informatie. ■ Menutaaldata in de camera laden BELANGRIJK! 3. Open de CD-ROM die “CASIO” heet. • Als de stroomvoorziening naar de camera gestopt wordt terwijl u menutaaldata aan het laden bent, kan het programma van de camera niet juist draaien en dient u de camera weg ter reparatie te brengen voordat u hem opnieuw kunt gebruiken. Daarom dient u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht te nemen bij het uitvoeren van de onderstaande procedure. — Gebruik de netadapter om de camera van spanning te voorzien of leg een nieuwe set aanbevolen batterijen in de camera. — Raak de camera nooit aan terwijl menutaaldata geladen wordt. 4. Open de “Camera Language” (camerataal) map. 5. Open de map die de taalset bevat die u wilt gebruiken. 6. Open de camera geheugenkaart die aangegeven wordt op het scherm van uw Macintosh. 134 ANDERE INSTELLINGEN 1. Steek de geheugenkaart in die u creëerde met • Als meerdere menutaal databestanden geïnstalleerd zijn bij de camera kunt u de controletoets naar boven of naar beneden drukken om een databestand te selecteren. één van de procedures onder “Overbrengen van menutaaldata naar een geheugenkaart” op pagina 133. 3. Druk op de sluiterontspannertoets. 2. Houd MENU ingedrukt terwijl u de camera in- • De boodschap “NOW LOADING” verschijnt op het beeldscherm om aan te geven dat de menutaaldata geladen wordt. schakelt. • Zet de spannings-/functieschakelaar op de camera in te schakelen. of om • De boodschap “COMPLETE!” verschijnt op het beeldscherm wanneer de procedure voor het laden van de menutaaldata voltooid is. Na ongeveer vier seconden geeft het beeldscherm opnieuw de gewone display aan. • Het bovenstaande scherm verschijnt niet als de camera op batterijen werkt en de batterijen bijna leeg zijn. In plaats daarvan zal het normale displayscherm van de camera verschijnen. Mocht dit gebeuren, schakel dan over op netspanning of leg een set van de aanbevolen batterijen in de camera. 135 ANDERE INSTELLINGEN In- en uitschakelen van de bevestigingstoon Gebruik de volgende procedure om de toon die klinkt bij indrukken van een toets in of uit te schakelen. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op op of . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Beep” (toetstoon) en druk de controletoets vervolgens naar rechts. 4. Selecteer de gewenste instelling en klik vervolgens op de controletoets voor toepassing. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de bevestigingstoon in On (aan) Schakel de bevestigingstoon uit Off (uit) 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 136 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR Uw camera heeft drie aansluitingen voor het aansluiten van externe apparatuur: Een VIDEO OUT aansluiting, een DIGITAL aansluiting (sluiterontspanner afstandsbedieningsaansluiting) en een USB poort. U kunt deze aansluitingen gebruiken voor het aansluiten van de camera op een televisietoestel, videocassetterecorder, computer of andere externe apparatuur. Zie pagina 103 voor informatie aangaande de DIGITAL poort (sluiterontspanner afstandsbedieningsaansluiting). Aansluiten op een televisietoestel Beelden die via het beeldscherm van de camera kunnen worden getoond, of het nu voor opname of voor weergave betreft, kunnen ook weergegeven worden op het scherm van een aangesloten televisietoestel. Sluit de camera aan op het televisietoestel zoals hieronder is aangegeven. Speciale videokabel (gebundeld bij deze camera) Televisietoestel BELANGRIJK! TV • Zorg ervoor de spanning van zowel de camera als de andere apparatuur uit te schakelen voordat u aansluitingen tot stand brengt. • Controleer de documentatie die meegeleverd wordt met de apparatuur voor informatie die u nodig zou kunnen hebben voor het maken van de aansluitingen. • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op uw computerscherm of een televisie staan. Dit kan namelijk ‘inbranden’ van het scherm veroorzaken. Als dat gebeurt zal er altijd een vaag na-beeld op het scherm achterblijven zelfs als de camera niet langer aangesloten is. Om dit te voorkomen dient u hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeld te tonen. • Deze camera voorziet niet in ondersteuning voor het oversturen van data via een kabel naar en van andere CASIO digitale camera’s, draagbare telefoons, enz. INPUT L R VIDEO AUDIO VIDEO IN ingangsaansluiting 137 VIDEO OUT uitgangsaansluiting AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR 1. Sluit de camera m.b.v. een videokabel aan op Selecteren van de video-uitgangssignaalfunctie het televisietoestel zoals aangegeven in de afbeelding. Uw camera ondersteunt zowel het NTSC (gebruikt in de V.S. en in Japan en andere landen) als het PAL (gebruikt in Europa en andere landen) video-uitgangssignaalsysteem. Het videosysteem dat u dient te gebruiken hangt af van het land waar u de apparatuur aangeschaft heeft die u aansluit op de VIDEO OUT uitgangsaansluitingen van de camera. 2. Voer de juiste bediening uit bij het televisietoestel om het in te stellen voor het video ingangssignaal. • Zie de documentatie die meegeleverd wordt met het televisietoestel voor informatie aangaande hoe u dit doet. BELANGRIJK! • Wanneer u PAL als de video-uitgangssignaalfunctie geselecteerd heeft, zal het beeldscherm uitgeschakeld worden wanneer u de kabel aansluit op de VIDEO OUT uitgangsaansluitingen van de camera. 3. Voer normale weergave- en opnamebediening uit bij de camera. BELANGRIJK! 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op • Iconen en andere indicators die gewoonlijk op het beeldscherm van de camera verschijnen zullen ook verschijnen op het scherm van het aangesloten televisietoestel. op of . 2. Druk op MENU. 3. Selecteer “Video Out” (video uitgangssignaal) en druk de controletoets vervolgens naar rechts. 4. Selecteer “NTSC” of “PAL” en klik vervolgens op de controletoets voor toepassing. 5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. 138 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR Installeren van de software van de CDROM Aansluiten op een computer De met de camera meegeleverde USB kabel maakt het aansluiten op een computer die voorzien is van een USB poort een fluitje van een cent. U kunt ook beelden overschrijven m.b.v. de geheugenkaart als uw computer uitgerust is om geheugenkaarten te lezen. Voordat u bestanden kunt uitwisselen met uw computer dient u eerst software te installeren die op de CD-ROM staat die meegeleverd is met de camera. Aangaande de gebundelde CD-ROM USB kabel (gebundeld) De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende software. USB poort Photo Loader (voor Windows/Macintosh) Deze applicatie laadt beelddata van het JPEG en AVI formaat van een digitale camera naar uw computer. Computer Photohands (voor Windows) Deze applicatie is voor het retoucheren en afdrukken van beeldbestanden. Panorama Editor (voor Windows) Deze applicatie bewerkt de beelddata om voor creatie en weergave van panoramabeelden. USB 139 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR USB driver voor massale opslag (voor Windows/Macintosh) Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera om zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via een USB aansluiting. Gebruikt u echter Windows XP, Mac OS 9 of Mac OS X gebruik dan niet de USB driver van de CD-ROM. Bij deze besturingssystemen kunt u USB communicatie uitvoeren door eenvoudigweg de camera aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USB kabel. OPMERKING • Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de gebundelde CD-ROM voor details aangaande het gebruik van Photo Loader en Photohands. Zie “Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden)” op pagina 143 (Windows) en op pagina 146 (Macintosh) van deze gebruiksaanwijzing voor meer informatie. Internet Explorer (voor Macintosh) Dit is een browser applicatie voor het lezen van HTML bestanden. Beelden die met Photo Loader worden geladen, worden opgeslagen in mappen aangeduidt als “Bibliotheken” (Libraries). Internet Explorer toont de inhoud van een bibliotheek op uw computerscherm. Computersysteem vereisten DirectX (voor Windows) Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief een codec (compressor/decompressor) die Windows 98 en Windows 2000 in staat stellen een film te hanteren die met een digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig DirectX te installeren als u Windows XP of Me runt. Zie de “Read me” bestanden op de gebundelde CD-ROM. De computersysteem vereisten hangen af van de applicaties zoals hieronder beschreven. Windows Macintosh Zie de “readme” bestanden op de gebundelde CD-ROM. Acrobat Reader (voor Windows/Macintosh) Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen. Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen voor de camera, Photo Loader, Photohands en Panorama Editor worden meegeleverd op de gebundelde CD-ROM. 140 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR OPMERKING Installeren van de software van de CDROM in Windows • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-ROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te installeren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer. OPMERKING ■ Selecteren van een taal • U hoeft de software niet op uw computer te installeren als deze reeds geïnstalleerd is. Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. 1. Klik in het menuscherm op de taaltoets in de linker bovenhoek van de display. 2. Selecteer van de lijst van talen die verschijnt ■ Voorbereidingen de gewenste taal. Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. 141 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR ■ Bekijken van het “Read me” bestand ■ Installeren van een applicatie U dient altijd eerst het “Read me” bestand te lezen voordat u een applicatie installeert. Het “Read me” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. 1. Klik in het menuscherm op “Software”. 2. Klik op de naam van de applicatie die u wilt installeren. 1. Klik in het menuscherm op “Software”. 3. Klik op de “Install” toets. 2. Klik op de naam van de applicatie die u wilt in- 4. Volg de aanwijzingen die op het computer- stalleren. scherm verschijnen. 3. Klik op de “Read me” toets. BELANGRIJK! • Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer kunt browsen die automatisch gecreëerd worden door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeldbestanden zelfs verloren gaan. • Gebruikt u een ander besturingssysteem dan Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de computer zonder eerst de USB driver van de CDROM te installeren. BELANGRIJK! • Lees altijd eerst het “Read me” bestand voor informatie aangaande het behouden van bestaande bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere computer. 142 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR ■ Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Installeren van software van de CD-ROM op een Macintosh computer 1. Klik in het menuscherm op “Handleiding”. De CD-ROM bevat applicaties en gebruikersdocumentatie in verschillende talen in mappen die genoemd zijn naar elke taal: English (Engels), French (Frans), German (Duits), Spanish (Spaans), Italian (Italiaans), Dutch (Nederlands) en Chinese (Chinees). Controleer de CD-ROM mappen om applicaties te bekijken of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. Bestandnamen bevatten één van de volgende codes die de taal aangeven van de data in het bestand zoals hieronder aangegeven. Engels: e, Frans: f, Duits: g, Spaans: sp, Italiaans: i, Nederlands: du, Chinees: ct Gebruik de inhoud van de “English” (Engels) map als uw taal niet bijgesloten is. 2. Klik op de naam van de applicatie waarvan u de gebruikersdocumentatie wilt lezen. 3. Klik op de “Lees” toets. BELANGRIJK! • Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen lezen dient u Adobe Acrobat Reader geïnstalleerd te hebben op uw computer. Als u Adobe Acrobat Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM. Installeren van software ■ Verlaten van de menu applicatie Gebruik de volgende procedures om de software te installeren. Het wordt aanbevolen dat u eerst Internet Explorer en Outlook Express installeert voordat u Photo Loader en Acrobat Reader installeert. 1. Klik op het menuscherm op “Afsluiten” om het menu te verlaten. 143 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR ● Installeren van Internet Explorer en Outlook Express BELANGRIJK! • Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheekbeheer (library management) data en HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden met de oude versie van Photo Loader, lees dan het “Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader” map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de bestaande bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in het verlies van of schade aan uw bestaande bestanden. 1. Open het bestand dat “Internet Explorer” heet. 2. Open de map voor de taalversie die u wilt installeren en open vervolgens het bestand dat “readme_casio” heet. 3. Volg de aanwijzingen in het readme bestand om Internet Explorer en Outlook Express te installeren. ● Installeren van Photo Loader ● Installeren van Acrobat Reader 1. Open de folder die “Photo Loader” heet. 1. Open de map “Acrobat Reader” op de gebun- 2. Open de map die “English” (Engels) heet en delde CD-ROM. open vervolgens het bestand dat “Important” (belangrijk) heet. 2. Open de map voor de taal waarvan u de versie 3. Open de map die “Installer” (installeerder) heet van Acrobat Reader wilt installeren en open dan het bestand dat “readme-casio” heet. en open het bestand dat “readme” (leesmij) heet. • Volg de aanwijzingen in het leesmij bestand om Acrobat Reader te installeren. 4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesmij) bestand om Photo Loader te installeren. 144 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR 9. Gebruik na opnieuw opstarten van het sys- ● Installeren van de USB Driver teem de USB kabel om de camera aan te sluiten op uw Macintosh. 1. Schakel de camera uit en verlaat alle applicaties op uw Macintosh. 10. Schakel de camera in. 11. Vanaf dat punt wordt 2. Steek de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM drive. de camera herkend als een drive telkens wanneer u de camera aansluit op uw Macintosh. 3. Open de harde schijf die gespecificeerd wordt als de startdisk. 4. Open “System Folder” (systeemmap) op de startdisk. • De vorm van het icoon dat verschijnt op het scherm van uw Macintosh hangt af van de versie van uw Mac OS. 5. Open de “Extensions” (extensies) map in “System Folder” (systeemmap). 6. Open de “USB Driver” map op de CD-ROM. 7. Sleep “CASIO-USB Storage Driver” en BELANGRIJK! “CASIO-USB Storage Class Shim” van de “USB Driver” map naar de “Extentions” (extensies) map. • Sluit de camera niet aan op uw Macintosh PC aan voordat u de USB driver eerst geïnstalleerd heeft als u een besturingssysteem gebruikt dat afwijkt van Mac OS 9 of Mac OS X. 8. Bevestig dat de “CASIO-USB Storage Driver” en “CASIO-USB Storage Class Shim” bestanden zich inderdaad in de “Extensions” map bevinden en start uw Macintosh opnieuw. ● De USB driver uninstalleren Wis “CASIO-USB Storage Driver” en “CASIO-USB Storage Class Shim” van de “Extensions” map. 145 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR ■ Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) ● Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera 1. Open op de CD-ROM het “Manual” bestand. Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe Acrobat Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh (pagina 144). 2. Open de “Digital Camera” map en open dan de map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwijzing wilt bekijken. 1. Open bij de gebundelde CD-ROM de map die 3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet. “Acrobat Reader” heet. 2. Open de map voor de taal waarvoor u de versie 4. “xx” is de taalcode (Engels: e, Frans: f, Duits: van Acrobat Reader wilt installeren en open het bestand dat “readme_casio” heet. g, Spaans: sp, Italiaans: i, Nederlands: du, Chinees: ct). 3. Volg de aanwijzingen in het readme bestand ● Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te lezen om Acrobat Reader te installeren. 1. Open de “Manual” (handleiding) map op de CD-ROM. 2. Open de “Photo Loader” folder en open vervolgens de “English” map. 3. Open “PhotoLoader_english”. 146 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR Overschrijven van bestanden naar een computer ■ Overschrijven van bestanden via een USB aansluiting De met uw camera gebundelde CD-ROM bevat een kopie van Photo Loader en een USB driver. Deze software stelt u in staat om de inhoud van het geheugen van de computer snel en gemakkelijk over te schrijven naar een computer. De Photo Loader en de Photohands applicaties kunnen ook gebruikt worden voor het beheer en het bewerken van beelden op een hoog niveau. • Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de gebundelde CD-ROM voor informatie aangaande Photo Loader en Photohands. U kunt beelden overschrijven naar een computer m.b.v. een USB poort door gewoonweg de camera aan te sluiten op de computer met de USB kabel. • Merk op dat u een USB driver op uw computer dient te installeren voordat u de USB kabel voor de eerste maal aansluit. Als u de kabel eenmaal gebruikt voor het tot stand brengen van een USB aansluiting dan zal de computer de camera zien als een uitwendig opslagapparaat (kaartschrijver/kaartlezer). • Als u bestanddata wilt overschrijven van het ingebouwde geheugen van de camera naar de computer let er dan op dat er zich geen geheugenkaart in de camera bevindt. Bevindt er zich toch een geheugenkaart in de camera dan dient deze eerst verwijderd te worden voordat u de USB kabel aansluit. OPMERKING • Installeer de USB driver op de CD-ROM niet bij een computer die runt op Windows XP, Mac OS 9 of Mac OS X. Bij deze besturingssystemen is USB communicatie reeds mogelijk door gewoonweg de camera aan te sluiten op de computer via een USB kabel. 147 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR ● Aansluiten van de USB kabel BELANGRIJK! • Zorg ervoor de van toepassing zijnde informatie in de gebruikersdocumentatie te lezen die meegeleverd wordt met de computer voordat u de USB kabel aansluit. • Laat hetzelfde beeld niet te lang op het beeldscherm staan. Hierdoor kan het beeld namelijk inbranden in het beeldscherm. • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de camera. De USB poort en de kabelstekker zijn gevormd voor een juiste positie. • Steek de USB kabel stevig zover mogelijk in de poorten. Juiste werking is niet mogelijk als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht. • De camera verkrijgt geen stroom via de USB kabel. Zorg er dus voor dat de netadapter aangesloten is op de camera om deze van stroom te voorzien. • De los verkrijgbare CASIO QC-1U USB kabel kan niet samen met deze camera worden gebruikt. • Verbreek de aansluiting van de USB kabel nooit terwijl de PC juist toegang aan het verkrijgen is tot het geheugen van de camera (hetgeen aangegeven wordt door de knipperende USB indicator). Hierdoor kan namelijk de data worden beschadigd. • U kunt USB datacommunicatie uitvoeren terwijl de opnamefunctie of de weergavefunctie ingeschakeld is. 1. Schakel de camera in. 2. Open het aansluitingpaneeldeksel en sluit de camera dan via de USB kabel aan op de computer. USB kabel (gebundeld) Kleine aansluitstekker (Mini-B) USB poort Grote aansluitstekker (A) USB 3. Importeer de beelden naar de computer. 4. Koppel de USB kabel los nadat bet overschrijven van beelddata voltooid is. • Zie “Stoppen van een USB aansluiting” voor details. 148 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR ● Stoppen van een USB aansluiting Gebruiken van een geheugenkaart om beelddata over te sturen Windows Me of 98 Verbreek de aansluiting van de USB kabel en schakel de camera uit. Naast gebruik van de kabelaansluiting zoals beschreven in de voorgaande paragrafen kunt u ook data tussen uw camera en een computer uitwisselen door deze direct van de geheugenkaart te lezen. De PhotoLoader software die met de gebundelde CD-ROM meegeleverd wordt, leest de beelden automatisch van de geheugenkaart en slaat ze op de harde schijf van de computer op. Hierna volgt algemene informatie aangaande hoe beelden direct van een geheugenkaart gelezen kunnen worden. Bepaalde details kunnen afwijken afhankelijk van het type computer dat u gebruikt. Windows XP of 2000 Klik op de kaart in de taaklade op uw computerscherm en schakel het drive nummer uit dat toegewezen is aan de camera. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel en schakel de spanning van de camera uit. Macintosh In “Finder” sleep de camera naar de prullebak. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel en schakel de spanning van de camera uit. ■ Computers uitgevoerd met een CompactFlash kaartsleuf Steek de geheugenkaart gewoonweg in de CompactFlash kaartsleuf van uw computer. 149 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR ■ Computers uitgevoerd met een PC kaartsleuf Voor deze configuratie dient u een los verkrijgbare CASIO PC kaartadapter (CA-10) aan te schaffen, Zie de gebruiksaanwijzingen bij de PC kaartadapter voor informatie aangaande het gebruik. Geheugenkaartdata Met deze camera opgenomen beelden en andere data worden op de geheugenkaart opgeslagen m.b.v. het DCF (Design Rule for Camera File System) protocol. Het DCF protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en andere apparaten. CA-10 DCF protocol DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert het formaat voor beeldbestanddata en de directorystructuur voor het kaartgeheugen zodat beelden bekeken kunnen worden met een DCF camera van een andere fabrikant of afgedrukt kunnen worden met een DCF printer. Naast ondersteuning voor het DCF protocol gebruikt uw CASIO digitale camera ook de datum in de beeldmapnamen en beeldbestandsnamen hetgeen het beheer van data vereenvoudigt. ■ Andere computers Om toegang te krijgen tot de inhoud op de geheugenkaart van een computer zonder CompactFlash kaartsleuf of PC kaartsleuf, gebruikt u een los verkrijgbare PC kaart schrijver/ lezer in combinatie met een afzonderlijke CASIO PC kaartadapter (CA-10). Zie de gebruiksaanwijzingen bij de PC kaart schrijver/lezer en de PC kaartadapter voor informatie aangaande het gebruik. CA-10 150 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR Geheugenkaart directorystructuur INDEX.HTM QVCAM.QVS (Bovenliggende map) (parent map) (Kaartbrowser hoofdbestand) (Beheerbestand) HTML INDEX2.HTM MENU.HTM bestanden en map( Kaartbrowserbestanden: pen nodig voor het tonen van de kaartbrowser ) (Beste shotmap) (CD-ROM décorbestand) (CD-ROM décorbestand) U5700201.JPE U5700202.JPE (Gebrukersdécorbestand) (Gebrukersdécorbestand) SCENE.QVS (Beste shotbeheerbestand) ... <¥DCIM¥> <¥SCENE¥> S5700001.JPE S5700002.JPE ... (Kaartbrowsermap) ... 100_MMDD 100_MMDD.QVS MMDD0001.JPG MMDD0002.JPG MMDD0003.AVI ■ Inhoud van mappen en bestanden • Bovenliggende map/parent map Inhoud: Alle bestanden die gebruikt worden door de camera. (Hoofdbeeldmap) (Beheerbestand) (Hoofdbeeldbestand) (Hoofdbeeldbestand) (Hoofdbeeldbestand) ... PREVIEW DATA.HTM INDEX1.HTM MMDD0001.JPG MMDD0002.JPG MMDD0003.JPG (Voorvertoning) Kaartbrowserbestanden: bestanden en mappen nodig voor het tonen van de kaartbrowser (Voorvertoningbeeldbestand) (Voorvertoningbeeldbestand) (Voorvertoningbeeldbestand) ( • Kaartbrowser hoofdbestand Inhoud: Template voor kaartbrowser die gebruikt wordt voor het bekijken van voorvertoningen met een webbrowser ) ... • Beheerbestand Inhoud: Informatie aangaande mapbeheer, beeldvolgorde, enz. 101_MMDD 102_MMDD (Beeldmap) (Beeldmap) ... <¥MISC¥> AUTPRINT.MRK (DPOF bestandmap) (DPOF bestand) 100_MMDD MMDD0001.TIF (TIFF data bovenliggende (parent) map) (TIFF beeldmap) (TIFF beeldbestand) <¥TIFF¥> • Kaartbrowsermap Inhoud: Bestanden die gebruikt worden door de kaartbrowser • Kaartbrowserbestand Inhoud: Data die gebruikt wordt door de kaartbrowser ... 101_MMDD 102_MMDD (TIFF beeldmap) (TIFF beeldmap) 151 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR • Hoofdbeeldbestand Inhoud: Stilbeeldbestand dat opgenomen is met de digitale camera. • Beste shotmap Inhoud: Décorbestanden die gekopieerd zijn van de CDROM • Hoofdfilmbestand Inhoud: Filmbestand dat opgenomen is met de digitale camera. • CD-ROM décorbestanden/gebruikersdécorbestanden* Inhoud: Beste shot functiebestanden OPMERKINGEN • Voorvertoningmap Inhoud: Voorvertoningbeelden (verborgen bestand) • De feitelijke bestandstructuur van een geheugenkaart kan ietwat afwijken afhankelijk van het type kaartbrowser dat u gebruikt (pagina 154). • Mappen en bestanden met een asterisk worden gecreëerd wanneer dit nodig is voor hun bijkomstige functies. • Voorvertoningbeeldbestand Inhoud: Voorvertoningbeelden van stilbeelden en filmbestanden die worden gebruikt voor tijdelijke weergave en voorvertoningen met de kaartbrowser. • DPOF bestandmap Inhoud: DPOF bestanden Door de camera ondersteunde beeldbestanden • TIFF data bovenliggende (parent) map Inhoud: Alle bestanden gerelateerd aan TIFF formaat beelden • Beeldbestanden die opgenomen zijn met de CASIO QV5700 digitale camera • Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol • TIFF beeldmap Inhoud: TIFF formaat beeldbestanden Bepaalde DCF functies worden niet ondersteund. • TIFF beeldbestand Inhoud: TIFF formaat beeldbestand 152 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR • Het bovenstaande geldt ook bij de namen van mappen binnenin de DCIM map. Deze mappen dienen opnieuw worden voorzien van de namen die ze waren toegewezen door de camera telkens wanneer u de map terug kopiëert naar de geheugenkaart voor weergave op de camera. • Het wordt ook sterk aanbevolen dat u na het oversturen van data van de geheugenkaart naar andere externe opslagapparatuur, de geheugenkaart opnieuw formatteert en de inhoud wist voordat u meer (nieuwe) bestanden opslaat. • De camera formatteert geheugenkaarten m.b.v. het ATA formaat hetgeen betekent dat een Macintosh alle geheugenkaartbestanden ziet als tekstbestanden. Gebruik om geheugenkaartbestanden op een Macintosh te zien het programma “PC Exchange” om de bestanden op de geheugenkaart (die .JPG, .JPE of .TIF bestanden zijn) te associëren met een applicatie die de JPEG/TIFF bestanden kan openen. Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van een geheugenkaart bij een computer • Deze camera maakt gebruik van beheerbestanden om de volgorde en andere attributen van beeldbestanden te beheren. Om deze reden als u een computer gebruikt om geheugenkaartbestanden te veranderen of de wissen of de inhoud van de beheerbestanden te wijzigen of de volgorde van de beeldbestanden te veranderen en de beelden vervolgens weer terug stuurt naar de camera kunt u als resultaat krijgen dat de volgorde van de beelden fout is, de panoramabeelden die gegroepeerd zijn en langzaam bladeren van de beelden. • Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende (bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een harde schijf, een floppy diskette, een MO disk of andere externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar te houden. Gebruik uw computer ook nooit om beheerbestanden (die bestanden met QVS als extensie) binnen een DCIM map te bewerken of te wissen. U kunt de naam van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veranderen van de naam naar een datum is een goede manier om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd terug te veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert naar het geheugen voor weergave via de camera. De camera herkent geen andere mapnaam dan “DCIM”. 153 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR Specificeren van het type kaartbrowser Gebruik van de HTML kaartbrowser De kaartbrowser van de camera maakt HTML bestanden aan die u een tabel laten zien van beeld thumbnails voor elke selectie. U kunt de eigenschappen van elk beeld ook bekijken. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op op of . 2. Druk op MENU. • Kaartbrowser bestanden kunnen bekeken worden m.b.v. de hieronder getoonde webbrowsers. Quick Time is nodig om filmbestanden te zien op een computer die draait op Windows 2000 of 98. 3. Selecteer “Card Browser” (kaartbrowser) en druk de controletoets vervolgens naar rechts. 4. Selecteer de gewenste kaartbrowser instelling. Microsoft Internet Explorer 4.01 of later Netscape Communicator 4.5 of later 154 Wanneer u dit wilt: Selecteer dit: Om de kaartbrowser uit te schakelen (geen HTML bestanden worden opgewekt) Off (uit) Maximale prestaties inclusief toegang tot beeldeigenschappen en mogelijkheid voor een diashow. Type1 (type 1) Gemakkelijk bekijken van beelden met toegang tot beeldeigenschappen Type2 (type 2) Elementair bekijken van beelden met mogelijkheid voor een diashow. Type3 (type 3) Elementair bekijken van beelden Type4 (type 4) AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR 5. Klik vervolgens op de controletoets voor toe- BELANGRIJK! passing. • Wanneer de kaartbrowser ingeschakeld is, zal het beeldscherm uitgaan bij uitschakelen van de spanning maar de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator blijft nog voor enige tijd knipperen terwijl de camera intern kaartbrowser bestanden aan het creëren is. Voer nooit één van de onderstaande bedieningshandelingen uit wanneer de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator aan het knipperen is. Hierdoor zal het aanmaken van kaartbrowser bestanden niet alleen gestopt worden maar het kan er ook toe leiden dat de beelddata op de geheugenkaart beschadigd raken. — Openen van het geheugenkaart sleufdeksel — Los koppelen van de netadapter — Openen van het batterijvakdeksel — Andere handelingen die lijken op de bovenstaande • Merk op dat de kaartbrowser bestanden beschadigd kunnen worden als de batterijen zwak worden of als de geheugenkaart vol wordt tijdens het aanmaken van bestanden. • U kunt de taal specificeren voor de kaartbrowser’s inbeeld tekst m.b.v. de procedure onder “Veranderen van de menutaal” op pagina 132. • Bij inschakelen van een kaartbrowser (Type1 - Type4) creëert de camera een bestand dat “INDEX.HTM” heet binnenin de DCIM map telkens wanneer de spanning van de camera uitgeschakeld wordt. Andere bestanden worden ook op dat moment gecreëerd en opgeslagen op de geheugenkaart. 6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten. OPMERKING • De hoeveelheid tijd die nodig is voor de camera om zich in stappen uit te schakelen hangt af van het aantal bestanden dat zich op de geheugenkaart bevindt. Als u een groot aantal bestanden op de kaart heeft, wordt het aanbevolen om de kaartbrowser uitgeschakeld te laten als u hem niet nodig heeft. De procedure voor het uitschakelen van de spanning van camera duurt veel korter als de kaartbrowser uitgeschakeld is. 155 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR 3. Gebruik de webbrowser om het bestand Bekijken van de inhoud van een kaartbrowser bestand “INDEX.HTM” te openen. • Hierdoor wordt een gallerij met thumbnails getoond voor alle beelden die zich bevinden in de oudste map op de geheugenkaart. Gebruik de webbrowser van uw computer voor het bekijken van de inhoud van kaartbrowser bestanden. 1. Stuur de beelddata over van de camera naar uw computer via de kabel (pagina 147) of door toegang te verkrijgen tot de geheugenkaart vanaf uw computer (pagina 149). 2. Open op de geheugenkaart de map die “DCIM” heet. Mapnaam Thumbnail Bestandsnaam 4. U kunt op de volgende items op het scherm klikken om de op de volgende bladzijde beschreven bedieningshandelingen uit te voeren. 156 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR Om dit te doen: Klik hier: Start een automatische diashow van beelden op volledige schermformaat (met tussenpozen van 5 seconden) AUTO (automatisch) Start een handbediende diashow van beelden op volledige schermformaat (met overschakelen naar het volgende beeld door te klikken) MANUAL (handmatig) • Bij lichtjes aanraken van een beeld op het INDEX scherm of DATA scherm wordt een beeldversie van 640 x 480 beeldpunten getoond. Door op de schermvullende beelden te klikken worden de beelden getoond op het formaat waarop ze opgenomen werden. INDEX BELANGRIJK! • Diashowbeelden worden getoond op het schermvullende formaat ongeacht het formaat waarop ze werden opgenomen. • De thumbnail gallerij gebruikt de inhoud van de voorvertoningmap (pagina 151). Beelden die gekopieerd werden van een andere digitale camera of een computer hebben geen voorvertoningbeelden geassocieerd zodat de thumbnails ervan niet onmiddellijk in de thumbnail gallerij verschijnen. Mocht dit het geval zijn, blader dan door de beelden op het beeld van camera totdat het gekopieerde beeld verschijnt. Op dat moment maakt de camera automatisch een voorvertoningsbeeld aan dat nu in de thumbnail gallerij van de kaartbrowser verschijnt. DATA 157 AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR • Beeldeigenschappen Opslaan van kaartbrowser bestanden Informatie die op het beeldeigenschappenscherm verschijnt. File Size Resolution Quality Drive mode AE Light Metering Shutter speed Aperture stop Exposure comp Focusing mode Flash mode Sharpness Saturation Contrast White balance Sensitivity Filter Enhancement Flash intensity Digital zoom Date Model • Gebruik voor het opslaan van kaartbrowser bestanden het oversturen via een USB kabelaansluiting (pagina 147) of geheugenkaart (pagina 149) naar de map die “DCIM” heet op de geheugenkaart naar een harde schijf, een floppy diskette, een MO disk, of andere externe opslagapparatuur. Gebruik uw computer nooit om bestanden te bewerken of te wissen of om nieuwe beelden toe te voegen of om beelden uit te wissen. Doet u dat toch dan zal het onmogelijk worden om beelden op normale wijze met de kaartbrowser te bekijken. • U kunt de PhotoLoader applicatie op de gebundelde CDROM gebruiken om kaartbrowser bestanden op te slaan. Zie de documentatie die meegeleverd wordt met PhotoLoader op de CD-ROM voor volledige details. • Het wordt ook sterk aanbevolen dat u na het oversturen van data van de geheugenkaart naar andere externe opslagapparatuur, de geheugenkaart opnieuw formatteert en de inhoud wist voordat u meer (nieuwe) bestanden opslaat. : Bestandgrootte : Resolutie : Kwaliteit : Aandrijffunctie : Belichtingsfunctie : Lichtmeetfunctie : Sluitersnelheid : Lensopening stop : Belichtingscompensatie : Scherpstelfunctie : Flitserfunctie : Scherpte : Verzadiging : Contrast : Witbalans : Gevoeligheid : Filterinstelling : Versterkingsinstelling : Flitsintensiteit/-sterkte : Digitale zoominstelling : Opgenamedatum en -tijd : Camera modelnaam 5. Verlaat gewoonweg de webbrowser om de kaartbrowser te verlaten. 158 REFERENTIE REFERENTIE Cameramenu’s Hieronder volgen lijsten van menu’s die verschijnen tijdens de opname- (REC) en weergavefuncties (PLAY) en hun instellingen. • De in de volgende tabel onderstreepte instellingen zijn fabrieksinstellingen (default). Front-curtain Flashsync (voorgordijn flitsersynchronisatie) / Rear-curtain Flashsync Flash Intensity (achtergordijn flitsersynchronisatie) Strong (sterk) / Normal (normaal) / (flitsintensiteit) Sync Speed Weak (zwak) Fast (snel) / Normal (normaal) / (synchronisatiesnelheid) Slow (langzaam) Off (uit) / On (aan) Digital Zoom Opnamefunctie (REC) Menu Flash Setting (flitserinstelling) (digital zoom) Focus Expansion Beschikbare instellingen Size 2560x1920 / 2544x1696 (3:2) / 1600x1200 / (afmetingen/grootte) 1280x960 / 640x480 Off (uit) / On (aan) (scherpsteluitbreiding) Grid (raster) Off (uit) / On (aan) Quality (kwaliteit) Fine / Normal / Economy / TIFF (fijn/normaal/economie/TIFF) Built-in+CF (ingebouwde CF) / BestShot Setting (beste shotinstelling) Built-in (ingebouwd) / CF Sensitivity (gevoeligheid) Auto (automatisch) / 0 (ISO 50) / +1 (ISO 100) / +2 (ISO 200) / +3 (ISO 400) / +4 (ISO 800) Off (uit) / On (aan) Release Setting (ontspannerinstelling) Enhancement (versterking) Off (uit) / Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) / Flesh Tones (huidskleur) Time Stamp (tijdstempel) Filter Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia / Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) / Day (dag) Hour (uur) : Minutes (minuten) Year (jaar) / Month (maand) / Day (dag) Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars) Saturation (verzadiging) +2 / +1 / 0 / -1 / -2 Power Save Contrast +2 / +1 / 0 / -1 / -2 Sharpness (scherpte) +2 / +1 / 0 / -1 / -2 AEB Setting (AEB instelling) Hour (uur) : Minutes (minuten) Sleep (sluimer) Off (uit) / 30 sec / 1min / (spaarfunctie) Auto Power Off EV verschuiving 1/3 / 1/2 / 2/3 /1 Aantal belichtingen 3 frame (3 foto’s) / (foto’s) Off (uit) Year (jaar) / Month (maand) / Day (dag) (automatische stroomonderbreking) 4 frames (4 foto’s) 159 2 min 2 min / 5 min REFERENTIE Mode Memory (functiegeheugen) Card Browser (kaartbrowser) Format (formaat) Date (datum) Video Out (video uitgang) Language (taal) Beep (pieptoon) Reset (terugstellen) Weergavefunctie (PLAY) Flash (flits) Off (uit) / On (aan) Off (uit) / On (aan) White Balance (witbalans) Metering (lichtmeting) Off (uit) / On (aan) Focus (scherpstellen) Off (uit) / On (aan) Off (uit) / On (aan) Sensitivity (gevoeligheid) Digital Zoom Off (uit) / On (aan) (digitale zoom) Off (uit) / On (aan) EV Shift (EV verschuiving) Reset (terugstellen) Off (uit) / Type1 / Type2 / Type3 / Type4 Menu Beschikbare instellingen Delete (wissen) Protect (beveiligen) Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle) Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle) DPOF Resize (afmetingen Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle) No (nee) / Yes (ja) herinstellen) Slide Show (diashow) No (nee) / Yes (ja) Year (jaar) / Month Date Style (maand) / Day (dag) (datumopmaak) Day (dag)/ Month (maand) / Year (jaar) Month (maand) / Day (dag) / Year (jaar) Adjust (bijstellen) Time setting (tijdinstelling) NTSC / PAL Card Browser (kaartbrowser) Off (uit) / Type1 / Type2 / Type3 / Type4 Format (formatteren) No (nee) / Yes (ja) Date (datum) Date Style (datumopmaak) Year (jaar) / Month (maand) / Day (dag) Day (dag)/ Month (maand) / Year (jaar) Month (maand) / Day (dag) / Year (jaar) Adjust (bijstellen) Oorspronkelijke defaultinstelling is Engels. Off (uit) / On (aan) No (nee) / Yes (ja) 160 Time setting (tijdinstelling) Video Out (video uitgang) NTSC / PAL Language (taal) Beep (pieptoon) Oorspronkelijke defaultinstelling is Engels. Off (uit) / On (aan) Reset (terugstellen) No (nee) / Yes (ja) REFERENTIE Functie instellingen Instellingen bij elke functie 쑗 : Beschikbaar ҂ : Niet beschikbaar Belichtingsfunctie Aandrijffunctie Gedeeltelijk indrukken van sluiterontspannertoets 1-beeld Doorlopend AEB Film Panorama functie P functie A functie S functie M functie functie Flitsfunctie Zelfontspanner Scherpstelkader aanduiding AF vergrendeling AE vergrendeling 쑗 쑗 쑗 ҂ 쑗 쑗 쑗 ҂ 쑗 ҂ ҂ ҂ 쑗 ҂ ҂ ҂ 쑗 쑗 쑗 ҂ 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 ҂ 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 161 REFERENTIE Combinaties van de aandrijffunctie + belichtingsfunctie De volgende tabel toont tot welke mate elke aandrijffunctie gebruikt kan worden in combinatie met elke belichtingsfunctie. 쑗 : Beschikbaar 왕 : Gedeeltelijk beschikbaar ҂ : Niet beschikbaar Belichtingsfunctie Aandrijffunctie functie 1-beeld Doorlopend AEB Film Panorama 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 P functie A functie S functie M functie 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 쑗 functie 쑗 왕*1 왕*1 ҂*2 ҂*2 *1 Doorlopende sluiter en AEB worden voor bepaalde décors niet ondersteund. *2 Het selecteren van de functie tijdens de filmfunctie schakelt de volautomatisch filmfunctie in. Het selecteren van de functie tijdens de panoramafunctie schakelt de volautomatisch panoramafunctie in. 162 REFERENTIE Instellingen van de volautomatische functie Hieronder volgen de instellingen die tijdens de volautomatische functie automatisch ingesteld worden door de camera. U kunt deze instellingen niet met de hand veranderen. Menu instellingen Menu item Sensitivity (Gevoeligheid) Niet-menu instellingen Instelling Menu item Auto (Automatisch) Metering (lichtmeting) Enhancement (versterking) Off (uit) White Balance (witbalans) Filter Off (uit) Focus (scherpstellen) Saturation (verzadiging) +1 Contrast 0 Sharpness (scherpte) Flash (flits) +1 Flash Setting (flitserinstelling) Front-curtain Flashsync (voorgordijn flitsersynchronisatie) Flash Intensity (flitsintensiteit) Normal (normaal) Sync Speed (synchronisatiesnelheid) Normal (normaal) Digital Zoom (digital zoom) Off (uit) Focus Expansion (scherpsteluitbreiding) Off (uit) Grid (raster) Off (uit) BELANGRIJK! • U kunt de instellingen veranderen van de andere menu items op pagina 159. 163 Instelling Multi-pattern (multi-patroon) Auto (automatisch) Multi-area AF (multi-gebied AF) Auto (automatisch) REFERENTIE Gids voor het oplossen van moeilijkheden Symptoom Beeldopname Stroomvoorziening Spanning gaat niet aan. Mogelijke oorzaak Handeling 1. De batterijen zijn onjuist ingelegd. 2. De batterijen zijn leeg. 1. Plaats de accu in de juiste richting (pagina 29). 2. Vervang de batterijen door een volledige set van nieuwe batterijen (pagina 29). 3. Gebruik enkel de gespecificeerde netadapter (ADC620). 3. Gebruik van een verkeerde netadapter. De camera begint zichzelf plotseling uit te schakelen. 1. De automatische stroomonderbreker is geactiveerd (pagina 35). 2. Lege batterijen 3. U zet de spannings-/functieschakelaar op wijl de lensdop gemonteerd is. ter- 1. Schakel de spanning opnieuw in. 2. Vervang de batterijen door een volledige set van nieuwe batterijen (pagina 29). 3. Verwijder de lensdop en schakel daarna de spanning in. indicator op het beeldscherm en de zoeker. De batterijspanning is laag. Vervang de batterijen door een volledige set van nieuwe batterijen (pagina 29). Het beeld wordt niet opgenomen bij indrukken van de sluiterontspannertoets. 1. De spannings-/functieschakelaar op . 2. De flitsereenheid wordt opgeladen. 3. Het boodschap “MEMORY FULL” (geheugen vol) wordt aangegeven op het beeldscherm. 1. Zet de spannings-/functieschakelaar op . 2. Wacht totdat de flitsereenheid klaar is met opladen. 3. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft uit het camerageheugen of gebruik een andere geheugenkaart. 4. Plaats een geheugenkaart. 4. Er is geen geheugenkaart in de camera geplaatst. Autofocus stelt niet goed scherp. 1. De lens is vuil. 2. Het onderwerp bevindt zich buiten het scherpstelkader. 3. De condities maken scherpstellen onmogelijk. 4. De camera wordt bewogen. 164 1. Reinig de lens. 2. Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van het beeld. 3. Schakel over naar de handmaige scherpstelfunctie en stel met de hand scherp (pagina 64). 4. Gebruik een statief. REFERENTIE Beeldweergave Beeldopname Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Niet mogelijk om MENU en andere toetsbediening uit te voeren. Volautomatisch is geselecteerd als de belichtingsfunctie. Gebruik een andere belichtingsfunctie. Het beeld op het beeldscherm is niet scherp. Er is niet scherpgesteld. Let erop dat het onderwerp waarop u wilt scherp stellen zich binnen het scherpstelkader bevindt. De camera schakelt zichzelf langzaam uit tijdens het aftellen van de zelfontspanner. De batterijen zijn leeg. Vervang de batterijen door een volledige set van nieuwe batterijen (pagina 29). Het onderwerp is niet scherp op het beeldscherm. 1. Er wordt niet goed scherp gesteld tijdens handmatig scherpstellen. 2. U probeert landschappen of portretten op te nemen met de macrofunctie. 3. U probeert de autofocus functie te gebruiken voor een onderwerp dat zich te dichtbij bevindt. 1. Stel scherp op het beeld (pagina 64). Opgenomen beelden worden niet opgeslagen. 1. De batterijen raken leeg voordat het opslaan van beelden naar het geheugen voltooid is. 2. Openen van het geheugenkaart sleufdeksel voordat het opslaan van het beeld voltooid is. 1. Vervang de batterijen door een volledige set van nieuwe batterijen. 2. Houd het geheugenkaart sleufdeksel dicht totdat het opslaan van een beeld voltooid is. De kleuren van het weergavebeeld verschillen van het beeld op het beeldscherm. 1. Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tijdens het opnemen direct in de lens. 2. Beeldkwaliteitinstelling 1. Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in de lens kan schijnen. 2. Schakel voor het opnemen over op een betere kwaliteit. De controletoets werkt niet terwijl het 9-beelden scherm actief is op het beeldscherm. U gebruikt de controletoets terwijl het bladeren wordt uitgevoerd. Wacht tot het bladeren door beelden voltooid is voordat u de controletoets naar links of rechts drukt. 165 2. Gebruik autofocus voor het opnemen van landschappen en voor het maken van portretten. 3. Gebruik de macrofunctie voor close-ups. Beeldweergave REFERENTIE Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Een bepaald beeld wordt niet getoond. De geheugenkaart bevat beelden die opgenomen zijn met een camera die DCF niet ondersteunt. De bestandsbeheersystemen van camera’s die DCF niet ondersteunen wijken af van het systeem dat door deze camera gebruikt wordt. Deze camera kan met kaarten niet lezen die met dergelijke camera’s zijn opgenomen. De inhoud van het beeldscherm verschijnt niet op het beeld van een aangesloten televisietoestel. 1. Incorrecte aansluiting tussen de camera en het televisietoestel. 2. Verkeerde instellingen van de TV. 1. Maak de aansluiting op de juiste wijze m.b.v. de videokabel (pagina 137). 2. Controleer de documentatie die met het televisietoestel meegeleverd wordt en stel in voor ontvangst van videosignalen. 3. Selecteer de video uitgangsfunctie die het best past bij het type apparatuur dat u gebruikt (pagina 138). Overige Wissen 3. Verkeerde videiosignaal uitgangsfunctie. Het wisscherm kan niet worden verkregen. Alle beelden op de geheugenkaart zijn beveiligd. Maak de beelden die u wilt wissen onbeveiligd (pagina 125). Menu items kunnen tijdens de weergavefunctie (PLAY) niet worden geselecteerd. 1. Bepaalde functies kunnen niet geselecteerd worden voor weergave van bepaalde types beelden. 2. Er worden geen beelden vastgelegd op de geheugenkaart. 1. Selecteer een andere functie of schakel over op een ander beeld. 2. Neem een beeld op dat de functies beschikbaar maakt. Geen van de toetsen en schakelaars werkt. Problemen met het elektronische circuit hetgeen veroorzaakt wordt door een harde stoot of elektrostatische lading. terwijl de camera aangesloten was op een ander apparaat. Verwijder de batterijen en koppel de netadapter los als u deze gebruikt. Leg de batterijen opnieuw in of sluit de netadapter aan en schakel de spanning in. Mocht de camera niet werken neem dan contact op met de dealer of met een erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Er verschijnt niets op het beeldscherm. 1. Het beeldscherm is in de sluimertoestand. 2. Er vindt communicatie plaats via de USB kabel. 1. Maak het beeldscherm wakker (pagina 35). 2. Koppel de USB kabel los van de camera nadat communicatie via de USB kabel voltooid is. 166 REFERENTIE Boodschappen RECORD ERROR Tijdens het opslaan van beelddata op de geheugenkaart konden om de één of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd worden. Voer de opname van het beeld nogmaals uit. There are no images Er bevinden zich geen beelddata op de geheugenon this memory card! kaart. This camera cannot display the image you selected. Het beeldbestand dat u probeert te bekijken is beschadigd of is opgenomen met een camera waarvan het beeldbestandformaat niet ondersteund wordt door deze camera. CF ERROR To use this card, you must turn the camera off and then back on again. If this message appears again, you need to format this CompactFlash card. FORMAT MENU Er is een probleem met de geheugenkaart die u gebruikt. Voer de volgende procedure uit om het probleem te corrigeren. Waarschuwing! De volgende procedure wist alle bestanden die op het ogenblik opgeslagen liggen op de geheugenkaart. Voordat u verder gaat, probeer eerst de inhoud van de geheugenkaart te backuppen naar de harde schijf van een computer of naar een ander extern opslagmedium. 1. Druk op MENU. REPLACE BATTERY! De batterijspanning is laag. De spanning van de camera wordt automatisch uitgeschakeld na verschijnen van deze boodschap. NOT FORMAT MENU De door u gebruikte geheugenkaart is niet geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart voordat u deze gebruikt voor het opslaan van beelden (pagina 39). 167 2. Druk de controletoets omhoog of omlaag om “Yes” (ja) te selecteren en klik vervolgens op de controletoets. • Druk op MENU om deze procedure tussentijds te annuleren. REFERENTIE • Telkens bij het formatteren van een geheugenkaart dient u de netadapter te gebruiken om de camera van stroom te voorzien of de batterijen te vervangen door een volledige set van nieuwe alkaline of lithium batterijen voordat u begint. Mocht de spanning onverwachts uitvallen dan kan dit tot resultaat hebben dat het formatteren onjuist uitgevoerd wordt en de werking van de geheugenkaart onmogelijk zal blijken te zijn. • De boodschap “There are no images on this memory card!” verschijnt op het beeldscherm nadat het formatteren voltooid is. Insert memory card! MEMORY FULL Change quality/size or delete unneeded images MEMORY FULL Delete unneeded images • Er is niet genoeg geheugen om nog meer op te nemen. Wis beelden die u niet meer nodig heeft uit het geheugen (pagina 120). • De DCIM map of een bepaald bestand (pagina 151) kan niet worden opgenomen door onvoldoende geheugen bij het downloaden van data van een computer naar de geheugenkaart. Gebruik uw computer om onnodige beelden te wissen en zo ruimte vrij te maken op de geheugenkaart wanneer u aan het downladen bent. U kunt ook op MENU drukken en de geheugenkaart in de camera formatteren maar dat wist wel alle beelddata uit die zich op het moment op de geheugenkaart bevinden. LENS CAP • Deze boodschap verschijnt en de spanning wordt automatisch uitgeschakeld als u de spannings-/ functieschakelaar op zet terwijl de lensdop gemonteerd is. Verwijder de lensdop en schakel daarna de spanning in. Er bevindt zich geen geheugenkaart in de camera. Steek een geheugenkaart in (pagina 37). Er is niet genoeg geheugen om een beeld op te nemen met de huidige instellingen voor kwaliteit en formaat. Verander de instellingen voor kwaliteit en formaat en probeer opnieuw of wis sommige bestanden van de geheugenkaart (pagina 94, 120). 168 REFERENTIE Technische gegevens 2544 FINE (Fijn) 2,0 MB 6 beelden 27 beelden 466 beelden X NORMAL (Normaal) 1,6 MB 8 beelden 33 beelden 570 beelden 855 beelden 1696 Product ............................... Digitale camera (3:2) Model .................................. QV-5700 ECONOMY (Economisch) 1,1 MB 12 beelden 50 beelden TIFF 12,64 MB 1 beeld 4 beelden 75 beelden 855 beelden Opgenomen beeld Bestandformaat ................. Stilbeelden (inclusief panorama’s): JPEG (Exif Ver. 2.2; DCF (Design rule for Camera File systeem) compatibel met DPOF Films: AVI (Motion JPEG) 1600 FINE (Fijn) 1,02 MB 12 beelden 50 beelden X NORMAL (Normaal) 0,68 MB 18 beelden 75 beelden 1266 beelden ECONOMY (Economisch) 0,34 MB 35 beelden 144 beelden 2445 beelden TIFF 5,625 MB 2 beelden Opnamemedia .................... CompactFlash kaart (Type I/II, IBM microdrive 1280 FINE (Fijn) 0,65 MB 19 beelden X NORMAL (Normaal) 0,43 MB 28 beelden 113 beelden 1911 beelden ECONOMY (Economisch) 0,22 MB 53 beelden 214 beelden 3625 beelden TIFF 3,6 MB 640 FINE (Fijn) 0,16 MB 73 beelden 296 beelden 5006 beelden X NORMAL (Normaal) 0,11 MB 103 beelden 415 beelden 7009 beelden ECONOMY (Economisch) 0,06 MB 154 beelden 622 beelden 9999 beelden*1 TIFF 0,9 MB 1200 960 Opgenomen beeldgrootte ... 2560 x 1920 beeldpunten, 2544 x 1696 (3:2) beeldpunten, 1600 x 1200 beeldpunten, 1280 x 960 beeldpunten, 640 x 480 beeldpunten Standaard geheugencapaciteit, aantal beeldbestanden, beeldformaat afgegeven door computer (alleen JPEG beelden) 480 Stilbeeld Aantal beeldpunten Beeldformaat (beeldpunten) Kwaliteit 2560 FINE (Fijn) 2,3 MB 6 beelden 24 beelden 410 beelden X NORMAL (Normaal) 1,8 MB 7 beelden 30 beelden 513 beelden 1920 Bestandsformaat ECONOMY (Economisch) 1,3 MB TIFF 14,4 MB 16MB geheugenkaart 10 beelden – 64MB geheugenkaart 684 beelden 3 beelden 65 beelden 15 beelden 173 beelden 77 beelden 1314 beelden 15 beelden 270 beelden 62 beelden 1049 beelden *1 Maximale waarde die getoond wordt door de camera. De feitelijke beeldcapaciteit is groter dan deze waarde. 1GB Microdrive 40 beelden 3 beelden 10 beelden Film (320 x 240 beeldpunten) Opslagcapaciteit Ca. 300 KB/seconde Opnametijd 30 seconden per film • De bovenstaande cijfers zijn enkel benaderingen. 169 REFERENTIE Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter; mechanische sluiter, BULB, 60 - 1/1000 seconde Wissen van beelden .......... Enkel beeld; alle beelden in een map; alle beelden in het geheugen (met beeldbeveiliging) Lensopening ...................... F2.0 / 2.3 / 2.8 / 4.0 / 5.6 / 8.0, automatisch overschakelen of handmatig overschakelen Beeldelement ..................... 1/1,8-inch CCD (totaal aantal beeldpunten: 5,36 miljoen, effectieve beeldpunten: 5,0 miljoen) Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld (4 functies), handmatig overschakelen Lens .................................... F2 (groothoek) tot 2.5 (telefoto); f = 7 (groothoek) tot 21 mm (telelens) (gelijkwaardig aan ca. 34 (groothoek) tot 102 mm (telelens) voor 35 mm (film) Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, Zoom ................................... 3X optische zoom, 3,2X digitale zoom (9,6X in combinatie met optische zoom) Ingebouwde flitser Flitserfuncties: ................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF (uit), rode ogenreductie Flitsbereik: ....................... Ca. 0,5 - 3 meter Scherpstellen ..................... Contrast-type multi-gebied autofocus (punt autofocus, macrofunctie, oneindig-functie); handmatig scherpstellen; scherpstelvergrendeling Opnamefuncties ................ Enkele foto, doorlopende sluiter, film; panorama, AEB, zelfontspanner; macro, beste shot Beeldscherm ...................... 1,8-inch TFT kleuren HAST LCD met weinig lensspiegeling (122.100 beeldpunten, 555 x 200) Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens) Normaal: .......................... 30 cm - ∞ Macro: ............................. 6 cm (groothoek)/20 cm (telelens) tot 50 cm Handmatig scherpstellen: ... 6 cm (groothoek)/20 cm (telelens) tot ∞ Afstand van lensoppervlak tot onderwerp Zoeker ................................. LCD beeldscherm of optische zoeker Klok ..................................... Ingebouwde digitale kwartsklok voor datum en tijd opname voor opslag met beelddata; automatisch kalender tot 2049 Belichtingsregeling Lichtmeting: ..................... Multi-patroon meten, centrumgeoriënteerd meten, puntmeten Belichting: ........................ Volautomatisch, programma AE, sluiterprioriteit AE, lensopeningprioriteit, handmatig Belichtingscompensatie: ... –2EV - +2EV (1/3EV eenheden) Ingangs/ uitgangsaansluitingen ...... Sluiterontspanner afstandsbediening; netadapteraansluiting; USB poort (MINI-B); VIDEO OUT videouitgangsaansluiting (NTSC/PAL) 170 REFERENTIE Spanningsvereisten .......... Vier alkaline of lithium batterijen maat AA. Vier nikkelmetaalhydride oplaadbare batterijen maat AA (NP-H3) Netadapter (AD-C620) Netadapteroplader (BC-3HA) Stroomverbruik .................. Ca. 6,8 W Afmetingen ......................... 118 (B) x 74,5 (H) x 64,5 (D) mm Afmetingen ......................... Ca. 355g (exclusief batterijen) • Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor stroomvoorziening van de klok. De instellingen van de klok worden gewist telkens wanneer de spanning totaal uitvalt (als de batterijen leeg raken terwijl de camera niet aangesloten is op netspanning via de netadapter) voor ongeveer 24 uur. Na opnieuw toevoeren van de spanning door inleggen van nieuwe batterijen of aansluiten op netspaning dient u de correcte tijd en datum opnieuw in te stellen. • Het LCD paneel van de camera is het product van bijzonder nauwkeurige technologie met een beeldpuntopbrengst van 99,99%. Dit betekent echter tevens dat 0,01% van de beeldpunten verwacht kan worden niet te werken of juist altijd ingeschakeld te blijven. Levensduur van de batterijen De onderstaande waarden geven het aantal uren aan voordat de batterijen uitvallen onder normale bedrijfstemperatuur (25ºC). Deze waarden zijn enkel ter referentie en zijn geen garantie dat bij een bepaalde set batterijen dergelijke resultaten inderdaad behaald kunnen worden. Lage temperaturen zullen de levensduur van de batterijen verkorten (pagina 30). Doorlopende weergave Doorlopende opname Alkaline batterijen LR6 maat AA 180 minuten 75 minuten (460 foto’s) Lithium batterijen FR6 maat AA 320 minuten 180 minuten (1.130 foto’s) Ni-MH batterijen NP-H3 maat AA 180 minuten 90 minuten (540 foto’s) Type werking • De bovenstaande waarden zijn enkel benaderingen. • De bovenstaande leidraad waarden zijn gebaseerd op de volgende types batterijen: Alkaline: MX1500 (AA) (DURACELL ULTRA) Lithium: Energizer • Levensduur van de batterijen hangt af van het merk. De waarden voor doorlopen opnemen geven het aantal foto’s weer zonder de flitser te gebruiken. Het werkelijke aantal foto’s hangt af van het gebruik van de flitser en of de flitser überhaupt in- of uitgeschakeld is. 171
Source Exif Data:
File Type : PDF File Type Extension : pdf MIME Type : application/pdf PDF Version : 1.4 Linearized : Yes Encryption : Standard V1.2 (40-bit) User Access : Print, Fill forms, Extract, Assemble, Print high-res Create Date : 2002:08:15 14:53:17Z Modify Date : 2006:08:08 10:20:11+09:00 Keywords : MA0209-A Page Count : 171 Page Mode : UseOutlines Page Layout : OneColumn Creation Date : 2002:08:15 14:53:17Z Producer : Acrobat Distiller 4.0.5 for Macintosh Author : CASIO COMPUTER CO., LTD. Mod Date : 2006:08:08 10:20:11+09:00 Metadata Date : 2006:08:08 10:20:11+09:00 Creator : CASIO COMPUTER CO., LTD. Title : K822PCM1DMX-DEXIF Metadata provided by EXIF.tools