Casio Qv 5700 Users Manual K822PCM1DMX D

2015-07-14

: Casio Casio-Qv-5700-Users-Manual-770385 casio-qv-5700-users-manual-770385 casio pdf

Open the PDF directly: View PDF PDF.
Page Count: 171

DownloadCasio Casio-Qv-5700-Users-Manual- K822PCM1DMX-D  Casio-qv-5700-users-manual
Open PDF In BrowserView PDF
D

Digitale Camera

QV-5700
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met
de aanschaf van
de nieuwe CASIO
digitale camera.
Zorg ervoor deze
gebruiksaanwijzing
aandachtig door te
lezen om alles uit
de CASIO digitale
camera te halen
wat er in zit. Houd
de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats
voor latere naslag.

K822PCM1DMX

INLEIDING

INLEIDING

Beeldschermindicators ............................................... 22

Inhoudsopgave
2

Opnamefunctie
Weergavefunctie (PLAY)
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm

INLEIDING

Indicatordisplay .......................................................... 24
Bedrijfsindicator .......................................................... 25

Snelreferentie ............................................................... 6
Voorbereidingen
Opnemen van een beeld
Bekijken (weergeven) van een beeld
Wissen van een beeld

Bedrijfs-/kaarttoegangindicator
Flitseroplaadindicator
AF sensor/zelfontspannerindicator

6
7
8
9

Vastmaken van de halsriem
Bijstellen van de lengte van de halsriem
Gebruik van de lensdop

13

Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14
Algemene voorzorgsmaatregelen
Voorwaarden voor juiste werking
Condens
Voorzorgsmaatregelen voor de lens
Betreffende de achtergrondverlichting van de camera...

17

25
26
26

Gebruiken van de gebundelde accessoires .............. 27

Kenmerken .................................................................. 11
Opnamekenmerken

22
23
24

27
27
28

Spanningsvereisten ................................................... 29

14
15
15
16
16

Inleggen van batterijen
Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren van
de batterijen
Lege batterijwaarschuwing
Gebruik van netspanning
In- en uitschakelen van de camera
Stroomspaarinstellingen

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

29
32
33
33
35
35

Geheugenkaart .......................................................... 37
Insteken van een geheugenkaart in de camera
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera
Formatteren van een geheugenkaart
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart
Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Microdrive

Algemene gids ........................................................... 17
Voorkant
Achterkant
Zijkant
Onderkant
Open het aansluitingpaneeldeksel

37
38
39
40
41

17
18
19
19
19

Menuschermen .......................................................... 42

Functiedraairegelaars ................................................ 20

Instellen van de huidige datum en tijd ....................... 43
Instellen van de datum en tijd
Selecteren van het datumformaat

Gebruik van de controletoets ..................................... 21

2

43
44

INLEIDING

45

Gebruik van de oneindig-functie
Gebruik van de groothoekfunctie
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Uitbreiden van het scherpstelgebied
Cameratrilindicator

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Gebruik van de volautomatische functie ................... 45
Opname voorzorgsmaatregelen
Scherpstellen
Aangaande autofocus
Opnemen van beelden terwijl de batterijen bijna leeg zijn
Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC)

65
65
66
67
67

47
47
48
48
49

Selecteren van de meetfunctie .................................. 68

Gebruiken van de optische zoom .............................. 49

Gebruiken van AE vergrendeling ............................... 71

Gebruiken van de zoeker voor opnemen .................. 51

Belichtingscompensatie ............................................. 72

Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 52

Gebruiken van het histogram ..................................... 74

Detectie van camera oriëntatie .................................. 53

Gebruiken van de digitale zoom ................................ 75

Selecteren van de witbalans ...................................... 69
Handmatig bijstellen van de witbalans

70

Onmiddelijke instellingen met de beste shotfunctie .. 76

54

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Een décor kopiëren van de CD-ROM
beste shot bibliotheek
Registreren van uw eigen beste shotdécors
De plaats specificeren van de décors van
de beste shotfunctie

Opnemen van een enkel beeld (1-beeld) .................. 54
Voorvertoning van het laatst opgenomen beeld
Wissen van het laatste beeld dat opgenomen was
met de opnamefunctie (REC)

54

Volautomatisch functie
Programma AE functie
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit AE
Handmatige belichting

55
56
57
57
58
60

82
83
84
85
87

Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie ............ 88
Gebruik van de AEB
(automatisch belichtingsgroepering) functie .............. 89

Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 61
Gebruik van autofocus (multi-gebied autofocus)
Gebruiken van de punt autofocusfunctie
Gebruik van de handmatig scherpstelfunctie

81

Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 82

55

Gebruiken van de flitser ............................................. 55
Selecteren van de flitserfunctie
Flitser statusindicators
Bijstellen van de flitsintensiteit
Veranderen van de synchronisatiesnelheid
Selecteren van een flitsersynchronatie instelling
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser

77
80

62
63
64

Configureren van de AEB functie instellingen
Opnemen van een beeld met AEB

3

89
90

INLEIDING
Creëren van een panorama ....................................... 91

Weergave van een panorama .................................. 111

Opnemen van een film ............................................... 93

Vergroten van het weergavebeeld ............................ 112

Opnamefunctie (REC) camera instellingen ............... 94

Weergave van het 9-beelden scherm ....................... 113

Specificeren van beeldgrootte en -kwaliteit
Specificeren van de gevoeligheid
Versterking van bepaalde kleuren
Gebruiken van de filterfunctie
Specificeren van kleurverzadiging
Specificeren van het contrast
Speciferen van de contourscherpte
In- en uitschakelen van het in-beeldraster
Toevoegen van een tijdstempel aan een beeld
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Resetten van de camera

94
96
96
97
98
98
99
99
100

Selecteren van een specifiek beeld
op het 9-beelden scherm

114

Tonen van het histogram en andere beeldinformatie .. 115
Gebruik van de diavertoning (slide show) ................ 117
Afmetingen van een beeld heraanpassen ................ 118

119

101
102

WISSEN VAN BEELDEN

Wissen van het getoonde beeld ............................... 119

Gebruiken van de sluiterontspanner
afstandsbediening .................................................... 103

Wissen van geselecteerde beelden ......................... 120

Gebruiken van een uitwendige flitser ...................... 104

Wissen van alle onbeveiligde beelden .................... 122

Vereisten voor de externe flitsereenheid
Monteren van een externe flitsereenheid

Wissen van alle beelden in geselecteerde mappen ... 121

104
104

123

Monteren van een verloopobjectief, een close-up
objectief of een filter ................................................. 106
Monteren van een verloopobjectief of een close-up
objectief
Gebruik van een filter

BEHEER VAN BESTANDEN

Mappen en bestanden ............................................. 123
Mappen
Bestanden

106
108

123
124

Beveiligen van beelden tegen uitwissen ................. 125

109

Beveiligd maken van geselecteerde beelden
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle beelden in
geselecteerde mappen
Beveiligd en onbeveiligd maken van alle bestanden

WEERGAVE

Elementaire weergave ............................................. 109
Weergeven van een film ........................................... 110

4

125
126
127

INLEIDING
DPOF ........................................................................ 127

Gebruiken van een geheugenkaart om beelddata
over te sturen ........................................................... 149

Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden 128
Maken van DPOF instellingen voor bepaalde mappen 129
Maken van DPOF instellingen voor alle beelden op de
geheugenkaart
129

Geheugenkaartdata
DCF protocol
Geheugenkaart directorystructuur
Door de camera ondersteunde beeldbestanden
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van een
geheugenkaart bij een computer

PRINT Image Matching II .......................................... 130
Exif Print ................................................................... 131

150
150
151
152
153

Gebruik van de HTML kaartbrowser ........................ 154

132

Specificeren van het type kaartbrowser
154
Bekijken van de inhoud van een kaartbrowser bestand 156
Opslaan van kaartbrowser bestanden
158

ANDERE INSTELLINGEN

Veranderen van de menutaal ................................... 132
Installeren van een andere taalset

132

159

In- en uitschakelen van de bevestigingstoon .......... 136

137

Cameramenu’s ......................................................... 159

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

Opnamefunctie (REC)
Weergavefunctie (PLAY)

Aansluiten op een televisietoestel ........................... 137
Selecteren van de video-uitgangssignaalfunctie

159
160

Functie instellingen .................................................. 161

138

Instellingen bij elke functie
161
Combinaties van de aandrijffunctie + belichtingsfunctie 162

Aansluiten op een computer .................................... 139
Installeren van de software van de CD-ROM
Aangaande de gebundelde CD-ROM
Computersysteem vereisten
Installeren van de software van de CD-ROM in Windows
Installeren van software van de CD-ROM op een
Macintosh computer
Installeren van software
Overschrijven van bestanden naar een computer

REFERENTIE

139
139
140
141

Instellingen van de volautomatische functie ............ 163
Menu instellingen
Niet-menu instellingen

163
163

Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 164
Boodschappen

143
143
147

167

Technische gegevens .............................................. 169

5

INLEIDING

Snelreferentie

Voorbereidingen

1

2

Leg de batterijen in.

1

2

Steek de geheugenkaart in.

(pagina 29)

1

3

(pagina 37)

2

3

3
Stel de huidige tijd en datum in.

(pagina 43)

6

INLEIDING

Opnemen van een beeld (pagina 45)

5

1

Richt de camera op het onderwerp,
voer de compositie van het beeld uit
op het beeldscherm en druk de sluiterontspannertoets halverwege in
om scherp te stellen op het beeld.

Verwijder de lensdop
van de lens.

2

Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar
op
(volautomatische functie).

4
Zet de spannings-/functieschakelaar op
.

3

6

Zet de aandrijffunctie
draaisregelaar op
(1-beeld).

Na gecontroleerd te hebben dat
werking van autofocus voltooid
is (de bedrijfsindicator licht
groen op), druk de sluiterontspannertoets geheel in om het
beeld op te nemen.

Gebruik de dioptriedraairegelaar om de zoeker
aan te passen aan uw gezichtsvermogen.
(pagina 51)

7

INLEIDING

Bekijken (weergeven) van een beeld (pagina 109)

1
Zet de spannings/functieschakelaar
op
.

2
Druk de controletoets
naar links of rechts
om op het
beeldscherm door de
opgeslagen beelden
te bladeren.

8

INLEIDING

Wissen van een beeld (pagina 119)

1

4

Dubbelcheck dat u
het geselecteerde
beeld inderdaad
wilt wissen.

Zet de spannings/functieschakelaar
op
.

• U kunt de functie voor
beeldwissen verlaten
door op AE-L te
drukken.

2

Druk de controletoets
naar links of rechts om
door de opgeslagen
beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u
wilt wissen.

5
3
Druk op AE-L

Druk de controletoets
naar beneden om
“Yes” (ja) te
selecteren en klik dan
op de controletoets.

.

9

INLEIDING

System Incorporated.
• De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix
Technologies Ltd. software.
Compatibility Software Copyright C 1997
Phoenix Technologies Ltd., alle rechten voorbehouden.
• Namen van andere fabrikanten, producten en diensten die
gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook
handelsmerken of dienst merken zijn van anderen.
• Photo Loader, Photohands en Panorama Editor zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering
van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan
CASIO COMPUTER CO., LTD.

• The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden
veranderd.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het
gebruik van deze gebruiksaanwijzing.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding
door derden die voortvloeien uit het gebruik van de QV5700.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden
door het gebruik van Photo Loader, Photohands en of Panorama Editor.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van
data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te
maken van belangrijke data op andere media om u in te
dekken tegen verlies.
• CompactFlashTM en het
logo zijn handelsmerken van
SanDisk Corporation.
• Windows, Internet Explorer en DirectX zijn geregistreerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
• Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple
Computer, Inc.
• Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van Adobe

10

INLEIDING
• Multigebied autofocus
Helpt om onscherpe delen in een beeld te voorkomen.

Kenmerken
• Hoge resolutie 5,0 mega beeldpunten CCD (5,36 beeldpunten in het totaal)
Neem beelden op die alles verraden van een subtiele nuances in huidkleur tot de fijnste details van natuurlijke landschappen.

• Scherpstelgebiedsuitbreiding
Maakt het gemakkelijker om de gewenste scherpstelling te
verkrijgen.
• Beeldvoorvertoning
Geeft u onmiddellijke voorvertoning van het zojuist opgenomen beeld.

• Canon F2.0 lens met grote lensopening
Voorziet in een hoog contrast en de subtielste nuances.

• 1.8-inch TFT kleuren LCD (HAST) beeldscherm met weinig
weerspiegeling

• Werelds eerste digital zachte scherpstelling.
Creëert verbazingwekkende effecten voor portretten en foto’s van flora scènes.

• 9.6X naadloze digitale zoom
3X digitale zoom, 3.2X digitale zoom

• Real-time histogram
Verkrijgt snel en gemakkelijk de belichting die u wilt zelfs
bij moeilijke lichtomstandigheden.

• Aansluitmogelijkheid voor externe flitser
• Geheugenkaartbeeldopslag
Ondersteunt CompactFlash kaarten (CF TYPE I/II) en de
IBM microdiskette.

• Eenvoudig te begrijpen controlepaneel
Instellingen waaronder de lensopening, de sluitersnelheid
en scherpstellen kunnen ogenblikkelijk worden bekeken
zelfs als het beeldscherm uitgeschakeld is.

• Digital Print Order Format (DPOF)
Beelden kunnen gemakkelijk in de door u gewenste volgorde worden afgedrukt met een DPOF compatibele printer.
DPOF kan ook worden gebruikt voor het specificeren van
beelden en het aantal afdrukken van elk beeld door een
professionele drukkerij.

• Bediening via twee draaischijven
Een paar draaischijven maakt het uitvoeren van instellingen van de aandrijffunctie en de belichtingsfunctie snel en
gemakkelijk.
• Autofocus sensor
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus tijdens opnemen bij weinig belichting.

11

INLEIDING
• PRINT Image Matching II Compatibel
Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze data
en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden
er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam.
• DCF data opslag
Het DCF (Design rule for Camera File systemen) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
printers en andere digitale camera.
• VIDEO OUT aansluiting
Voor aansluiting op een televisie voor het bekijken van
beelden op een groot scherm.
• USB compatibiliteit
Voor aansluiting op een computer voor snel en gemakkelijk
overbrengen van beelden.
• Software voor beeldbeheer en -manipulatie
De QV-5700 is voorzien van een gebundelde CD-ROM die
bol staat van nuttige software: Photo Loader voor het overbrengen van beelden naar uw computer, Photohands* voor
het bewerken en afdrukken van beelden en Panaroma
Editor* voor het aan elkaar plakken van beelden tot een
panoramabeeld. Andere gebundelde…
* Alleen voor de Windows versie.

12

INLEIDING

Opnamekenmerken
Filmfunctie

Beste shotfunctie

pagina 76

pagina 93

Automatische belichtingsgroepering
(AEB = Auto Exposure Bracketing)
Neemt automatisch meerdere beelden op bij verschillende
belichtingsinstellingen.

Vijf scherpstelfuncties
Multigebied autofocus, puntmeten autofocus, handmatig,
oneindig, macro
pagina 62 to 65

Drie meerfuncties

pagina 89

Multi-patroon meten, centrum-georiënteerd meten,
puntmeten
Panoramafunctie
Plakt meerdere beelden aan elkaar voor een schitterend
panorama.

pagina 68

Vijf belichtingsfuncties
Volautomatisch, programma AE, lensopening prioriteit AE,
sluitersnelheid prioriteit AE, handmatige belichting
pagina 82 – 87

pagina 91

13

INLEIDING
• Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar
op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de
camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op
het strand, in de badkamer, enz.
• Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnendringen, schakel de camera dan onmiddellijk uit, haal de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met de
dealer of de dichtstbijzijnde CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze
omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar
op brand en elektrische schok met zich mee.
• Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera onmiddellijk uit, haal de
netadapter uit het stopcontact. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit
de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit
te voeren.
• Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker.
Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand
met zich meebrengen.

Voorzorgsmaatregelen

Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de QV-5700 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “deze camera” en “de camera” verwijzen naar de CASIO QV-5700
digitale camera.
• Probeer nooit beelden op te nemen of de ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
• Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of uw
eigen reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatiewerkzaamheden altijd over aan door CASIO erkende
onderhoudswerkplaatsen.
• Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig
aan het besturen is. Dit kan hinder veroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
• Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter
van het onderwerp gehouden te worden.

14

INLEIDING
• Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de
camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan
een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de spanning uit, haal de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
• Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk
tot een ongeluk leiden.
• Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er
toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist
wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te
sturen naar het geheugen van een PC.
• Open nooit het batterijvakdeksel, verbreek nooit de aansluiting van de netadapter met de camera en trek deze
nooit uit het stopcontact terwijl u beelden aan het opnemen
bent. Niet altijd maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen was in het geheugen van
de camera.

Voorwaarden voor juiste werking
• Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0ºC en 40ºC.
• Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de volgende plaatsen.
— Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
— Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
— In de omgeving van airconditionings, kachels of andere
plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.
— Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
— Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.

Condens
• Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat
condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de
inwendige componenten. Condens kan defectieve werking
veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij blootstaat
aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken.
• Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde
temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt.

15

INLEIDING

Voorzorgsmaatregelen voor de lens

Betreffende de achtergrondverlichting
van de camera...

• Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan het maken van mooie opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
• De lens van de camera komt uit de behuizing bij inschakelen van de spanning en trekt zich weer terug als u de spanning uit schakelt. Let erop de lens niet aan stoten of geweld
te onderwerpen en leg de camera nooit met de voorkant
naar beneden zodat de lens in aanraking komt met het
tafeloppervlak, enz. Vergeet ook niet de lensdop te verwijderen voordat u de spanning inschakelt.
• Mocht u de spanning-/functieschakelaar op
te zetten
terwijl de lensdop zich nog op de lens bevindt, dan verschijnt de boodschap “LENS CAP” (lensdop) in de display
en wordt de spanning van de camera automatisch uitgeschakeld. Mocht dit gebeuren, verwijder dan de lensdop en
probeer het nog eens.
• Verwijder nooit de batterijen en trek nooit de stekker van
de netadapter uit het stopcontact terwijl de lens in uitgetrokken toestand is. Hierdoor blijft de lens in uitgetrokken
toestand staan en bestaat er gevaar op beschadiging van
de lens.

• De camera is uitgevoerd met een TL lichtbron om de LCD
van achtergrondverlichting te voorzien.
• De normale levensduur van het achtergrondlicht is ongeveer zes jaar als de camera gemiddeld ongeveer twee uur
per dag wordt gebruikt.
• Mocht de LCD er ongewoon donker uitzien dan dient u de
camera naar de dealer of een CASIO erkende
onderhoudswerkplaats te brengen om de lichtbron te laten
vervangen. Merk op dat u voor het vervangen van het LED
achtergrondlicht in rekening wordt gebracht.
• Als het bijzonder koud is, kan het achtergrondlicht enige
tijd nodig hebben om te branden of kan het licht er
roodachtig uitzien in het getoonde beeld. Deze omstandigheden duiden niet op een defect en de normale werking
zou weer verkregen moeten worden als de temperatuur
nabij de camera hoger wordt.

16

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Dit hoofdstuk bevat belangrijke informatie waarvan u op de hoogte dient te zijn voor het bedienen van de camera.

Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.

Voorkant
Indicatordisplay

Selectiedraairegelaar

(pagina 24)

Sluiterontspannertoets

Zoeker

(pagina 45)

(pagina 51)

Spanning-/
functieschakelaar

Autofocussensor/
zelfontspannerindicator

(pagina 35, 45)

(pagina 26)

Flitser
(pagina 55)

Aansluitingpaneeldeksel
Belichtingssensor

Lens

(pagina 60)

(pagina 16)

17

(pagina 19)

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Achterkant
Flitseroplaadindicator

MENU toets

(pagina 26)

(pagina 42)

(zelfontspanner) toets
(pagina 52)

(flitser) toets

Bedrijfs-/
kaarttoegangsindicator

(pagina 55)

(pagina 25)

Zoomcontrolehendel
(vergroten/negen beelden)
(meetfunctie)
toets (pagina 68)

(pagina 49, 75, 112, 113)

WB (witbalans) toets

Controletoets

(pagina 69)

PREVIEW
(voorvertoning) toets

FOCUS (scherpstel)
toets (pagina 61)
AE-L
(AE vergrendel/wis)
toets (pagina 55, 71, 119)

(pagina 54)

Beeldscherm

DISP (display) toets

(pagina 22)

(pagina 24)

18

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Zijkant
DIGITAL (digitale)
aansluiting (pagina 103)

Onderkant
Schroefgat
voor statief

Dioptriedraairegelaar
(pagina 51)

Batterijvakdekselgrendel
(pagina 29)

VIDEO OUT (video
uitgangs) aansluiting
(pagina 137)

USB poort
(pagina 139)

DC IN 6V (6 V
gelijkstroom)
aansluiting

Batterijvakdeksel
(pagina 29)

(pagina 33)

Externe flitser
synchronisatie
aansluiting

Open het aansluitingpaneeldeksel

(pagina 104)

Geheugenkaart
sleufdeksel
(pagina 37, 38)

Kaartsleufdekselgrendel
(pagina 37, 38)

19

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
■ Aandrijffunctiedraairegelaar

Functiedraairegelaars

AEB

Aandrijffunctiedraairegelaar

Automatisch belichtingsgroepering (AEB)

Pagina 89

Doorlopende sluiiteropname

Pagina 88

1-beeld opname

Pagina 54

Filmopname

Pagina 93

Panorama opname

Pagina 91

■ Belichtingsfunctiedraairegelaar
M

Belichtingsfunctiedraairegelaar

Pagina 87

S

S functie (sluitersnelheid prioriteit AE)

Pagina 85

A

A functie (lensopening prioriteit AE)

Pagina 84

P

20

M functie (handmatige belichting)

P functie (programma AE)

Pagina 83

Volautomatische functie

Pagina 82

Beste shotfunctie

Pagina 76

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Gebruik van de controletoets

Controletoets

Deze controletoets wordt gebruikt om items in het menu te
selecteren en de functie uit te voeren. Hieronder volgt de in
deze gebruiksaanwijzing gebruikte terminologie om de bediening van de controletoets te omschrijven.
Terminologie
Drukken
Klikken

Betekenis
Druk de controleregelaar met uw duim naar boven, beneden, naar links of naar rechts.
Druk de controleregelaar recht naar beneden
met uw duim todat de controleregelaar klikt.

21

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Beeldschermindicators
Hierna volgt een omschrijving van de verschillende indicators en markeringen die op het beeldscherm van de camera verschijnen.

Opnamefunctie

Scherpstelfunctie indicator
Multigebied autofocus

Zelfontspannerindicator
10 SEC., 2 SEC.

Belichtingsfunctie indicator

Punt autofocus

Aandrijffunctie indicator

Handmatig scherpstellen

M functie: handmatige belichting

Oneindig

1-beeld

S functie: sluitersnelheid prioriteit AE

Macro

Doorlopend

A functie: lensopening prioriteit AE

AEB

P functie: programma AE

Film

Volautomatische functie

Meetfunctie indicator
Multi-patroon meten

Panorama

Beste shotfunctie

Centrum-georiënteerd meten
Puntmeten

Beeldformaat
Camera trilindicator

2560 x 1920 beeldpunten
2544 x 1696 beeldpunten
1600 x 1200 beeldpunten
1280 x 960 beeldpunten
640 x 480 beeldpunten

Lensopeningwaarde
Sluitersnelheidswaarde
Autofocusbelichting (AE)
• Bij een lensopening of vergrendelingsindicator
sluitersnelheid die
buiten het bereik ligt,
wordt de corresponderende waarde in het
beeldscherm oranje.

Kwaliteit
Fijn (FINE), Normaal (NORMAL),
Economisch (ECONOMY), TIFF

Batterijcapaciteit
Scherpstelbeeld

Geheugencapaciteit
(Resterende aantal
beelden dat kan
worden opgeslagen)

Beeldinformatie
• Filmopname: opnametijd (seconden)
• Panorama: aantal beelden (P1 - P10)

EV waarde

• Scherpstellen voltooid: Groen
• Scherpstelstoring: Rood

Datum en tijd
• De datum van de huidige dag (vandaag)
verschijnt gedurende ca. 2 seconden in beeld.

Geen geheugenkaartwaarschuwing

22

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Flitserfunctie indicator
Geen

Weergavefunctie (PLAY)

Automatisch
Flitser aan
Flitser uit

Mapnummer

Reductie van rode ogen
• De flitserindicator geeft aan dat de flitser flitst
(wanneer automatisch flitsen geselecteerd is.

Beeldbeveiligingsindicator

Bestandsnummer

Beeldgrootte

Kwaliteit

Datum en tijd

Batterijcapaciteit
Witbalansindicator
Daglicht
Schaduw
Gloeilamp

Bestandsnaam/
bestandsnummer

Zoomstaafindicator
• Bovenste helft geeft
optische zoom aan.
Onderste helft geeft
digitale zoom aan.

TL-verlichting
Handmatig

23

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Veranderen van de inhoud van het beeldscherm

Indicatordisplay
De indicatordisplay bovenaan de camera toont tijdens het
opnemen van beelden tevens verschillende indicators die u
op de hoogte houden van de huidige status van de camera.
De indicatordisplay is in het bijzonder handig wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is.

Telkens bij indrukken van de DISP toets verandert de inhoud
van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.

Histogramdisplay aan
(pagina 74, 115)

Lijn 1

DISP toets
DISP toets

Lijn 2

Informatiedisplay aan
(pagina 22, 23)

Lijn 3

DISP toets
Informatiedisplay uit
DISP toets
Beeldscherm uit
MF

Multi-gebied AF
indicator

Multi-patroon
meetindicator

Punt AF indicator

Centrum-georiënteerde
meetindicator

Handmatige
scherpstelindicator
Oneindig indicator

BELANGRIJK!

Macrofunctie indicator

• De histogram wordt niet getoond tijdens de filmopname- (REC) of filmweergavefunctie (PLAY) (pagina 93, 110)

Flitser uit indicator
Flitser aan indicator
Rode ogen reductie
indicator
Line 1

24

Resterend aantal beelden/
bestandsnummer

Puntmeetindicator
Batterijcapaciteitindicator
Line 2 Lensopeningwaarde
Zelfontspannertijdinstelling
Belichtingscompensatie
Line 3 Sluitersnelheidwaarde/
EV waarde

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Weergavefunctie (PLAY)

Bedrijfsindicator

Kleur van
indicator

Bedrijfs-/kaarttoegangindicator
De bedrijfs-/kaarttoegangindicator
toont de status van de werking van
de camera zoals hieronder
beschreven.

Knippert

Groen

Eén van de volgende procedures vindt plaats:
wissen, formatteren, batterijwaarschuwing,
genereren van kaartbrowser

Rood

Geheugenkaart is defect.

• De bedrijfs-/kaarttoegangindicator blijft branden (groen)
terwijl het beeldscherm uitgeschakeld is tijdens de
weergavefunctie (PLAY).

Bedrijfs-/
kaarttoegangindicator

Opnamefunctie (REC)
BELANGRIJK!

Kleur van
indicator
Groen

Knippert

• Open het geheugenkaartdeksel nooit terwijl de
bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is.

Eén van de volgende procedures vindt plaats:
starten, opslaan (van meerdere beelden),
filmopnamestandby

• Deze camera is klaar om op te nemen als de indicator uit is.

Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets
Kleur van
indicator

Aan

Groen

Autofocus is voltooid.

Rood

Autofocus werkt niet.

25

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Flitseroplaadindicator
De flitseroplaadindicator gaat ook
branden en knipperen tijdens een
opnamefunctie zoals hieronder
beschreven.

AF sensor/zelfontspannerindicator
Flitseroplaadindicator

De AF sensor/zelfontspannerindicator werkt automatisch
om te helpen met autofocus wanneer de belichting duister is.
Deze indicator knippert ook om het aftellen aan te geven totdat de sluiter ontspant tijdens werking van de
zelfontspanner.

Opnamefunctie (REC)
Kleur van indicator

Knippert

Oranje

Flitser is aan het opladen.

AF sensor/zelfontspannerindicator

Gedeeltelijk indrukken van de sluiterontspannertoets
Kleur van indicator

Aan

Oranje

Flitser is klaar om te flitsen.

BELANGRIJK!
• Autofocus met de AF sensor/zelfontspannerindicator
is mogelijk wanneer de afstand van de camera tot het
onderwerp minder dan ongeveer 2,5 meter bedraagt.
• Wanneeer de AF sensor werkt terwijl multi-gebied
autofocus (AF) of punt AF gespecificeerd is als het
scherpstelgebied, zal de camera automatisch aannemen dat het scherpstelgebied het middengebied is
voor punt autofocus (AF). Zie pagina 62 en 63 voor
meer informatie.
• Kijk
niet
direct
naar
de
AF
sensor/
zelfontspannerindicator en richt deze indicator niet direct op de ogen van het onderwerp.

BELANGRIJK!
• De
bedrijfs-/kaarttoegangindicator
en
de
flitseroplaadindicator knipperen in oranje voor ongeveer één seconde wanneer de batterijen leeg aan het
raken zijn. Daarna zal de camera zichzelf in stappen
uitschakelen. Mocht dit gebeuren, vervang dan de
batterijen zo snel mogelijk.

26

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Bijstellen van de lengte van de halsriem

Gebruiken van de gebundelde accessoires

Stel de lengte van de halsriem bij m.b.v. de gesp.

Vastmaken van de halsriem
Maak de halsriem vast aan de halsriemring zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding.

Gesp

BELANGRIJK!
Halsriemring

Halsriemring

27

• Zorg ervoor de halsriem om uw hals te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt.
• De meegeleverde halsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de halsriem niet voor
andere toepassingen.
• Gebruik de halsriem nooit om de camera mee rond te
zwaaien.
• Door de camera om uw nek te dragen waardoor deze
vrij kan bewegen kan gevaar op schade vormen als de
camera tegen andere voorwerpen aan botst. Er bestaat ook het gevaar dat de camera tussen een deur
of andere voorwerpen klem komt te zitten, enz. hetgeen tot persoonlijk letsel leidt.
• Houd deze camera buiten het bereik van kleine kinderen in het bijzonder wanneer de halsriem gemonteerd
is. Er is kans op verstikking mocht de halsriem onverhoeds om de nek van een kind raken.

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Maak de lensdophouder vast aan de halsriem of aan de
haldriemring. Dit beschermt tegen eventueel verlies van de
lensdop.

Gebruik van de lensdop
Houd de lensdop altijd op de lens als u de camera niet aan
het gebruiken bent. Houd de lensdop altijd op de lens wanneer de camera uitgeschakeld en de lens ingetrokken is.

BELANGRIJK!
• Schakel de camera nooit in wanneer de lensdop zich
nog op de lens bevindt.

Lensdop

Grote lus

Kleine lus

28

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

2. Leg de batterijen in zodat de

Spanningsvereisten

plus (+) en min (–) uiteinden
(polen genoemd) zich bevinden zoals aangegeven in de
afbeelding.

Uw camera kan op twee verschillende stroombronnen werken zodat u ofwel batterijen maat AA ofwel netspanning van
het stopcontact kunt gebruiken.
■ Batterijen
• Vier alkaline batterijen maat AA: LR6
• Vier lithium batterijen maat AA: FR6
• Vier nikkelmetaalhydride oplaadbare batterijen maat AA:
NP-H3

3. Sluit en druk op het batterij-

■ Stopcontact
• Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar)
• Netadapter/batterijenoplader: BC-3HA (los verkrijgbaar)

vakdeksel terwijl u de grendel
van het batterijvakdeksel
schuift in de richting van de
pijl om het deksel te vergrendelen.

Inleggen van batterijen
Let er op dat de spanning van de camera uitgeschakeld is
wanneer u de batterijen inlegt of uitneemt.

BELANGRIJK!
• Gebruik nooit magnaanbatterijen. Gebruik enkel het
type batterijen dat specifiek genoemd worden in deze
gebruiksaanwijzing.

1. Op de onderkant van de
camera bevindt zich de
grendel van het batterijvakdeksel. Schuif deze grendel
in de door de pijl aangegeven
richting en open zo het
batterijvakdeksel.

29

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
● Richtlijnen voor de levensduur van de batterijen
De onderstaande waarden vormen een leidraad voor de te
verwachten levensduur van de batterijen bij standaard temperatuur (25ºC) totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de batterijen zijn uitgeput. De richtlijnen
zijn echter geen garantie dat de batterijen inderdaad zolang
dienst zullen doen. Een lage omgevingstemperatuur zal bijvoorbeeld de levensduur van de batterijen verkorten.
Doorlopende
weergave*2

Doorlopende
opname*1

Alkaline batterijen
LR6 maat AA

180 minuten

75 minuten
(460 foto’s)

Lithium batterijen
FR6 maat AA

320 minuten

180 minuten
(1.130 foto’s)

NiMH batterijen
NP-H3 maat AA

180 minuten

90 minuten
(540 foto’s)

Type

*2 Bij doorlopende weergave
• Normale temperatuur: 25ºC (77ºF)
• Door één beeld per 10 seconden bladeren
• De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de accu
loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
• De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe
vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe lang
u de spanning ingeschakeld laat.
• De bovenstaande waarden zijn enkel een benadering.
• De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de volgende types batterijen:
Alkaline: MX1500 (AA) DURACELL ULTRA
Lithium: Energizer
* De levensduur van de batterijen verschilt per merk.

• De levensduur van de batterijen hangt nauw samen met
hoe vaak u de flitser, de zoom en de andere functies gebruikt en hoe lang u de spanning ingeschakeld laat staan.

*1 Bij doorlopende opname
• Normale temperatuur: 25ºC (77ºF)
• Flitser: Off (uit)
• Beeldscherm: On (aan)
• Beeld wordt elke 10 seconden opgenomen met de volgende handelingen: Inzoomen naar volledige groothoek
Autofocus
Volledige inzoomen tot close-up
Autofocus
Beeldopname
— Bij opnemen van één beeld per minuut onder de bovenstaande omstandigheden loopt de levensduur
van de batterijen terug tot circa een zesde van de
bovenstaande waarde.

● Tips om de lading van de accu langer te laten meegaan
• Mocht u de flitser niet te hoeven gebruiken tijdens het opnemen, gebruik dan (pagina 55).
• U kunt ook de stroomspaarinstellingen (pagina 35) gebruiken om te beschermen tegen het nodeloos verbruiken van
batterijspanning wanneer u vergeet de camera uit te schakelen.
• U kunt ook batterijstroom besparen door het beeldscherm
uit te schakelen m.b.v. de DISP toets.

30

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
● Levensduur van alkaline batterijen
De feitelijke levensduur van de alkaline batterijen wordt
beïnvloed door een aantal factoren, waaronder de fabrikant
van de batterijen, de hoeveelheid tijd die de batterijen doorbrengen in een opslagruimte voordat u ze gebruikt, de temperatuur tijdens het opnemen en fotografische omstandigheden. In de regel worden litium batterijen of Ni-MH batterijen
aanbevolen die een langere levensduur hebben dan alkaline
batterijen.

• Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto
per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave
voor één minuut met negen minuten uitschakelen van
de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de
lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken,
opnemen van beelden, spanning uit)
• Flitser aan
Benadering van levensduur van de batterijen: 8 minuten
(8 foto’s)

De volgende voorbeelden geven aan hoe de levensduur van
alkaline batterijen verandert onder verschillende omstandigheden tijdens het opnemen.

● Betreffende oplaadbare batterijen
Gebruik enkel de nikkelmetaalhydride batterijen (NP-H3) die
speciaal aanbevolen worden voor gebruik met deze camera.
Juiste werking van de camera wordt niet gegarandeerd bij
het gebruik van andere oplaadbare batterijen.
Netadapter/oplader: BC-3HA
Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen)/
snelladerset: BC-1HB4
Nikkelmetaalhydride batterijen (set van 4 batterijen):
NP-H3P4

Voorbeeld 1: als gebruik van de camera onderbroken wordt,
zal dit de levensduur van de batterijen verkorten.
Omstandigheden
• Temperatuur: 25ºC
• Herhalen van een cyclus van opnemen van één foto
per minuut voor tien minuten, gevolgd door weergave
voor één minuut met negen minuten uitschakelen van
de spanning (inschakelen, volledig uittrekken van de
lens, half intrekken van de lens, volledig uittrekken,
opnemen van beelden, spanning uit)
• Flitser aan
Benadering van levensduur van de batterijen: 35 minuten
(32 foto’s)

BELANGRIJK!
• Let er op te allen tijde alle vier batterijen bij elkaar te
houden als een set zowel voor het opladen als het
voeden van de camera. Het mengen van batterijen
van verschillende sets kan de algehele levensduur
van de batterijen verkorten en zelfs problemen veroorzaken bij de camera.
• Batterijen kunnen niet worden opgeladen terwijl ze in
de camera zijn geplaatst.

Voorbeeld 2: Een lage temperatuur zal de levensduur van
de batterijen verkorten.
Omstandigheden
• Temperatuur: 0ºC

31

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
• Verwijder de batterijen als u de camera voor langer dan
twee weken niet van plan bent te gebruiken.
• Probeer nooit niet-oplaadbare batterijen op te laden, sta
nooit directe verbinding toe tussen twee polen van een batterij en porobeer batterijen nooit uit elkaar te nemen.
• Stel de batterijen niet bloot aan een directe hittebron en
gooi ze niet weg als afval door ze te verbranden. Hierdoor
kan een explosie worden veroorzaakt.
• Meng batterijen van verschillende makelij nooit.
• Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstige
schade kan veroorzaken bij uw camera. Verwijder de batterijen uit de camera zoals u bemerkt dat ze leeg zijn.
• De batterijen die de camera van stroom voorzien worden
gewoonlijk warm door het chemische proces binnenin.

Voorzorgsmaatregelen voor het hanteren
van de batterijen
Onjuist gebruik of verkeerde behandeling van de batterijen
kan er de oorzaak van zijn dat ze barsten of lekken waardoor
ze ernstige schade kunnen toebrengen aan uw camera.
Volg de volgende voorzorgsmaatregelen om problemen met
de batterijen te vermijden.

LET OP

• Gebruik bij deze camera enkel LR6 (AM-3)
type alkaline of FR6 type lithium of Ni-MH
(nikkelmetaalhydride) droge celbatterijen.
Menge oude batterijen nooit met nieuwe. Hierdoor kunnen de batterijen gaan barsten of lekken hetgeen het gevaar op brand en persoonlijk letsel in de hand kan werken.
• Let er altijd op dat de plus (+) en min (–)
polemn van de batterijen in de juiste richting
wijzen zoals aangegeven door de markeringen
op de camera zelf. Mochten de batterijen onjuist geplaatst worden dan kan dit barsten of
lekken van de batterijen veroorzaken hetgeen
het gevaar op persoonlijk letsel in de hand kan
werken of vlekken kan veroorzaken bij voorwerpen in de omgeving.

32

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Lege batterijwaarschuwing

Gebruik van netspanning

Het volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator op het
beeldscherm en de indicatordisplay verandert tijdens het
gebruik van de batterijen. Vervang alle vier batterijen zo snel
mogelijk nadat ze leeg geraakt zijn. Blijft u de camera geaangegeven wordt,
bruiken terwijl het batterijniveau als
dan zal de spanning automatisch uitgeschakeld worden.

Gebruik de hieronder getoonde adapter om de camera van
spanning te voorzien via een normaal stopcontact.

Batterijcapaciteit

Hoog

Laag

Beeldscherm
Indicatordisplay

6 V gelijkstroom ingangsaansluiting (DC IN 6V)
(aansluiting voor werking
op netspanning)

• Netadapter: AD-C620 (los verkrijgbaar)
• Netadapter/oplader: BC-3HA (los verkrijgbaar)
De BC-3HA fungeert als een netadapter en als oplaadeenheid voor nikkelmetaalhydride batterijen maat AA. De
eenheid wordt geleverd met vier oplaadbare
nikkelmetaalhydride batterijen. Deze netadapter/oplaadeenheid kan gebruikt worden met elk stopcontact tussen
100 V en 240 V wisselspanning.

33

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Voorzorgsmaatregelen voor de netadapter

LET OP

• Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met
een blootliggende interne bedrading) laat deze dan vervangen door een erkende CASIO onderhoudswerkplaats.
Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee.
• Zorg er altijd voor de spanning uit te schakelen voordat u
de adapter in het stopcontact steekt of hem er uit trekt.
• Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u de
aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er batterijen ingelegd zijn bij de camera. Doet u dat niet dan zal de
camera zichzelf automatisch uitschakelen wanneer u de
aansluiting met de netadapter verbreekt. Daarnaast loopt u
ook gevaar dat de camera beschadigd raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.
• Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
• Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het stopcontact na gebruik van de camera.
• De camera schakelt automatisch over naar werking op netspanning wanneer de netadapter in de camera gestoken
wordt.
• Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te
voorzien wanneer deze op een computer aangesloten is.

• Gebruik nooit een stopcontact waarvan de
spanning buiten het spanningsbereik valt dat
aangegeven is op de netadapter. Dit kan namelijk gevaar op brand en elektrische schok
veroorzaken. Gebruik enkel de netadapter die
gespecificeerd is voor deze camera.
• Sta niet toe dat het netsnoer van de netadapter
doorgesneden of beschadigd wordt, plaats er
geen zware voorwerpen op en houd het uit de
buurt van warmtebronnen. Een beschadigd
netsnoer kan namelijk gevaar op brand en
elektrische schok veroorzaken.
• Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en trek
en draai er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
• Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
• Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met zich
mee.

34

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

In- en uitschakelen van de camera

Stroomspaarinstellingen

Draai aan de spanning-/functieschakelaar om de camera in
en uit te schakelen.

U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen via de sluimertijd en automatische stroomonderbreker.
AUTO POWER OFF (automatische stroomonderbreker)
De automatische stroomonderbreker schakelt de spanning
van de camera automatisch uit als hij gedurende langer
dan vijf minuten niet gebruikt wordt tijdens de weergavefunctie (PLAY). Tijdens de opnamefunctie (REC) kunt u de
automatische stroomonderbreker instellen om de spanning
na twee minuten of vijf minuten uit te schakelen.

: Schakelt de spanning in en schakelt de opnamefunctie (REC) in.
: Schakelt de spanning in en schakelt de weergavefunctie (PLAY) in.
OFF : Schakelt de spanning uit.

SLEEP (sluimer)
Het beeldscherm raakt in de sluimertoestand als er tijdens
de opnamefunctie (REC) voor een bepaalde tijd geen bediening wordt uitgevoerd. Bij indrukken van een toets zal
het beeldscherm onmiddellijk aangaan en kan normale
werking weer plaatsvinden. U kunt 30 seconden, 1 minuut
of 2 minuten specificeren als de tijd voordat de sluimertoestand geactiveerd wordt of u kunt deze instelling in het
geheel uitschakelen.

BELANGRIJK!
• Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op
terwijl de lensdop zich op de lens bevindt.
• Zet de spanning-/functieschakelaar nooit op
terwijl de camera met de lens naar beneden ligt.
• Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de automatische stroomonderbreker draai dan de spanning-/functieschakelaar op de OFF stand en vervolgens weer terug op
of
.

35

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Instellingen voor de sluimertoestand: “Off” (uit) “30
sec” “1 min” “2 min”

Configureren van de stroomspaarinstellingen

1. Zet de spanning-/functieschakelaar op .
2. Druk op MENU.
3. Druk de controletoets naar boven of naar be-

6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
• Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de activatietijd
voor de automatische stroomonderbreker vast ingesteld op vijf minuten.
• De sluimerfunctie werkt niet tijdens de weergavefunctie (PLAY).
• Bij indrukken van een toets zal het beeldscherm onmiddellijk aangaan en kan normale werking weer
plaatsvinden.
• De automatische stroomonderbreker geniet prioriteit
als u “2 min” ingesteld heeft voor zowel de sluimertijd
als de automatische stroomonderbrekertijd. Dit betekent dus dat de camera uitgeschakeld wordt als u
geen bediening uitvoert gedurende circa twee minuten tijdens de opnamefunctie (REC).
• De automatische stroomonderbreker wordt automatisch uitgeschakeld tijdens één van de volgende omstandigheden:
— Wanneer een dia show aan het spelen is.
— Wanneer u bediening aan het uitvoeren bent op
een computer die aangesloten is op de USB poort
van de camera.
— Wanneer de netadapter aangesloten is op de camera.

neden om “Power Save” (stroombesparing) te
selecteren en druk de controletoets vervolgens naar rechts.

4. Druk de controletoets naar boven of naar beneden om het item te selecteren waarvan u de
instellingen wilt veranderen en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.
• Selecteer “Auto Power Off” (automatische stroomonderbreker) om instellingen te maken voor de automatische stroomonderbreker.
• Selecteer “Sleep” (sluimer) om instellingen voor de
sluimertoestand te maken.

5. Druk bij het scherm dat verschijnt de controletoets naar boven of naar beneden om de gewenste instelling uit te voeren en klik vervolgens op de controletoets om de instelling toe
te passen.
Instellingen voor de automatische stroomonderbreker: “2 min” “5 min”

36

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

2. Met de kant van de geheugenkaart waarop een

Geheugenkaart

pijl staat afgebeeld die in de richting van de
geheugenkaartsleufdeksel wijst, schuift u de
kaart zover mogelijk in de camera.

Deze camera ondersteunt het gebruik van een
CompactFlash geheugenkaart (CF TYPE I/II) of een IBM
Microdrive voor het opslaan van beelden. Merk op dat alle
verwijzingen naar de ‘geheugen’ kaart in deze handleiding
refereren aan zowel een CompactFlash geheugenkaart als
een IBM Microdrive tenzij anders vermeld.

• Als de uitwerptoets ingedrukt is, druk deze dan naar
binnen alvorens de geheugenkaart in de sleuf te
schuiven.
Uitwerptoets

BELANGRIJK!
• Zorg ervoor dat de spanning van de camera uitgeschakeld
is voordat u een geheugenkaart insteekt of uitneemt.
• Bij insteken van een geheugenkaart in de camera dient u
er op te letten dat de juiste zijde naar boven wijst en dat
u de kant met de aansluiting in de camera steekt. Steek
een kaart nooit met geweld naar binnen daar dit zowel
de kaart als de camera zelf kan beschadigen.

Kant gemarkeerd
met een pijl dient
in de richting te
wijzen van de
geheugenkaartsleufdeksel.

Kant gemarkeerd met
een pijl

Insteken van een geheugenkaart in de camera

3. Sluit het geheugenkaartsleufdeksel.

1. Schuif de grendel van het het kaartsleufdeksel
in de door de pijl aangegeven richting en open
het kaartsleufdeksel.

Grendel van
kaartsleufdeksel

Geheugenkaartsleufdeksel

37

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

5. Sluit het geheugenkaartsleufdeksel.

Verwijderen van een geheugenkaart uit
de camera

1. Schuif de grendel van het kaartsleufdeksel in
de door de pijl aangegeven richting en open
het kaartsleufdeksel.
BELANGRIJK!
• Steek enkel geheugenkaarten in de geheugenkaartsleuf van de camera. Het insteken van andere types
kaarten kan namelijk defecten veroorzaken.
• Mocht water of een ongepast voorwerp toch de kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de camera uit, haal de stekker uit het stopcontact en neem
contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde
CASIO onderhoudswerkplaats.
• Werp de kaart nooit uit terwijl de kaartsleuf naar beneden wijst. Hierdoor kan de geheugenkaart vallen hetgeen de data of de kaart zelf kan beschadigen.
• Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfs-/kaarttoegangindicator aan het knipperen is.
Hierdoor kunnen opgeslagen data verloren gaan of de
geheugenkaartdata beschadigd raken.

2. Druk op de uitwerptoets
zodat deze uit de camera
steekt.
Uitwerptoets

3. Druk nogmaals op de uitwerptoets om de kaart uit te
werpen.

4. Verwijder de geheugenkaart.

38

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

1. Zet de spannings-functieschakelaar op

Formatteren van een geheugenkaart

of

.

U kunt een geheugenkaart formatteren om alle data uit te
wissen die zijn opgeslagen op de kaart.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Format” (formatteren) en druk ver-

BELANGRIJK!

volgens de controlertoets naar rechts (pagina
42).

• Het formatteren van een geheugenkaart wist alle bestanden, inclusief als sommige of alle bestanden beveiligd zijn (pagina 125).
• Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
décorbestanden van de beste shotfunctie die u heeft
geïmporteerd van de CD-ROM en opgeslagen heeft
op de kaart. Na het formatteren van de kaart dient u
de gewenste décorbestanden weer opnieuw te importeren naar de geheugenkaart (pagina 77).
• Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen!
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.

4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren om te formatteren en “No” om deze procedure te verlaten en klik vervolgens op de
controletoets om die keuze uit te voeren.
Yes (ja) :Formatteert de geheugenkaart.
No (nee) :Formatteert de geheugenkaart niet.

39

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
• Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
als u deze er van verdenkt beschadigde beelddata te bevatten (door een RECORD ERROR (opnamefout)),
vreemde beeldkleuren, verminkte beelden, enz.) of voordat u een geheugenkaart voor de eerste maal in gebruik
neemt.

Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
• Bij deze camera kunnen beelden niet opgenomen tenzij
een geheugenkaart geïnstalleerd is.
• Gebruik enkel CASIO of SanDisk CompactFlash kaarten of
een IBM Microdrive. Voor andere geheugenkaarten wordt
een juiste werking niet gegarandeerd.

• Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst de
netadapter aan te sluiten of een nieuwe set aanbevolen
batterijen in de camera te leggen.

• Statische elektriciteit, elektrische storing en andere
elektrotechnische fenomenen kunnen er de oorzaak van
zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaan. Zorg
er altijd voor op welke wijze dan ook een backup van belangrijke data te maken op andere media.
• Problemen met een geheugenkaart kunnen vaak verholpen worden door de kaart opnieuw te formatteren. Het
formatteren van een geheugenkaart wist echter alle data
die er op staan maar u kunt een computer gebruiken om de
beelden die u wilt behouden op te slaan op de harde schijf
van de computer voordat u de geheugenkaart gaat
formatteren. Mocht u van plan zijn om beelden op te nemen terwijl u geen toegang heeft tot een computer, dan is
het een goed idee om één of twee extra geheugenkaarten
mee te nemen in het geval u onverwacht problemen krijgt
met de geheugenkaart.

40

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Voorzorgsmaatregelen bij de IBM Microdrive

• De Microdrive werkt mogelijk niet op plaatsen waar de
luchtdruk laag is. Om deze reden wordt het gebruik afgeraden bij grote hoogten.
• Een Microdrive verbruikt veel meer elektrisch vermogen
dan een CompactFlash kaart. Afhankelijk van het gebruik
van de Microdrive kan dit de levensduur van de batterijen
fiks verkorten. Bij het gebruiken van alkaline batterijen kunnen bepaalde bedieningshandelingen en bepaalde batterijmerken er toe leiden dat de batterijen leeg raken vrijwel
onmiddellijk na inleggen van nieuwe. Bij het gebruik van
een Microdrive wordt het daarom aanbevolen dat u oplaadbare nikkelmetaalhydride batterijen of lithiumbatterijen gebruikt om de camera te voeden.
• Naarmate de batterijen leger raken duurt de tijd tussen foto’s langer. Deze langere tijd is ervoor om de Microdrive te
beschermen.

CASIO heeft getest en bevonden dat de IBM Microdrive
compatibel is met deze camera. Echter u dient de volgende
belangrijke punten in ogenschouw te houden bij het gebruik
van de IBM Microdrive.
• Zorg ervoor alle documentatie te lezen die met de Microdrive meegeleverd wordt alvorens deze in gebruik te nemen.
• Merk op dat de Microdrive warm wordt tijdens het gebruik.
Wees voorzichtig wanneer u hem uit de camera haalt.
• Wees voorzichtig geen grote druk uit te oefenen op de
labelkant van de Microdrive wanneer u deze uit de camera
neemt. Een te harde druk kan de interne componenten beschadigen en defecten veroorzaken.
• Schakel de cameraspanning nooit uit en stel de camera
nooit bloot aan harde stoten als de bedrijfskaarttoegangindicator aan het knipperen is. Dit kan defecten bij de Microdrive veroorzaken.
• De Microdrive is een bijzonder precies stukje techniek. Als
de camera valt kan dit leiden tot defecten aan de Microdrive zelfs als de camera niet beschadigd raakt. Neem dus
nog extra voorzorgsmaatregelen bij het hanteren wanneer
een Microdrive is geïnstalleerd.
• De Microdrive heeft een bijzonder grote opslagcapaciteit.
Om deze reden kunnen bepaalde handelingen een lange
tijd duren om uit te voeren.

Bij defecten van de Microdrive
• Neemt contact op met de oorspronkelijke Microdrive handelaar of de dealer die vermeld wordt in de documentatie
van de Microdrive.
• CASIO verleent geen diensten of onderhoud voor de
Microdrive.
• Merk op dat CASIO geen verantwoordelijkheid draagt voor
het verlies van data wanneer u de Microdrive gebruikt.
• Deze camera ondersteunt het gebruik van een
CompactFlash kaart en de Microdrive. Het dient echter te
worden opgemerkt dat het uitwerpen van een Microdrive
uit de camera relatief moeilijker is dan van een
CompactFlash kaart.

41

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Als u dit wilt doen:

Menuschermen
Door indrukken van MENU verschijnt het menuscherm. De
inhoud van het menuscherm hangt af van of u de weergavefunctie (PLAY) of de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is.
De volgende procedure toont de bediening bij de opnamefunctie (REC) als voorbeeld.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

Doe dan dit:

Selecteren van een menu item.

Druk de controletoets naar
boven of naar beneden.

Tonen van details van het
geselecteerde menu item.

Druk de controletoets
naar rechts.

Voer het geselecteerde item uit.

Klik op de controletoets.

Ga terug naar het vorige scherm.

Druk op MENU.

3. Druk de controletoets naar boven of naar be-

• Zet de spannings-/functieschakelaar op
om menubediening uit te voeren tijdens de weergavefunctie
(PLAY).

neden om het gewenste menu item te selecteren en druk daarna de controletoets naar
rechts.

2. Druk op MENU.

• Zie de “Cameramenu’s” op pagina 159 voor meer informatie aangaande de inhoud van het menu.

42

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA

Instellen van de datum en tijd

Instellen van de huidige datum en tijd
Gebruik de volgende procedure om de huidige datum en tijd
in te stellen en om het datumformaat te selecteren.
Bij het opnemen van een beeld worden de tijd en datum
geregisteerd bij het opgenomen beeld in overeenstemming
met de data van de ingebouwde klok van de camera. U kunt
zelfs de tijdstempelfunctie gebruiken om de datum en tijd te
“stempelen” in het beeld (pagina 100).

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op
op

of

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Date” (datum) en druk de controletoets vervolgens naar rechts.

BELANGRIJK!

4. Selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk de

• De tijd- en datuminstellingen worden gewist wanneer
de camera voor 24 uur zonder batterijen en netspanning alleen wordt gelaten. Mocht dit gebeuren
schakel dan de spanning opnieuw in en stel de tijd en
datum opnieuw in voordat u de camera weer gebruikt.
• Als de tijddisplay knippert betekent dit dat de instellingen voor de tijd en de datum (klok) gewist zijn. Volg de
procedure op deze pagina om de instellingen voor de
correcte datum en tijd te maken.
• Als u de bij de camera ingebouwde klok niet instelt op
de huidige datum en tijd dan zullen alle beelden opgenomen worden met de dafault datum en tijd wat waarschijnlijk niet de juiste datum en tijd van dat moment
is. Zorg er dus voor de klok correct in te stellen voordat u de camera gebruikt.

controletoets vervolgens naar rechts.

5. Selecteer en verander de cijfers op het scherm
om de huidige datum en tijd in te stellen.

Paars
selectiekader

43

VERTROUWD RAKEN MET UW CAMERA
Als u dit wilt doen:

Doe dan dit:

Verplaatsen van het selectiekader

Druk de controletoets
naar links of naar rechts.

Verhogen of verlagen van de
waarde waar het selectiekader
zich bevindt.

Druk de controletoets
naar boven of naar
beneden.

Selecteren van het datumformaat
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van drie
verschillende datumformaten te selecteren.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op
op

6. Klik op de controletoets om de instellingen uit

of

.

2. Druk op MENU.

te oefenen.

3. Selecteer “Date” (datum) en druk de controle-

7. Druk op MENU om de instelprocedure te verla-

toets vervolgens naar rechts.

ten.

4. Selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.

5. Druk de controletoets naar boven of naar beneden om de te gebruiken instelling te selecteren en klik op de controletoets om de instelling
uit te oefenen.
Voorbeeld: 23 oktober, 2002
Year/Month/Day (jaar/maand/dag): 02/10/23
Day/Month/Year (dag/maand/jaar): 23/10/02
Month/Day/Year (maand/dag/jaar): 10/23/02

6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

44

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

4. Zet de spannings-/functie-

Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen
van beelden m.b.v. de volautomatische functie. Tevens worden de elementaire instellingen van de camera uitgelegd.

schakelaar op

.

: Schakelt de spanning in en
de opnamefunctie (REC) aan.
: Schakelt de spanning in en
de weergavefunctie (PLAY)
aan.
OFF : Schakelt de spanning uit.

Gebruik van de volautomatische functie
De volautomatische functie maakt het makkelijk voor
absolute beginners om telkens weer mooie digitale beelden
op te nemen. De camera maakt de instellingen voor het
scherpstellen, de sluitersnelheid, de lensopening, de flitser,
enz. overeenkomstig de helderheid van het onderwerp.

5. Voer compositie van het beeld uit terwijl u er
op het beeldscherm naar kijkt.

BELANGRIJK!
• Tijdens de volautomatische functie werken geen van
de toetsen behalve de sluiterontspannertoets, DISP
de zoomcontroleregelaar en . Zie “Programma AE
vergeleken met volautomatisch” op pagina 83 voor
meer informatie.
• Als u er de voorkeur aan geeft om de optische zoeker
te gebruiken om de compositie van het beeld uit te
voeren dan kunt u op DISP drukken om het beeldscherm uit te schakelen.

1. Verwijder de lensdop voordat u de camera inschakelt.

2. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op

6. Druk de

(volautomatische functie).

sluiterontspannertoets
halverwege ingedrukt en
voer op die manier autofocus uit.

3. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op
(1-beeld).

45

Sluiterontspannertoets

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• Door indrukken van de sluiterontspannertoets verschijnt het scherpstelkader op het beeldscherm (pagina 62).

• Let er op dat u de lens en
de sensor niet met uw
vingers blokkeert terwijl u
de camera vast houdt.

• De multi-gebied autofocus (pagina 62) stelt automatisch scherp op het beeld en toont de sluitersnelheiden lensopeningwaarden.
• U kunt achter de status van
de autofocusbediening
komen door de kleur te
bekijken van het
scherpstelkader en de status
van de bedrijfs-/
kaarttoegangindicator.

Als u dit ziet:
Scherpstelkader: groen
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator:
groen
Scherpstelkader: rood
Bedrijfs-/kaarttoegangindicator:
rood

7. Druk de
sluiterontspannertoets
geheel in om het beeld
op te nemen na eerst
gecontroleerd te
hebben dat het beeld
scherp is.

Bedrijfs-/
kaarttoegangindicator

• Opgenomen beelden worden tijdelijk opgeslagen in
een buffer waarvan ze worden opgeslagen op de
geheugenkaart. U kunt foto’s blijven nemen zolang er
nog ruimte in de buffer beschikbaar is.

Betekent dat het
volgende:
Er is scherp gesteld op
het beeld.

• Het aantal beelden dat u kunt opslaan in de camera
hangt af van het opslagmedium en de gebruikte instelling voor de beeldkwaliteit (pagina 95, 169).

Er is niet scherp gesteld
op het beeld.

• Druk om handbewegingen te voorkomen de
sluiterontspannertoets voorzichtig in.

46

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!

Opname voorzorgsmaatregelen

• Onder elk van de volgende omstandigheden verschijnt de boodschap “One moment please….” (een
momentje a.u.b. ) in de display nadat u elk beeld opgenomen heeft en het beeld weggeschreven wordt
naar de geheugenkaart.
— Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden
aan het opnemen bent (pagina 95).
— Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan
het opnemen bent (pagina 91 en 93).
— Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen
gebruikt (pagina 76).
— Wanneer de
lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een CompactFlash
kaart gebruikt (pagina 33).
lage batterijwaarschuwing in de
— Wanneer de
display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive
gebruikt (pagina 33).
• Bij het opnemen met de volautomatische functie zal
een aantal instellingen van de camera automatisch ingesteld worden in overeenstemming met de condities.
Zie “Instellingen van de volautomatische functie” op
pagina 163 voor meer informatie.

• Verwijder de batterijen nooit, ontkoppel de netadapter
nooit en verwijder de geheugenkaart nooit uit de camera
terwijl beelden opgeslagen worden op de geheugenkaart.
Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren
gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken.
• TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van
de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt
u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of
met de kleuren.

Scherpstellen
De volautomatische functie maakt gebruik van mulit-gebied
AF die drie afstanden meet en automatisch scherpstelt op
het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Merk op dat het scherpstelbereik ongeveer tussen 30 cm en
∞ (oneindig) is.
BELANGRIJK!
• Tijdens het gebruik van de volautomatische functie
kunt u geen andere methode voor scherpstellen selecteren (pagina 61).

47

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Aangaande autofocus

Opnemen van beelden terwijl de batterijen bijna leeg zijn

Autofocus heeft de neiging niet goed te werken bij het opnemen van de onderstaande types onderwerpen.

Ter beveiliging tegen onverwachts verlies van beelddata
wordt elk beeld direct naar de geheugenkaart opgenomen
(zonder eerst naar de buffer te gaan) wanneer het batterijniveau aangegeven wordt als
of lager. De boodschap
“
Press to cancel save” (
indrukken om het opslaan te annuleren) verschijnt op het beeldscherm tijdens
het opslaan tijdens deze condities. Zolang u niet op DISP
drukt zal het opslaan worden voortgezet en zal enkele seconden duren tot voltooiing.
Drukt u op DISP terwijl de boodschap “
Press to cancel
save” (
indrukken om het opslaan te annuleren) getoond wordt dan zal het opslaan van het beeld geannuleerd
worden.

• Muren met een effen kleur of onderwerpen met weinig contrast
• Onderwerpen met sterk tegenlicht
• Gepoetst metaal of andere helder reflecterende voorwerpen
• Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizontaal repeteren.
• Meervoudige beelden die zich op verschillende afstanden
van de camera bevinden
• Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
• Bewegende onderwerpen
Autofocus kan mogelijk ook niet goed werken als de camera
wordt als de camera bewogen wordt of trilt.

• Mocht u een Microdrive in de camera hebben zitten dan zal
de bovenstaande boodschap reeds worden getoond wanneer het batterijniveau als
of lager wordt aangegeven.
• De boodschap “
Press to cancel save” (
indrukken om het opslaan te annuleren) verschijnt ook tijdelijk
tijdens de panoramafunctie, de filmfunctie en wanneer u
bepaalde beste shot décorinstellingen gebruikt. In dit geval
geeft de boodschap niet aan dat de batterijspanning laag
is.
• De hierboven beschreven boodschap verschijnt niet wanneer het beeldscherm uitgeschakeld is.

■ Vastzetten van de scherpstelafstand
• Afhankelijk van de condities op dat moment staan een
groene bedrijfs-/kaarttoegangindicator en scherpstelkader
niet noodzakelijkerwijze garant voor een scherp beeld.

48

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)

Gebruiken van de optische zoom
De optische zoom vergroot het beeld door de brandpuntafstand van de lens te veranderen. U kunt inzoomen op een
beeld met een zoomfactor variërend van 1 (normale grootte)
tot 3 (drie maal de normale grootte).

• Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het geheugen
opgeslagen wordt heeft een veel beter resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
• Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen statische ruis veroorzaakt op het beeldscherm.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk de zoomcontroleregelaar naar boven in de
richting van
(telefoto)
om op het onderwerp
in te zoomen of naar
beneden in de richting van
(groothoek)
om uit
te zoomen.

(telefoto)

49

Zoomcontroleregelaar

(groothoek)

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
OPMERKINGEN
• De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening.
• De lensopeningwaarde aangegeven op de camera is
de lensopening wanneer de optische zoom 1X is. Bij
gebruik van een hogere optische zoominstelling zal dit
een hogere lensopeningwaarde (kleinere lensopening) geven.
• Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).

50

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• Het beeldscherm gaat automatisch aan wanneer de handmatige scherpstelfunctie of de macrofunctie ingeschakeld
is. Gebruik het beeldscherm voor de compositie van beelden tijdens de handmatige scherpstelfunctie of de
macrofunctie.
• U kunt de dioptriedraairegelaar gebruiken om het beeld in
het zoekerscherm aan te passen aan uw gezichtsvermogen.

Gebruiken van de zoeker voor opnemen
De onderstaande afbeeldingen tonen wat u ziet wanneer u
door de zoeker kijkt om de compositie van een beeld te maken voor het opnemen.
Scherpstelkader

Scherpstelbereikkader

Korte afstand tot onderwerp
Dioptriedraairegelaar

Merk op dat het scherpstelbereikkader enkel van toepassing
is bij onderwerpen die ongeveer drie meter verwijderd zijn.
Er wordt een ander scherpstelbereik gebruikt bij onderwerpen die zich ofwel dichterbij danwel verder af bevinden. Om
deze reden dient u over te schakelen op de handmatige
scherpstelfunctie (MF) of de macrofunctie ( ) wanneer de
afstand tussen de camera en het onderwerp 30 cm is of minder (pagina 64, 65).

BELANGRIJK!
• Scherpstellen van het zoekerbeeld is gedeactiveerd
terwijl de camera is uitgeschakeld of wanneer de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.

51

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Gebruiken van de zelfontspanner

Om dit te doen:

U kunt de zelfontspanner instellen op één van de twee starttijden.

Schakel de zelfontspanner uit

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

Neem voor twee seconden op na
indrukken van de sluiterontspannertoets.

Neem voor tien seconden op na
indrukken van de sluiterontspannertoets.

.

Selecteer deze
instelling:
Geen display
10SEC

2SEC

2. Druk op

om de gewenste zelfontspannertijd
in te stellen.

3. Druk op de sluiterontspannertoets om het aftellen van de zelfontspanner te starten.
• De AF sensor/zelfontspannerindicator gaat knipperen
terwijl de seconden worden afgeteld. Als u het beeldscherm ingeschakeld heeft worden de seconden afgeteld op het scherm.

Zelfontspanner

• Druk de sluiterontspannertoets in om het aftellen tussentijds te onderbreken.

Tijd

OPMERKINGEN
• De anti-trilling stabilisator is geactiveerd wanneer u
een langzame sluitersnelheid en de twee-seconden
zelfontspanner op tegelijkertijd gebruikt.
• U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de
doorlopende sluiterfunctie (Continuous Shutter Mode)
gebruiken.

Zelfontspanner instellingen:
Telkens bij indrukken van
wordt naar de volgende
instelling van de zelfontspanner doorgegaan zoals
hieronder aangegeven.

52

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
— Bij het opnemen van portret-oriëntatie beelden, dient
u de camera zo recht mogelijk omhoog te houden, zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding. Door
de camera in een hoek te houden kunen sensorfouten
worden veroorzaakt. Als een algemene regel mag u
de camera niet meer dan ongeveer 20 graden vanaf
de verticale positie houden.

Detectie van camera oriëntatie
Wanneer u aan het
opnemen bent detecteert
de camera automatisch of
zij zich in horizontale of
verticale positie (=oriëntatie) bevindt en deze
oriëntatie wordt samen
met de beelddata opgeslagen. Wanneer de beelden van de
camera daarna op het beeldscherm worden bekeken zal
dan oriëntatie automatisch aangepast worden. U kunt ook
de gebundelde Photo Loader applicatie (pagina 139)
configureren zodat deze elk beeld automatisch plaatst met
de oriëntatiedata die opgeslagen is.
BELANGRIJK!

— Door de camera te ver voorwaarts of achterwaarts te
laten hellen kunnen ook sensorfouten worden veroorzaakt. Als een algemene regel mag u de camera niet
meer dan ongeveer 60 graden naar boven of onder
gericht houden.

• Merk op dat alle beelden die via het beeldscherm van de
camera worden getoond een standaard horizontale oriëntatie gebruiken tijdens het bladeren door beelden, tijdens
het 9-beelden scherm en bij alle beeldselectie menuschermen.
• Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op om er zeker
van te zijn dat de in de camera gebouwde sensor de oriëntatie van de camera juist kan detecteren.
— Let er op dat u de camera tijdens het opnemen van
beelden stil houdt. Bewegingen van de camera kunnen sensorfouten opleveren.

— De camera oriëntatiesensor werkt niet bij filmbeelden.

53

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

— Wanneer de
lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een IBM Microdrive
gebruikt (pagina 33).

Opnemen van een enkel beeld (1-beeld)
Tijdens de 1-beeld functie wordt een enkele foto opgenomen
wanneer u op de sluiterontspannertoets drukt.

Voorvertoning van het laatst opgenomen
beeld

1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op
(1-beeld).

2. Zet de spannings/functieschakelaar op

Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) binnen te
gaan (pagina 109) om een beeld te tonen op het beeldscherm van de camera. De volgende procedure laat u het
beeld zien dat u zojuist opgenomen heeft zonder de
opnamefunctie (REC) te verlaten.

.

3. Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
BELANGRIJK!

Druk op PREVIEW om het laatst opgenomen beeld
te tonen.

• Onder elk van de volgende omstandigheden verschijnt de boodschap “One moment please….” (een
momentje a.u.b.) in de display nadat u elk beeld opgenomen heeft en het beeld weggeschreven wordt naar
de geheugenkaart.
— Wanneer u TIFF (ongecomprimeerde) beelden
aan het opnemen bent (pagina 95).
— Wanneer u een filmpje of een panorama foto aan
het opnemen bent (pagina 91, 93).
— Wanneer u bepaalde beste shot décorinstellingen
gebruikt (pagina 76).
— Wanneer de
lage batterijwaarschuwing in de
display getoond wordt terwijl u een CompactFlash
kaart gebruikt (pagina 33).

• U kunt PREVIEW ook gebruiken tijdens de filmfunctie om
het laatst opgenomen kader te bekijken.
• Door nogmaals op PREVIEW te drukken keert u terug
naar het opnamefunctiescherm (REC).
• Als de camera uitgeschakeld wordt of naar de weergavefunctie (PLAY) wordt overgeschakeld, zal het voorvertoningbeeldgeheugen worden gewist. Dit houdt in dat
er niets op het beeldscherm verschijnt als u op PREVIEW
drukt onmiddellijk na inschakelen van de camera of bij inschakelen van de opnamefunctie (REC).

54

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Wissen van het laatste beeld dat opgenomen was met de opnamefunctie (REC)

Gebruiken van de flitser
Het volgende beschrijft de flitserinstellingen die u kunt kiezen voor aanpassing aan verschillende eisen die u stelt aan
de belichting.

Gewoonlijk dient u de weergavefunctie (PLAY) (pagina 109)
in te schakelen om een beeld te wissen. Maar met de volgende procedure kunt u het zojuist opgenomen beeld wissen zonder de opnamefunctie (REC) te verlaten.

Selecteren van de flitserfunctie
Gebruik de volgende procedure om de flitserfunctie te selecteren.

BELANGRIJK!

1. Zet de spannings/functieschakelaar op
2. Druk op om door de

• Merk op dat het wissen van een beeld niet ongedaan
kan worden gemaakt. Wees er dus zeker van dat u
een beeld echt niet langer meer nodig heeft voordat u
het wist.

.

cyclus van beschikbare
flitserfuncties te gaan
totdat de indicator voor de
gewenste functie op het
beeldscherm verschijnt.

1. Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
PREVIEW om het laatst opgenomen beeld te
tonen.

Flitserfunctie

2. Druk op AE-L

.

3. Selecteer “Yes” (ja) in respons op de
bevestigingsboodschap die verschijnt.
• Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te te annuleren
zonder iets te wissen.

4. Klik op de controletoets.

• Telkens bij indrukken van wordt naar de volgende
indicator van de flitserfunctie doorgegaan op het
beeldscherm.

• Dit wist het beeld en keert terug naar de opnamefunctie (REC).

55

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen aan de
hand van de helderheid van het onderwerp (Auto Flash - automatisch flitsen).

Flitser statusindicators

Selecteert u
deze instelling:

U kunt de huidige status van de flitsereenheid controleren
via de beeldschermindicator en de flitseroplaadindicator terwijl de sluiterontspannertoets halverweg ingedrukt is.

Geen
aanduiding

Altijd flitsen ongeacht de helderheid van
het onderwerp (Flash On - flitser aan).

Flitseroplaadindicator
(oranje)

Schakel de flitser uit zodat deze nooit flitst
ongeacht de helderheid van het onderwerp (Flash Off - Flitser uit)

Knippert : aan het opladen
Brandt : klaar voor gebruik

Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (Red-eye reduction - rode ogeneffect vermindering). Met deze instelling
flitst de flitser automatisch afhankelijk van
de helderheid van het onderwerp.

Beeldscherm
geeft aan dat de flitser
zal flitsen.

■ Flitseroplaadindicator
Terwijl u de sluiterontspannertoets halverwege ingedrukt
houdt, verschijnt de flitsericoon op het beeldscherm en de
flitseroplaadindicator geeft de status aan van de flitser zoals
hierboven beschreven.

BELANGRIJK!
• De flitser flitst altijd automatisch afhankelijk van de
helderheid van het onderwerp wanneer de volautomatische functie geselecteerd is als de
belichtingsfunctie (pagina 82).
• Wanneer de beste shotfunctie geselecteerd is als de
belichtingsfunctie (pagina 76) wordt de instelling van
de flitserfunctie bepaald door het geselecteerde beste
shotdécor. U kunt de instelling van het beste
shotdécor in dit geval veranderen maar de instelling
voor de flitserfunctie van het beste shotdécor wordt
opnieuw verkregen wanneer u overschakelt naar een
ander beste shotdécor of de spanning van de camera
uitschakelt en opnieuw inschakelt.

■ Beeldscherm
Wanneer u automatisch flitsen of rode ogen reductie als
flitserfunctie geselecteerd heeft, verschijnt de
indicator
op de display wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege indrukt om aan te geven dat de hoeveelheid beschikbaar licht onvoldoende is en de flitser daarom zal flitsen.

56

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Bijstellen van de flitsintensiteit

Veranderen van de synchronisatiesnelheid

Gebruik de volgende procedure om de flitsintensiteit bij te
stellen.

U kunt de volgende procedure gebruiken om een sluitersnelheid te selecteren bij het gebruiken van de flitser.

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.

2. Druk op MENU.

3. Selecteer “Sync Speed” (synchronisatie-

3. Selecteer “Flash Intensity” (flitserintensiteit)

snelheid) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.

en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:
Met sterke intensiteit flitsen

.

Selecteer deze instelling:
Strong (sterk)

Met normale intensiteit flitsen

Normal (normaal)

Met zwakke intensiteit flitsen

Weak (zwak)

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

57

Om dit te doen:

Selecteer deze
instelling:

Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/125ste seconde hetgeen vegen door
bewegen van het onderwerp of uw hand
reduceert. Gebruik deze instelling
wanneer u beelden van spelende kinderen
binnenshuis wilt opnemen, enz. (synchronisatie met hoge snelheid).

Fast (snel)

Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/60ste seconde.

Normal
(normaal)

Maak een foto met een sluitersnelheid van
1/30ste seconde hetgeen de achtergrond
lichte maakt maar de kans vergroot op
vegen door het bewegen van uw hand
(langzame synchronisatie).

Slow
(langzaam)

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla-

Selecteren van een flitsersynchronatie
instelling

ten.

U kunt de volgende procedure gebruiken voor het veranderen van de timing van de flitser. Door de flitsersynchronisatie
instelling te gebruiken kunt u vegen door bewegen (van uw
hand of het onderwerp) zelf in de hand houden.

BELANGRIJK!
• Tijdens de sluitersnelheidprioriteit AE functie (S functie) of de handmatige belichtingsfunctie (M functie) zal
de met de hand ingestelde sluitersnelheid prioriteit genieten boven de bovenstaande instelling.

■ Voorgordijn en achtergordijn synchronisatie
Voorgordijn synchronisatie betekent dat de flitser flitst onmiddellijk nadat de sluiter zich geopend heeft. Hierdoor zullen vegen die veroorzaakt worden door beweging er uitzien
als aan de voorkant van het bewegende onderwerp (hetgeen de indruk geeft dat het onderwerp naar achteren beweegt).
Aan de andere kant betekent achtergordijn synchronisatie
dat de flitser flitst juist voordat de sluiter zich sluit. Hierdoor
zullen vegen die veroorzaakt worden door beweging er uitzien als aan de achterkant van het bewegende onderwerp
(hetgeen de indruk geeft dat het onderwerp naar voren beweegt).
Flitser flitst
(voorgordijn synchronisatie)
Flitser flitst
(achtergordijn synchronisatie)
Sluiter
opent

58

Sluiter gaat
dicht

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorbeeld 1: Gebruiken van voorgordijn synchronisatie om
het beeld van auto’s die ‘s nachts op de weg
rijden.

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

Wanneer de flitser flitst worden de beelden van de auto’s
eerst opgenomen, gevolgd door de koplampen, zodat de
veeg door het bewegen doorloopt tot aan de voorkant van de
auto’s.

3. Selecteer “Flash Setting” (flitserinstelling) en

.

2. Druk op MENU.
druk vervolgens de controletoets naar rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:

Voorbeeld 2: Gebruiken van achtergordijn synchronisatie
om het beeld van auto’s die ‘s nachts op de
weg rijden.

Selecteer deze instelling:

Laat de flitser onmiddellijk na
openen van de sluiter flitsen.

Voorgordijn flitsersynchronisatie

Laat de flitser juist voor het
sluiten van de sluiter flitsen.

Achtergordijn flitsersynchronisatie

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

Wanneer de flitser flitst worden de koplampen eerst opgenomen, gevolgd door de beelden van de auto’s, zodat de veeg
door het bewegen doorloopt tot aan de achterkant van de
auto’s.

59

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• De flitsereenheid kan zich niet opladen als de accuspanning te laag is. De
(Flash Off - flitser uit) indicator
verschijnt in het beedscherm om u te waarschuwen dat de
flitser niet goed flitst hetgeen een slechte belichting van het
beeld tot gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen
te bespeuren zijn, vervang dan de batterijen zo snel mogelijk.
• De rode ogen-effect verminderingsfunctie (
) kan mogelijk niet goed werken wanneer de camera niet recht op het
onderwerp gericht is of wanneer het onderwerp zich ver
van de camera bevindt.
• De witbalans wordt vergrendeld tijdens het gebruik van de
flitser zodat zonlicht, TL-verlichting of andere lichtbronnen
in de onmiddelijke omgeving de kleuren van het opgenomen beeld (negatief) kunnen beïnvloeden.

Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
• Let erop dat uw vingers de flitser of de belichtingssensor
niet aanraken of blokkeren terwijl u de camera vasthoudt.
Aanraken kan deze componenten kan deze bevuilen waardoor de flitser minder effectief kan werken.
Flitser

Belichtingssensor

• De flitser kan het best gebruikt worden bij afstanden die
vallen binnen het bereik tussen 0,5 en 3 meter (met een
volledig openstaande lensopening). Buiten dit bereik kan
de flitser onderwerpen niet voldoende belichten.
• Afhankelijk van de bedieningsomstandigheden (type gebruikte batterijen, temperatuur, enz.) kan het tot 40 seconden duren voordat de flitsereenheid geheel opgeladen is.
• De flitser is gedeactiveerd (flitst niet) tijdens de doorlopende functie (Continuous), de AEB functie en de filmfunctie (Movie). Dit wordt aangegeven door
(Flash Off flitser uit) in het beeldscherm (pagina 88, 89 en 93).

60

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Draai de keuzedraairegelaar om de scherpstel-

Selecteren van de scherpstelfunctie

functie te selecteren en laat daarna FOCUS los.

U kunt de volgende procedure gebruiken om vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Multi-area AF (multi-gebied AF (=autofocus = automatisch scherpstellen)), Spot AF
(punt AF), Manual (handmatig), Infinity (oneindig) en Macro
(groothoek).

1. Zet de spannings-functieschakelaar op

MF

.

2. Houd FOCUS ingedrukt.

FOCUS (scherpstel) toets

61

Multi-gebied AF

Pagina 62

Punt AF

Pagina 63

Handmatig

Pagina 64

Oneindig

Pagina 65

Groothoek

Pagina 65

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• De camera selecteert en toont het scherpstelkader
dat het meest geschikt is voor het onderwerp dat zich
het dichtst bij de camera bevindt.

Gebruik van autofocus (multi-gebied
autofocus)
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u
de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt en de camera drie afstanden meet en automatisch scherpstelt op het
dichtstbijzijnde onderwerp. Het bereik van autofocus is als
volgt.

Scherpstelkader

Scherpstelbereik: Ca. 30cm - ∞.
• U kunt de status van de multi-gebied autofocusfunctie
bekijken door de kleur van het getoond scherpstelkader
en de status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te
controleren.

1. Gebruik de keuzedraairegelaar om “ ” als de
scherpstelfunctie te selecteren.

Wanneer u dit ziet:
Scherpstelkader: Groen
Bedrijfs-/
kaarttoegangsindicator: Groen
Groen scherpstelkader: Rood
Bedrijfs-/
kaarttoegangsindicator: Rood

2. Richt de camera op het onderwerp dat u wilt
opnemen en druk daarna de
sluiterontspannertoets halverwege in.

Dat betekent:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.

3. Druk de sluiterontspannertoets geheel in om
het beeld op te nemen.

62

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

4. Laat FOCUS los na het gewenste scherpstelkader

Gebruiken van de punt autofocusfunctie

te selecteren.

Bij punt autofocus kunt u één van negen scherpstelkaders
selecteren voor aanpassing aan het onderwerp waarop u
wilt autofocussen.

• Deze handeling maakt het geselecteerde scherpstelkader
het actieve scherpstelkader.

1. Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v.

BELANGRIJK!

de keuzedraairegelaar.

• Merk op dat u de scherpstelkader positie niet kan veranderen terwijl een beste shotfunctie compositiecontour aangegeven is op de display.
• De scherpstelkader positie die u specificeerde d.m.v.
de bovenstaande procedure wordt ook gebruikt als
het gebied voor uitbreiding van het scherpstelgebied
(pagina 67) en centrum-georiënteerd meten en puntmeten (pagina 68).
• U kunt de status van de autofocusfunctie bekijken
door de kleur van het getoond scherpstelkader en de
status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te controleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied
autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie.

2. Voer compositie van het beeld uit dat u wilt
opnemen.

3. Terwijl u FOCUS ingedrukt houdt om alle beschikbare scherpstelposities te tonen, druk de
controletoets naar links, naar rechts, naar boven
of naar beneden om het [+] teken te verplaatsen
naa het scherpstelkader dat u wilt gebruiken.
• Het huidige geselecteerde scherpstelkader is dat kader waar het [+] teken zich bevindt.

63

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

2. Terwijl u het beeld via het beeldscherm bekijkt

Gebruik van de handmatig scherpstelfunctie

drukt u de controletoets naar boven en naar
beneden om scherp te stellen.

Met de handmatige scherpstelfunctie stelt u met de hand
scherp op een beeld. Het volgende toont de relatie tussen de
optische zoomfactor en de scherpstelafstand voor de handmatige scherpstelfunctie.
Optische zoomfactor

Om dit te doen:

Scherpstelbereik

1X

6 cm tot ∞ (oneindig)

3X

20 cm tot ∞ (oneindig)

Doe dit:

Stel scherp van het
onderwerp weg

Druk de controletoets naar
boven.

Stel scherp op het voorwerp

Druk de controletoets naar
beneden.

3. Druk op de sluiterontspannerstoets om het
beeld op te nemen.

1. Selecteer “MF” als de scherpstelfunctie m.b.v.

• Zoals bij punt AF (pagina 63) kunt u de positie van het
scherpstelkader veranderen voor handmatig
scherpstellen.

de keuzedraairegelaar.

64

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruik van de oneindig-functie

Gebruik van de groothoekfunctie

De oneindig-functie zet de scherpstelling vast op oneindig
( ). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden. Het instellen van de scherpstelling begint automatisch
wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege indrukt.

De groothoekfunctie zet de scherpstelling in voor close-up
opname. Het instellen van de scherpstelling begint automatisch wanneer u de sluiterontspannertoets halverwege indrukt. Het volgende toont de relatie tussen de optische
zoomfactor en de scherpstelafstand voor de handmatige
scherpstelfunctie.

1. Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v.
de keuzedraairegelaar.

2. Voer compositie van het beeld uit dat u wilt
opnemen.

Optische zoomfactor

Benadering van scherpstelafstand

1X

6 cm - 50 cm

2X

9 cm - 50 cm

3X

20 cm - 50 cm

• De bovenstaande geschatte scherpstelafstanden geven
de afstand aan vanaf het oppervlak van de lensbeschermer tot het onderwerp.

• Zie “Gebruiken van de punt autofocusfunctie” op pagina 63 voor informatie aangaande hoe scherp kan
worden gesteld en hoe een beeld wordt opgenomen.

1. Selecteer “ ” als de scherpstelfunctie m.b.v.

• U kunt de status van de scherpstelfunctie bekijken
door de kleur van het getoond scherpstelkader en de
status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te controleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied
autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie.

de keuzedraairegelaar.

2. Voer compositie van het beeld uit dat u wilt
opnemen.
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de punt AF functie (pagina 63).
• U kunt de status van de scherpstelfunctie bekijken
door de kleur van het getoond scherpstelkader en de
status van de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator te controleren. Zie “Gebruiken van autofocus (multi-gebied
autofocus)” op pagina 62 voor meer informatie.

65

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

2. Houd de sluiterontspanningstoets halverwege

Gebruik van de scherpstelvergrendeling

ingedrukt en verplaats de camera en voer hercompositie van het beeld naar wens uit.

Gewoonlijk stelt de autofocusfunctie scherp op wat zich binnen het scherpstelkader bevindt. Scherpstelvergrendeling is
een techniek die u kunt tijdens de punt AF functie(
), de
oneindig-functie ( ) en de macrofunctie ( ) gebruiken om
scherp te stellen op een onderwerp en vervolgens de camera te verplaatsen zodat het scherpstelkader op een ander
onderwerp gericht is terwijl u een beeld aan het opnemen
bent. Hierdoor blijft op het oorspronkelijke onderwerp
scherpgesteld worden zelfs als er zich een ander onderwerp
binnen het scherpstelkader bevindt.

3. Druk vervolgens de sluiterontspanningstoets
1. Houd de sluiterontspanningstoets halverwege

geheel in om het beeld op te nemen.

ingedrukt terwijl u via het beeldscherm naar
het beeld kijkt.

OPMERKING

• Het scherpstelkader wordt groen wanneer scherp gesteld is op het gebied binnen het scherpstelkader.

• Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.

Scherpstelkader

66

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OPMERKINGEN

Uitbreiden van het scherpstelgebied

• Bij halverwege indrukken van de sluiterontspannertoets
terwijl het uitgebreide scherpstelgebied geactiveerd is
tijdens de multi-gebied AF functie (
), puntmeting AF
functie, de oneindig-functie ( ) of de macrofunctie ( )
wordt het uitgebreide scherpstelgebied getoond.
• Tijdens de handmatige scherpstelfunctie (MF) wordt
het uitgebreide scherpstelgebied altijd getoond als het
geactiveerd is.

U kunt de volgende procedure uitvoeren om het scherpstelgebied uit te breiden dat bij alle scherpstelfunctie wordt gebruikt.

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Focus Expansion” (scherpstel uit-

Cameratrilindicator

breiding) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.

De
(cameratrilindicator) verschijnt op het beeldscherm
wanneer alle van de onderstaande condities aanwezig zijn.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de

• Het beeldscherm is ingeschakeld.
• De flitser is uitgeschakeld.
• De sluitersnelheid is te langzaam.

controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:

Selecteer deze
instelling:

Uitbreiden van het scherpstelgebied

On (aan)

Laat het scherpstelgebied op de
normale (niet uitgebreide) grootte

Off (uit)

BELANGRIJK!
• Verschijnt de cameratrilindicator (
), monteer de
camera dan op een statief om hem vast te zetten of
verander de belichtingsinstellingen.

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

67

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Multi-patroon meten:

Selecteren van de meetfunctie

Multi-patroon meten verdeelt het beeld in
raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden in overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit
type meten voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan
opname omstandigheden.

Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten,
puntmeten of centrum-georiënteerd meten als meetmethode
te specificeren.

1. Zet de spannings/functieschakelaar op
2. Houd

.

ingedrukt.

Centrum-georiënteerd meten:
Centrum-georiënteerd meten concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.

toets

Puntmeten:
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid
van een bepaald onderwerp zonder te worden
beïnvloed door omringende omstandigheden.

3. Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste

• U kunt de positie van het scherpstelgebied specificeren dat
gebruikt wordt voor centrum-georiënteerd meten en puntmeten. Zie pagina 63 voor meer informatie.

instelling te selecteren en laat vervolgens
los.

68

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. de

Selecteren van de witbalans

keuzedraairegelaar en laat dan WB los.

De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (zonlicht, gloeilamp, enz.) kan de
kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen.
Met de witbalans kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken.

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

Om dit te doen:

.

2. Houd WB ingedrukt.

WB toets

69

Selecteer dit:

Laat de camera de witbalans automatisch bijstellen

(automatisch)

Buitenshuis opnemen

(daglicht)

Opnemen in de schaduw

(schaduw)

Opnemen onder kunstlicht
(gloeilamp)

(gloeilamp)

Opnemen onder kunstlicht
(TL-verlichting)

(TL)

Normaal instellen van de witbalans
voor een bepaalde lichtbron

(Handbediening)

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Richt de camera op een wit stuk papier of een

Handmatig bijstellen van de witbalans

soortgelijk voorwerp zodat het het beeldscherm geheel vult en druk vervolgens op de
sluiterontspannertoets.

Onder sommige lichtbronnen kan de automatische witbalans
met de “Auto” (automatische witbalans) functie veel tijd kosten tot deze voltooid is. Daarnaast is het bereik van de automatische witbalans (kleurtemperatuurbereik) beperkt. De
handmatige witbalans helpt te garanderen dat kleuren juist
worden opgenomen bij een bepaalde lichtbron.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk
aan het opnemen bent. U dient ook een wit stuk papier of
een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben om handmatige witbalans uit te voeren.

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

4. Laat WB los en keer terug naar het opnamefunctiescherm (REC).
• Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker
gekleurd onderwerp wordt gericht, kan de witbalans
tot voltooiing een lange tijd in beslag nemen.

.

2. Zet de keuzedraairegelaar op “MWB” (Manual
White Balance = handmatige witbalans) terwijl
u WB ingedrukt houdt.
• Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm. Wilt u dezelfde handmatige witbalansinstelling gebruiken, laat dan WB op
dat moment los. Wilt u de handmatige witbalansinstelling veranderen, ga dan door met stap 3 hierna.

70

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OPMERKING

Gebruiken van AE vergrendeling

• De AE vergrendeling wordt niet geannuleerd als u
AE-L
los laat terwijl u de sluiterontspannertoets
halverwege ingedrukt houdt.

Tijdens het gebruik van een belichtingsfunctie behalve de M
(handmatige) functie zal door halverwege indrukken van de
sluiterontspannertoets scherp worden gesteld op het beeld
en zullen de belichtingsinstellingen worden vergrendeld,
hetgeen handig is in de volgende omstandigheden.
• Wanneer het onderwerp dat u wilt gebruiken voor de
belichtingsinstellingen anders is van het onderwerp
waarop u automatisch wilt scherpstellen.
• Wanneer u een flitser gebruikt maar wilt opnemen met een
voorflits (flitssynchronisatie).

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

.

2. Richt de camera op het onderwerp waarvan u
de belichting wilt gebruiken.

3. Houd AE-L

ingedrukt.

• Dit vergrendelt de belichting
(sluitersnelheid en lensopening).
• Loslaten van AE-L
annuleert
de AE vergrendeling.

AE-L

toets

4. Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.

71

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Belichtingscompensatie
Wanneer de P functie, A functie, S functie of de beste shotfunctie als de belichtingsfunctie geselecteerd is, kunt u de
belichtingscompensatiewaarde (EV waarde) met de hand
veranderen binnen het hier onderstaande bereik voor aanpassing aan de huidige belichtingsomstandigheden. Als algemene regel geldt dat een positieve waarde gebruikt dient
te worden om te compenseren voor een helder gekleurd onderwerp en een negatieve waarde voor een donker gekleurd
onderwerp.

EV waarde

• Door de controletoets naar rechts te drukken wordt de
EV waarde verhoogd. Een hogere EV waarde wordt
het beste gebruikt voor witte en helder gekleurde onderwerpen.

• EV (geen EV waarde aangegeven) representeert optimale
camera instellingen voor de beste balans tussen accenten
en schaduwen.
Belichtingscompensatiebereik : –2,0EV - + 2,0EV
Stappen
: 1/3EV

1. Selecteer de P functie, A functie, S functie of
de beste shotfunctie als de belichtingsfunctie.
Zie pagina 76, 82.

2. Druk de controletoets naar links of naar rechts
om de belichtingscompensatiewaarde (EV verschuiving) te veranderen.
• De huidige EV waarde wordt getoond op het beeldscherm en in de indicatordisplay.

72

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Door de controletoets naar links te drukken wordt de
EV waarde verlaagd. Een lagere EV waarde wordt het
beste gebruikt voor zwarte en donker gekleurde onderwerpen.

BELANGRIJK!
• Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.

• Een gemaakte instelling van de EV waarde blijft van
kracht totdat u deze verandert. Om de
belichtingscompensatie te annuleren kunt u de
controletoets gebruiken om de EV waarde tot nul te
veranderen zodat de
indicator verdwijnt.
• De belichtingscompensatiewaarde die van kracht was
bij opname van het eerste beeld van een panorama
wordt door de camera gebruikt voor het opnemen van
de andere beelden van het panorama (pagina 91).

3. Druk na instellen van de gewenste EV waarde
op de sluiterontspannertoets om het beeld op
te nemen.

73

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!

Gebruiken van het histogram

• De belichtingscondities die worden aangegeven door
het histogram kunnen mogelijk niet nauwkeurig zijn bij
gebruik van de flitser of bij multipatroon meten alsmede tijdens bepaalde andere omstandigheden.
• Bij gebruik van de doorlopende sluiterfunctie of de
AEB functie verschijnt het histogram enkel voor het
eerste beeld (pagina 88, 89).
• Het histogram verschijnt niet wanneer u de filmfunctie
gebruikt (pagina 93).

Door gebruik te maken van DISP kunt u het histogram op het
beeldscherm tonen om belichtingsomstandigheden te controleren terwijl u aan het opnemen bent (pagina 24).

Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram tijdens
het opnemen, corrigeren en monteren gebruiken om te bepalen of het beelddetails voldoende schaduwen (linker
kant), middenbereik tonen (midden) en hoogtepunten
(rechts) omvat.
Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de belichtingscompensatie (pagina
72) gebruiken om de EV waarde bij te stellen voordat u het
beeld opneemt.

74

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

6. Druk de zoomcontroleregelaar in de richting

Gebruiken van de digitale zoom

van

U kunt de digitale zoom gebruiken om het centrumgedeelte
van het scherm te vergroten. Merk op dat de digitale zoom
enkel beschikbaar komt nadat de optische zoom de maximale stand heeft bereikt. Het onderstaande toont het bereik
dat beschikbaar is met de digitale zoom.
Zoomfactorbereik : 3x - 9,6x
(in combinatie met de optische zoom)

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

(telefoto)

om in te zoomen.

• De huidige zoominstelling wordt aangegeven door een
zoomstaafindicator in op het beeldscherm. Het huidige
zoominstelteken verschijnt binnen de optische
zoomstaafindicator enkel wanneer u de optische zoom
gebruikt en binnen de digitale zoomstaafindicator wanneer u zowel de optische als de digitale zoom in combinatie gebruikt.
• Wanneer het zoominstelteken de bovenkant van de
optische zoomstaafindicator bereikt heeft (maximale
optische zoom), stopt de indicator. Laat de
sluiterontspannertoets los en druk hem dan naar boven in de richting van
(telefoto)
om het zoominstelteken in de digitale zoomstaafindicator te verplaatsen.

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Digital Zoom” (digitale zoom) en
druk vervolgens de controletoets naar rechts.

4. Selecteer “On” (aan) om de digitale zoom te
activeren en klik op de controletoets voor toepassing.
Huidige
zoominstelteken

• Door “Off” (uit) te selecteren wordt de digitale zoom
gedeactiveerd.

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

Digitale
zoomstaafindicator
Optische
zoomstaafindicator

7. Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.

75

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

Onmiddelijke instellingen met de beste
shotfunctie

.

2. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op

De camera heeft vijf ingebouwde beste shotdécors die u
kunt gebruiken voor het automatisch instellen van de camera met de configuraties die nodig zijn voor het opnemen
van het geselecteerde décor.

(Beste shot).

3. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het décor te
selecteren dat u wilt gebruiken.

4. Druk op de sluiterontspannertoets of klik op de
controletoets om het momenteel geselecteerde décor te tonen.

5. Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.

76

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OPMERKINGEN

Een décor kopiëren van de CD-ROM beste
shot bibliotheek

• Beste shotdécors zijn geen beelden die met deze camera werden opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
• De beelden die u opneemt met een beste shot achtergrond kunnen mogelijk niet de verwachte resultaten
opleveren. Dit kan o.a. komen door de omstandigheden tijdens het opnemen en talloze andere factoren.
• Na instellen van de camera door selecteren van een
best shotdécor kunt u de instellingen veranderen indien dat gewenst is. Door echter naar een andere
beste shotdécor te veranderen of de spanning van de
camera uit te schakelen en vervolgens weer in te
schakelen worden de beste shot décorinstellingen opnieuw verkregen.
• Bij selecteren van de beste shotfunctie tijdens de filmfunctie wordt de volautomatische filmfunctie (pagina
93) verkregen. Bij selecteren van de beste shotfunctie
tijdens de panoramafunctie wordt de volautomatische
panoramafunctie (pagina 91) verkregen.

De met de camera gebundelde CD-ROM heeft 100 beste
shotdécors die u kunt kopiëren naar een geheugenkaart en
gebruiken bij de beste shotfunctie van de camera.
• Zie de catalogus van de beste shot bibliotheekdécors op
de CD-ROM (pagina 78) voor informatie aangaande de types décors die beschikbaar zijn.

1. Maak de instellingen om via uw computer toegang te krijgen tot de inhoud van de geheugenkaart. U kunt één van de volgende twee methoden gebruiken voor het instellen van toegang
tot de geheugenkaart.
쐌 Sluit de camera aan op de USB poort van uw computer (pagina 147).
쐌 Lees de beelden direct van de geheugenkaart (pagina 149).
• Beste shot décors worden opgeslagen in een
geheugenkaartmap die “Scene” heet. Zorg ervoor dat
er een map is op de geheugenkaart die “Scene” heet.
• Om een “Scene” map op een nieuwe geheugenkaart
te maken, steekt u de kaart in de camera en selecteert
u vervolgens
of
met de spannings-/functieschakelaar.

77

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

2. Plaats de gebundelde CD-ROM in het CD-ROM

4. Voer de volgende stappen uit als u een

diskettestation van uw computer.

Macintosh gebruikt.

• Als de computer op Windows draait wordt daardoor de
CD-ROM menu automatisch gestart.

(1) Open “CASIO”
“BestShot”
“QV5700” en
dubbelklik het bestand dat “index_english.htm”.

3. Voer de volgende stappen uit als uw computer

• Hierdoor start de webbrowser en wordt een catalogus
getoond van de beste shotbibliotheekdécors.

op Windows draait.

(2) Dubbelklik de “English” map die zich binnenin de
“QV5700” map bevindt.

(1) Klik op de “BESTSHOT” toets aan de linkerkant
van de CD-ROM menu, selecteer “View list” en
klik vervolgens op OK.

• Dit opent de map die de beste shotbibliotheekbestanden bevat.

• Hierdoor start de webbrowser en wordt een catalogus
getoond van de beste shotbibliotheekdécors.

(3) Dubbelklik “untitled”

“Scene”.

• Dit opent de “Scene” map die zich op de geheugenkaart bevindt in de camera.

(2) Selecteer “Open Folder” op aan de rechterkant
van de CD-ROM menu en klik vervolgens op OK.

(4) Kopiëer het beste shotdécorbestand dat u wilt
opslaan naar de “Scene” map van de geheugenkaart.

• Dit opent de map die de beste shotbibliotheekbestanden bevat.
(3) Selecteer “Open Camera” op aan de rechterkant
van de CD-ROM menu en klik vervolgens op OK.

• Beste shotdécorbestanden worden geregisteerd in de
volgorde van de bestandsnamen.

• Dit opent de “Scene” map die zich op de geheugenkaart bevindt in de camera.
(4) Kopiëer het beste shotdécorbestand dat u wilt
opslaan naar de “Scene” map van de geheugenkaart.”
• Beste shotdécorbestanden worden geregisteerd in de
volgorde van de bestandsnamen.

78

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

5. Leg een geheugenkaart in de camera.

■ Compositiecontour
ScherpCompositieBij bepaalde beelden van de
stelkader
contour
beste shotfunctie verschijnt
een compositiecontour op het
beeldscherm om u te helpen
bij het maken van de compositie van het beeld. Het
scherpstelkader wordt ook
aangepast op het beeldscherm zodat het zich op de
juiste plaats bevindt en past
Voorbeeld: gezicht en borst
bij het contour van de
compositie.

6. Specificeer “Built-in + CF” of “CF” als de
plaats van de beste shotdécors op pagina 81.

7. Gebruik dezelfde procedure als op pagina 76
om een gekopiëerd beste shotdécor te selecteren en te gebruiken om een beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
• Bij het bekijken van de beste shotdécors met de camera verschijnen de bij de camera ingebouwde décors eerst gevolgd door de décors die gekopiëerd waren van de CD-ROM en de beste shotdécors die uzelf
geregisteerd heeft.
• Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
beste shotdécorbestanden die op de kaart aanwezig
zijn. Na het formatteren van de kaart dient u eventuele
gewenste beste shotdécorbestanden opnieuw te kopiëren naar de geheugenkaart (pagina 39).

BELANGRIJK!
• Uitbreiding van het scherpstelgebied is gedeactiveerd
terwijl een compositiecontour voor een beste
shotportretdécor (één persoon of meerder personen)
zich op het beeldscherm (pagina 67) bevindt.

OPMERKING
• Om een beste shotdécor te wissen dat van de CDROM naar een geheugenkaart gekopiëerd , kunt u
gewoonweg het scenebestand wissen van de “Scene”
map op de geheugenkaart (pagina 151).

79

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

5. Klik op de controletoets.

Registreren van uw eigen beste shotdécors

• Dit voltooit de registratie van het décor.

U kunt de instellingen van elk willekeurig beeld opgenomen
met een CASIO QV-5700 camera registreren als een “user
setup” (gebruikersinstelling) voor de beste shotfunctie. Na
registreren van een gebruiker’s beste shotdécor kunt u het
décor oproepen en de instellingen ervan gebruiken zoals u
dat doet met andere beste shotdécors.
BELANGRIJK!
• U dient “Built-in + CF” of “CF” te specificeren als de
beste shotdécorplaats om een beeld op te nemen
m.b.v. een gebruiker’s beste shotdécor (pagina 81).

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

6. Klik op de controletoets.
• Hierdoor wordt teruggekeerd naar de normale
opnamefunctie REC. Nu kunt u de procedure op pagina 76 gebruiken om het gebruiker’s beste shotdécor
te selecteren dat u geregisteerd heeft en het vervolgens gebruiken voor het opnemen van een ander
beeld.

.

2. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(Beste shot).

3. Druk op .
4. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het décor te
tonen dat u wilt importeren.

80

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OPMERKINGEN

De plaats specificeren van de décors van
de beste shotfunctie

• Registreren van een gebruiker’s best shotdécor slaat
de volgende instellingen op: scherpstelfunctie, EV
verschuivingswaarde, filter, meetfunctie, witbalansfunctie, kleurverbetering, flitsintensiteit, scherpte, verzadiging, contrast, ISO gevoeligheid, flitsfunctie, flitsinstelling, synchronisatiesnelheid, digitale zoom.
• U kunt alleen beelden die opgenomen zijn met de
CASIO QV-5700 gebruiken om te registreren als een
gebruiker’s instelling.
• U kunt maximaal 250 beste shotdécors registreren inclusief de gekopiëerde décors van de CD-ROM.
• U kunt de huidige instelling van een bepaald best
shotdécor controleren door de menu’s te gebruiken
om de van toepassing zijnde instelschermen te bekijken.
• Gebruikersinstellingen worden bestandsnamen toegewezen met het formaat: “U5700nnn.jpe”, waarbij
“nnn” een reeksnumer voorstelt van 001 tot 999.
• Om een best shotdécor te wissen wist u het
décorbestand gewoon van de “Scene” map (pagina
151) van de geheugenkaart.

Gebruik de volgende procedure om de plaats te specificeren
die u wilt gebruiken bij het selecteren van décors voor de
beste shotfunctie.

1. Zet de spannings/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Bestshot Setting” (beste shotinstelling) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te laten tonen wanneer u door de
décors bladert:
Ingebouwde décors en décors van de
geheugenkaart
Alleen ingebouwde décors
Alleen décors van de geheugenkaart

Selecteer dit:
Built-in+CF
Built-in
CF

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

81

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OPMERKINGEN

Specificeren van de belichtingsfunctie

• Zie pagina 77 voor informatie aangaande het kopiëren
van beste shotdécors naar een geheugenkaart.
• Mochten er zich geen beste shotdécors of gebruiker’s
beste shotdécors op de geheugenkaart bevinden dan
kunt u enkel selecteren van de ingebouwde décors
zelfs als de “Built-in+CF” of “CF” optie geselecteerd is.

U kunt de belichtingsfunctie draairegelaar gebruiken om te
kiezen uit de hieronder getoonde belichtingsfuncties. De
belichtingsfunctie bepaalt de lensopening en de sluitersnelheid die gebruikt wordt bij het opnemen van beelden.
Mode
P Mode
A Mode
S Mode
M Mode

: Volautomatische functie
: Programma AE
: Lensopening prioriteit
: Sluitersnelheid prioriteit AE
: Handmatige belichting

Volautomatisch functie
Tijdens de
(volautomatische) functie, past de camera
automatisch
de
sluitersnelheid,
lensopening,
flitsintentensiteit en andere instellingen in overeenstemming
met de helderheid van het beeld en de andere opname omstandigheden.

1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(volautomatisch).

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

3. Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.

82

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Programma AE vergeleken met volautomatisch
Zowel bij de Programma AE functie als bij de volautomatische functie past de camera automatisch de sluitersnelheid en de lensopening aan. De onderstaande tabel
toont welke andere instellingen gemaakt kunnen worden bij
elke functie.

OPMERKING
• Door opnamen te maken met de volautomatische
functie wordt een aantal instellingen automatisch ingesteld bij de camera overeenkomstig de opname
omstandigheden. Zie “Instellingen van de volautomatische functie” op pagina 163 voor meer informatie.

Programma
AE functie

Volautomatisch
functie

Flitserfunctie (aan, uit, rode
ogen vermindering) selectie
met .

Ja

Nee

Belichtinscompensatie
instelling met de controletoets

Ja

Nee

Ja

Nee

Witbalansinstelling met WB

Ja

Nee

Scherpstelfunctie instelling
met FOCUS

Ja

Nee

Ja

Nee

Ja

Nee

4 patronen

2 patronen

Instelling

Programma AE functie
Tijdens de P (programma AE) functie, past de camera automatisch de sluitersnelheid en de lensopening aan in overeenstemming met de helderheid van het beeld en de andere
opname omstandigheden.

Meetfunctie met

1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op P
(programma).

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

3. Maak eventuele andere gewenste instellingen

.

AE vergrendelingsinstelling
met AE-L
.

(pagina 94).

4. Druk op de sluiterontspannertoets om het

Overschakelen van het
menuscherm met MENU

beeld op te nemen.

Overschakelen van het
menuscherm met DISP

83

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op A

Lensopening prioriteit AE

(lensopening prioriteit).

De A functie (lensopening prioriteit AE) is het tegengestelde
van de S functie. Deze functie laat u de instelling voor de
lensopening instellen waarna de camera de sluitersnelheid
automatisch aanpast. Een grotere lensopening vermindert
de gezichtsdiepte hetgeen de zone is waarop scherpgesteld
staat bij een scène. Omgekeerd zal bij een kleinere lensopening de gezichtsdiepte juist toenemen.
Grote lensopening

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

3. Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste
lensopeningwaarde te selecteren.

Kleine lensopening

Lensopening

4. Druk op de sluiterontspannertoets om het

• Merk op dat een kleiner nummer een grotere lensopening
aangeeft terwijl een groter nummer juist een kleinere lensopening inhoudt.

beeld op te nemen.

■ Instellingen van de lensopening
Lensopening
Helderheid
Scherpstellen

BELANGRIJK!
• Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrijgen bij het opnemen van een onderwerp dat erg donker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval
verschillende instellingen voor de lensopening om die
instelling te vinden die de beste resultaten geeft.

Groter
Kleiner
F2.0 • F2.3 • F2.8 • F4.0 • F5.6 • F8.0
Helderder
Donkerder
Ondieper
Dieper

84

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op S

Sluitersnelheid prioriteit AE

(sluitersnelheid prioriteit).

De S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) laat u de instelling
voor de sluitersnelheid instellen waarna de camera de lensopening automatisch aanpast.
Langzaam (1/30)

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

3. Draai de keuzedraairegelaar om de gewenste

Snel (1/1000)

sluitersnelheid te selecteren.

Sluitersnelheid

■ Instellingen van de sluitersnelheid
Sluitersnelheid
Helderheid
Beweging

Langzaam
Snel
BULB, 60 seconden tot 1/1000 seconde
Helderder
Donkerder
Veeg
Stop

4. Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.

85

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Bij sluitersnelheden langzamer dan 1/8ste seconde
kan de helderheid van het opgenomen beeld mogelijk
niet hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat
verschijnt op het beeldscherm.
• Merk op dat de sluitersnelheid die in feite gebruikt
wordt voor het opnemen van een beeld ietwat afwijkt
van de sluitersnelheidwaarde die u specificeert.

BELANGRIJK!
• Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrijgen bij het opnemen van een onderwerp dat erg donker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval
verschillende instellingen voor de sluitersnelheid om
die instelling te vinden die de beste resultaten geeft.
• Wanneer de sluitersnelheid op “BULB” (gloeilamp)
gezet is, wordt de belichting voortgezet zolang u de
sluitertoets ingedrukt houdt. Daarom wordt het aanbevolen om de los verkrijgbare sluiterontspanner te gebruiken wanneer de “BULB” instelling (pagina 103) ingesteld is.
• De langzaamste sluitersnelheid bij selecteren van
“BULB” is 60 seconden.
• Merk op dat bij gebruik van een langzame sluitersnelheid de kans op statische ruis in het beeld vergroot wordt en dat de hoeveelheid statische ruis die
zichtbaar is in beeld omgekeerd evenredig is aan de
sluitersnelheid.
• Bij sluitersnelheden van één seconde of langzamer
voert de camera automatisch interne dataverwerking
uit die bedoeld is om statische beeldruis te beperken
zodat de werking voor opnemen van het beeld langer
duurt bij langzamere snelheden. Beeldopname met
een sluitersnelheid van één seconde duurt bijvoorbeeld twee seconden.

86

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

4. Druk op de sluiterontspannertoets om het

Handmatige belichting

beeld op te nemen.

De M functie (handmatige belichting) laat u de gewenste instellingen voor de sluitersnelheid en de lensopening maken.

BELANGRIJK!

• De sluitersnelheidinstellingen die u kunt maken zijn identiek aan die voor de sluitersnelheid prioriteit AE (pagina
85).
• De lensopeninginstellingen die u kunt maken zijn identiek
aan die voor de lensopening prioriteit AE (pagina 84).

• De sluitersnelheidwaarde en de lensopeningwaarde
worden oranje op het beeldscherm als het beeld overbelicht of onderbelicht is.
• Het is vaak moeilijk om de juiste helderheid te verkrijgen bij het opnemen van een onderwerp dat erg donker of juist erg licht is. Probeer in een dergelijk geval
verschillende instellingen voor de sluitersnelheid om
die instelling te vinden die de beste resultaten geeft.
• Wanneer de sluitersnelheid op “BULB” (gloeilamp)
gezet is, wordt de belichting voortgezet zolang u de
sluitertoets ingedrukt houdt. Daarom wordt het aanbevolen om de los verkrijgbare sluiterontspanner te gebruiken wanneer de “BULB” instelling (pagina 103) ingesteld is.
• De langzaamste sluitersnelheid bij selecteren van
“BULB” is 60 seconden.
• Merk op dat bij gebruik van een langzame sluitersnelheid de kans op statische ruis in het beeld vergroot wordt en dat de hoeveelheid statische ruis die
zichtbaar is in beeld omgekeerd evenredig is aan de
sluitersnelheid.

1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op M
(handbediening).

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

3. Druk de controletoets naar links of naar rechts
om de luistersnelheid te specificeren en draai
de keuzedraairegelaar om de gewenste lensopening te selecteren.

Lensopening
Sluitersnelheid

87

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Bij sluitersnelheden van één seconde of langzamer
voert de camera automatisch interne dataverwerking
uit die bedoeld is om statische beeldruis te beperken
zodat de werking voor opnemen van het beeld langer
duurt bij langzamere snelheden. Beeldopname met
een sluitersnelheid van één seconde duurt bijvoorbeeld twee seconden.
• Bij sluitersnelheden langzamer dan 1/8ste seconde
kan de helderheid van het opgenomen beeld mogelijk
niet hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat
verschijnt op het beeldscherm.

Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie
Bij ingedrukt houden van de sluiterontspannertoets worden
beelden doorlopend opgenomen.

1. Zet de belichtingsfunctiedraairegelaar op
(doorlopende opnemen).

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op .
3. Druk op de sluiterontspannertoets om het
beeld op te nemen.
• Doorlopende sluiteropname is onder de volgende omstandigheden niet mogelijk.
— Wanneer de sluitersnelheid één seconde of langzamer is.
— Wanneer “BULB” geselecteerd is als de sluitersnelheid (pagina 85)
— Wanneer de batterijcapaciteit indicator
(pagina 33).

toont

— Wanneer de camera ingesteld is met het beste
shotfunctie zachte scherpsteldécor.
— Bij het opnemen van beelden van het TIFF
(ongecomprimeerde) formaat (pagina 95).

88

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Merk op dat de flitser niet flitst tijdens de doorlopende
sluiteropname.

Gebruik van de AEB (automatisch
belichtingsgroepering) functie

• U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met de
doorlopende sluiterfunctie gebruiken.

De AEB functie neemt automatisch drie of vijf beelden op
wanneer u op de sluitertoets drukt. U kunt kiezen uit vier verschillende automatisch belichtingsgroepering stappen:
±1/3EV, ±1/2EV, ±2/3EV, ±1EV.

Configureren van de AEB functie instellingen

1. Zet de spannings/functieschakelaar op
2. Druk op MENU.

89

.

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Selecteer “AEB Setting” (AEB instelling) en

BELANGRIJK!

druk vervolgens de controletoets naar rechts.

• Bij specificeren van drie belichtingen worden beelden
in de onderstaande volgorde opgenomen.
Optimale belichting
negatieve verschuiving in
Positieve verschuiving in belichting.
belichting
• Bij specificeren van vijf belichtingen worden beelden
in de onderstaande volgorde opgenomen.
Optimale belichting
negatieve verschuiving x1
belichting
Positieve verschuiving x1 belichting
negatieve verschuiving x2 belichting
Positieve
verschuiving x2 belichting.

4. Selecteer “EV Shift” (EV verschuiving) of
“Number of Exposures” (aantal belichtingen)
en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.

Opnemen van een beeld met AEB

5. Maak de gewenste instelling en klik op de

(automatisch belichtingsgroepering).

1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op AEB

controletoets.

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

• EV Shift (EV verschuiving): 1/3, 1/2, 2/3 of 1.

.

• Hierdoor verschijnt de “AEB” indicator op het beeldscherm.

• Aantal belichtingen: 3 of 5.

6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

90

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Voer compositie van het beeld uit en druk op

Creëren van een panorama

de sluiterontspannertoets om het op te nemen.

Met de panoramafunctie kunt u meerdere beelden aan elkaar plakken om zo een uitgestrekt panorama te creëren.

• Houd de sluiterontspannertoets ingedrukt om het
gespecifceerde aantal beelden op te nemen.
• Wanneer de sluiterontspannertoets losgelaten wordt
op een moment voordat alle beelden opgenomen zijn,
dan wordt de opname op dat punt gestopt.
BELANGRIJK!
• U kunt AEB niet in de volgende gevallen gebruiken.
— Wanneer de sluitersnelheid één seconde of langzamer is.
— Wanneer “BULB” geselecteerd is als de sluitersnelheid (pagina 85)
— Wanneer de batterijcapaciteit indicator
toont
(pagina 33).
— Wanneer de camera ingesteld is met het beste
shotfunctie zachte scherpsteldécor.
— Bij het opnemen van beelden van het TIFF
(ongecomprimeerde) formaat (pagina 95).
• Merk op dat de flitser niet flitst tijdens het gebruik van
AEB.
• U kunt de zelfontspanner niet in combinatie AEB gebruiken.
• De lengte van de tussenpozen tussen foto’s hangt af
van de instellingen voor “Image Size” (beeldgrootte)
en “Quality” (kwaliteit). Bepaalde instellingen kunnen
er voor zorgen dat de camera een lange tijd nodig
heeft of langere en dan weer kortere tussenpozen nodig heeft tussen de foto’s.

1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op

(Pa-

norama).

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

91

.

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

3. Druk op de sluiterontspannertoets om het eer-

OPMERKING

ste beeld op te nemen.

• De camera gebruikt de instellingen voor de belichting
en de witbalans die van kracht zijn bij het eerste beeld
van het panorama om alle andere beelden van het
panorama op te nemen.

• De rechter zijkant van het eerste beeld blijft aan de
linkerkant van het beeldscherm om u te helpen bij het
maken van de compositie van het tweede beeld van
het panorama.

Rechter
zijkant van
het vorige
beeld.

4. Neem de andere beelden op die deel uitmaken
van het parorama waarbij u elke keer de rechterkant van de vorige gebruikt om de compositie van het volgende beeld correct uit te voeren.

5. Druk na opnemen van de gewenste beelden op
MENU.
• U kunt maximaal 10 beelden aan elkaar plakken voor
één panorama.

92

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

1. Zet de aandrijffunctie draairegelaar op

Opnemen van een film

(Film).

U kunt filmpjes van maximaal 30 seconden lang opnemen.

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

3. Richt de camera op het onderwerp en druk de
sluiterontspannertoets halverwege in om
scherp te stellen op het beeld.

4. Druk de sluiterontspannertoets geheel in om
het beeld op te nemen.

■ Bestandsformaat: AVI
Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat dat
wordt verbreid door het Open DML Consortium. Merk echter op dat deze camera geen geluid opneemt.

• Het opnemen wordt voor 30 seconden voortgezet.
• Druk om een filmpje korter dan 30 seconden op te nemen nogmaals op de sluiterontspannertoets wanneer
u het opnemen wilt stoppen.

■ Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten

BELANGRIJK!

■ Filmbestand grootte:
Bestandgrootte: ca. 300KB/seconde.

• De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
• U kunt niet van scherpstelfunctie veranderen tijdens
de filmfunctie (pagina 61).
• Digitale zoom is gedeactiveerd tijdens de filmfunctie
(pagina 75).
• Om een AVI bestand te bekijken op een computer die
op Windows 2000 of 98 draait, dient u QuickTime te
installeren vanaf de CD-ROM die bij de camera gebundeld is.
• Windows Me gebruikers kunnen AVI bestanden weergeven m.b.v. MediaPlayer.

■ Maximale filmlengte
30 seconden

93

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Opnamefunctie (REC) camera instellingen

Specificeren van beeldgrootte en -kwaliteit

Volgend zijn de instellingen die u kunt maken tijdens de
opnamefunctie REC tijdens het opnemen van een beeld.

U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren voor
aanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemen bent.

•
•
•
•
•
•
•
•
•
•

Beeldgrootte en -kwaliteit
ISO gevoeligheid
Kleurversterking
Kleurfilter
Verzadiging
Contrast
Scherpte
Schermraster aan/uit
Tijd- en datumstempel aanbrengen
Instelgeheugen

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Size” (grootte) of “Quality” (kwaliteit) en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling voor de
grootte of de kwaliteit en klik op de controletoets voor toepassing.

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

94

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Instellingen voor grootte/kwaliteit en beeldcapaciteit
Beeldgrootte
(beeldpunten)
2560
X
1920
2544
X
1696
(3:2)
1600
X
1200
1280
X
960
640
X
480

BELANGRIJK!
• De waarden in de tabel zijn alle benaderingen en worden beïnvloed door de types beelden die u opneemt
en andere factoren.
• Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen
dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit
kan worden opgeslagen.
• Het maximale aantal opgeslagen beelden dat kan
worden aangegeven door de display is 999. Afhankelijk van de capaciteit van de geheugenkaart kunnen er
mogelijk meer beelden worden opgeslagen maar ze
kunnen maar tot 999 worden aangegeven op de
display.
• Het aantal beelden dat opgenomen kan worden, wijkt
mogelijk af van de bovengenoemde waarden wanneer
u de Card Browser (pagina 154) gebruikt.
• Het duurt langer om een TIFF (ongecomprimeerd)
beeld op te slaan dan om een JPEG (gecomprimeerd)
beeld op te slaan.
• Wanneer u een TIFF beeld opneemt zal tevens een
ECONOMY (economisch) versie van hetzelfde beeld
worden opgeslagen in JPEG formaat. De ECONOMY
versie is het beeld dat verschijnt op het beeldscherm
wanneer u het beeld toont in de weergavefunctie
(PLAY).
• U kunt TIFF beelden niet overbrengen naar een computer m.b.v. de gebundelde Photo Loader applicatie
(pagina 147).

Aantal beelden
Kwaliteit

FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF
FINE
NORMAL
ECONOMY
TIFF

Bestandsgrootte
2,3 MB
1,8 MB
1,3 MB
14,4 MB
2,0 MB
1,6 MB
1,1 MB
12,64 MB
1,02 MB
0,68 MB
0,34 MB
5,625 MB
0,65 MB
0,43 MB
0,22 MB
3,6 MB
0,16 MB
0,11 MB
0,06 MB
0,9 MB

16MB
geheugenkaart

64MB
geheugenkaart

1GB
Microdrive

6 beelden
7 beelden
10 beelden
–
6 beelden
8 beelden
12 beelden
1 beeld
12 beelden
18 beelden
35 beelden
2 beelden
19 beelden
28 beelden
53 beelden
3 beelden
73 beelden
103 beelden
154 beelden
15 beelden

24 beelden
30 beelden
40 beelden
3 beelden
27 beelden
33 beelden
50 beelden
4 beelden
50 beelden
75 beelden
144 beelden
10 beelden
77 beelden
113 beelden
214 beelden
15 beelden
296 beelden
415 beelden
622 beelden
62 beelden

410 beelden
513 beelden
684 beelden
65 beelden
466 beelden
570 beelden
855 beelden
75 beelden
855 beelden
1266 beelden
2445 beelden
173 beelden
1314 beelden
1911 beelden
3625 beelden
270 beelden
5006 beelden
7009 beelden
9999 beelden*1
1049 beelden

*1 Maximale waarde die getoond wordt door de camera. De feitelijke beeldcapaciteit is groter dan deze waarde.

95

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Specificeren van de gevoeligheid

Versterking van bepaalde kleuren

Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheidsinstelling
te selecteren die past bij het type beeld dat u opneemt.

Gebruik de volgende procedure om een bepaalde kleur te
versterken in het beeld dat u opneemt.

1. Zet de spannings-functieschakelaar op

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

.

2. Druk op MENU.

2. Druk op MENU.

3. Selecteer “Sensitivity” (gevoeligheid) en druk

3. Selecteer “Enhancement” (versterking) en

vervolgens de controletoets naar rechts.

druk vervolgens de controletoets naar rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de

controletoets voor toepassing.
Auto
0
+1
+2
+3
+4

:
:
:
:
:
:

controletoets voor toepassing.

Automatische gevoeligheidsselectie
Komt overeen met ISO50
Komt overeen met ISO100
Komt overeen met ISO200
Komt overeen met ISO400
Komt overeen met ISO800

Om dit te verkrijgen:
Schakel de kleurversterking
Versterk rood

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
BELANGRIJK!

Selecteer deze
instelling:
Off (uit)
Red (rood)

Versterk groen
Versterk blauw

Green (groen)
Blue (blauw)

Versterk huidkleur

Flesh Tones
(huidskleur)

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla-

• Een verhoogde gevoeligheid kan statische ruis veroorzaken op het beeld. Selecteer de gevoeligheidsinstelling die past bij het soort foto dat u wilt nemen.

ten.

96

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OPMERKINGEN

Gebruiken van de filterfunctie

• Door de kleuren te versterken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurversterkend lensfilter op de lens.
• Als de kleurversterking en de filterfunctie (zie hieronder) beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden, wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt
kleurversterking niet uitgevoerd).

Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op .
2. Druk op MENU
3. Selecteer “Filter” en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
• De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green
(groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze),
Purple (paars)

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
OPMERKINGEN
• Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt
hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren
van een kleurfilter op de lens.
• Als de kleurversterking en de filterfunctie (pagina 96)
beide op hetzelfde moment ingeschakeld worden,
wordt de filterfunctie voorrang gegeven (en wordt
kleurversterking niet uitgevoerd).

97

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Specificeren van kleurverzadiging

Specificeren van het contrast

Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt.

Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

3. Selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk

2. Druk op MENU.

vervolgens de controletoets naar rechts.

3. Selecteer “Contrast” en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te verkrijgen:
Maximale kleurenverzadiging
(intensiteit)
Hoge kleurenverzadiging (intensiteit)
Normale kleurenverzadiging
(intensiteit)
Lage kleurenverzadiging (intensiteit)
Minimale kleurenverzadiging
(intensiteit)

.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.

Selecteer deze
instelling:

Om dit te verkrijgen:

+2

Selecteer deze

+1

Maximaal contrast

instelling:
+2

0

Hoog contrast
Normaal contrast

+1
0

Laag contrast
Minimaal contrast

–1
–2

–1
–2

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla-

ten.

ten.

98

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Speciferen van de contourscherpte

In- en uitschakelen van het in-beeldraster

Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen.

U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te
zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Sharpness” en druk vervolgens de
controletoets naar rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.
Om dit te verkrijgen:

Selecteer deze
instelling:

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

Maximaal scherpte
Hoog scherpte

+2
+1

2. Druk op MENU.

Normaal scherpte
Laag scherpte

0
–1

3. Selecteer “Grid” (raster) en druk vervolgens de

Minimaal scherpte

–2

controletoets naar rechts.

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

99

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de

Toevoegen van een tijdstempel aan een
beeld

controletoets voor toepassing.
Om dit te verkrijgen:

Als hij ingeschakeld is, stempelt de tijdstempelfunctie
digitaal de opnamedatum en -tijd in de rechter onderhoek
van elk beeld dat opgenomen wordt. Merk op dat wanneer
een beeld eenmaal afgestempeld is, de datum en tijd niet
uitgewist kunnen worden.

Selecteer deze

Schakel het raster uit

instelling:
Off (uit)

Schakel het raster aan

On (aan)

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Time Stamp” (tijdstempel) en druk
vervolgens de controletoets naar rechts.

100

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

4. Selecteer de gewenste instelling en klik op de

Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning

controletoets voor toepassing.
Voorbeeld:

Configureren van het “functiegeheugen” van de camera stelt
de default instellingen bij inschakelen van de spanning in.
Het inschakelen van een functiegeheugenitem specificeert
dat de huidige instelling van dit item opnieuw verkregen
dient te worden bij opnieuw inschakelen van de spanning
nadat de camera uitgeschakeld is. Het uitschakelen van een
functiegeheugenitem specificeert dat de in de fabriek ingestelde ‘default’ instelling gebruikt dient te worden telkens
wanneer de camera wordt ingeschakeld.

Datum: 23 october, 2002
Tijd: 1:25 pm (‘s middags)
Off (uit): Geen tijdstempel
2002/10/23: jaar/maand/dag
23 1:25 pm (‘s middags): Dag Uren:Minuten
2002/10/23 1:25 pm (‘s middags): jaar/maand/dag
Uren:Minuten

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Mode Memory” (functiegeheugen)
en druk vervolgens de controletoets naar
rechts.

4. Selecteer de te veranderen instelling en druk
vervolgens de controletoets naar rechts.

5. Selecteer de gewenste instelling en klik op de
controletoets voor toepassing.

101

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Doe dit wanneer de camera ingeschakeld wordt:
Verkrijg opnieuw de laatste instelling van
het item op het moment dat de spanning
uitgeschakeld werd.
Verkrijg de fabriek ingestelde ‘default’ instelling

● Resetten van het functiegeheugen
Selecteer in stap 4 van de bovenstaande procedure “Reset”
“Yes” en klik op de controletoets. Hierdoor worden de instellingen van het functiegeheugen terug gesteld op de oorspronkelijke default instellingen.

Selecteer dit:

On (aan)

Off (uit)

Resetten van de camera
Gebruik de volgende procedure om de instellingen van de
camera allemaal terug te stellen (resetten) tot de oorspronkelijke dafault instellingen zoals aangegeven onder “Camera
menu’s” op pagina 159.

6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
● Items en instellingen van het functiegeheugen
Item

Geheugenfunctie status
On (aan)

Flash (Flitser)
White Balance
(Witbalans)
Metering
(Meten)
Focus
(Scherpstellen)
Sensitivity
(Gevoeligheid)
Digital Zoom
(Digitale zoom)
EV Shift
(EV verschuiving)

Instelling bij
uitschakelen
van de
spanning.

Off (uit) (default)
Auto (Automatisch)

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

Auto (Automatisch)

2. Druk op MENU.

of

.

Multi
(Multi-patroon meten)

3. Selecteer “Reset” (terugstellen) en druk vervolgens de controletoets naar rechts.

Spot (Puntmeten)

4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren om te resetten en “No” om deze procedure te verlaten en klik vervolgens op de
controletoets om die keuze uit te voeren.

0
On (Aan)
None (Geen)

102

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

2. Zet de spannings-/functieschakelaar op

Gebruiken van de sluiterontspanner
afstandsbediening

.

3. Druk op MENU.

U kunt een los verkrijgbare sluiterontspanner
afstandsbediening(WR-3C) gebruiken om de sluiter te ontspannen zonder de camera aan te raken. Door de camera
op een statief te plaatsen en de sluiterontspanner afstandsbediening te gebruiken kunt u de kans verkleinen op beelden
met vegen door onbedoelde handbewegingen. Zie voor volledige details de aanwijzingen die meegeleverd worden met
de sluiterontspanner afstandsbediening.

4. Selecteer “Release Setting” (ontspanner instelling) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.

5. Selecteer “On” (aan) en klik op de controletoets.
• Door “Off” (uit) te selecteren wordt de
sluiterontspanner afstandsbediening gedeactiveerd.

Ondersteunde sluiterontspanner afstandsbediening:
WR-3C (los verkrijgbaar)
Kabellengte: ca. 1 meter

6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

1. Schakel de camera uit en sluit de
sluiterontspanner afstandsbediening aan op de
DIGITAL poort (sluiterontspanneraansluiting)
van de camera.

7. Nu kunt u de sluiterontspanner afstandsbediening gebruiken om een beeld op te nemen.
OPMERKING
• De sluiterontspanner afstandsbediening kan de volgende functies van de camera bedienen:
sluiterontspannertoets halverwege en geheel indrukken, bedienen van de zoomregelaar, naar links of
naar rechts drukken van de controletoets.

Sluiterontspanner
afstandsbediening

DIGITAL poort

103

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Monteren van een externe flitsereenheid

Gebruiken van een uitwendige flitser
Middels het gebruik van een los verkrijgbare flitsereenheid
kunt u een hogere mate van helderheid (leidraadnummer)
verkrijgen dan wanneer u alleen de ingebouwde flitser gebruikt. Een externe flitser kan tevens het effectieve bereik
van de gecombineerde flits verlengen.

BELANGRIJK!
• Let er altijd op dat de externe flitsereenheid uitgeschakeld is voordat u hem monteert of demonteert. Laat u
de flitsereenheid op de camera gemonteerd zitten,
dan kan hij onverwacht flitsen.

• Het leidraadnummer van de interne flitser is 6.5 (ISO 100/m).

1. Sluit de synchronisatiekabel van de flitser-

Vereisten voor de externe flitsereenheid

eenheid aan op de externe flitsersynchronisatie
aansluiting van de camera.

Een externe flitsereenheid die u met deze camera gebruikt
dient aan de volgende vereisten te voldoen.
• Variabele flitsintensiteit (AUTO)
• Flitstijdsduur: Minder dan 1/1000 sec.
• Bereikhoek: bereik van 33mm gelijkwaardig aan een objectief met een brandpuntsafstand van 35mm (zonder
groothoekobjectief)

Externe
flitsereenheid

BELANGRIJK!
• Een gedeelte van de effectiviteit van de flitser kan verloren gaan bij gebruik van een ringflitser of een ander
type eenheid met een lange flitstijd.
• De lensopeningwaarden en de ISO gevoeligheid die
beschikbaar is bij bepaalde flitsereenheden kan mogelijk niet passen bij de waarden die ondersteund worden door uw camera. Maak in dergelijke gevallen aanpassingen in de instelling van de lensopening van de
externe flitser en de camera totdat een juiste mate van
helderheid is verkregen.

Externe flitsersynchronisatie
aansluiting
Synchronisatiekabel

104

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Bij monteren van een externe flitsereenheid op de camera dient u tevens een greepbeugel aan te schaffen
en te installeren zodat hij vast zit in het gat van het
statief.

BELANGRIJK!
• De externe flitser die aangesloten is op de externe flitsersynchronisatie aansluiting flitst altijd. Om een beeld op te
nemen zonder de externe flitser dient u de
synchronisatiekabel uit de aansluiting te trekken of de
spanning van de externe flitsereenheid uit te schakelen.
• Om de intensiteit van een externe flitser bij te stellen gebruikt u de bedieningsorganen van de externe flitsereenheid zelf. Het veranderen van de instelling voor de
flitsintensiteit bij de camera zelf heeft geen invloed op een
eventueel aangesloten externe flitsereenheid. Mocht de
belichting bij een opgenomen beeld niet goed overkomen
op het beeldscherm, stel dan de instellingen voor de lensopening en ISO gevoeligheid in bij de flitsereenheid of
stel de lensopening van de camera zelf in en probeer het
nog eens.
• Close-up opnamen met een externe flitser kunnen overbelichte beelden produceren. Mocht dit gebeuren, stel
dan de instellingen voor de lensopening en de ISO gevoeligheid bij de flitsereeenheid bij of stel de lensopening
van de camera zelf bij en probeer het nog eens.
• Merk op dat de ingebouwde flitser van de camera altijd
flitst wanneer de instelling van de flitsfunctie anders is
(uit).
dan
• De lensopeningwaarde (F) die aangegeven wordt door de
camera is de waarde wanneer de optische zoom op zijn
breedst (1x) is. Het instellen van de optische zoom op
telefoto zal het objectief ietwat donkerder maken. Gebruikt u de optische zoom, stel dan de instellingen voor de
lensopening en de ISO gevoeligheid bij de flitsereeenheid
bij of stel de lensopening van de camera zelf bij.
• Bij gebruik van een zoomflitser wordt een bereikhoek
voor een brandpuntsafstand van 33mm of minder aanbevolen voor de flitsereenheid.

2. Schakel de spanning van de camera in en
maak de vereiste instellingen bij de camera.
• Belichtingsfunctie: M (handmatige belichting)
• Sluitersnelheid: Ongeveer 1/60 (feitelijke instelling
dient te geschieden overeenkomstig de instelling van
de lensopening.)
• Gebruik de maximale lensopening (F2.0) voor maximale helderheid van plaatsen tot waar de flitsverlichting niet reikt.
• Witbalans: zonlicht
• Flitserfunctie:
(uit)

3. Schakel de externe flitsereenheid aan en stel
hem in op de lensopeningwaarde (F) van de
camera (pagina 84) en de gevoeligheidswaarde
(gelijkwaardig aan ISO 100).
• Afhankelijk van de omstandigheden kan een juiste
belichting mogelijk niet verkregen worden zelfs als de
automatische lensopeningwaarde (F) en de ISO gevoeligheid van de flitserfunctie passen bij die van de camera. Mocht dit het geval zijn, stel dan de automatische
lensopeningwaarde (F), de ISO gevoeiligheid of de andere instellingen van de flitsereenheid aan. Probeer tevens de lensopening van de camera bij te stellen.

105

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

• Canon Inc. Tele-Converter TC-DC58 (tele-verloopobjectief)

Monteren van een verloopobjectief, een
close-up objectief of een filter

Brandpuntsafstand: digitale camera brandpuntsafstand x 1,5

Schroefdraad in de lens van de camera maken het mogelijk
om een los verkrijgbare verloopobjectiefadapter (LU-35A) te
monteren. Na montage van de adapter kunt u één van de
aanbevolen verloopobjectieven, het aanbevolen close-up
objectief of een los verkrijgbaar filter te monteren.

Tele-Converter
TC-DC58
(teleobjectief)
Verloopobjectiefadapter
(LU-35A)

Monteren van een verloopobjectief of een
close-up objectief
Door een verloopobjectief te monteren wordt de brandpuntsafstand verlengd voor betere mogelijkheden voor telefoto of
juist verkort voor het maken van groothoek foto’s. U kunt ook
macrobeelden maken door het close-up objectief te monteren.

• Canon Inc. Wide Converter WC-DC58
Brandpuntsafstand: digitale camera brandpuntsafstand x 0,8
Wide-Converter
WC-DC58
(groothoekobjectief)

BELANGRIJK!
• Het volgende Canon Inc. verloopobjectief en close-up
objectieven worden aanbevolen voor gebruik met
deze camera.
• Deze objectieven zijn mogelijk niet verkrijgbaar in bepaalde landen en gebieden.

Verloopobjectiefadapter
(LU-35A)

106

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

• Canon Inc. 58mm Close-up objectief 250D

• Gebruik altijd het beeldscherm om de compositie van
beelden te maken terwijl een verloopobjectief of een
close-up objectief op de camera is gemonteerd. Gebruik de zoeker niet want het beeld past zich niet aan
het gebruikte objectief aan. Daarnaast kan een
verloopobjectief of een close-up objectief ook schaduwen veroorzaken in de zoeker.
• Het gebruik van de ingebouwde flitser van de camera
terwijl een verloopobjectief of een close-up objectief
gemonteerd is kan schaduwen opleveren aan de randen van de beelden.
• Het instellen van de camera op groothoek terwijl een
telelens gemonteerd is, zal schaduwen veroorzaken
bij de randen van het beeld doordat het licht geblokkeerd wordt door het frame van het aangekoppelde
objectief. Om deze reden dient u de camera altijd op
telefoto in te stellen als u een telelens gebruikt.
• De invloed van bewegen van de camera wordt versterkt wanneer een telelens gebruikt wordt. Installeer
bij het gebruik van een verloopobjectief altijd het meegeleverde kussen en monteer de camera op een statief zodat hij stevig vast zit.
• Door bepaalde karakteristieken van het groothoek
verloopobjectief kunt u kleine vervormingen waarnemen in de beelden wanneer u ze opneemt.
• Bij het gebruik van het groothoek verloopobjectief
dient u de zoominstelling van de camera altijd in te
stellen op de maximale groothoek.
• Bij gebruik van de close-up lens dient u er op te letten
de scherpstelfunctie van de camera op
(Macrofunctie) (pagina 65) te zetten. Goed scherpstellen van een close-up beeld kan niet mogelijk zijn
bij andere scherpstelfuncties.

Brandpuntsafstand: Tijdens de macrofunctie, 5 cm - 14 cm
vanaf het oppervlak van het close-up
objectief tot aan het onderwerp (wanneer de zoom ingesteld is op maximale groothoek); 7 cm - 14 cm bij andere standen.
Close-up
objectief (250D)
Verloopobjectiefadapter
(LU-35A)

BELANGRIJK!
• Zorg ervoor altijd het verloopobjectiefadapter (LU35A) te gebruiken wanneer u een verloopobjectief van
58mm of een 58mm close-up objectief gebruikt. Doet
u dat niet dan zal de lens in aanraking komen met het
verloopobjectief of het 58mm close-up objectief wanneer de lens uit de camera komt, hetgeen defecten zal
geven.

107

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruik van een filter
De camera ondersteunt het gebruik van los verkrijgbare
58mm filters.
BELANGRIJK!
• Gebruik altijd de verloopobjectiefadapter (LU-35A)
wanneer u een filter gebruikt. Doet u dat niet dan zal
de lens in aanraking komen met het filter wanneer de
lens uit de camera komt, hetgeen defecten zal geven.
• Het ontwerp van bepaalde lenzen kan schaduwen geven bij de randen van het beeld.
• Autofocus en flitsen kunnen mogelijk niet het gewenste resultaat opleveren wanneer een filter op de
lens gemonteerd is.
• Filters produceren niet precies dezelfde resultaten als
de resultaten die worden verkregen bij camera’s die
van een filmrol gebruik maken.
• Gebruik niet meerdere filters tegelijkertijd.
• Het gebruik van een in de handel verkrijgbare lenskap
kan schaduwen veroorzaken bij de randen van het
beeld.

108

WEERGAVE

WEERGAVE

U kunt het ingebouwde beeldscherm van de camera gebruiken om opgenomen beelden weer te geven.

OPMERKINGEN
• Houd de controletoets naar links of naar rechts gedrukt om met hoge snelheid door de beelden te bladeren.
• Teneinde sneller bladeren mogelijk te maken, verschijnt eerst een beeld op het beeldscherm dat het
voorvertoningbeeld is en ietwat minder van kwaliteit
dan het feitelijke beeld. Het feitelijke displaybeeld verschijnt ongeveer 2 seconden na het voorvertoningbeeld. Merk op dat een feitelijk displaybeeld met volledige details niet beschikbaar kan zijn bij sommige
beelden die gekopieerd zijn van bepaalde cameramodellen.

Elementaire weergave
Gebruik de volgende procedure om door de opgenomen
beelden in het geheugen van de camera te bladeren.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

: weergavefunctie (PLAY) voor het weergeven van
beelden.

2. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren.

Als u dit wilt doen:

Doe dit:

Blader voorwaarts

Druk de controletoets naar rechts.

Blader achterwaarts

Druk de controletoets naar links.

109

WEERGAVE

3. Klik op de controletoets om de weergave van

Weergeven van een film

de film te starten.

Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die opgenomen werd met de filmfunctie.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

• Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tijdens het weergeven van een film tot de beschikking
staan.

.
Als u dit wilt doen:

2. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren totdat
de gewenste film getoond wordt.
Filmfunctie
icoon

110

Doe dit:

Schakel over tussen bekijken
op het volledige scherm of
op een kwart scherm.

Druk op DISP.

Geef in voorwaartse richting
weer.

Druk de controleregelaar
naar rechts.

Geef in achterwaarste
richting weer.

Druk de controleregelaar
naar links.

Pauzeren van de weergave.

Klik op de controletoets

Doorspringen naar het
volgende beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.

Druk de controleregelaar
naar rechts.

Terugspringen naar het
vorige beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.

Druk de controleregelaar
naar links.

Verlaat weergave van de film.

Druk op MENU.

WEERGAVE

3. Klik op de controletoets om de weergave van

Weergave van een panorama

het panorama te starten.

Gebruik de volgende procedure om een panorama weer te
geven die opgenomen werd met de panoramafunctie.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

• Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tijdens het weergeven van een film tot de beschikking
staan.

.
Als u dit wilt doen:

2. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren totdat
het gewenste panorama getoond wordt.
Panoramafunctie icoon

111

Doe dit:

Schakel over tussen bekijken
op het volledige scherm of in
de gecomprimeerde versie.

Druk op DISP.

In voorwaartse richting
bladeren.

Druk de controleregelaar
naar rechts.

In achterwaarste richting
bladeren.

Druk de controleregelaar
naar links.

Pauzeren van de weergave.

Klik op de controletoets.

Doorspringen naar het
volgende beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.

Druk de controleregelaar
naar rechts.

Terugspringen naar het
vorige beeld terwijl de
weergave gepauzeerd is.

Druk de controleregelaar
naar links.

Verlaat weergave van het
panorama.

Druk op MENU.

WEERGAVE
• Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tot
de beschikking staan wanneer een vergroot beeld
zich op het beeldscherm bevindt.

Vergroten van het weergavebeeld
Gebruik de volgende procedure om het weergavebeeld op
het scherm te vergroten. U kunt het beeld vergroten tot maximaal 3,2 maal de normale grootte.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

Als u dit wilt doen:

.

2. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren totdat
het beeld getoond wordt dat u wilt vergroten.

3. Druk de zoomcontroleregelaar naar boven in
(telefoto)
de richting van
derwerp in te zoomen.

om op het on-

• Druk de zoomcontroleregelaar naar beneden in de
richting van
(groothoek)
om van het onderwerp
weg te zoomen.

Doe dit:

Het beeld naar rechts
verschuiven.

Druk de controleregelaar
naar rechts.

Het beeld naar links
verschuiven.

Druk de controleregelaar
naar links.

Het beeld naar boven
verschuiven.

Druk de controleregelaar
naar boven.

Het beeld naar onderen
verschuiven.

Druk de controleregelaar
naar beneden.

Verlaten van het vergrootte
scherm.

Druk op een willekeurige toets
behalve de controletoets.

BELANGRIJK!
• U kunt beelden van een film of een panorama niet vergroten.
OPMERKING
• Wanneer u de zoomcontroleregelaar naar beneden te
drukken in de ricthing van
(groothoek)
terwijl
een beeld van normale grootte (1x) op de display getoond wordt, zal overgeschakeld worden naar het 9beelden scherm.

2X

112

WEERGAVE
• Het volgende beschrijft bedieningshandelingen die tot
de beschikking staan terwijl er zich negen beelden op
het scherm bevinden.

Weergave van het 9-beelden scherm
Gebruik de volgende procedure om negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm te tonen.

Als u dit wilt doen:

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk de zoomcontroleregelaar naar beneden
(groothoek)

in de richting van

.

• Hierdoor wordt het scherm met 9-beelden getoond, te
beginnen met het laatst opgenomen beeld.

3. Druk de controletoets naar links of naar rechts
om door de beelden op het beeldscherm te bladeren.
1

2

3

10

11

12

19

20

21

4

5

6

13

14

15

22

23

24

7

8

9

16

17

18

25

26

27

113

Doe dit:

In voorwaartse richting
bladeren.

Druk de controleregelaar
naar rechts.

In achterwaarste richting
bladeren.

Druk de controleregelaar
naar links.

Toon de selectiewijzer (Zie
volgende hoofdstuk).

Druk op DISP.

Verlaat weergave van het 9beelden scherm.

Druk op een willekeurige
toets behalve de controletoets of DISP.

WEERGAVE

3. Druk de controletoets naar links, naar rechts,

Selecteren van een specifiek beeld op het
9-beelden scherm

naar boven of naar beneden om de wijzer te
verplaatsen naar het beeld dat u wilt selecteren. Klik vervolgens op de controletoets.

1. Toon het 9-beelden scherm.

• Hierdoor verschijnt een enkelvoudig beeld van het geselecteerde beeld.

2. Druk op DISP.
• Hierdoor verschijnt een wijzer in de linker bovenhoek
van het beeldscherm.

114

WEERGAVE

Tonen van het histogram en andere
beeldinformatie

1 Histogram

De camera slaat het histogram en de andere beeldinformatie
op samen met het beeld zelf. Gebruik de volgende procedure om deze andere beeldinformatie te bekijken.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

2 Belichtingsfunctie

.

2. Druk op DISP om het histogram en andere

Gebruik het histogram om de belichting te
controleren bij het opnemen.
• De belichtingscondities die worden
aangegeven door het histogram kunnen
mogelijk niet nauwkeurig zijn bij gebruik
van de flitser of bij multipatroon meten
alsmede tijdens bepaalde andere
omstandigheden.
: Volautomatische functie
: Beste shotfunctie
: Programma AE functie

beeldinformatie te tonen.

: Lensopening prioriteitfunctie
: Sluitersnelheid prioriteit AE functie

2 Belichtingsfunctie

: Handmatige functie

3 Aandrijffunctie
3 Aandrijffunctie

: 1-beeld functie

4 Lichtmeten

: Doorlopende sluiterfunctie

5 Flitser

: Filmfunctie

: AEB (automatische
belichtingsgroepering) functie
: Panoramafunctie

7 Sluitersnelheid

4 Lichtmeten

: Multi-patroon meten
: Centrum-georiënteerd meten
: Puntmeten

5 Flitser

1 Histogram

8 Witbalans

9 Bestandsgrootte

: Flitser aan
: Flitser uit

6 Lensopening

6 Lensopening

7 Sluitersnelheid

115

WEERGAVE
8 Witbalans

BELANGRIJK!

Geen: Automatisch

• Het histogram verschijnt niet tijdens weergave van
een film (pagina 110).
• Bij een panoramabeeld (pagina 111) wordt het
histogram alleen bij het eerste beeld van het panorama getoond.

: Daglicht
: Schaduw
: Gloeilamp
: TL-verlichting
: Handmatig
9 Bestandsgroote

• Behalve voor het histogram wordt “-----” getoond in
plaats van elk item waarvoor de informatie niet zeker
is of om een andere reden niet beschikbaar is.

3. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om door de
beelden op het beeldscherm te bladeren.
• Na het selecteren van een beeld kan het enige tijd
duren voordat de beelddata verschijnt.

4. Druk nadat u klaar bent op DISP om de display
informatie te wissen.

116

WEERGAVE
BELANGRIJK!

Gebruik van de diavertoning (slide show)

• De automatisch spanningsonderbreker (pagina 35) is
gedeactiveerd wanneer de diavertoning gebruikt
wordt. Dit betekent dat u de diavertoning niet dient te
laten doorlopen wanneer u batterijen gebruikt om de
camera van stroom te voorzien. Hierdoor kunnen de
batterijen namelijk snel leeglopen. Vergeet niet de
diavertoning uit te schakelen en de camera uit te
schakelen nadat u klaar bent.
• Merk op dat alle toetsen gedeactiveerd zijn terwijl een
beeldverandering plaatsvindt. Wacht totdat een beeld
op het beeldscherm gestopt is voordat u bediening uitvoert van een toets of houd de toets ingedrukt totdat
het beeld stopt.
• Beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera of van een computer kunnen langere tijd in
beslag nemen om te verschijnen dan de diavertoning
tussenpozen die u selecteerde.

De diavertoning speelt beelden automatisch af in de volgorde met vaste tussenpozen.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Slide Show” en klik op de controletoets voor toepassing.
• Hierdoor wordt de diavertoning gestart.
• Door op dat moment op MENU te drukken wordt een
scherm verkregen voor het instellen van tussenpozen
tussen het doorgaan van het ene naar het volgende
beeld. Deze instelling loopt tussen 5 en 30 seconden.

4. Druk om de diavertoning te stoppen op een willekeurige toets behalve op MENU.

117

WEERGAVE
BELANGRIJK!

Afmetingen van een beeld heraanpassen

• Door heraanpassen van een beeld wordt een nieuwe
(heraangepaste) versie opgeslagen als een gescheiden bestand.
• De oorspronkelijke versie van het beeld vóór het aanpassen wordt ook in het geheugen opgeslagen gehouden.
• Beelden van het 2544 x 1696 (3:2) formaat worden
aangepast tot het 640 x 427 beeldpunten formaat.
• Van beelden kleiner dan 640 x 480 beeldpunten kunnen de afmetingen niet worden heraangepast.
• De afbeeldingen van filmfunctie, panoramafunctie en
TIFF (ongecomprimeerde) beelden kunnen niet worden heraangepast.
• Het heraanpassen van een beeld kan niet plaatsvinden als de boodschap “MEMORY FULL Delete
unneeded images” (geheugen vol - onnodige beelden
uitwissen) verschijnt.

U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te
veranderen naar VGA maat (680 x 480 beeldpunten).
• De VGA maat is de optimale grootte voor het versturen bij
e-mail boodschappen of om in te plakken bij Web pagina’s.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen waarvan u de afmetingen opnieuw wilt
aanpassen.

3. Druk op MENU.
4. Selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen)
en druk daarna de controletoets naar rechts.

5. Selecteer “Yes” (ja) en klik op de controletoets.
• Selecteer “No” om de procedure te verlaten zonder de
afmetingen van het beeld aan te passen.

118

WISSEN VAN BEELDEN

WISSEN VAN BEELDEN

U kunt het momenteel getoonde beeld, één of meerdere geselecteerde beelden of alle beelden wissen in één of meer
mappen, of alle beelden in het geheugen van de camera.

Wissen van het getoonde beeld
Gebruik de volgende procedure wanneer u het beeld wilt
wissen dat zich momenteel op het beeldscherm bevindt.

BELANGRIJK!

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

• Merk op dat het wissen van beelden niet ongedaan
gemaakt kan worden. Let er dus goed op dat u een
beeld echt niet meer nodig heeft of dat u er een
backup kopie van gemaakt heeft op een computer of
op een diskette of ander medium voordat u het wist.
Wees in het bijzonder voorzichtig met de bedieningshandeling “Deleting All Unprotected Images” die alle
onbeveiligde beelden in het geheugen uitwist.
• Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Zie
“Beveiligen van beelden tegen uitwissen” op pagina
125 voor details aangaande het beveiligd en
onbeveiligd maken van beelden.
• Het uitwissen kan niet worden uitgevoerd wanneer
alle bestanden in het geheugen van de camera beveiligd zijn.

.

2. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt wissen.

3. Druk op AE-L

.

4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren.
• Mocht u van gedachten veranderen en het beeld toch
niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.

5. Klik op de controletoets.
• Het tonen van een panorama- of filmbeeld in stap 2
van de bovenstaande procedure zal tot gevolg hebben dat alle beelden uitgewist worden die onderdeel
uitmaken van het panorama of de film.

119

WISSEN VAN BEELDEN
OPMERKING

Wissen van geselecteerde beelden

• De camera houdt geen open ruimtes in het geheugen.
Door een beeld uit te wissen wordt het volgende beeld
verschuiven naar de open ruimte die gemaakt werd
door het wissen. Merk ook op dat alle beelden opnieuw genummerd worden wanneer ze worden verschoven.

De volgende procedure laat u één of meer beelden selecteren om te worden gewist.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.
100-1

100-2

100-3

3. Selecteer “Delete” (wissen)

“Select” (selecteren) en druk de controletoets naar rechts.

4. Druk de controletoets naar links of naar rechts
Bestandsnamen: 01010001.JPG

100-1

01010002.JPG

01010003.JPG

of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt wissen.

5. Druk de controletoets naar boven of naar be-

100-2

neden om het
icoon van het afgebeelde
beeld aan en uit te doen.
Bestandsnamen: 01010001.JPG

01010003.JPG

120

WISSEN VAN BEELDEN
• Elk beeld dat gemarkeerd is met het
icoon is gemerkt om te worden gewist. Het beeld zal uitgewist
worden wanneer u de volgende stap van deze procedure uitvoert.

Wissen van alle beelden in geselecteerde
mappen
De volgende procedure laat u één of meer mappen selecteren voor het wissen van alle beelden die ze bevatten.

• U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om meerdere beelden eventueel te markeren en het markeren ongedaan te maken.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.

6. Druk op de controletoets.

3. Selecteer “Delete” (wissen)

“Folder” (map)
en druk de controletoets naar rechts.

7. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren.

4. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om de map te
tonen waarvan u de beelden wilt wissen.

• Mocht u van gedachten veranderen en het beeld toch
niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.

5. Druk de controletoets naar boven of naar beneden om het
icoon van de afgebeelde map
aan en uit te doen.

8. Klik op de controletoets.

121

WISSEN VAN BEELDEN
• Elke map die gemarkeerd is met het
icoon is gemerkt om te worden gewist. Het beeld zal uitgewist
worden wanneer u de volgende stap van deze procedure uitvoert.

Wissen van alle onbeveiligde beelden
De volgende procedure laat u alle beelden wissen die zich
momenteel op de geheugenkaart van de camera bevinden.

• U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om meerdere mappen eventueel te markeren en het markeren ongedaan te maken.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

2. Druk op MENU.

6. Druk op de controletoets.

3. Selecteer “Delete” (wissen)

“All” (alle) en
druk de controletoets naar rechts.

7. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren.

4. Druk in antwoord op de bevestigingsboodschap die verschijnt de controletoets
naar boven of naar beneden om “Yes” te selecteren.

• Mocht u van gedachten veranderen en de map toch
niet willen uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.

• Mocht u van gedachten veranderen en toch niet willen
uitwissen dan kunt u “No” (nee) selecteren.

8. Klik op de controletoets.

5. Klik op de controletoets.

122

BEHEER VAN BESTANDEN

BEHEER VAN BESTANDEN

Dankzij de mogelijkheden van de camera voor bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U
kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en
zelfs de DPOF functie gebruiken om beelden te specificeren
voor het afdrukken.

Mappen
Er wordt automatisch een map aangemaakt telkens wanneer u het eerste beeld op een bepaalde datum opneemt.
De naam die toegewezen is aan de map is gebaseerd op de
huidige datum zoals hieronder beschreven. U kunt maximaal
900 mappen op een bepaald moment op een geheugenkaart
hebben (behoudens beperkingen inzake de opslagcapaciteit).

Mappen en bestanden
Wanneer u het eerste beeld op een bepaalde dag opneemt
dan zal de camera automatisch een map aanmaken voor die
datum. Alle navolgende beelden die u op die dag opneemt
worden in dezelfde map opgeslagen.

Voorbeeld: Map gecreëerd op 19 juli wat de 100ste map op
de geheugenkaart is
Maand

• Voor volledige details aangaande het organiseren van
mappen op de geheugenkaart wordt u verwezen naar “Gebruiken van een geheugenkaart om beelddata over te sturen” op pagina 149.

Dag

100_0719
Streepje
Serienummer

• Het werkelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de
beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz.

123

BEHEER VAN BESTANDEN
• Naast beeldbestanden bevatten geheugenkaarten ook een
aantal andere bestanden die gebruikt worden door het systeem voor het beheer van beelddata.
• Het werkelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de
beeldkwaliteit, de capaciteit van de kaart, enz.
• Panoramabeelden worden opgeslagen als een groep van
meerdere afzonderlijk beelden.
• Er zijn meer dan 250 beeldbestanden in een map (door
kopiëren van een andere digitale camera of een andere
bron) en slechts de eerste 250 (in volgorde van de naam)
kunnen worden weergegeven.

Bestanden
Elke map kan maximaal 250 beeldbestanden bevatten. Als u
probeert het 251ste bestand op te slaan in een map, creëert
de camera automatisch een nieuwe map waar het beeld
wordt opgeslagen. De namen die worden toegewezen aan
de bestanden, zijn gebaseerd op de huidige datum zoals
hieronder getoond.
Voorbeeld: 26ste beeld gemaakt op 7 november
Maand
Dag

11070026.JPG
Extensie (.JPG/.TIF./AVI)
Serienummer

124

BEHEER VAN BESTANDEN

5. Druk de controletoets naar boven of naar be-

Beveiligen van beelden tegen uitwissen

icoon van het afgebeelde
neden om het
beeld aan en uit te doen.

Beeldbeveiliging beschermt tegen het onverhoeds uitwissen
van beelden die opgeslagen op de geheugenkaart van de
camera. Een beveiligd beeld kan niet worden uitgewist tenzij
het onbeveiligd wordt gemaakt (pagina 119). U kunt een enkel beeld, alle beelden in een bepaalde map of alle beelden
op de geheugenkaart beveiligd maken.

Beveiligd maken van geselecteerde beelden

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

• Elk beeld dat gemarkeerd is met het
icoon is gemerkt voor beveiliging. Het beeld wordt beveiligd gemaakt wanneer u de volgende stap van deze procedure uitvoert. Elk beeld zonder het
icoon is
onbeveiligd.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Protect” (beveiligd maken)

“Select” (selecteren) en druk de controletoets
naar rechts.

• U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om het
voor meerdere beelden aan te doen.

icoon

4. Druk de controletoets naar links of naar rechts

6. Druk op de controletoets om alle beelden te

of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt beveiligen.

beschermen die gemarkeerd zijn voor beveiliging en de niet-gemarkeerde beelden
onbeveiligd te maken.

125

BEHEER VAN BESTANDEN
• Elke map die gemarkeerd is met het
icoon is gemerkt voor beveiliging. Alle beelden erin worden beveiligd gemaakt wanneer u de volgende stap van deze
procedure uitvoert. Alle beelden in mappen zonder
het
icoon zijn onbeveiligd.

Beveiligd en onbeveiligd maken van alle
beelden in geselecteerde mappen

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

• U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om het
voor meerdere mappen aan te doen.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Protect” (beveiligd maken)

“Folder” (map) en druk de controletoets naar
rechts.

icoon

6. Druk op de controletoets om de beelden in alle
mappen te beschermen die gemarkeerd zijn
voor beveiliging en de beelden in de niet-gemarkeerde mappen onbeveiligd te maken.

4. Druk de controletoets naar links of naar rechts
of draai de keuzedraairegelaar om de map te
tonen waarvan u de beelden wilt beveiligen.

5. Druk de controletoets naar boven of naar beicoon van de afgebeelde map
neden om het
aan en uit te doen.

126

BEHEER VAN BESTANDEN

Beveiligd en onbeveiligd maken van alle
bestanden

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

DPOF
De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital
Print Order Format” hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een
DPOF-compatibele printer of bij een professionele drukkerij afdrukken maken overeenkomstig de instellingen voor de bestandsnaam en het aantal kopieën zoals opgeslagen
is op de kaart.
Met deze camera dient u altijd beelden te selecteren door ze te bekijken via het beeldscherm. Specificeer beelden niet door alleen
naar de bestandsnaam te kijken zonder ook
de inhoud van het bestand te bekijken.

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Protect” (beveiligd maken)

“All”
(alle) en druk de controletoets naar rechts.

4. Selecteer de gewenste geheugenbeveiligingsinstelling and klik op de controletoets om de
instelling toe te passen.
Om dit te doen:
Beveiligen van alle beelden op de
geheugenkaart
Onbeveiligd maken van alle beelden op
de geheugenkaart

Selecteer dit:
On (aan)

■ DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum

Off (uit)

127

BEHEER VAN BESTANDEN

Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

Als u dit wilt doen:

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “DPOF”

“Select” (selecteren) en
druk de controletoets naar rechts.

Doe dit:

Verlaag de waarde van het
aantal kopiëen.

Druk de controletoets naar
beneden.

Verhoog de waarde van het
aantal kopiëen.

Druk de controletoets naar
boven.

Schakel het afdrukken van
de opnamedatum aan en uit

Druk op DISP.

• Merk op dat sommige printers het afdrukken van de
opnamedatum niet ondersteunen.

4. Druk de controletoets naar links of naar rechts

• Een voor afdrukken geselecteerd beeld is gemarkeerd
door het
icoon.

of draai de keuzedraairegelaar om het beeld te
tonen dat u wilt afdrukken.

• Een beeld waarvan het afdrukken van de opnamedatum ingeschakeld is, is gemarkeerd door het
icoon.

5. Bedien de toetsen als volgt om de gewenste
DPOF instellingen te maken.

• U kunt de stappen 4 en 5 herhalen om de DPOF instellingen te maken voor meerdere beeldbestanden
als u dat wilt.

6. Klik na het uitvoeren van de gewenste instellingen op de controletoets om de procedure te
voltooien.

128

BEHEER VAN BESTANDEN

Maken van DPOF instellingen voor bepaalde mappen

Maken van DPOF instellingen voor alle
beelden op de geheugenkaart

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

.

.

2. Druk op MENU.

2. Druk op MENU.

3. Selecteer “DPOF”

3. Selecteer “DPOF”

4. Druk de controletoets naar links of naar rechts

4. Selecteer “Set print order” (instellen afdruk-

“All” (alle) en druk de
controletoets naar rechts.

“Folder” (map) en druk de
controletoets naar rechts.

order) en druk vervolgens de controletoets
naar rechts.

of draai de keuzedraairegelaar om de map te
tonen waarvan u de beelden u wilt afdrukken.

• Selecteer “Cancel print order” om het afdrukken te
annuleren.

5. Gebruik dezelfde procedure als beschreven
onder stap 5 onder “ Maken van DPOF instellingen voor bepaalde beelden” op pagina 128
om de gewenste instellingen te maken.

5. Voer de toetsbediening uit zoals hieronder beschreven om de gewenste DPOF instellingen
te maken.

6. Klik na het uitvoeren van de gewenste instellingen op de controletoets om de procedure te
voltooien.

129

BEHEER VAN BESTANDEN
Als u dit wilt doen:

Doe dit:

Verlaag de waarde van het
aantal kopiëen.

Druk de controletoets naar
beneden.

Verhoog de waarde van het
aantal kopiëen.

Druk de controletoets naar
boven.

Schakel het afdrukken van
de opnamedatum aan en uit

Druk op DISP.

PRINT Image Matching II
Beelden omvatten PRINT Image
Matching II data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching II ondersteunt leest deze data en stelt het afgedrukte beeld automatisch bij zodat de
beelden worden afgedrukt op de manier
die u in gedachten had toen u de beelden opnam.

• Merk op dat sommige printers het afdrukken van de
opnamedatum niet ondersteunen.

6. Klik na het uitvoeren van de gewenste instel-

* PRINT Image Matching en PRINT
Image Matching II. zijn geregistreerde
handelsmerken van SEIKO EPSON
Corporation.

lingen op de controletoets om de procedure te
voltooien.

130

BEHEER VAN BESTANDEN

Exif Print
Exif Print is een internationaal ondersteund, open
standaard bestandformaat
waarmee het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2 bevatten bestanden een groot
aantal data aangaande de
opname omstandigheden
die door een Exif Print printer kunnen worden geïnterpreteerd om afdrukken te
produceren die er beter uit
zien.
BELANGRIJK!
• Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen worden bij elke fabrikant van printers.

131

ANDERE INSTELLINGEN

ANDERE INSTELLINGEN

Om dit te doen:

Veranderen van de menutaal
Wanneer u de camera net aangeschaft heeft, is hij uitgevoerd met een set van drie verschillende menutalen waaruit
u kunt kiezen. De gebundelde CD-ROM bevat extra menutalen die u kunt installeren. U kunt kiezen uit in het totaal zes
verschillende talen (Engels, Duits, Frans, Spaans, Italiaans
en Japans).

English

Menu’s aangeven in het Duits

Deutsch

Menu’s aangeven in het Frans

Français

Menu’s aangeven in het Spaans

Español

Menu’s aangeven in het Italiaans

Italiano

Menu’s aangeven in het Japans

BELANGRIJK!

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verla-

• U kunt op hetzelfde moment een set van slechts 3 talen op de camera geïnstalleerd hebben.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

Selecteer deze instelling:

Menu’s aangeven in het Engels

ten.

Installeren van een andere taalset

of

De CD-ROM die bij de camera gebundeld is bevat twee
menutext taalbestanden die elk weer een set van drie verschillende talen bevatten. U kunt het bestand kopiëren dat
de taalset bevat die u op de geheugenkaart wilt hebben en
deze bij de camera te installeren.

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Language” (taal) en druk de
controletoets naar rechts.

• De volgende drie taalsetten van menudata zijn verkrijgbaar
op de CD-ROM.

4. Selecteer de gewenste taal en klik dan op de
controletoets om deze toe te passen.

Taalset

Bestandsnaam

• Dit geeft de taalselectiemenu aan.

Engels, Duits, Frans

Menu_egf.bin

• Het volgende toont de instellingen voor alle zes verkrijgbare talen.

Spaans, Italiaans, Japans

Menu_sij.bin

132

ANDERE INSTELLINGEN

■ Overbrengen van menutaaldata naar een
geheugenkaart

• U kunt ook directe toegang verkrijgen vanaf de computer tot de geheugenkaart zonder de camera aan te
sluiten. Zie pagina 149 voor meer informatie.

De procedure die u dient te gebruiken voor het overbrengen
van een taalsetbestand naar een geheugenkaart hangt af
van of u een Windows of een Macintosh computer gebruikt.

3. Selecteer “

Language” (
taal) op het CDROM menu dat verschijnt op het computerscherm.

● Windows

4. Selecteer de taalset die u wilt gebruiken.

BELANGRIJK!
• Afhankelijk van het besturingssysteem waarop de
computer draait, is het mogelijk nodig om een USB
stuurprogramma te installeren als u de camera aansluit voor de eerste maal op uw computer aansluit. Zie
pagina 147 voor meer informatie.

5. Klik OK.
• Hierdoor gaat een afzonderlijk venster open voor de
map die het cameramenu taalbestand bevat dat u selecteerde.

6. Selecteer “Open camera”.

1. Plaats de gebundelde CD-ROM in het diskette-

• Dit opent een venster voor het rootdirectory van de
geheugenkaart.

station.
• Hierdoor verschijnt het CD-ROM menu.

7. Klik OK.

• Als u automatisch runnen uitgeschakeld heeft voor
het diskettestation, start dan de CD-ROM door te
dubbelklikken op “My Computer” en daarna de CDROM die CASIO heet.

8. Kopieer het “menu_∗∗∗.bin” bestand van het
venster dat in stap 5 open ging naar het venster dat open ging in stap 7.

2. Sluit de camera m.b.v. de USB kabel aan op uw

9. Maak de USB die de camera op uw computer

computer (pagina 147).

aansluit los (pagina 149).

• Gebruik de USB kabel die met de camera meegeleverd wordt.

133

• Als u directe toegang krijgt naar de geheugenkaart via
uw computer gebruik dan de vereiste procedure om
de geheugenkaart uit te werpen.

ANDERE INSTELLINGEN

7. Kopieer het “menu_∗∗∗.bin” bestand van het

● Macintosh

venster dat u in stap 4 opende naar het venster
dat u opende in stap 5.

1. Plaats de gebundelde CD-ROM in het diskettestation.

8. Maak de USB die de camera op uw Macintosh
aansluit los (pagina 149).

2. Sluit de camera m.b.v. de USB kabel aan op uw
Macintosh (pagina 147).

• Als u directe toegang krijgt naar de geheugenkaart via
uw Macintosh gebruik dan de vereiste procedure om
de geheugenkaart uit te werpen.

• Gebruik de USB kabel die met de camera meegeleverd wordt.
• U kunt ook directe toegang verkrijgen vanaf uw
Macintosh tot de geheugenkaart zonder de camera
aan te sluiten. Zie pagina 149 voor meer informatie.

■ Menutaaldata in de camera laden
BELANGRIJK!

3. Open de CD-ROM die “CASIO” heet.

• Als de stroomvoorziening naar de camera gestopt
wordt terwijl u menutaaldata aan het laden bent, kan
het programma van de camera niet juist draaien en
dient u de camera weg ter reparatie te brengen voordat u hem opnieuw kunt gebruiken. Daarom dient u de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht te nemen bij
het uitvoeren van de onderstaande procedure.
— Gebruik de netadapter om de camera van spanning te voorzien of leg een nieuwe set aanbevolen
batterijen in de camera.
— Raak de camera nooit aan terwijl menutaaldata
geladen wordt.

4. Open de “Camera Language” (camerataal)
map.

5. Open de map die de taalset bevat die u wilt gebruiken.

6. Open de camera geheugenkaart die aangegeven wordt op het scherm van uw Macintosh.

134

ANDERE INSTELLINGEN

1. Steek de geheugenkaart in die u creëerde met

• Als meerdere menutaal databestanden geïnstalleerd
zijn bij de camera kunt u de controletoets naar boven
of naar beneden drukken om een databestand te selecteren.

één van de procedures onder “Overbrengen
van menutaaldata naar een geheugenkaart” op
pagina 133.

3. Druk op de sluiterontspannertoets.

2. Houd MENU ingedrukt terwijl u de camera in-

• De boodschap “NOW LOADING” verschijnt op het
beeldscherm om aan te geven dat de menutaaldata
geladen wordt.

schakelt.
• Zet de spannings-/functieschakelaar op
de camera in te schakelen.

of

om

• De boodschap “COMPLETE!” verschijnt op het beeldscherm wanneer de procedure voor het laden van de
menutaaldata voltooid is. Na ongeveer vier seconden
geeft het beeldscherm opnieuw de gewone display
aan.

• Het bovenstaande scherm verschijnt niet als de camera op batterijen werkt en de batterijen bijna leeg
zijn. In plaats daarvan zal het normale displayscherm
van de camera verschijnen. Mocht dit gebeuren, schakel dan over op netspanning of leg een set van de
aanbevolen batterijen in de camera.

135

ANDERE INSTELLINGEN

In- en uitschakelen van de bevestigingstoon
Gebruik de volgende procedure om de toon die klinkt bij indrukken van een toets in of uit te schakelen.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op
op

of

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Beep” (toetstoon) en druk de
controletoets vervolgens naar rechts.

4. Selecteer de gewenste instelling en klik vervolgens op de controletoets voor toepassing.
Om dit te doen:

Selecteer deze instelling:

Schakel de bevestigingstoon in

On (aan)

Schakel de bevestigingstoon uit

Off (uit)

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.

136

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

Uw camera heeft drie aansluitingen voor het aansluiten van
externe apparatuur: Een VIDEO OUT aansluiting, een
DIGITAL aansluiting (sluiterontspanner afstandsbedieningsaansluiting) en een USB poort. U kunt deze aansluitingen
gebruiken voor het aansluiten van de camera op een televisietoestel, videocassetterecorder, computer of andere externe apparatuur. Zie pagina 103 voor informatie aangaande
de DIGITAL poort (sluiterontspanner afstandsbedieningsaansluiting).

Aansluiten op een televisietoestel
Beelden die via het beeldscherm van de camera kunnen
worden getoond, of het nu voor opname of voor weergave
betreft, kunnen ook weergegeven worden op het scherm van
een aangesloten televisietoestel. Sluit de camera aan op het
televisietoestel zoals hieronder is aangegeven.
Speciale videokabel
(gebundeld bij deze camera)
Televisietoestel

BELANGRIJK!
TV

• Zorg ervoor de spanning van zowel de camera als de
andere apparatuur uit te schakelen voordat u aansluitingen tot stand brengt.
• Controleer de documentatie die meegeleverd wordt
met de apparatuur voor informatie die u nodig zou
kunnen hebben voor het maken van de aansluitingen.
• Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op uw
computerscherm of een televisie staan. Dit kan namelijk ‘inbranden’ van het scherm veroorzaken. Als dat
gebeurt zal er altijd een vaag na-beeld op het scherm
achterblijven zelfs als de camera niet langer aangesloten is. Om dit te voorkomen dient u hetzelfde beeld
niet voor lange tijd op het beeld te tonen.
• Deze camera voorziet niet in ondersteuning voor het
oversturen van data via een kabel naar en van andere
CASIO digitale camera’s, draagbare telefoons, enz.

INPUT
L

R

VIDEO

AUDIO

VIDEO IN
ingangsaansluiting

137

VIDEO OUT
uitgangsaansluiting

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

1. Sluit de camera m.b.v. een videokabel aan op

Selecteren van de video-uitgangssignaalfunctie

het televisietoestel zoals aangegeven in de afbeelding.

Uw camera ondersteunt zowel het NTSC (gebruikt in de V.S.
en in Japan en andere landen) als het PAL (gebruikt in Europa en andere landen) video-uitgangssignaalsysteem. Het
videosysteem dat u dient te gebruiken hangt af van het land
waar u de apparatuur aangeschaft heeft die u aansluit op de
VIDEO OUT uitgangsaansluitingen van de camera.

2. Voer de juiste bediening uit bij het televisietoestel om het in te stellen voor het video
ingangssignaal.
• Zie de documentatie die meegeleverd wordt met het
televisietoestel voor informatie aangaande hoe u dit
doet.

BELANGRIJK!
• Wanneer u PAL als de video-uitgangssignaalfunctie
geselecteerd heeft, zal het beeldscherm uitgeschakeld worden wanneer u de kabel aansluit op de VIDEO OUT uitgangsaansluitingen van de camera.

3. Voer normale weergave- en opnamebediening
uit bij de camera.
BELANGRIJK!

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op

• Iconen en andere indicators die gewoonlijk op het
beeldscherm van de camera verschijnen zullen ook
verschijnen op het scherm van het aangesloten televisietoestel.

op

of

.

2. Druk op MENU.
3. Selecteer “Video Out” (video uitgangssignaal)
en druk de controletoets vervolgens naar
rechts.

4. Selecteer “NTSC” of “PAL” en klik vervolgens
op de controletoets voor toepassing.

5. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
138

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

Installeren van de software van de CDROM

Aansluiten op een computer
De met de camera meegeleverde USB kabel maakt het aansluiten op een computer die voorzien is van een USB poort
een fluitje van een cent. U kunt ook beelden overschrijven
m.b.v. de geheugenkaart als uw computer uitgerust is om
geheugenkaarten te lezen.

Voordat u bestanden kunt uitwisselen met uw computer
dient u eerst software te installeren die op de CD-ROM staat
die meegeleverd is met de camera.

Aangaande de gebundelde CD-ROM

USB kabel (gebundeld)

De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende software.

USB poort

Photo Loader (voor Windows/Macintosh)
Deze applicatie laadt beelddata van het JPEG en AVI formaat van een digitale camera naar uw computer.

Computer

Photohands (voor Windows)
Deze applicatie is voor het retoucheren en afdrukken van
beeldbestanden.
Panorama Editor (voor Windows)
Deze applicatie bewerkt de beelddata om voor creatie en
weergave van panoramabeelden.

USB

139

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
USB driver voor massale opslag (voor Windows/Macintosh)
Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera om
zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via een
USB aansluiting.
Gebruikt u echter Windows XP, Mac OS 9 of Mac OS X gebruik dan niet de USB driver van de CD-ROM. Bij deze
besturingssystemen kunt u USB communicatie uitvoeren
door eenvoudigweg de camera aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USB kabel.

OPMERKING
• Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op
de gebundelde CD-ROM voor details aangaande het
gebruik van Photo Loader en Photohands. Zie “Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden)”
op pagina 143 (Windows) en op pagina 146
(Macintosh) van deze gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.

Internet Explorer (voor Macintosh)
Dit is een browser applicatie voor het lezen van HTML bestanden. Beelden die met Photo Loader worden geladen,
worden opgeslagen in mappen aangeduidt als “Bibliotheken” (Libraries). Internet Explorer toont de inhoud van een
bibliotheek op uw computerscherm.

Computersysteem vereisten

DirectX (voor Windows)
Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief
een codec (compressor/decompressor) die Windows 98 en
Windows 2000 in staat stellen een film te hanteren die met
een digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig DirectX
te installeren als u Windows XP of Me runt.

Zie de “Read me” bestanden op de gebundelde CD-ROM.

De computersysteem vereisten hangen af van de applicaties
zoals hieronder beschreven.

Windows

Macintosh
Zie de “readme” bestanden op de gebundelde CD-ROM.

Acrobat Reader (voor Windows/Macintosh)
Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen.
Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen voor de
camera, Photo Loader, Photohands en Panorama Editor
worden meegeleverd op de gebundelde CD-ROM.

140

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
OPMERKING

Installeren van de software van de CDROM in Windows

• Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de
CD-ROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu
applicatie te starten.

Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te installeren van de gebundelde CD-ROM naar uw computer.
OPMERKING

■ Selecteren van een taal

• U hoeft de software niet op uw computer te installeren
als deze reeds geïnstalleerd is.

Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.

De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie
beschikbaar zijn voor een bepaalde taal.

1. Klik in het menuscherm op de taaltoets in de
linker bovenhoek van de display.

2. Selecteer van de lijst van talen die verschijnt
■ Voorbereidingen

de gewenste taal.

Start uw computer en steek
de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu
applicatie automatisch die dan
een menuscherm op uw
computer toont.

141

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

■ Bekijken van het “Read me” bestand

■ Installeren van een applicatie

U dient altijd eerst het “Read me” bestand te lezen voordat u
een applicatie installeert. Het “Read me” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren
van de applicatie.

1. Klik in het menuscherm op “Software”.
2. Klik op de naam van de applicatie die u wilt installeren.

1. Klik in het menuscherm op “Software”.

3. Klik op de “Install” toets.

2. Klik op de naam van de applicatie die u wilt in-

4. Volg de aanwijzingen die op het computer-

stalleren.

scherm verschijnen.

3. Klik op de “Read me” toets.

BELANGRIJK!
• Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een
fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader
dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer kunt
browsen die automatisch gecreëerd worden door
Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeldbestanden zelfs verloren gaan.
• Gebruikt u een ander besturingssysteem dan
Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de
computer zonder eerst de USB driver van de CDROM te installeren.

BELANGRIJK!
• Lees altijd eerst het “Read me” bestand voor informatie aangaande het behouden van bestaande bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden
of opnieuw gaat installeren bij een andere computer.

142

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

■ Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF
bestanden)

Installeren van software van de CD-ROM
op een Macintosh computer

1. Klik in het menuscherm op “Handleiding”.

De CD-ROM bevat applicaties en gebruikersdocumentatie in
verschillende talen in mappen die genoemd zijn naar elke
taal: English (Engels), French (Frans), German (Duits),
Spanish (Spaans), Italian (Italiaans), Dutch (Nederlands) en
Chinese (Chinees). Controleer de CD-ROM mappen om
applicaties te bekijken of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal.
Bestandnamen bevatten één van de volgende codes die de
taal aangeven van de data in het bestand zoals hieronder
aangegeven.
Engels: e, Frans: f, Duits: g, Spaans: sp, Italiaans: i, Nederlands: du, Chinees: ct
Gebruik de inhoud van de “English” (Engels) map als uw taal
niet bijgesloten is.

2. Klik op de naam van de applicatie waarvan u de
gebruikersdocumentatie wilt lezen.

3. Klik op de “Lees” toets.
BELANGRIJK!
• Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen
lezen dient u Adobe Acrobat Reader geïnstalleerd te
hebben op uw computer. Als u Adobe Acrobat Reader
niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM.

Installeren van software

■ Verlaten van de menu applicatie

Gebruik de volgende procedures om de software te installeren. Het wordt aanbevolen dat u eerst Internet Explorer en
Outlook Express installeert voordat u Photo Loader en
Acrobat Reader installeert.

1. Klik op het menuscherm op “Afsluiten” om het
menu te verlaten.

143

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
● Installeren van Internet Explorer en Outlook Express

BELANGRIJK!
• Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheekbeheer (library management) data en HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden met de oude versie van Photo Loader, lees dan het “Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader” map. Volg de
aanwijzingen in dit bestand om de bestaande
bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u
deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in
het verlies van of schade aan uw bestaande bestanden.

1. Open het bestand dat “Internet Explorer” heet.
2. Open de map voor de taalversie die u wilt installeren en open vervolgens het bestand dat
“readme_casio” heet.

3. Volg de aanwijzingen in het readme bestand
om Internet Explorer en Outlook Express te installeren.
● Installeren van Photo Loader

● Installeren van Acrobat Reader

1. Open de folder die “Photo Loader” heet.

1. Open de map “Acrobat Reader” op de gebun-

2. Open de map die “English” (Engels) heet en

delde CD-ROM.

open vervolgens het bestand dat “Important”
(belangrijk) heet.

2. Open de map voor de taal waarvan u de versie

3. Open de map die “Installer” (installeerder) heet

van Acrobat Reader wilt installeren en open
dan het bestand dat “readme-casio” heet.

en open het bestand dat “readme” (leesmij)
heet.

• Volg de aanwijzingen in het leesmij bestand om
Acrobat Reader te installeren.

4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesmij)
bestand om Photo Loader te installeren.

144

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

9. Gebruik na opnieuw opstarten van het sys-

● Installeren van de USB Driver

teem de USB kabel om de camera aan te sluiten op uw Macintosh.

1. Schakel de camera uit en verlaat alle
applicaties op uw Macintosh.

10. Schakel de camera in.
11. Vanaf dat punt wordt

2. Steek de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive.

de camera herkend
als een drive telkens
wanneer u de camera
aansluit op uw
Macintosh.

3. Open de harde schijf die gespecificeerd wordt
als de startdisk.

4. Open “System Folder” (systeemmap) op de
startdisk.

• De vorm van het icoon
dat verschijnt op het
scherm van uw
Macintosh hangt af van
de versie van uw Mac
OS.

5. Open de “Extensions” (extensies) map in
“System Folder” (systeemmap).

6. Open de “USB Driver” map op de CD-ROM.
7. Sleep “CASIO-USB Storage Driver” en

BELANGRIJK!

“CASIO-USB Storage Class Shim” van de
“USB Driver” map naar de “Extentions”
(extensies) map.

• Sluit de camera niet aan op uw Macintosh PC aan
voordat u de USB driver eerst geïnstalleerd heeft als u
een besturingssysteem gebruikt dat afwijkt van Mac
OS 9 of Mac OS X.

8. Bevestig dat de “CASIO-USB Storage Driver”
en “CASIO-USB Storage Class Shim” bestanden zich inderdaad in de “Extensions” map bevinden en start uw Macintosh opnieuw.

● De USB driver uninstalleren
Wis “CASIO-USB Storage Driver” en “CASIO-USB
Storage Class Shim” van de “Extensions” map.

145

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

■ Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF
bestanden)

● Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera

1. Open op de CD-ROM het “Manual” bestand.

Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe
Acrobat Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh
(pagina 144).

2. Open de “Digital Camera” map en open dan de
map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwijzing wilt bekijken.

1. Open bij de gebundelde CD-ROM de map die

3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet.

“Acrobat Reader” heet.

2. Open de map voor de taal waarvoor u de versie

4. “xx” is de taalcode (Engels: e, Frans: f, Duits:

van Acrobat Reader wilt installeren en open
het bestand dat “readme_casio” heet.

g, Spaans: sp, Italiaans: i, Nederlands: du, Chinees: ct).

3. Volg de aanwijzingen in het readme bestand

● Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te lezen

om Acrobat Reader te installeren.

1. Open de “Manual” (handleiding) map op de
CD-ROM.

2. Open de “Photo Loader” folder en open vervolgens de “English” map.

3. Open “PhotoLoader_english”.

146

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

Overschrijven van bestanden naar een
computer

■ Overschrijven van bestanden via een USB
aansluiting

De met uw camera gebundelde CD-ROM bevat een kopie
van Photo Loader en een USB driver. Deze software stelt u
in staat om de inhoud van het geheugen van de computer
snel en gemakkelijk over te schrijven naar een computer. De
Photo Loader en de Photohands applicaties kunnen ook gebruikt worden voor het beheer en het bewerken van beelden
op een hoog niveau.
• Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de gebundelde CD-ROM voor informatie aangaande Photo
Loader en Photohands.

U kunt beelden overschrijven naar een computer m.b.v. een
USB poort door gewoonweg de camera aan te sluiten op de
computer met de USB kabel.
• Merk op dat u een USB driver op uw computer dient te installeren voordat u de USB kabel voor de eerste maal aansluit. Als u de kabel eenmaal gebruikt voor het tot stand
brengen van een USB aansluiting dan zal de computer de
camera zien als een uitwendig opslagapparaat (kaartschrijver/kaartlezer).
• Als u bestanddata wilt overschrijven van het ingebouwde
geheugen van de camera naar de computer let er dan op
dat er zich geen geheugenkaart in de camera bevindt. Bevindt er zich toch een geheugenkaart in de camera dan
dient deze eerst verwijderd te worden voordat u de USB
kabel aansluit.
OPMERKING
• Installeer de USB driver op de CD-ROM niet bij een
computer die runt op Windows XP, Mac OS 9 of Mac
OS X. Bij deze besturingssystemen is USB communicatie reeds mogelijk door gewoonweg de camera aan
te sluiten op de computer via een USB kabel.

147

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
● Aansluiten van de USB kabel

BELANGRIJK!
• Zorg ervoor de van toepassing zijnde informatie in de
gebruikersdocumentatie te lezen die meegeleverd
wordt met de computer voordat u de USB kabel aansluit.
• Laat hetzelfde beeld niet te lang op het beeldscherm
staan. Hierdoor kan het beeld namelijk inbranden in
het beeldscherm.
• Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de camera. De USB poort en de kabelstekker zijn gevormd
voor een juiste positie.
• Steek de USB kabel stevig zover mogelijk in de poorten. Juiste werking is niet mogelijk als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht.
• De camera verkrijgt geen stroom via de USB kabel.
Zorg er dus voor dat de netadapter aangesloten is op
de camera om deze van stroom te voorzien.
• De los verkrijgbare CASIO QC-1U USB kabel kan niet
samen met deze camera worden gebruikt.
• Verbreek de aansluiting van de USB kabel nooit terwijl
de PC juist toegang aan het verkrijgen is tot het geheugen van de camera (hetgeen aangegeven wordt
door de knipperende USB indicator). Hierdoor kan namelijk de data worden beschadigd.
• U kunt USB datacommunicatie uitvoeren terwijl de
opnamefunctie of de weergavefunctie ingeschakeld
is.

1. Schakel de camera in.
2. Open het aansluitingpaneeldeksel en sluit de
camera dan via de USB kabel aan op de computer.
USB kabel (gebundeld)

Kleine aansluitstekker
(Mini-B)

USB poort

Grote aansluitstekker (A)

USB

3. Importeer de beelden naar de computer.
4. Koppel de USB kabel los nadat bet overschrijven van beelddata voltooid is.
• Zie “Stoppen van een USB aansluiting” voor details.

148

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
● Stoppen van een USB aansluiting

Gebruiken van een geheugenkaart om
beelddata over te sturen

Windows Me of 98
Verbreek de aansluiting van de USB kabel en schakel de
camera uit.

Naast gebruik van de kabelaansluiting zoals beschreven in
de voorgaande paragrafen kunt u ook data tussen uw camera en een computer uitwisselen door deze direct van de
geheugenkaart te lezen. De PhotoLoader software die met
de gebundelde CD-ROM meegeleverd wordt, leest de beelden automatisch van de geheugenkaart en slaat ze op de
harde schijf van de computer op.
Hierna volgt algemene informatie aangaande hoe beelden
direct van een geheugenkaart gelezen kunnen worden. Bepaalde details kunnen afwijken afhankelijk van het type computer dat u gebruikt.

Windows XP of 2000
Klik op de kaart in de taaklade op uw computerscherm en
schakel het drive nummer uit dat toegewezen is aan de camera. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel
en schakel de spanning van de camera uit.
Macintosh
In “Finder” sleep de camera naar de prullebak. Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel en schakel de
spanning van de camera uit.

■ Computers uitgevoerd met een CompactFlash kaartsleuf
Steek de geheugenkaart gewoonweg in de CompactFlash
kaartsleuf van uw computer.

149

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
■ Computers uitgevoerd met een PC kaartsleuf
Voor deze configuratie dient u een los verkrijgbare CASIO
PC kaartadapter (CA-10) aan te schaffen, Zie de gebruiksaanwijzingen bij de PC kaartadapter voor informatie aangaande het gebruik.

Geheugenkaartdata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data worden op de geheugenkaart opgeslagen m.b.v. het DCF (Design Rule for Camera File System) protocol. Het DCF protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden
en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en
andere apparaten.

CA-10

DCF protocol
DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
het formaat voor beeldbestanddata en de directorystructuur
voor het kaartgeheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer. Naast ondersteuning voor het DCF protocol gebruikt uw CASIO digitale camera ook de datum in de beeldmapnamen en beeldbestandsnamen hetgeen het beheer van data vereenvoudigt.

■ Andere computers
Om toegang te krijgen tot de inhoud op de geheugenkaart
van een computer zonder CompactFlash kaartsleuf of PC
kaartsleuf, gebruikt u een los verkrijgbare PC kaart schrijver/
lezer in combinatie met een afzonderlijke CASIO PC
kaartadapter (CA-10). Zie de gebruiksaanwijzingen bij de
PC kaart schrijver/lezer en de PC kaartadapter voor informatie aangaande het gebruik.
CA-10

150

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

Geheugenkaart directorystructuur
INDEX.HTM
QVCAM.QVS

(Bovenliggende map) (parent map)
(Kaartbrowser hoofdbestand)
(Beheerbestand)

HTML
INDEX2.HTM
MENU.HTM

bestanden en map( Kaartbrowserbestanden:
pen nodig voor het tonen van de kaartbrowser )

(Beste shotmap)
(CD-ROM décorbestand)
(CD-ROM décorbestand)

U5700201.JPE
U5700202.JPE

(Gebrukersdécorbestand)
(Gebrukersdécorbestand)

SCENE.QVS

(Beste shotbeheerbestand)

...

<¥DCIM¥>

<¥SCENE¥>
S5700001.JPE
S5700002.JPE

...

(Kaartbrowsermap)

...
100_MMDD
100_MMDD.QVS
MMDD0001.JPG
MMDD0002.JPG
MMDD0003.AVI

■ Inhoud van mappen en bestanden
• Bovenliggende map/parent map
Inhoud: Alle bestanden die gebruikt worden door de camera.

(Hoofdbeeldmap)
(Beheerbestand)
(Hoofdbeeldbestand)
(Hoofdbeeldbestand)
(Hoofdbeeldbestand)

...
PREVIEW
DATA.HTM
INDEX1.HTM
MMDD0001.JPG
MMDD0002.JPG
MMDD0003.JPG

(Voorvertoning)
Kaartbrowserbestanden: bestanden en mappen nodig voor het tonen van de kaartbrowser
(Voorvertoningbeeldbestand)
(Voorvertoningbeeldbestand)
(Voorvertoningbeeldbestand)

(

• Kaartbrowser hoofdbestand
Inhoud: Template voor kaartbrowser die gebruikt wordt
voor het bekijken van voorvertoningen met een
webbrowser

)

...

• Beheerbestand
Inhoud: Informatie aangaande mapbeheer, beeldvolgorde, enz.

101_MMDD
102_MMDD

(Beeldmap)
(Beeldmap)

...

<¥MISC¥>
AUTPRINT.MRK

(DPOF bestandmap)
(DPOF bestand)

100_MMDD
MMDD0001.TIF

(TIFF data bovenliggende (parent) map)
(TIFF beeldmap)
(TIFF beeldbestand)

<¥TIFF¥>

• Kaartbrowsermap
Inhoud: Bestanden die gebruikt worden door de
kaartbrowser
• Kaartbrowserbestand
Inhoud: Data die gebruikt wordt door de kaartbrowser

...
101_MMDD
102_MMDD

(TIFF beeldmap)
(TIFF beeldmap)

151

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
• Hoofdbeeldbestand
Inhoud: Stilbeeldbestand dat opgenomen is met de digitale camera.

• Beste shotmap
Inhoud: Décorbestanden die gekopieerd zijn van de CDROM

• Hoofdfilmbestand
Inhoud: Filmbestand dat opgenomen is met de digitale camera.

• CD-ROM décorbestanden/gebruikersdécorbestanden*
Inhoud: Beste shot functiebestanden
OPMERKINGEN

• Voorvertoningmap
Inhoud: Voorvertoningbeelden (verborgen bestand)

• De feitelijke bestandstructuur van een geheugenkaart
kan ietwat afwijken afhankelijk van het type
kaartbrowser dat u gebruikt (pagina 154).
• Mappen en bestanden met een asterisk worden gecreëerd wanneer dit nodig is voor hun bijkomstige
functies.

• Voorvertoningbeeldbestand
Inhoud: Voorvertoningbeelden van stilbeelden en filmbestanden die worden gebruikt voor tijdelijke
weergave en voorvertoningen met de
kaartbrowser.
• DPOF bestandmap
Inhoud: DPOF bestanden

Door de camera ondersteunde beeldbestanden

• TIFF data bovenliggende (parent) map
Inhoud: Alle bestanden gerelateerd aan TIFF formaat
beelden

• Beeldbestanden die opgenomen zijn met de CASIO QV5700 digitale camera
• Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol

• TIFF beeldmap
Inhoud: TIFF formaat beeldbestanden

Bepaalde DCF functies worden niet ondersteund.

• TIFF beeldbestand
Inhoud: TIFF formaat beeldbestand

152

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
• Het bovenstaande geldt ook bij de namen van mappen binnenin de DCIM map. Deze mappen dienen opnieuw worden voorzien van de namen die ze waren toegewezen door
de camera telkens wanneer u de map terug kopiëert naar
de geheugenkaart voor weergave op de camera.
• Het wordt ook sterk aanbevolen dat u na het oversturen
van data van de geheugenkaart naar andere externe
opslagapparatuur, de geheugenkaart opnieuw formatteert
en de inhoud wist voordat u meer (nieuwe) bestanden opslaat.
• De camera formatteert geheugenkaarten m.b.v. het ATA
formaat hetgeen betekent dat een Macintosh alle
geheugenkaartbestanden ziet als tekstbestanden. Gebruik
om geheugenkaartbestanden op een Macintosh te zien het
programma “PC Exchange” om de bestanden op de
geheugenkaart (die .JPG, .JPE of .TIF bestanden zijn) te
associëren met een applicatie die de JPEG/TIFF bestanden kan openen.

Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
van een geheugenkaart bij een computer
• Deze camera maakt gebruik van beheerbestanden om de
volgorde en andere attributen van beeldbestanden te beheren. Om deze reden als u een computer gebruikt om
geheugenkaartbestanden te veranderen of de wissen of de
inhoud van de beheerbestanden te wijzigen of de volgorde
van de beeldbestanden te veranderen en de beelden vervolgens weer terug stuurt naar de camera kunt u als resultaat krijgen dat de volgorde van de beelden fout is, de
panoramabeelden die gegroepeerd zijn en langzaam bladeren van de beelden.
• Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij
het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een
harde schijf, een floppy diskette, een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM
map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar
te houden. Gebruik uw computer ook nooit om beheerbestanden (die bestanden met QVS als extensie) binnen
een DCIM map te bewerken of te wissen. U kunt de naam
van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veranderen van de naam naar een datum is een goede manier
om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen.
Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd
terug te veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert naar het geheugen voor weergave via de camera.
De camera herkent geen andere mapnaam dan “DCIM”.

153

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

Specificeren van het type kaartbrowser

Gebruik van de HTML kaartbrowser
De kaartbrowser van de camera maakt HTML bestanden
aan die u een tabel laten zien van beeld thumbnails voor
elke selectie. U kunt de eigenschappen van elk beeld ook
bekijken.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op
op

of

.

2. Druk op MENU.

• Kaartbrowser bestanden kunnen bekeken worden m.b.v.
de hieronder getoonde webbrowsers. Quick Time is nodig
om filmbestanden te zien op een computer die draait op
Windows 2000 of 98.

3. Selecteer “Card Browser” (kaartbrowser) en
druk de controletoets vervolgens naar rechts.

4. Selecteer de gewenste kaartbrowser instelling.

Microsoft Internet Explorer 4.01 of later
Netscape Communicator 4.5 of later

154

Wanneer u dit wilt:

Selecteer dit:

Om de kaartbrowser uit te schakelen
(geen HTML bestanden worden opgewekt)

Off (uit)

Maximale prestaties inclusief toegang tot
beeldeigenschappen en mogelijkheid voor
een diashow.

Type1 (type 1)

Gemakkelijk bekijken van beelden met
toegang tot beeldeigenschappen

Type2 (type 2)

Elementair bekijken van beelden met
mogelijkheid voor een diashow.

Type3 (type 3)

Elementair bekijken van beelden

Type4 (type 4)

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

5. Klik vervolgens op de controletoets voor toe-

BELANGRIJK!

passing.

• Wanneer de kaartbrowser ingeschakeld is, zal het
beeldscherm uitgaan bij uitschakelen van de spanning
maar de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator blijft nog voor
enige tijd knipperen terwijl de camera intern
kaartbrowser bestanden aan het creëren is. Voer nooit
één van de onderstaande bedieningshandelingen uit
wanneer de bedrijfs-/kaarttoegangsindicator aan het
knipperen is. Hierdoor zal het aanmaken van
kaartbrowser bestanden niet alleen gestopt worden
maar het kan er ook toe leiden dat de beelddata op de
geheugenkaart beschadigd raken.
— Openen van het geheugenkaart sleufdeksel
— Los koppelen van de netadapter
— Openen van het batterijvakdeksel
— Andere handelingen die lijken op de bovenstaande
• Merk op dat de kaartbrowser bestanden beschadigd
kunnen worden als de batterijen zwak worden of als
de geheugenkaart vol wordt tijdens het aanmaken van
bestanden.
• U kunt de taal specificeren voor de kaartbrowser’s inbeeld tekst m.b.v. de procedure onder “Veranderen
van de menutaal” op pagina 132.

• Bij inschakelen van een kaartbrowser (Type1 - Type4)
creëert de camera een bestand dat “INDEX.HTM”
heet binnenin de DCIM map telkens wanneer de
spanning van de camera uitgeschakeld wordt. Andere
bestanden worden ook op dat moment gecreëerd en
opgeslagen op de geheugenkaart.

6. Druk op MENU om de instelprocedure te verlaten.
OPMERKING
• De hoeveelheid tijd die nodig is voor de camera om
zich in stappen uit te schakelen hangt af van het aantal bestanden dat zich op de geheugenkaart bevindt.
Als u een groot aantal bestanden op de kaart heeft,
wordt het aanbevolen om de kaartbrowser uitgeschakeld te laten als u hem niet nodig heeft. De procedure
voor het uitschakelen van de spanning van camera
duurt veel korter als de kaartbrowser uitgeschakeld is.

155

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR

3. Gebruik de webbrowser om het bestand

Bekijken van de inhoud van een
kaartbrowser bestand

“INDEX.HTM” te openen.
• Hierdoor wordt een gallerij met thumbnails getoond
voor alle beelden die zich bevinden in de oudste map
op de geheugenkaart.

Gebruik de webbrowser van uw computer voor het bekijken
van de inhoud van kaartbrowser bestanden.

1. Stuur de beelddata over van de camera naar
uw computer via de kabel (pagina 147) of door
toegang te verkrijgen tot de geheugenkaart
vanaf uw computer (pagina 149).

2. Open op de geheugenkaart de map die “DCIM”
heet.

Mapnaam

Thumbnail

Bestandsnaam

4. U kunt op de volgende items op het scherm
klikken om de op de volgende bladzijde beschreven bedieningshandelingen uit te voeren.

156

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
Om dit te doen:

Klik hier:

Start een automatische diashow van
beelden op volledige schermformaat (met
tussenpozen van 5 seconden)

AUTO
(automatisch)

Start een handbediende diashow van
beelden op volledige schermformaat (met
overschakelen naar het volgende beeld
door te klikken)

MANUAL
(handmatig)

• Bij lichtjes aanraken van een beeld op het INDEX
scherm of DATA scherm wordt een beeldversie van
640 x 480 beeldpunten getoond. Door op de schermvullende beelden te klikken worden de beelden getoond op het formaat waarop ze opgenomen werden.

INDEX

BELANGRIJK!
• Diashowbeelden worden getoond op het schermvullende formaat ongeacht het formaat waarop ze
werden opgenomen.
• De thumbnail gallerij gebruikt de inhoud van de voorvertoningmap (pagina 151). Beelden die gekopieerd
werden van een andere digitale camera of een computer hebben geen voorvertoningbeelden geassocieerd zodat de thumbnails ervan niet onmiddellijk in de
thumbnail gallerij verschijnen. Mocht dit het geval zijn,
blader dan door de beelden op het beeld van camera
totdat het gekopieerde beeld verschijnt. Op dat moment maakt de camera automatisch een voorvertoningsbeeld aan dat nu in de thumbnail gallerij
van de kaartbrowser verschijnt.

DATA

157

AANSLUITEN OP EXTERNE APPARATUUR
• Beeldeigenschappen

Opslaan van kaartbrowser bestanden

Informatie die op het beeldeigenschappenscherm verschijnt.
File Size
Resolution
Quality
Drive mode
AE
Light Metering
Shutter speed
Aperture stop
Exposure comp
Focusing mode
Flash mode
Sharpness
Saturation
Contrast
White balance
Sensitivity
Filter
Enhancement
Flash intensity
Digital zoom
Date
Model

• Gebruik voor het opslaan van kaartbrowser bestanden het
oversturen via een USB kabelaansluiting (pagina 147) of
geheugenkaart (pagina 149) naar de map die “DCIM” heet
op de geheugenkaart naar een harde schijf, een floppy diskette, een MO disk, of andere externe opslagapparatuur.
Gebruik uw computer nooit om bestanden te bewerken of
te wissen of om nieuwe beelden toe te voegen of om beelden uit te wissen. Doet u dat toch dan zal het onmogelijk
worden om beelden op normale wijze met de kaartbrowser
te bekijken.
• U kunt de PhotoLoader applicatie op de gebundelde CDROM gebruiken om kaartbrowser bestanden op te slaan.
Zie de documentatie die meegeleverd wordt met
PhotoLoader op de CD-ROM voor volledige details.
• Het wordt ook sterk aanbevolen dat u na het oversturen
van data van de geheugenkaart naar andere externe
opslagapparatuur, de geheugenkaart opnieuw formatteert
en de inhoud wist voordat u meer (nieuwe) bestanden opslaat.

: Bestandgrootte
: Resolutie
: Kwaliteit
: Aandrijffunctie
: Belichtingsfunctie
: Lichtmeetfunctie
: Sluitersnelheid
: Lensopening stop
: Belichtingscompensatie
: Scherpstelfunctie
: Flitserfunctie
: Scherpte
: Verzadiging
: Contrast
: Witbalans
: Gevoeligheid
: Filterinstelling
: Versterkingsinstelling
: Flitsintensiteit/-sterkte
: Digitale zoominstelling
: Opgenamedatum en -tijd
: Camera modelnaam

5. Verlaat gewoonweg de webbrowser om de
kaartbrowser te verlaten.

158

REFERENTIE

REFERENTIE

Cameramenu’s
Hieronder volgen lijsten van menu’s die verschijnen tijdens
de opname- (REC) en weergavefuncties (PLAY) en hun instellingen.
• De in de volgende tabel onderstreepte instellingen zijn
fabrieksinstellingen (default).

Front-curtain Flashsync (voorgordijn
flitsersynchronisatie) / Rear-curtain Flashsync

Flash Intensity

(achtergordijn flitsersynchronisatie)
Strong (sterk) / Normal (normaal) /

(flitsintensiteit)
Sync Speed

Weak (zwak)
Fast (snel) / Normal (normaal) /

(synchronisatiesnelheid) Slow (langzaam)
Off (uit) / On (aan)
Digital Zoom

Opnamefunctie (REC)
Menu

Flash Setting
(flitserinstelling)

(digital zoom)
Focus Expansion

Beschikbare instellingen

Size
2560x1920 / 2544x1696 (3:2) / 1600x1200 /
(afmetingen/grootte) 1280x960 / 640x480

Off (uit) / On (aan)

(scherpsteluitbreiding)
Grid (raster)
Off (uit) / On (aan)

Quality (kwaliteit)

Fine / Normal / Economy / TIFF
(fijn/normaal/economie/TIFF)

Built-in+CF (ingebouwde CF) /
BestShot Setting
(beste shotinstelling) Built-in (ingebouwd) / CF

Sensitivity
(gevoeligheid)

Auto (automatisch) / 0 (ISO 50) / +1 (ISO 100) /
+2 (ISO 200) / +3 (ISO 400) / +4 (ISO 800)

Off (uit) / On (aan)
Release Setting
(ontspannerinstelling)

Enhancement
(versterking)

Off (uit) / Red (rood) / Green (groen) /
Blue (blauw) / Flesh Tones (huidskleur)

Time Stamp
(tijdstempel)

Filter

Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /

Day (dag) Hour (uur) : Minutes (minuten)
Year (jaar) / Month (maand) / Day (dag)

Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
Saturation (verzadiging) +2 / +1 / 0 / -1 / -2

Power Save

Contrast
+2 / +1 / 0 / -1 / -2
Sharpness (scherpte) +2 / +1 / 0 / -1 / -2
AEB Setting
(AEB instelling)

Hour (uur) : Minutes (minuten)
Sleep (sluimer)
Off (uit) / 30 sec / 1min /

(spaarfunctie)
Auto Power Off

EV verschuiving
1/3 / 1/2 / 2/3 /1
Aantal belichtingen 3 frame (3 foto’s) /
(foto’s)

Off (uit)
Year (jaar) / Month (maand) / Day (dag)

(automatische
stroomonderbreking)

4 frames (4 foto’s)

159

2 min
2 min / 5 min

REFERENTIE
Mode Memory
(functiegeheugen)

Card Browser
(kaartbrowser)
Format (formaat)
Date (datum)

Video Out
(video uitgang)
Language (taal)
Beep (pieptoon)
Reset (terugstellen)

Weergavefunctie (PLAY)

Flash (flits)
Off (uit) / On (aan)
Off (uit) / On (aan)
White Balance
(witbalans)
Metering (lichtmeting) Off (uit) / On (aan)
Focus (scherpstellen) Off (uit) / On (aan)
Off (uit) / On (aan)
Sensitivity
(gevoeligheid)
Digital Zoom
Off (uit) / On (aan)
(digitale zoom)
Off (uit) / On (aan)
EV Shift
(EV verschuiving)
Reset (terugstellen)
Off (uit) / Type1 / Type2 / Type3 / Type4

Menu

Beschikbare instellingen

Delete (wissen)
Protect (beveiligen)

Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle)
Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle)

DPOF
Resize (afmetingen

Select (selecteren) / Folder (map) / All (alle)
No (nee) / Yes (ja)

herinstellen)
Slide Show (diashow)

No (nee) / Yes (ja)
Year (jaar) / Month
Date Style
(maand) / Day (dag)
(datumopmaak)
Day (dag)/ Month
(maand) / Year (jaar)
Month (maand) / Day
(dag) / Year (jaar)
Adjust (bijstellen) Time setting
(tijdinstelling)
NTSC / PAL

Card Browser
(kaartbrowser)

Off (uit) / Type1 / Type2 / Type3 / Type4

Format
(formatteren)

No (nee) / Yes (ja)

Date (datum)

Date Style
(datumopmaak)

Year (jaar) / Month
(maand) / Day (dag)
Day (dag)/ Month
(maand) / Year (jaar)
Month (maand) / Day
(dag) / Year (jaar)

Adjust (bijstellen)

Oorspronkelijke defaultinstelling is Engels.
Off (uit) / On (aan)
No (nee) / Yes (ja)

160

Time setting
(tijdinstelling)

Video Out
(video uitgang)

NTSC / PAL

Language (taal)
Beep (pieptoon)

Oorspronkelijke defaultinstelling is Engels.
Off (uit) / On (aan)

Reset (terugstellen)

No (nee) / Yes (ja)

REFERENTIE

Functie instellingen

Instellingen bij elke functie
쑗 : Beschikbaar ҂ : Niet beschikbaar

Belichtingsfunctie

Aandrijffunctie

Gedeeltelijk indrukken van
sluiterontspannertoets

1-beeld
Doorlopend
AEB
Film
Panorama
functie
P functie
A functie
S functie
M functie
functie

Flitsfunctie

Zelfontspanner

Scherpstelkader
aanduiding

AF
vergrendeling

AE
vergrendeling

쑗
쑗
쑗
҂

쑗
쑗
쑗
҂

쑗
҂
҂
҂

쑗
҂
҂
҂

쑗
쑗
쑗
҂

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

쑗
҂

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

161

REFERENTIE

Combinaties van de aandrijffunctie + belichtingsfunctie
De volgende tabel toont tot welke mate elke aandrijffunctie gebruikt kan worden in combinatie
met elke belichtingsfunctie.
쑗 : Beschikbaar 왕 : Gedeeltelijk beschikbaar ҂ : Niet beschikbaar
Belichtingsfunctie

Aandrijffunctie

functie
1-beeld
Doorlopend
AEB
Film
Panorama

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

P functie

A functie

S functie

M functie

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

쑗
쑗
쑗
쑗
쑗

functie

쑗
왕*1
왕*1
҂*2
҂*2

*1 Doorlopende sluiter en AEB worden voor bepaalde décors niet ondersteund.
*2 Het selecteren van de
functie tijdens de filmfunctie schakelt de volautomatisch filmfunctie in.
Het selecteren van de
functie tijdens de panoramafunctie schakelt de volautomatisch
panoramafunctie in.

162

REFERENTIE

Instellingen van de volautomatische functie
Hieronder volgen de instellingen die tijdens de volautomatische functie automatisch ingesteld worden door de camera. U kunt
deze instellingen niet met de hand veranderen.

Menu instellingen
Menu item
Sensitivity (Gevoeligheid)

Niet-menu instellingen
Instelling

Menu item

Auto (Automatisch)

Metering (lichtmeting)

Enhancement (versterking)

Off (uit)

White Balance (witbalans)

Filter

Off (uit)

Focus (scherpstellen)

Saturation (verzadiging)

+1

Contrast

0

Sharpness (scherpte)

Flash (flits)

+1

Flash Setting (flitserinstelling)

Front-curtain Flashsync
(voorgordijn flitsersynchronisatie)

Flash Intensity (flitsintensiteit)

Normal (normaal)

Sync Speed
(synchronisatiesnelheid)

Normal (normaal)

Digital Zoom (digital zoom)

Off (uit)

Focus Expansion
(scherpsteluitbreiding)

Off (uit)

Grid (raster)

Off (uit)

BELANGRIJK!
• U kunt de instellingen veranderen van de andere
menu items op pagina 159.

163

Instelling
Multi-pattern (multi-patroon)
Auto (automatisch)
Multi-area AF (multi-gebied AF)
Auto (automatisch)

REFERENTIE

Gids voor het oplossen van moeilijkheden
Symptoom

Beeldopname

Stroomvoorziening

Spanning gaat niet aan.

Mogelijke oorzaak

Handeling

1. De batterijen zijn onjuist ingelegd.
2. De batterijen zijn leeg.

1. Plaats de accu in de juiste richting (pagina 29).
2. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
3. Gebruik enkel de gespecificeerde netadapter (ADC620).

3. Gebruik van een verkeerde netadapter.

De camera begint zichzelf
plotseling uit te schakelen.

1. De automatische stroomonderbreker is geactiveerd
(pagina 35).
2. Lege batterijen
3. U zet de spannings-/functieschakelaar op
wijl de lensdop gemonteerd is.

ter-

1. Schakel de spanning opnieuw in.
2. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).
3. Verwijder de lensdop en schakel daarna de spanning in.

indicator op het beeldscherm en de zoeker.

De batterijspanning is laag.

Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).

Het beeld wordt niet opgenomen bij indrukken van de
sluiterontspannertoets.

1. De spannings-/functieschakelaar op
.
2. De flitsereenheid wordt opgeladen.
3. Het boodschap “MEMORY FULL” (geheugen vol)
wordt aangegeven op het beeldscherm.

1. Zet de spannings-/functieschakelaar op
.
2. Wacht totdat de flitsereenheid klaar is met opladen.
3. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft uit het
camerageheugen of gebruik een andere geheugenkaart.
4. Plaats een geheugenkaart.

4. Er is geen geheugenkaart in de camera geplaatst.
Autofocus stelt niet goed
scherp.

1. De lens is vuil.
2. Het onderwerp bevindt zich buiten het
scherpstelkader.
3. De condities maken scherpstellen onmogelijk.
4. De camera wordt bewogen.

164

1. Reinig de lens.
2. Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van
het beeld.
3. Schakel over naar de handmaige scherpstelfunctie
en stel met de hand scherp (pagina 64).
4. Gebruik een statief.

REFERENTIE

Beeldweergave

Beeldopname

Symptoom

Mogelijke oorzaak

Handeling

Niet mogelijk om MENU en
andere toetsbediening uit te
voeren.

Volautomatisch is geselecteerd als de
belichtingsfunctie.

Gebruik een andere belichtingsfunctie.

Het beeld op het beeldscherm
is niet scherp.

Er is niet scherpgesteld.

Let erop dat het onderwerp waarop u wilt scherp stellen
zich binnen het scherpstelkader bevindt.

De camera schakelt zichzelf
langzaam uit tijdens het aftellen van de zelfontspanner.

De batterijen zijn leeg.

Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen (pagina 29).

Het onderwerp is niet scherp
op het beeldscherm.

1. Er wordt niet goed scherp gesteld tijdens handmatig
scherpstellen.
2. U probeert landschappen of portretten op te nemen
met de macrofunctie.
3. U probeert de autofocus functie te gebruiken voor
een onderwerp dat zich te dichtbij bevindt.

1. Stel scherp op het beeld (pagina 64).

Opgenomen beelden worden
niet opgeslagen.

1. De batterijen raken leeg voordat het opslaan van
beelden naar het geheugen voltooid is.
2. Openen van het geheugenkaart sleufdeksel voordat
het opslaan van het beeld voltooid is.

1. Vervang de batterijen door een volledige set van
nieuwe batterijen.
2. Houd het geheugenkaart sleufdeksel dicht totdat het
opslaan van een beeld voltooid is.

De kleuren van het weergavebeeld verschillen van het
beeld op het beeldscherm.

1. Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tijdens het opnemen direct in de lens.
2. Beeldkwaliteitinstelling

1. Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in
de lens kan schijnen.
2. Schakel voor het opnemen over op een betere kwaliteit.

De controletoets werkt niet
terwijl het 9-beelden scherm
actief is op het beeldscherm.

U gebruikt de controletoets terwijl het bladeren wordt
uitgevoerd.

Wacht tot het bladeren door beelden voltooid is voordat
u de controletoets naar links of rechts drukt.

165

2. Gebruik autofocus voor het opnemen van landschappen en voor het maken van portretten.
3. Gebruik de macrofunctie voor close-ups.

Beeldweergave

REFERENTIE
Symptoom

Mogelijke oorzaak

Handeling

Een bepaald beeld wordt niet
getoond.

De geheugenkaart bevat beelden die opgenomen zijn
met een camera die DCF niet ondersteunt.

De bestandsbeheersystemen van camera’s die DCF
niet ondersteunen wijken af van het systeem dat door
deze camera gebruikt wordt. Deze camera kan met
kaarten niet lezen die met dergelijke camera’s zijn opgenomen.

De inhoud van het beeldscherm verschijnt niet op het
beeld van een aangesloten
televisietoestel.

1. Incorrecte aansluiting tussen de camera en het televisietoestel.
2. Verkeerde instellingen van de TV.

1. Maak de aansluiting op de juiste wijze m.b.v. de
videokabel (pagina 137).
2. Controleer de documentatie die met het televisietoestel meegeleverd wordt en stel in voor ontvangst van
videosignalen.
3. Selecteer de video uitgangsfunctie die het best past
bij het type apparatuur dat u gebruikt (pagina 138).

Overige

Wissen

3. Verkeerde videiosignaal uitgangsfunctie.

Het wisscherm kan niet worden verkregen.

Alle beelden op de geheugenkaart zijn beveiligd.

Maak de beelden die u wilt wissen onbeveiligd (pagina
125).

Menu items kunnen tijdens de
weergavefunctie (PLAY) niet
worden geselecteerd.

1. Bepaalde functies kunnen niet geselecteerd worden
voor weergave van bepaalde types beelden.
2. Er worden geen beelden vastgelegd op de
geheugenkaart.

1. Selecteer een andere functie of schakel over op een
ander beeld.
2. Neem een beeld op dat de functies beschikbaar
maakt.

Geen van de toetsen en schakelaars werkt.

Problemen met het elektronische circuit hetgeen veroorzaakt wordt door een harde stoot of elektrostatische
lading. terwijl de camera aangesloten was op een ander apparaat.

Verwijder de batterijen en koppel de netadapter los als
u deze gebruikt. Leg de batterijen opnieuw in of sluit de
netadapter aan en schakel de spanning in. Mocht de
camera niet werken neem dan contact op met de dealer
of met een erkende CASIO onderhoudswerkplaats.

Er verschijnt niets op het
beeldscherm.

1. Het beeldscherm is in de sluimertoestand.
2. Er vindt communicatie plaats via de USB kabel.

1. Maak het beeldscherm wakker (pagina 35).
2. Koppel de USB kabel los van de camera nadat communicatie via de USB kabel voltooid is.

166

REFERENTIE

Boodschappen
RECORD ERROR

Tijdens het opslaan van beelddata op de geheugenkaart konden om de één of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd worden. Voer de opname
van het beeld nogmaals uit.

There are no images Er bevinden zich geen beelddata op de geheugenon this memory card! kaart.
This camera cannot
display the image
you selected.

Het beeldbestand dat u probeert te bekijken is beschadigd of is opgenomen met een camera waarvan het beeldbestandformaat niet ondersteund
wordt door deze camera.

CF ERROR
To use this card, you
must turn the camera
off and then back on
again. If this
message appears
again, you need to
format this
CompactFlash card.
FORMAT
MENU

Er is een probleem met de geheugenkaart die u gebruikt. Voer de volgende procedure uit om het probleem te corrigeren.
Waarschuwing!
De volgende procedure wist alle bestanden die
op het ogenblik opgeslagen liggen op de
geheugenkaart. Voordat u verder gaat, probeer
eerst de inhoud van de geheugenkaart te
backuppen naar de harde schijf van een computer of naar een ander extern opslagmedium.
1. Druk op MENU.

REPLACE BATTERY! De batterijspanning is laag. De spanning van de camera wordt automatisch uitgeschakeld na verschijnen van deze boodschap.
NOT FORMAT
MENU

De door u gebruikte geheugenkaart is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart voordat u deze gebruikt voor het opslaan van beelden
(pagina 39).

167

2. Druk de controletoets omhoog of omlaag om
“Yes” (ja) te selecteren en klik vervolgens op de
controletoets.
• Druk op MENU om deze procedure tussentijds te
annuleren.

REFERENTIE
• Telkens bij het formatteren van een geheugenkaart dient u de netadapter te gebruiken om de
camera van stroom te voorzien of de batterijen te
vervangen door een volledige set van nieuwe
alkaline of lithium batterijen voordat u begint.
Mocht de spanning onverwachts uitvallen dan
kan dit tot resultaat hebben dat het formatteren
onjuist uitgevoerd wordt en de werking van de
geheugenkaart onmogelijk zal blijken te zijn.
• De boodschap “There are no images on this
memory card!” verschijnt op het beeldscherm nadat het formatteren voltooid is.

Insert memory card!
MEMORY FULL
Change quality/size
or delete unneeded
images

MEMORY FULL
Delete unneeded
images

• Er is niet genoeg geheugen om nog meer op te
nemen. Wis beelden die u niet meer nodig heeft
uit het geheugen (pagina 120).
• De DCIM map of een bepaald bestand (pagina
151) kan niet worden opgenomen door onvoldoende geheugen bij het downloaden van data
van een computer naar de geheugenkaart. Gebruik uw computer om onnodige beelden te wissen en zo ruimte vrij te maken op de geheugenkaart wanneer u aan het downladen bent. U kunt
ook op MENU drukken en de geheugenkaart in de
camera formatteren maar dat wist wel alle beelddata uit die zich op het moment op de geheugenkaart bevinden.

LENS CAP

• Deze boodschap verschijnt en de spanning wordt
automatisch uitgeschakeld als u de spannings-/
functieschakelaar op
zet terwijl de lensdop
gemonteerd is. Verwijder de lensdop en schakel
daarna de spanning in.

Er bevindt zich geen geheugenkaart in de camera.
Steek een geheugenkaart in (pagina 37).
Er is niet genoeg geheugen om een beeld op te nemen met de huidige instellingen voor kwaliteit en
formaat. Verander de instellingen voor kwaliteit en
formaat en probeer opnieuw of wis sommige bestanden van de geheugenkaart (pagina 94, 120).

168

REFERENTIE

Technische gegevens

2544

FINE (Fijn)

2,0 MB

6 beelden

27 beelden

466 beelden

X

NORMAL
(Normaal)

1,6 MB

8 beelden

33 beelden

570 beelden
855 beelden

1696

Product ............................... Digitale camera

(3:2)

Model .................................. QV-5700

ECONOMY
(Economisch)

1,1 MB

12 beelden

50 beelden

TIFF

12,64 MB

1 beeld

4 beelden

75 beelden
855 beelden

Opgenomen beeld
Bestandformaat ................. Stilbeelden (inclusief panorama’s):
JPEG (Exif Ver. 2.2; DCF (Design rule
for Camera File systeem) compatibel
met DPOF
Films: AVI (Motion JPEG)

1600

FINE (Fijn)

1,02 MB

12 beelden

50 beelden

X

NORMAL
(Normaal)

0,68 MB

18 beelden

75 beelden 1266 beelden

ECONOMY
(Economisch)

0,34 MB

35 beelden 144 beelden 2445 beelden

TIFF

5,625 MB

2 beelden

Opnamemedia .................... CompactFlash kaart (Type I/II, IBM
microdrive

1280

FINE (Fijn)

0,65 MB

19 beelden

X

NORMAL
(Normaal)

0,43 MB

28 beelden 113 beelden 1911 beelden

ECONOMY
(Economisch)

0,22 MB

53 beelden 214 beelden 3625 beelden

TIFF

3,6 MB

640

FINE (Fijn)

0,16 MB

73 beelden 296 beelden 5006 beelden

X

NORMAL
(Normaal)

0,11 MB

103 beelden 415 beelden 7009 beelden

ECONOMY
(Economisch)

0,06 MB

154 beelden 622 beelden 9999 beelden*1

TIFF

0,9 MB

1200

960

Opgenomen beeldgrootte ... 2560 x 1920 beeldpunten, 2544 x 1696
(3:2) beeldpunten, 1600 x 1200
beeldpunten, 1280 x 960 beeldpunten,
640 x 480 beeldpunten
Standaard geheugencapaciteit, aantal beeldbestanden,
beeldformaat afgegeven door computer (alleen JPEG beelden)

480

Stilbeeld
Aantal beeldpunten

Beeldformaat
(beeldpunten)

Kwaliteit

2560

FINE (Fijn)

2,3 MB

6 beelden

24 beelden

410 beelden

X

NORMAL
(Normaal)

1,8 MB

7 beelden

30 beelden

513 beelden

1920

Bestandsformaat

ECONOMY
(Economisch)

1,3 MB

TIFF

14,4 MB

16MB
geheugenkaart

10 beelden
–

64MB
geheugenkaart

684 beelden

3 beelden

65 beelden

15 beelden

173 beelden

77 beelden 1314 beelden

15 beelden

270 beelden

62 beelden 1049 beelden

*1 Maximale waarde die getoond wordt door de camera. De feitelijke beeldcapaciteit is groter dan deze waarde.

1GB Microdrive

40 beelden

3 beelden

10 beelden

Film (320 x 240 beeldpunten)
Opslagcapaciteit

Ca. 300 KB/seconde

Opnametijd

30 seconden per film

• De bovenstaande cijfers zijn enkel benaderingen.

169

REFERENTIE
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter; mechanische
sluiter, BULB, 60 - 1/1000 seconde

Wissen van beelden .......... Enkel beeld; alle beelden in een map;
alle beelden in het geheugen (met
beeldbeveiliging)

Lensopening ...................... F2.0 / 2.3 / 2.8 / 4.0 / 5.6 / 8.0,
automatisch overschakelen of
handmatig overschakelen

Beeldelement ..................... 1/1,8-inch CCD (totaal aantal
beeldpunten: 5,36 miljoen, effectieve
beeldpunten: 5,0 miljoen)

Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld (4 functies),
handmatig overschakelen

Lens .................................... F2 (groothoek) tot 2.5 (telefoto); f = 7
(groothoek) tot 21 mm (telelens)
(gelijkwaardig aan ca. 34 (groothoek)
tot 102 mm (telelens) voor 35 mm (film)

Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden,

Zoom ................................... 3X optische zoom, 3,2X digitale zoom
(9,6X in combinatie met optische zoom)

Ingebouwde flitser
Flitserfuncties: ................. AUTO (automatisch), ON (aan),
OFF (uit), rode ogenreductie
Flitsbereik: ....................... Ca. 0,5 - 3 meter

Scherpstellen ..................... Contrast-type multi-gebied autofocus
(punt autofocus, macrofunctie,
oneindig-functie); handmatig
scherpstellen; scherpstelvergrendeling

Opnamefuncties ................ Enkele foto, doorlopende sluiter, film;
panorama, AEB, zelfontspanner;
macro, beste shot
Beeldscherm ...................... 1,8-inch TFT kleuren HAST LCD met
weinig lensspiegeling (122.100
beeldpunten, 555 x 200)

Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Normaal: .......................... 30 cm - ∞
Macro: ............................. 6 cm (groothoek)/20 cm (telelens) tot
50 cm
Handmatig scherpstellen: ... 6 cm (groothoek)/20 cm (telelens) tot ∞
Afstand van lensoppervlak tot
onderwerp

Zoeker ................................. LCD beeldscherm of optische zoeker
Klok ..................................... Ingebouwde digitale kwartsklok voor
datum en tijd opname voor opslag met
beelddata; automatisch kalender tot
2049

Belichtingsregeling
Lichtmeting: ..................... Multi-patroon meten, centrumgeoriënteerd meten, puntmeten
Belichting: ........................ Volautomatisch, programma AE,
sluiterprioriteit AE, lensopeningprioriteit, handmatig
Belichtingscompensatie: ... –2EV - +2EV (1/3EV eenheden)

Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Sluiterontspanner afstandsbediening;
netadapteraansluiting; USB poort
(MINI-B); VIDEO OUT videouitgangsaansluiting (NTSC/PAL)

170

REFERENTIE
Spanningsvereisten .......... Vier alkaline of lithium batterijen maat
AA.
Vier nikkelmetaalhydride oplaadbare
batterijen maat AA (NP-H3)
Netadapter (AD-C620)
Netadapteroplader (BC-3HA)

Stroomverbruik .................. Ca. 6,8 W
Afmetingen ......................... 118 (B) x 74,5 (H) x 64,5 (D) mm
Afmetingen ......................... Ca. 355g (exclusief batterijen)
• Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor stroomvoorziening van de klok. De instellingen van de klok worden gewist
telkens wanneer de spanning totaal uitvalt (als de batterijen leeg
raken terwijl de camera niet aangesloten is op netspanning via de
netadapter) voor ongeveer 24 uur. Na opnieuw toevoeren van de
spanning door inleggen van nieuwe batterijen of aansluiten op
netspaning dient u de correcte tijd en datum opnieuw in te stellen.
• Het LCD paneel van de camera is het product van bijzonder nauwkeurige technologie met een beeldpuntopbrengst van 99,99%. Dit
betekent echter tevens dat 0,01% van de beeldpunten verwacht
kan worden niet te werken of juist altijd ingeschakeld te blijven.

Levensduur van de batterijen
De onderstaande waarden geven het aantal uren aan voordat de
batterijen uitvallen onder normale bedrijfstemperatuur (25ºC).
Deze waarden zijn enkel ter referentie en zijn geen garantie dat bij
een bepaalde set batterijen dergelijke resultaten inderdaad behaald kunnen worden. Lage temperaturen zullen de levensduur
van de batterijen verkorten (pagina 30).
Doorlopende
weergave

Doorlopende
opname

Alkaline batterijen LR6
maat AA

180 minuten

75 minuten
(460 foto’s)

Lithium batterijen FR6
maat AA

320 minuten

180 minuten
(1.130 foto’s)

Ni-MH batterijen NP-H3
maat AA

180 minuten

90 minuten
(540 foto’s)

Type werking

• De bovenstaande waarden zijn enkel benaderingen.
• De bovenstaande leidraad waarden zijn gebaseerd op de volgende types
batterijen:
Alkaline: MX1500 (AA) (DURACELL ULTRA)
Lithium: Energizer
• Levensduur van de batterijen hangt af van het merk.
De waarden voor doorlopen opnemen geven het aantal foto’s weer zonder
de flitser te gebruiken. Het werkelijke aantal foto’s hangt af van het gebruik
van de flitser en of de flitser überhaupt in- of uitgeschakeld is.

171



Source Exif Data:
File Type                       : PDF
File Type Extension             : pdf
MIME Type                       : application/pdf
PDF Version                     : 1.4
Linearized                      : Yes
Encryption                      : Standard V1.2 (40-bit)
User Access                     : Print, Fill forms, Extract, Assemble, Print high-res
Create Date                     : 2002:08:15 14:53:17Z
Modify Date                     : 2006:08:08 10:20:11+09:00
Keywords                        : MA0209-A
Page Count                      : 171
Page Mode                       : UseOutlines
Page Layout                     : OneColumn
Creation Date                   : 2002:08:15 14:53:17Z
Producer                        : Acrobat Distiller 4.0.5  for Macintosh
Author                          : CASIO COMPUTER CO., LTD.
Mod Date                        : 2006:08:08 10:20:11+09:00
Metadata Date                   : 2006:08:08 10:20:11+09:00
Creator                         : CASIO COMPUTER CO., LTD.
Title                           : K822PCM1DMX-D
EXIF Metadata provided by EXIF.tools

Navigation menu