Casio LK 73 2 LK73 NL

User Manual: Casio LK-73 2 LK-73 | Elektronische muziekinstrumenten | Handleidingen | CASIO

Open the PDF directly: View PDF PDF.
Page Count: 19

DownloadCasio  LK-73 2 LK73 NL
Open PDF In BrowserView PDF
3-stappen les
3-stappen les

1
4

START/STOP
STEP 1

2
5

STOP

3
6

STEP 2

LEFT/TRACK 1
STEP 3

Het 3-stappen lessysteem begeleidt u door de drie
verschillende stappen die hieronder beschreven zijn om u
erbij te helpen uw spel op het keyboard te verbeteren.

J Automatische begeleidingsmelodieën (nummers
00 - 69)

J Stap 1 - De timing machtig worden.

Zoals de naam al suggereert bestaan deze melodieën uit een
automatisch begeleidingsgedeelte en een melodiegedeelte. Bij
gebruik van deze melodieën voor een 3-stappen les kunt u
enkel met het melodiegedeelte (rechterhand) meespelen.

In deze eerste stap drukt u op een willekeurige klaviertoets en
het keyboard zal de juiste noot spelen, zodat u zich
ondertussen kunt concentreren op de timing zonder u druk te
maken over het spelen van de juiste noot. De sub-melodie
(obbligato) wacht met doorgaan naar de volgende frase totdat
u een toets indrukt.

J Stap 2 - De melodie machtig worden.
In deze stap gebruikt u de display om te leren welke vingers
u moet gebruiken en hoe luid of zacht u moet spelen.
Daarnaast leert u via het klaviertoetsindicatorysteem welke
klaviertoetsen u moet indrukken. De sub-melodie (obbligato)
wacht met spelen van de volgende noot zodat u in uw eigen
tempo kunt leren.

J Stap 3 - Speel met normale snelheid.
Hier gaat u eigenlijk genieten van het spelen van de
melodieën die u leerde in Stap 1 en Stap 2. Het
klaviertoetsindicatorsysteem geeft nog steeds aan welke
klaviertoetsen ingedrukt dienen te worden maar de
begeleiding gaat met normale snelheid door ongeacht of u al
dan niet de juiste noten speelt.

J Begeleidingsmelodieën voor twee handen
(nummers 70 - 99)
Deze soorten melodieën worden met twee handen gespeeld,
zoals in een piano solo. Bij gebruik van deze melodieën voor
een 3-stappen les kunt u met zowel het linker- als het
rechterhand gedeelte meespelen.

Klaviertoetsindicatorsysteem bediening en
aangegeven inhoud tijdens 3-stappen
lesweergave
Bij instellen van een automatische begeleidingsmelodie (00 69) voor 3-stappen lesweergave, toont het
klaviertoetsindicatorsysteem welke toetsen u dient in te
drukken, tewijl de display de noten en de vingerzettingen
aangeeft.

J Noottoonhoogte

Melodietypes en hun onderdelen
Er zijn twee soorten melodieën in de melodiebank:
automatische begeleidingsmelodieën en
begeleidingsmelodieën voor twee handen. Het onderdeel dat
beschikbaar is voor oefenen volgens de 3-stappen lessen
hangt af van het type melodie dat u gebruikt.

D-32

De in te drukken klaviertoets gaat branden terwijl de
werkelijke toonhoogte van de noot verschijnt in het
notenbalknotatiedeel van de display. De vingers die u zou
moeten gebruiken om de noten te spelen worden ook in de
display aangegeven.

J Nootlengte
Klaviertoetsen blijven branden zolang een noot gespeeld
dient te worden. De notenbalknotatie en de vingerzetting
blijven ook in de display gedurende de lengte van de noot.

641A-F-098A

3-stappen les
J Volgende noot

2.

De klaviertoets voor de volgende te spelen noot gaat
knipperen terwijl een nummer verschijnt in de display in de
buurt van de vinger die u zou moeten gebruiken om de
volgende noot te spelen.

Druk op de STEP 1 toets om weergave van
Stap 1 te beginnen.
Š Na het klinken van het aftellen, staat het
keyboard standby en wacht totdat u de eerste
noot van de melodie speelt.

J Serie van noten van dezelfde toonhoogte
De klaviertoetsindicator gaat eventjes uit tussen de noten en
brandt weer voor elke volgende noot. De notenbalknotatie en
vingerzetting gaan ook uit en vervolgens weer aan.

1
2
3

Indicator verschijnt
Vingerzetting
Noot toonhoogte

Š De te gebruiken hand wordt aangegeven door de
pijlen er omheen.

Š De nootlengte wordt niet aangegeven bij het spelen van
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99) met
Stap 1 en 2 van de 3-stappen les. Zodra u op een verlichte
toets drukt, gaat deze uit en begint de volgende in te
drukken toets te knipperen.
Š De nootlengte wordt aangegeven door het
toetsindicatorsysteem bij gebruik van een
begeleidingsmelodie voor twee handen in Stap 3. In dit
geval gaat de volgende in te drukken toets niet knipperen
bij indrukken van een verlichte toets en het volgende
vingernummer verschijnt niet in de display. Enkel het
huidige vingernummer wordt getoond.

Tempo-instelling bij de 3-stappen les
Volg de procedure onder “Regelen van het tempo” op pagina
D-22 voor het bijstellen van het tempo voor 3-stappen
lesweergave.

Stap 1 - De timing machtig
worden.

1.

1

3.

Brandt

Druk op willekeurige klaviertoetsen om het
melodiegedeelte (rechterhand gedeelte) te
spelen.

Š De toets voor de volgende te spelen noot gaat
knipperen terwijl het keyboard wacht totdat u
speelt. Wanneer u een willekeurige toets indrukt
voor de noot, blijft de klaviertoets branden terwijl
de noot gespeeld wordt.
Š De begeleiding (linkerhand gedeelte) wacht tot u
een willekeurige klaviertoets indrukt voor de
noot.
Š Mocht u per ongeluk meer dan één klaviertoets
achter elkaar indrukken, dan wordt de
begeleiding gespeeld voor het corresponderende
aantal noten.
Š Indrukken van meer dan één klaviertoets op
hetzelfde moment wordt geteld als een enkele
melodienoot. Indrukken van een klaviertoets
terwijl een andere ingedrukt gehouden wordt,
telt als twee melodienoten.

Stel de bankmelodie in die u wilt gebruiken.

641A-F-099A

D-33

3-stappen les

4.

Druk op de START/STOP of STOP toets om
weergave op elk gewenst moment te stoppen.

Š Oefenen van de linkerhand kan ook gedaan worden met
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99). Stel
eenvoudigweg één van de begeleidingsmelodie voor twee
handen in stap 1 van de bovenstaande procedure in en
druk daarna op de LEFT/TRACK 1 toets na stap 2.
Š Het 3-stappen lessysteem staat tegelijkertijd oefenen van
beide handen niet toe.
Š U kunt ook vooruit- en terugspoelen gebruiken met Stap 1
weergave.
Š Stap 1 weergave kan niet gepauzeerd worden.
Š Het ritme klinkt niet tijdens Stap1 weergave.

Stap 2 - De melodie machtig
worden.

1.
2.

Stel de bankmelodie in die u wilt gebruiken.
Druk op de STEP 2 toets om weergave van
Stap 2 te beginnen.
Š Na het klinken van het aftellen, staat het
keyboard standby en wacht totdat u de eerste
noot van de melodie speelt.

Š Als meer dan één toets brandt terwijl u een
begeleidingsmelodie voor twee handen gebruikt,
betekent dit dat u alle verlichte toetsen moet
indrukken.

4.

Druk op de START/STOP of STOP toets om
weergave op elk gewenst moment te stoppen.

Š Oefenen van de linkerhand kan ook gedaan worden met
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99). Stel
eenvoudigweg één van de begeleidingsmelodie voor twee
handen in stap 1 van de bovenstaande procedure in en
druk daarna op de LEFT/TRACK 1 toets na stap 2.
Š Het 3-stappen lessysteem staat tegelijkertijd oefenen van
beide handen niet toe.
Š U kunt ook vooruit- en terugspoelen gebruiken met Stap 2
weergave.
Š Stap 2 weergave kan niet gepauzeerd worden.
Š Het ritme klinkt niet tijdens Stap 2 weergave.

Dynamische tekens
De hieronder aangegeven aanduidingen voor luid en zacht
spelen verschijnen in de display terwijl bankmelodieën
weergegeven worden. Stel de druk die u met uw vingers
uitoefent op het toetsenbord overeenkomstig de aanduiding
in de display.
pianissimo: heel zacht
piano: zacht
mezzo piano: middelmatig zacht
mezzo forte: middelmatig luid
forte: luid
fortissimo: heel luid
crescendo: langzamerhand luider

1
2
3

3.

Indicator verschijnt

decrescendo: langzamerhand zachter

Vingerzetting
Dynamisch teken

Volg het toetsindicatorsysteem en druk op de
juiste klaviertoetsen om het melodiegedeelte
(rechterhand gedeelte) te spelen.

Aanduidingen voor gekruiste vingers
De display toont tevens wanneer u de vingers gekruist moet
houden bij het spelen van noten en in welke richting u ze
moet kruisen.
Voorbeeld:
Aanduiding voor het spelen van de onderstaande noten
enkel met de rechterhand.

Š De toets voor de volgende te spelen noot gaat
knipperen terwijl het keyboard wacht totdat u
speelt. Wanneer u de toets indrukt voor de noot,
blijft de toets branden terwijl de noot gespeeld
wordt.

D-34

641A-F-100A

3-stappen les

1
2

Gebruik van de melodiebank

Š Oefenen van de linkerhand kan ook gedaan worden met
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99). Stel
eenvoudigweg één van de begeleidingsmelodie voor twee
handen in stap 1 van de bovenstaande procedure in en
druk daarna op de LEFT/TRACK 1 toets na stap 2.
Š Het 3-stappen lessysteem staat tegelijkertijd oefenen van
beide handen niet toe.
Š U kunt ook pauze, vooruit- en terugspoelen gebruiken met
Stap 3 weergave.

Gebruiste vinger aanduiding

Š B en C geven aan dat de wijsvinger over de duim moet
kruisen.
Š C en D geven aan dat de duim onder de wijsvinger moet
kruisen.

Stap 3 - Spelen met normale
snelheid.

1.
2.

Stel de bankmelodie in die u wilt gebruiken.
Druk op de STEP 3 toets om weergave van
Stap 3 te beginnen.
Š De begeleiding (linkerhand gedeelte) begint op
normale snelheid te spelen.

1
2

3.

4.

Indicator verschijnt
Vingerzetting

Volg het klaviertoetsindicatorsysteem en druk
op de juiste klaviertoetsen om het
melodiegedeelte (rechterhand gedeelte) te
spelen.

Druk op de START/STOP of STOP toets om
weergave op elk gewenst moment te stoppen.

641A-F-101A

D-35

Melodiegeheugenfunctie
Melodiegeheugenfunctie

1
4
7
bk
bn

MODE
Cijfertoetsen
VAR/FILL-IN
STOP
LEFT/TRACK 1

2
5
8
bl
bo

SONG MEMORY
INTRO
SYNCHRO/ENDING
REW
RIGHT/TRACK 2

Voor latere weergave kunt u tot twee melodieën in het
melodiegeheugen opslaan. Er zijn twee methoden die u kunt
gebruiken om een melodie op te nemen: real-time opname,
waarin u de noten opneemt terwijl u ze op het toetsenbord
speelt en stap-opname waarin u de akkoorden en noten stuk
voor stuk invoert.

3
6
9
bm
bp

STEP
NORMAL/FILL-IN
START/STOP
FF
[+]/[–]

Bediening van de melodiegeheugentoets
Telkens bij indrukken van de SONG MEMORY toets wordt
de volgende functie van de cyclus ingeschakeld zoals
hieronder aangegeven.

Sporen
Het melodiegeheugen van dit keyboard neemt noten op en
geeft ze weer ongeveer zoals een normale bandrecorder. Er
zijn twee sporen die gescheiden opgenomen kunnen worden.
Naast noten kan elk spoor haar eigen toonnumer toegewezen
worden. Tijdens de weergave kunt u het tempo aanpassen om
de weergavesnelheid te veranderen.

Instellen van een spoor
Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om Spoor 1 en op de
RIGHT/TRACK 2 toets om Spoor 2 in te stellen. De letter “L”
verschijnt in de display om aan te geven dat Spoor 1 ingesteld
is en letter “R” verschijnt in de display om aan te geven dat
Spoor 2 ingesteld is.
Š Spoor 1 is het basisspoor dat gebruikt kan worden voor het
opnemen van de automatische begeleiding naast de
melodie. Spoor 2 kan enkel gebruikt worden voor de
melodie en om toe te voegen aan wat reeds opgenomen is
op Spoor 1.
Š Merk op dat elk spoor onafhankelijk is van het andere. Dat
betekent dat als u een fout maakt tijdens het opnemen, u
enkel dat spoor opnieuw hoeft op te nemen waarin de fout
gemaakt werd.

D-36

J Weergave
Telkens bij indrukken van de LEFT/TRACK 1 toets of de
RIGHT/TRACK 2 toets terwijl de weergavestandbyfunctie
ingeschakeld is (zie “Bediening van de
melodiegeheugentoets” hierboven) wordt de weergave van
het corresponderende spoor in- of uitgeschakeld. De letter die
het spoor aangeeft (L of R) verschijnt in de display telkens
wanneer de weergave van dat spoor ingeschakeld is.

641A-F-102A

Melodiegeheugenfunctie

1
2
3
4

Spoor 1
Weergave ingeschakeld
Spoor 2

1

Weergave uitgeschakeld

Š Bij de bovenstaande instelling wordt Spoor 1 wel en
Spoor 2 niet weergegeven.

2.

Stel m.b.v. de [+] en [–] toetsen 0 en 1 in als het
melodienummer.
Š Het spoor is op dat moment nog niet ingesteld.

J Opname

Š Het onderstaande scherm met melodienummer
blijft voor ca. vijf seconden in de display. Mocht
het verdwijnen voordat u een melodienummer
heeft kunnen instellen, toon het opnieuw door op
de SONG MEMORY toets te drukken.

Telkens bij indrukken van de LEFT/TRACK 1 toets of de
RIGHT/TRACK 2 toets terwijl de opnamestandbyfunctie
ingeschakeld is (zie “Bediening van de
melodiegeheugentoets”) wordt de weergave van het
corresponderende spoor in- of uitgeschakeld. De letter die het
spoor aangeeft (L of R) verschijnt in de display telkens
wanneer de opname van dat spoor ingeschakeld is.

1

3.
1
2

Knippert

Weergave ingeschakeld

Melodienummer

Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om Spoor 1 in
te stellen.
Š De aanduiding “L” verschijnt in de display om
het spoor aan te geven waarnaar wordt
opgenomen.

Opname ingeschakeld

Š Het bovenstaande geeft aan dat Spoor 1 weergegeven
wordt terwijl Spoor 2 opgenomen wordt.

Real-time opnemen naar
Spoor 1
Bij real-time opnemen worden de op het toetsenbord
gespeelde noten en akkoorden opgenomen terwijl u ze aan
het spelen bent.

1

4.

Knippert

Maar één van de volgende instellingen, indien
gewenst.
Š Toonnummer (pagina D-18)
Š Ritmenummer (pagina D-21)

Opnemen naar Spoor 1 m.b.v. real-time

Š MODE schakelaar (pagina D-22)

opnemen

1.

Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets.

Š Als u er geen vertrouwen in hebt om met een
hoog tempo te spelen, probeer dan eerst een
langzame tempo-instelling (pagina D-22).

5.
6.

Druk op de START/STOP toets om real-time
opname naar Spoor 1 te starten.
Speel iets op het toetsenbord.
Š Elke melodie en begeleiding die u op het
toetsenbord speelt (inclusief automatische

641A-F-103A

D-37

Melodiegeheugenfunctie
begeleidingsakkoorden gespeeld op he
begeleidingstoetsenbord) wordt opgenomen.
Š Pedaalbediening wordt ook opgenomen als u het
pedaal gebruikt tijdens de opname.

7.

Druk op de START/STOP of SONG MEMORY
toets om de opname te beëindigen wanneer u
klaar bent met spelen.

Š Als u een fout maakt tijdens het opnemen, stop de
opname dan en begin opnieuw vanaf stap 1.

Š Bij gebruik van real-time opname om een spoor op te
nemen dat reeds opgenomen data bevat, wordt de
bestaande opname vervangen door de nieuwe data.

Opslag van geheugendata
Š Alles wat eerder opgeslagen was in het geheugen wordt
vevangen telkens wanneer u een nieuwe opname maakt.
Š De geheugeninhoud blijft behouden zolang het keyboard
van stroom voorzien wordt. Als de netadapter
losgekoppeld wordt en de batterijen leeg zijn of er geen
batterijen ingelegd zijn en de electrische stroomtoevoer
dus afgesneden wordt, zal alle data in het geheugen
worden gewist. Zorg ervoor het keyboard met de
netadapter aan te sluiten op het lichtnet alvorens de
batterijen te vervangen.
Š Als het keyboard uitgeschakeld wordt tijdens het
opnemen wordt de inhoud van het geheugen van het op
dat moment opgenomen spoor uitgewist.

Spoor 1 Real-time opnamevariaties
Spoor 1 Inhoud na real-time opname
Naast noten van de klaviertoetsen en begeleidingsakkoorden
wordt de volgende data ook opgenomen op Spoor 1 tijdens
real-time opname. Deze data wordt gebruikt wanneer Spoor
1 afgespeeld wordt.
Š Toonnummer
Š Ritmenummer
Š Bediening van de INTRO, SYNCHRO/ENDING,
NORMAL/FILL-IN, VAR/FILL-IN toetsen
Š Pedaalbediening

Geheugencapaciteit
Dit keyboard heeft een geheugen dat ca. 5.200 noten kan
bevatten. U kunt alle 5.200 noten gebruiken voor een enkele
melodie of u kunt het geheugen verdelen tussen twee
verschillende melodieën.
Š Het maatnummer en het nootnummer knipperen in de
display telkens wanneer het resterende geheugen minder
dan 100 noten is.

Hieronder wordt een aantal verschillende variaties
beschreven die u kunt gebruiken tijdens het opnemen van
Spoor 1 met real-time opname. Al deze variaties zijn
gebaseerd op de procedure “Opnemen naar Spoor 1 m.b.v.
real-time opnemen” op pagina D-37.

J Opnemen zonder ritme
Sla stap 5 over. Real-time opname zonder ritme start zodra u
een klaviertoets indrukt.

J Starten van de opname met synchro-start
Druk i.p.v. stap 5 op de SYNCHRO/ENDING toets.
Automatische begeleiding en de opname beginnen
tegelijkertijd wanneer u een akkoord op het
begeleidingstoetsenbord speelt.

J Opnemen m.b.v. intro’s, eindpatronen en fill-ins.
Tijdens het opnemen kunnen de INTRO, SYNCHRO/
ENDING, NORMAL/FILL-IN, en VAR/FILL-IN toetsen
(pagina D-25 - D-26) alle gebruikt worden zoals gewoonlijk.

J Synchro-starten van een automatische
begeleiding met een intropatroon
Druk i.p.v. stap 5 op de SYNCHRO/ENDING toets en daarna
op de INTRO toets. Automatische begeleiding en het
intropatroon beginnen tegelijkertijd wanneer u een akkoord
op het begeleidingstoetsenbord speelt.

1

Knippert

Š De opname stopt automatisch (en de automatische
begeleiding en het ritme stoppen met spelen wanneer ze
gebruikt worden) wanneer het geheugen vol is.

D-38

J Beginnen van automatische begeleiding
halverwege een opname
Druk i.p.v. stap 5 op de SYNCHRO/ENDING toets en speel
daarna iets op het toetsenbord om te beginnen. Wanneer u het
punt bereikt waarop u de automatische begeleiding wilt laten

641A-F-104A

Melodiegeheugenfunctie
beginnen, dient u dan een akkoord te spelen op het
begeleidingstoetsenbord.

Weergave van het
melodiegeheugen
Gebruik de volgende procedure voor het weergeven van de
melodiegeheugeninhoud.

D-46) en “splitsen” (pagina D-47) gebruiken om met meer
dan 1 toon mee te spelen.
Š Tijdens melodiegeheugenweergave kunt u pauze,
vooruitspoelen en terugspoelen niet gebruiken.

Real-time opname op Spoor 2
Na op Spoor 1 te hebben opgenomen kunt u real-time
opnames maken om een melodie toe te voegen op Spoor 2.

Van het melodiegeheugen weergeven

1.

Opnemen op Spoor 2 tijdens weergave van
Schakel weergavestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Š Het onderstaande melodienummer blijft voor ca.
5 seconden in de display. Mocht het verdwijnen
voordat u een melodienummer heeft kunnen
instellen, toon het opnieuw door op de SONG
MEMORY toets te drukken.

2.

Druk op de START/STOP toets voor weergave
van de ingestelde melodie.

Spoor 1

1.

Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Š Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.

Š Het spoor is op dit moment nog niet ingesteld.

2.

Š Tijdens melodiegeheugenweergave kunt u de
LEFT/TRACK 1 en RIGHT/TRACK 2 toetsen
gebruiken om de weergave van één van beide
sporen in of uit te schakelen.

Druk op de RIGHT/TRACK 2 toets om Spoor 2
in te stellen.

1

3.
1

Indicator verschijnt

Druk nogmaals op de START/STOP toets om
de weergave te stoppen.

Š Tijdens melodiegeheugenweergave fungeert het gehele
toetsenbord als melodietoetsenbord ongeacht de stand
van de MODE schakelaar.
Š U kunt meespelen op het toetsenbord tijdens
melodiegeheugenweergave. U kunt ook “lagen” (pagina

641A-F-105A

Maak naar wens één van de volgende
instellingen.
Š Toonnummer (pagina D-18)

Š Het tempo kan ingesteld worden met de TEMPO
toetsen.

3.

Knippert

Š Als u er geen vertrouwen in heeft om met een
hoog tempo te spelen probeer dan een langzame
instelling voor het tempo (pagina D-22).

4.
5.

Druk op de START/STOP toets om real-time
opname naar Spoor 2 te beginnen samen met
weergave van Spoor 1.
Luister naar Spoor 1 terwijl u speelt wat u wilt
opnemen op Spoor 2.

D-39

Melodiegeheugenfunctie

6.

Druk op de START/STOP of SONG MEMORY
toets om het opnemen te beëindigen nadat u
klaar bent met spelen.
Š Als u een fout maakt tijdens het opnemen, stop de
opname dan en begin opnieuw vanaf stap 1.

Opnemen van akkoorden op Spoor 1 tijdens
stapopname

1.

Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.

Š Spoor 2 is een spoor enkel voor de melodie, zodat
akkoorden er niet op kunnen worden opgenomen. Hierdoor
fungeert het gehele toetsenbord als melodietoetsenbord
ongeacht de stand van de MODE schakelaar.

2.
Opnemen naar Spoor 2 zonder weergave
van Spoor 1

1.
2.
3.

3.

Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om Spoor 1 in
te stellen.
Druk op de STEP toets.

Schakel weergavestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets.
Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om weergave
van Spoor 1 uit te schakelen.
Ga door vanaf stap 1 “Opnemen op Spoor 2
tijdens weergave van Spoor 1” op pagina D-39.
Š Merk op dat de bovenstaande procedure het
ritme en de automatische begeleiding niet
uitschakelt.

1

4.

Knippert

Maak naar wens één van de volgende
instellingen.
Š Ritmenummer (pagina D-21)

Spoor 2 Inhoud na real-time opname
De volgende data wordt opgenomen naar Spoor 2 tijdens
real-time opname.
Š Toonnummer
Š Ritmenummer
Š Pedaalbediening

Opnemen van akkoorden met
stapopname

Š MODE schakelaar (pagina D-22)

5.
6.

Druk op de SYNCHRO/ENDING toets.
Speel een akkoord.
Š Gebruik de akkoordweergavemethode die
ingesteld is door de huidige instelling van de
MODE schakelaar: FINGERED, CASIO CHORD,
NORMAL.
Š Wanneer de MODE schakelaar ingesteld staat op
NORMAL, stel dan het akkoord in m.b.v. het
grondtoon-invoertoetsenbord en het
invoertoetsenbord voor het akkoord. Zie
“Instellen van akkoorden tijdens de normale
functie” op pagina D-41 voor details.

Met stapopname kunt u een akkoordprogressie stap voor
stap opnemen in Spoor 1. U kunt akkoordprogressie daarna
gebruiken als automatische begeleiding of later noten
toevoegen aan Spoor 2.

D-40

641A-F-106A

Melodiegeheugenfunctie

Instellen van akkoorden tijdens de normale
functie

1
2
3
4
5

Akkoordnaam
Kloknummer*
Maatnummer

Wanneer de MODE schakelaar tijdens stapopname op
NORMAL staat kunt u akkoorden instellen met een methode
die verschilt van de vingerzettingen die worden gebezigd bij
CASIO akkoord en Fingered. Deze akkoordinstelmethode
kan gebruikt worden voor het invoeren van 18 verschillende
akkoordtypen met slechts 2 klaviertoetsen, zodat akkoorden
ingesteld worden zonder dat u weet hoe ze eigenlijk gespeeld
zouden moeten worden.

Maatslagnummer
Knippert

* 48 klokken = 1 maat

7.

Voer de lengte van het akkoord in (hoelang het
aangehouden moet worden voordat het
volgende akkoord gespeeld wordt).
Š Stel de akkoordlengte in m.b.v. de cijfertoetsen.
Zie “Instellen van de nootlengte” op pagina D-42
voor details.
Š Herhaal de stappen 6 en 7 om alle gewenste
akkoorden in te voeren.
Š Mocht u tijdens het opnemen van akkoorden een
fout maken, volg dan de procedure onder
“Bewerken van data tijdens stapopname” op
pagina D-44 om correcties aan te brengen.

8.

Druk nadat u klaar bent met stapopname op de
START/STOP of SONG MEMORY toets.
Š Hierdoor wordt weergavestandby ingeschakeld
voor de melodie die u zojuist ingevoerd heeft. Bij
indrukken van de START/STOP toets wordt de
inhoud weergegeven.

Š U kunt de FF en REW toetsen om de huidige invoerpositie
te veranderen tijdens stapopname. Zie “Bewerken van
data tijdens stapopname” op pagina D-44 voor details.
Š Bij indrukken van de [0] toets in stap 7 wordt een rustpause
ingelast. Merk op dat eventueel ingelaste rustpauzes geen
effect hebben op de automatische begeleiding.

1
2
3
4
5
6
7
8
9
bk
bl
bm
bn
bo
bp
bq
br
bs

Majeur
Mineur
Vermeerderd
Verminderd
Aangehouden vierde
Septiem
Mineur septiem
Majeur septiem
Mineur majeur septiem
Septiem mol vijf
Mineur septiem mol vijf
Septiem aangehouden vier
Verminderd septiem
Mineur toegevoegde none
Toegevoegde none
Mineur sext
Sext
Sext none

Om het akkoord in te stellen houdt u de betreffende
klaviertoets van het toetsenbord voor invoeren van de
grondtoon ingedrukt en drukt u dan op de klaviertoets van
het toetsenbord voor het akkoordtype om dit in te stellen. Bij
invoeren van een akkoord met een speciale basnoot wordt bij
indrukken van twee toetsen van het toetsenbord voor de
grondtoon de ingestelde lagere noot ingesteld als bastoon.
Voorbeeld 1:

Spoor 1 Inhoud na stapopname

Om Gm7 in te voeren, houdt u G op het grondtoon
toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m7 klaviertoets
van het akkoordtype toetsenbord.

Naast de akkoorden wordt de volgende data tijdens
stapopname opgenomen op Spoor 1.
Š Toonnummer
Š Ritmenummer (stap 4)
Š Bediening van de INTRO, SYNCHRO/ENDING,
NORMAL/FILL-IN, en VAR/FILL-IN toetsen (stap 6)

641A-F-107A

D-41

Melodiegeheugenfunctie
Voorbeeld 2:
Om Gm/C in te voeren, houdt u C en G op het grondtoon
toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m klaviertoets
van het akkoordtype toetsenbord.

Spoor 1 Stapopnamevariaties
Hieronder volgt een beschrijving van verschillende variaties
die u kunt gebruiken bij opnemen op spoor 1 m.b.v.
stapopname. Al deze variaties zijn gebaseerd op de
procedure beschreven onder “Opnemen van akkoorden op
Spoor 1 tijdens stapopname” op pagina D-40.

J Starten van de begeleiding met een intropatroon
Druk in stap 5 op de INTRO toets na de SYNCHRO/ENDING
toets.

Instellen van de nootlengte

J Overschakelen naar een ritmevariatie

Tijdens stapopname worden de cijfertoetsen gebruikt voor
het instellen van de lengte van elke noot.

Druk in stap 6 onmiddellijk voor invoeren van een akkoord
op de VAR/FILL-IN toets.

J Nootlengte

J Tussenvoegen van een fill in

Š Stel met de cijfertoetsen [1] tot en met [6] hele noten ( ),
halve noten ( ), kwartnoten ( ), achtste noten ( ), 16de
noten ( ), en 32ste noten ( ) in.
Voorbeeld:

J Tussenvoegen van een eindpatroon

Druk op cijfertoets [3] om een kwartnoot ( ) in te
stellen.

J Punten ( ) en triplo’s (

Druk in stap 6 op de NORMAL/FILL-IN of VAR/FILL-IN
toets tijdens de maat of maatslag juist voor het akkoord of de
maatslag waar u de fill in wilt tussenvoegen.

)

Š Terwijl u de [7] (punten) of [9] (triplo’s) toetsen ingedrukt
houdt, kunt u met de toetsen [1] - [6] de lengte van de
noten invoeren.
Voorbeeld:
Om een gepunte 8ste noot ( ), in te stellen houdt u
cijfertoets [7] ingedrukt en drukt u op cijfertoets [4].

J Dwarsbalk
Š Druk op [8] en voer dan de eerst en daarna de tweede
noot in.
Voorbeeld:
Druk om
, in te voeren op cijfertoets [8] en
daarna op cijfertoets [4] (nootlengte) terwijl u
cijfertoets [7] (punt) ingedrukt houdt. Deze noot
wordt dan verbonden aan de volgende ingevoerde
noot (16de noot in dit voorbeeld).

J Rustpauze
Š Houd cijfertoets [0] ingedrukt en druk vervolgens op de
cijfertoetsen [1] - [9] om de lengte van de rustpauze in te
stellen.

Druk in stap 6 op de SYNCHRO/ENDING toets tijdens de
maat of maatslag juist voor het akkoord waar u het
eindpatroon wilt tussenvoegen.

Š De lengte van het eindpatroon hangt af van het ritme dat u
gebruikt. Controleer de lengte van het eindpatroon dat u
gebruikt en stem de lengte van het akkoord daarop af in
stap 7. Als het akkoord te kort is in stap 7 kan het
eindpatroon afgekapt worden.

J Stapopname van akkoorden zonder ritme
Stel na uitvoeren van de stappen 1 t/m 4 m.b.v. de
cijfertoetsen in hoelang elk akkoord aangehouden moet
worden. Bij overslaan van stap 5 (niet indrukken van de
SYNCHRO/ENDING toets) wordt een akkoord zonder ritme
aangemaakt zodat u een ruspauze kunt invoeren door op de
[0] toets in stap 6 te drukken en vervolgens de lengte van de
rustpauze specificeren in stap 7.

J Toevoegen van akkoordbegeleiding halverwege
ritmeweergave
Voer bij stap 6 alle rustpauzes in vanaf het begin van de
opname tot het punt waarop u wilt dat de begeleiding begint.
Voer vervolgens de akkoorden in.

Voorbeeld:
Houd om een rustpauze van een 8ste noot cijfertoets
[0] ingedrukt en druk op cijfertoets [4].

D-42

641A-F-108A

Melodiegeheugenfunctie

Stapopname van de melodie op
Spoor 2
U kunt stapopname gebruiken om noten één voor één op
Spoor 2 in te voeren. Dit is een ideale techniek voor diegenen
die hun eigen originele opnamen willen maken maar nog niet
goed genoeg zijn om mee te spelen met het ritme.
Merk op dat stapopname van melodienoten enkel uitgevoerd
kan worden op Spoor 2.

Š Druk nogmaals op de [0] toets om het invoeren
van een rustpauze ongedaan te maken.

6.

Š Na invoeren van de lengte van de lengte van een
noot of een rustpauze, staat het keyboard standby
voor invoeren van het volgende item.

7.

2.
3.

Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.

Druk op de RIGHT/TRACK 2 toets om Spoor 2
in te stellen.

Herhaal de stappen 5 en 6 om alle gewenste
noten in te voeren.
Š Mocht u tijdens het opnemen een fout maken,
volg dan de procedure onder “Bewerken van
data tijdens stapopname” op pagina D-44 om
correcties aan te brengen.

Stapopnemen van de melodie op Spoor 2

1.

Gebruik de cijfertoetsen [1] - [9] om de lengte
van elke noot of rustpauze in te voeren.

8.

Druk nadat u klaar bent met stapopname op de
START/STOP of SONG MEMORY toets.

Š Tijdens stapopname van een melodie wordt het gehele
toetsenbord een melodietoetsenbord ongeacht de stand
van de MODE schakelaar.
Š Tijdens stapopname kunt u de FF en REW toetsen
gebruiken om de invoerpositie naar voren of achteren te
bewegen. Zie “Bewerken van data tijdens stapopname” op
pagina D-44 voor details.

Druk op de STEP toets.

Spoor 2 Inhoud na stapopname
Naast de noten kunnen toonnummers ook worden
opgenomen.

1
2
3

Kloknummer*
Maatnummer
Maatslagnummer

* 48 klokken = 1 maat

4.
5.

Stel naar wens een toonnummer in.
Voer noten in m.b.v. de klaviertoetsen of de [+]
en [–] toetsen en rustpauzes m.b.v. de [0] toets.
Š Wanneer toetsrespons ingeschakeld is, wordt de
hoeveelheid druk die uitgeoefend wordt op de
klaviertoetsen ook opgenomen. De
klaviertoetsen kunnen tevens gebruikt worden
om akkoorden in te voeren.
Š Bij invoeren met de [+] en [–] toetsen verschijnt
een notenbalk in de display om de noot aan te
geven die u invoert. De luidheid of zachtheid van
een noot die met deze toetsen ingevoerd wordt is
hetzelfde als van de noot die er onmiddellijk aan
voorafgaat.

641A-F-109A

D-43

Melodiegeheugenfunctie

Bewerken van data tijdens
stapopname
Geheugendata kan worden voorgesteld als een
muziekpartituur die van links naar rechts voortgaat met de
invoerpositie gewoonlijk geheel rechts van de opgenomen
data. De volgende procedure beschrijft hoe de invoerpositie
naar links bewogen kan worden om zo veranderingen aan te
brengen in data die u reeds ingevoerd heeft. Merk echter op
dat door naar links bewegen van de invoerpositie en het
veranderen van data, alle data die er rechts van staat
automatisch wordt uitgewist.

Š Als u van een positie met nootdata naar een
positie zonder nootdata gaat, beweegt de
invoerpositie naar de volgende maatslag telkens
wanneer op de FF toets gedrukt wordt. Bij
indrukken van de of REW toets echter, springt de
invoerpositie terug naar de eerste plaats links
waar zich een noot of rustpauze bevindt.

2.

Druk op de [+] en [–] toets.

Bewerken tijdens stapopname

1.

Gebruik terwijl u bezig bent met stapopname de
FF en REW toetsen om de invoerpositie te
bewegen naar de plaats waar u reeds
ingevoerde data wilt veranderen.
Š Als noten reeds opgenomen zijn, beweegt de
invoerpositie naar de volgende noot telkens
wanneer op de FF of REW toets gedrukt wordt.
De op de huidige invoerpositie opgenomen data
verschijnt in de display.

3.

Druk op de [+] toets om databewerking te
beginnen of op de [–] toets om het
datawisscherm te wissen zonder iets te
veranderen.
Š Bij indrukken van de [+] toets wordt alle data
rechts van de huidige invoerpositie gewist.
Vervolgens staat het keyboard standby voor het
invoeren van data voor stapopname.
Š Bij indrukken van de [–] toets wordt het
databewerkingsscherm gewist en wordt
teruggegaan naar het stapopnamescherm waar u
de invoerpositie kunt veranderen.

Š De boodschap [TrackEnd] verschijnt in de display wanneer
de invoerpositie het eind bereikt van de data die
momenteel op Spoor 2 opgeslagen is. Op dat moment kunt
u stap 2 en 3 volgen om meer data toe te voegen.

Š Als noten niet opgenomen zijn, beweegt de
invoerpositie naar de volgende maatslag telkens
wanneer op de FF of REW toets gedrukt wordt.

D-44

641A-F-110A

Melodiegeheugenfunctie

Uitwissen van de inhoud van
een specifiek spoor
Gebruik de volgende procedure om alle data uit te wissen die
op het moment opgeslagen is op een bepaald spoor.

spoorwisfunctie uit te schakelen en opnieuw in te
schakelen.
Š Een spoor kan niet voor wissen ingesteld worden als dat
spoor geen data bevat.
Š Bij indrukken van de SONG MEMORY toets terwijl het
spoorwisscherm in de display wordt aangegeven, wordt
teruggegaan naar opnamestandby.

Alle data op een bepaald spoor wissen

1.

2.

3.

Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan m.b.v. de [+] en [–]
toetsen de melodie (0 of 1) in waarvan het
spoor moet worden uitgewist.

Houd de SONG MEMORY toets ingedrukt
totdat het spoorwisscherm in de display
verschijnt.

Druk op de LEFT/TRACK 1 of RIGHT/TRACK 2
toets om het spoor dat moet worden uitgewist in
te stellen.
Voorbeeld:
Om Spoor 1 in te stellen

1

4.

Knippert

Druk op de [+] toets.
Š Hierdoor wordt het geselecteerde spoor gewist
en de melodiegeheugenweergave in de
standbystand gezet.

Š Het spoorwisscherm verdwijnt automatisch na circa 5
seconden uit de display als u het keyboard laat staan met
de spoorwisboodschap in de display zonder iets te doen.
Š Nadat u eenmaal een spoor in stap 3 in te stellen kunt u niet
veranderen naar een ander spoor zonder de

641A-F-111A

D-45

Instellingen van het keyboard
Instellingen van het keyboard

1
4
7

TRANSPOSE/TUNE/MIDI
LAYER

2
5

TONE

3
6

Cijfertoetsen

SPLIT
TOUCH RESPONSE

[+]/[–]

Dit hoofdstuk beschrijft hoe u lagen (om twee tonen met
slechts een klaviertoets te spelen), splitsen (om verschillende
tonen te hebben aan de linker- en rechterkant van het
toetsenbord) en toetsrespons, transponeren en
steminstellingen gebruikt.

3.

Stel de gelaagde toon in.
Voorbeeld:
Druk om “060 FRENCH HORN” als de gelaagde
toon in te stellen op de toontoets en voer 0, 6 en
daarna 0 in m.b.v. de cijfertoetsen of de [+] en
[–] toetsen.

Gebruik van lagen
Met lagen kunt u twee verschillende tonen (een hoofdtoon en
een gelaagde toon) aan het toetsenbord toewijzen, zodat ze
beide klinken bij indrukken van een klaviertoets. U kunt
bijvoorbeeld de FRENCH HORN toon en de BRASS toon
gebruiken om een rijk en koperachtig geluid te krijgn.

4.

Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.

Lagen van tonen

1.

Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld:
Druk om “061 BRASS” als de hoofdtoon in te
stellen op de TONE toets en voer 0, 6 en daarna
1 in m.b.v. de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen.

Š Beide tonen klinken nu op hetzelfde moment.

5.

Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen
te “ontlagen” en het keyboard terug te brengen
in de normale staat.

LAGEN

2.

Druk op de LAYER toets.

1
2

D-46

Ingestelde gelaagde toon
Brandt

641A-F-112A

Instellingen van het keyboard

Gebruik van splitsen
Bij splitsen worden twee verschillende tonen (een hoofdtoon
en een splitstoon) toegewezen aan de linker- en rechterkant
van het toetsenbord, zodat u deze ene toon dus met de linkeren de andere met de rechterhand speelt. U kunt bijvoorbeeld
STRINGS instellen als de hoofdtoon (hoog bereik) en
PIZZICATO als de splitstoon (laag bereik) zodat u een
volledig snarenensemble aan uw vingerstoppen heeft.
Met deze functie kunt u tevens het splitspunt instellen,welke
de plaats is waar van de ene naar de andere toon wordt
overgeschakeld.

5.

Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Š Elke klaviertoets vanaf de F#3 toets en lager heeft
nu PIZZICATO als toon terwijl elke klaviertoets
vanaf G3 en hoger STRINGS als toon heeft.

6.

Druk nogmaals op de SPLIT toets om het
toetsenbord te “ontsplitsen” en hem terug in de
normale staat te brengen.

SPLITSEN

Splitsen van het toetsenbord

1.

Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld:
Druk om “048 STRINGS 1” als de hoofdtoon in
te stellen op de TONE toets en voer 0, 4 en
daarna 8 in m.b.v. de cijfertoetsen of de [+] en
[–] toetsen.

2.

Druk op de SPLIT toets.

1

3.

Brandt

Stel de splitstoon in.
Voorbeeld:
Voer om “045 PIZZICATO STR” als de gelaagde
toon in te stellen 0, 4 en daarna 5 in m.b.v. de
cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen.

4.

Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets die de meest linkertoets van het
hoge bereik dient te worden.
Voorbeeld:
Druk op de G3 klaviertoets om G3 als splitspunt
in te stellen.

641A-F-113A

D-47

Instellingen van het keyboard

Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd

4.
5.

Lagen en splitsen kunnen tegelijkertijd gebruikt worden om
een gelaagd splitstoetsenbord te verkrijgen. Er is geen
verschil tussen eerst gelaagde tonen creëren en vervolgens
het toetsenbord splitsen en deze handelingen in omgekeerde
volgorde doen. Als lagen en splitsen tegelijkertijd gebruikt
worden, worden twee tonen (hoofdtoon + gelaagde toon) aan
het hoge bereik van het toetsenbord en twee aan het lage
bereik (splitstoon en gelaagde splitstoon) toegewezen.

Splitsen van het toetsenbord en daarna het

Brandt

Stel het splitspunt in.
Š Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets die de meest linkertoets van het
hoge bereik dient te worden.

lagen van tonen
Druk op de TONE toets en voer daarna het
toonnummer van de hoofdtoon in.

Voer het nummer van de gelaagde splitstoon in.

1

6.
1.

Druk op de SPLIT toets of de LAYER toets
zodat zowel de splits- (SPLIT) als de
laagindicator (LAYER) op de display staan.

7.

Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Š Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen
te “ontlagen” en druk nogmaals op de SPLIT
toets om het toetsenbord te “ontsplitsen”.

GELAAGD EN GESPLITST

2.

Druk op de SPLIT toets en voer daarna het
nummer van de splitstoon in.

1

Brandt

Š Druk na instellen van de splitstoon op de SPLIT
toets om het toetsenbord te ontsplitsen.

3.

Druk op de LAYER toets en voer daarna het
nummer van de laagtoon in.
Š Merk op dat u de stappen 2 en 3 kunt omwisselen
door eerst de laagtoon en vervolgens de
splitstoon in te stellen.

1

D-48

Brandt

641A-F-114A

Instellingen van het keyboard

Gebruik van het aanslagvolume
Bij inschakelen van het aanslagvolume hangt het relatieve
volume van het geluid van het keyboard af van de kracht die
er op de klaviertoetsen uitgeoefend wordt, precies zoals bij
een akoestische piano.

In- en uitschakelen van het aanslagvolume

1.

Druk op de TOUCH RESPONSE toets om deze
functie in en uit te schakelen.
Š Aanslagvolume is ingeschakeld wanneer het
TOUCH RESPONSE indicatorlampje brandt.

Transponeren van het
toetsenbord
Met transponeren kunt u de sleutel van het gehele
toetsenbord verhogen en verlagen in semitoon (halve toon)
eenheden. Als u een begeleiding wilt spelen voor een vocalist
die in een andere sleutel zingt dan het keyboard bijvoorbeeld,
kunt u eenvoudigweg de sleutel van het keyboard
veranderen met de transponeerfunctie.

Transponeren van het toetsenbord

1.

2.
1

Brandt

Š Aanslagvolume is uitgeschakeld wanneer het
TOUCH RESPONSE indicatorlampje gedoofd is.

Š U kunt aanslagvolumegevoeligheid bijregelen volgens de
procedure onder “TOUCH CURVE (Default: 0)” op pagina
D-55.
Š Aanslagvolume heeft niet alleen invloed op de interne
klankbron van het keyboard maar ze wordt tevens als MIDI
data afgegeven.
Š De instelling van het aanslagvolume wordt niet beïnvloed
door data van de geheugenweergave, begeleiding en
externe MIDI noten.

641A-F-115A

Druk op de TRANSPOSE/TUNE/MIDI toets
totdat het transponeerscherm in de display
verschijnt.

Verander de transponeerinstelling van het
keyboard met [+], [–] en de cijfertoetsen.
Voorbeeld:
Om het toetsenbord met vijf halve tonen hoger te
transponeren.

Š Het toetsenbord kan getransponeerd worden binnen een
bereik van –12 (een octaaf lager) tot +12 (een octaaf
hoger).
Š De default instelling voor transponeren is “00” telkens bij
inschakelen van het keyboard.
Š Het scherm verdwijnt automatisch als het
transponeerscherm voor ca. vijf seconden in de display
aangegeven staat terwijl u niets doet.
Š De transponeerinstelling heeft tevens invloed op de
weergave van het melodiegeheugen en de automatische
begeleiding.

D-49

Instellingen van het keyboard

TRANSPOSE/TUNE/MIDI toets
Telkens bij indrukken van de TRANSPOSE/TUNE/MIDI toets
wordt naar het volgende van 12 instelschermen gegaan: het
transponeerscherm, het stemscherm en 10 MIDI
instelschermen (pagina D-52). Mocht u per ongeluk het te
gebruiken scherm voorbijgaan, blijf dan op de TRANSPOSE/
TUNE/MIDI toets drukken totdat het scherm opnieuw
verschijnt.

Stemmen van het keyboard
Gebruik de volgende procedure om het keyboard af te
stemmen op een ander muziekinstrument.

Stemmen van het keyboard

1.

2.

Druk tweemaal op de TRANSPOSE/TUNE/
MIDI toets om het stemscherm te tonen.

Stel de stemwaarde in m.b.v. de [+], [–] en de
cijfertoetsen.
Voorbeeld:
Om het stemmen met 20 te verlagen

Š Het keyboard kan binnen een bereik van –50 tot +50 cent
gestemd worden.
* 100 cent komt overeen met een halftoon.
Š De default steminstelling is “00” telkens wanneer het
keyboard ingeschakeld wordt.
Š Het scherm verdwijnt automatisch als het stemscherm voor
ca. vijf seconden in de display aangegeven staat terwijl u
niets doet.
Š De steminstelling heeft tevens invloed op de weergave van
het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.

D-50

641A-F-116A



Source Exif Data:
File Type                       : PDF
File Type Extension             : pdf
MIME Type                       : application/pdf
PDF Version                     : 1.4
Linearized                      : Yes
Encryption                      : Standard V1.2 (40-bit)
User Access                     : Print, Fill forms, Extract, Assemble, Print high-res
Modify Date                     : 2004:05:20 19:20:51+09:00
Create Date                     : 2002:09:03 15:41:41+09:00
Page Count                      : 19
Mod Date                        : 2004:05:20 19:20:51+09:00
Creation Date                   : 2002:09:03 15:41:41+09:00
Metadata Date                   : 2004:05:20 19:20:51+09:00
Has XFA                         : No
EXIF Metadata provided by EXIF.tools

Navigation menu