Casio LK 73 2 LK73 NL

User Manual: Casio LK-73 2 LK-73 | Elektronische muziekinstrumenten | Handleidingen | CASIO

Open the PDF directly: View PDF PDF.
Page Count: 19

3-stappen les
D-32
3-stappen les
Het 3-stappen lessysteem begeleidt u door de drie
verschillende stappen die hieronder beschreven zijn om u
erbij te helpen uw spel op het keyboard te verbeteren.
JStap 1 - De timing machtig worden.
In deze eerste stap drukt u op een willekeurige klaviertoets en
het keyboard zal de juiste noot spelen, zodat u zich
ondertussen kunt concentreren op de timing zonder u druk te
maken over het spelen van de juiste noot. De sub-melodie
(obbligato) wacht met doorgaan naar de volgende frase totdat
u een toets indrukt.
JStap 2 - De melodie machtig worden.
In deze stap gebruikt u de display om te leren welke vingers
u moet gebruiken en hoe luid of zacht u moet spelen.
Daarnaast leert u via het klaviertoetsindicatorysteem welke
klaviertoetsen u moet indrukken. De sub-melodie (obbligato)
wacht met spelen van de volgende noot zodat u in uw eigen
tempo kunt leren.
JStap 3 - Speel met normale snelheid.
Hier gaat u eigenlijk genieten van het spelen van de
melodieën die u leerde in Stap 1 en Stap 2. Het
klaviertoetsindicatorsysteem geeft nog steeds aan welke
klaviertoetsen ingedrukt dienen te worden maar de
begeleiding gaat met normale snelheid door ongeacht of u al
dan niet de juiste noten speelt.
Er zijn twee soorten melodieën in de melodiebank:
automatische begeleidingsmelodieën en
begeleidingsmelodieën voor twee handen. Het onderdeel dat
beschikbaar is voor oefenen volgens de 3-stappen lessen
hangt af van het type melodie dat u gebruikt.
JAutomatische begeleidingsmelodieën (nummers
00 - 69)
Zoals de naam al suggereert bestaan deze melodieën uit een
automatisch begeleidingsgedeelte en een melodiegedeelte. Bij
gebruik van deze melodieën voor een 3-stappen les kunt u
enkel met het melodiegedeelte (rechterhand) meespelen.
JBegeleidingsmelodieën voor twee handen
(nummers 70 - 99)
Deze soorten melodieën worden met twee handen gespeeld,
zoals in een piano solo. Bij gebruik van deze melodieën voor
een 3-stappen les kunt u met zowel het linker- als het
rechterhand gedeelte meespelen.
Bij instellen van een automatische begeleidingsmelodie (00 -
69) voor 3-stappen lesweergave, toont het
klaviertoetsindicatorsysteem welke toetsen u dient in te
drukken, tewijl de display de noten en de vingerzettingen
aangeeft.
JNoottoonhoogte
De in te drukken klaviertoets gaat branden terwijl de
werkelijke toonhoogte van de noot verschijnt in het
notenbalknotatiedeel van de display. De vingers die u zou
moeten gebruiken om de noten te spelen worden ook in de
display aangegeven.
JNootlengte
Klaviertoetsen blijven branden zolang een noot gespeeld
dient te worden. De notenbalknotatie en de vingerzetting
blijven ook in de display gedurende de lengte van de noot.
1START/STOP 2STOP 3LEFT/TRACK 1
4STEP 1 5STEP 2 6STEP 3
Melodietypes en hun onderdelen
Klaviertoetsindicatorsysteem bediening en
aangegeven inhoud tijdens 3-stappen
lesweergave
641A-F-098A
D-33
3-stappen les
JVolgende noot
De klaviertoets voor de volgende te spelen noot gaat
knipperen terwijl een nummer verschijnt in de display in de
buurt van de vinger die u zou moeten gebruiken om de
volgende noot te spelen.
JSerie van noten van dezelfde toonhoogte
De klaviertoetsindicator gaat eventjes uit tussen de noten en
brandt weer voor elke volgende noot. De notenbalknotatie en
vingerzetting gaan ook uit en vervolgens weer aan.
De nootlengte wordt niet aangegeven bij het spelen van
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99) met
Stap 1 en 2 van de 3-stappen les. Zodra u op een verlichte
toets drukt, gaat deze uit en begint de volgende in te
drukken toets te knipperen.
De nootlengte wordt aangegeven door het
toetsindicatorsysteem bij gebruik van een
begeleidingsmelodie voor twee handen in Stap 3. In dit
geval gaat de volgende in te drukken toets niet knipperen
bij indrukken van een verlichte toets en het volgende
vingernummer verschijnt niet in de display. Enkel het
huidige vingernummer wordt getoond.
Volg de procedure onder “Regelen van het tempo” op pagina
D-22 voor het bijstellen van het tempo voor 3-stappen
lesweergave.
1. Stel de bankmelodie in die u wilt gebruiken.
2. Druk op de STEP 1 toets om weergave van
Stap 1 te beginnen.
Na het klinken van het aftellen, staat het
keyboard standby en wacht totdat u de eerste
noot van de melodie speelt.
1Indicator verschijnt
2Vingerzetting
3Noot toonhoogte
De te gebruiken hand wordt aangegeven door de
pijlen er omheen.
1Brandt
3. Druk op willekeurige klaviertoetsen om het
melodiegedeelte (rechterhand gedeelte) te
spelen.
De toets voor de volgende te spelen noot gaat
knipperen terwijl het keyboard wacht totdat u
speelt. Wanneer u een willekeurige toets indrukt
voor de noot, blijft de klaviertoets branden terwijl
de noot gespeeld wordt.
De begeleiding (linkerhand gedeelte) wacht tot u
een willekeurige klaviertoets indrukt voor de
noot.
Mocht u per ongeluk meer dan één klaviertoets
achter elkaar indrukken, dan wordt de
begeleiding gespeeld voor het corresponderende
aantal noten.
Indrukken van meer dan één klaviertoets op
hetzelfde moment wordt geteld als een enkele
melodienoot. Indrukken van een klaviertoets
terwijl een andere ingedrukt gehouden wordt,
telt als twee melodienoten.
Tempo-instelling bij de 3-stappen les
Stap 1 - De timing machtig
worden.
641A-F-099A
3-stappen les
D-34
4. Druk op de START/STOP of STOP toets om
weergave op elk gewenst moment te stoppen.
Oefenen van de linkerhand kan ook gedaan worden met
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99). Stel
eenvoudigweg één van de begeleidingsmelodie voor twee
handen in stap 1 van de bovenstaande procedure in en
druk daarna op de LEFT/TRACK 1 toets na stap 2.
Het 3-stappen lessysteem staat tegelijkertijd oefenen van
beide handen niet toe.
U kunt ook vooruit- en terugspoelen gebruiken met Stap 1
weergave.
Stap 1 weergave kan niet gepauzeerd worden.
Het ritme klinkt niet tijdens Stap1 weergave.
1. Stel de bankmelodie in die u wilt gebruiken.
2. Druk op de STEP 2 toets om weergave van
Stap 2 te beginnen.
Na het klinken van het aftellen, staat het
keyboard standby en wacht totdat u de eerste
noot van de melodie speelt.
1Indicator verschijnt
2Vingerzetting
3Dynamisch teken
3. Volg het toetsindicatorsysteem en druk op de
juiste klaviertoetsen om het melodiegedeelte
(rechterhand gedeelte) te spelen.
De toets voor de volgende te spelen noot gaat
knipperen terwijl het keyboard wacht totdat u
speelt. Wanneer u de toets indrukt voor de noot,
blijft de toets branden terwijl de noot gespeeld
wordt.
Als meer dan één toets brandt terwijl u een
begeleidingsmelodie voor twee handen gebruikt,
betekent dit dat u alle verlichte toetsen moet
indrukken.
4. Druk op de START/STOP of STOP toets om
weergave op elk gewenst moment te stoppen.
Oefenen van de linkerhand kan ook gedaan worden met
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99). Stel
eenvoudigweg één van de begeleidingsmelodie voor twee
handen in stap 1 van de bovenstaande procedure in en
druk daarna op de LEFT/TRACK 1 toets na stap 2.
Het 3-stappen lessysteem staat tegelijkertijd oefenen van
beide handen niet toe.
U kunt ook vooruit- en terugspoelen gebruiken met Stap 2
weergave.
Stap 2 weergave kan niet gepauzeerd worden.
Het ritme klinkt niet tijdens Stap 2 weergave.
De hieronder aangegeven aanduidingen voor luid en zacht
spelen verschijnen in de display terwijl bankmelodieën
weergegeven worden. Stel de druk die u met uw vingers
uitoefent op het toetsenbord overeenkomstig de aanduiding
in de display.
pianissimo: heel zacht
piano: zacht
mezzo piano: middelmatig zacht
mezzo forte: middelmatig luid
forte: luid
fortissimo: heel luid
crescendo: langzamerhand luider
decrescendo: langzamerhand zachter
De display toont tevens wanneer u de vingers gekruist moet
houden bij het spelen van noten en in welke richting u ze
moet kruisen.
Voorbeeld:
Aanduiding voor het spelen van de onderstaande noten
enkel met de rechterhand.
Stap 2 - De melodie machtig
worden.
Dynamische tekens
Aanduidingen voor gekruiste vingers
641A-F-100A
D-35
3-stappen les
1Gebruik van de melodiebank
2Gebruiste vinger aanduiding
B en C geven aan dat de wijsvinger over de duim moet
kruisen.
C en D geven aan dat de duim onder de wijsvinger moet
kruisen.
1. Stel de bankmelodie in die u wilt gebruiken.
2. Druk op de STEP 3 toets om weergave van
Stap 3 te beginnen.
De begeleiding (linkerhand gedeelte) begint op
normale snelheid te spelen.
1Indicator verschijnt
2Vingerzetting
3. Volg het klaviertoetsindicatorsysteem en druk
op de juiste klaviertoetsen om het
melodiegedeelte (rechterhand gedeelte) te
spelen.
4. Druk op de START/STOP of STOP toets om
weergave op elk gewenst moment te stoppen.
Oefenen van de linkerhand kan ook gedaan worden met
begeleidingsmelodieën voor twee handen (70 - 99). Stel
eenvoudigweg één van de begeleidingsmelodie voor twee
handen in stap 1 van de bovenstaande procedure in en
druk daarna op de LEFT/TRACK 1 toets na stap 2.
Het 3-stappen lessysteem staat tegelijkertijd oefenen van
beide handen niet toe.
U kunt ook pauze, vooruit- en terugspoelen gebruiken met
Stap 3 weergave.
Stap 3 - Spelen met normale
snelheid.
641A-F-101A
Melodiegeheugenfunctie
D-36
Melodiegeheugenfunctie
Voor latere weergave kunt u tot twee melodieën in het
melodiegeheugen opslaan. Er zijn twee methoden die u kunt
gebruiken om een melodie op te nemen: real-time opname,
waarin u de noten opneemt terwijl u ze op het toetsenbord
speelt en stap-opname waarin u de akkoorden en noten stuk
voor stuk invoert.
Het melodiegeheugen van dit keyboard neemt noten op en
geeft ze weer ongeveer zoals een normale bandrecorder. Er
zijn twee sporen die gescheiden opgenomen kunnen worden.
Naast noten kan elk spoor haar eigen toonnumer toegewezen
worden. Tijdens de weergave kunt u het tempo aanpassen om
de weergavesnelheid te veranderen.
Spoor 1 is het basisspoor dat gebruikt kan worden voor het
opnemen van de automatische begeleiding naast de
melodie. Spoor 2 kan enkel gebruikt worden voor de
melodie en om toe te voegen aan wat reeds opgenomen is
op Spoor 1.
Merk op dat elk spoor onafhankelijk is van het andere. Dat
betekent dat als u een fout maakt tijdens het opnemen, u
enkel dat spoor opnieuw hoeft op te nemen waarin de fout
gemaakt werd.
Telkens bij indrukken van de SONG MEMORY toets wordt
de volgende functie van de cyclus ingeschakeld zoals
hieronder aangegeven.
Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om Spoor 1 en op de
RIGHT/TRACK 2 toets om Spoor 2 in te stellen. De letter “L”
verschijnt in de display om aan te geven dat Spoor 1 ingesteld
is en letter “R” verschijnt in de display om aan te geven dat
Spoor 2 ingesteld is.
JWeergave
Telkens bij indrukken van de LEFT/TRACK 1 toets of de
RIGHT/TRACK 2 toets terwijl de weergavestandbyfunctie
ingeschakeld is (zie “Bediening van de
melodiegeheugentoets” hierboven) wordt de weergave van
het corresponderende spoor in- of uitgeschakeld. De letter die
het spoor aangeeft (L of R) verschijnt in de display telkens
wanneer de weergave van dat spoor ingeschakeld is.
1MODE 2SONG MEMORY 3STEP
4Cijfertoetsen 5INTRO 6NORMAL/FILL-IN
7VAR/FILL-IN 8SYNCHRO/ENDING 9START/STOP
bk STOP bl REW bm FF
bn LEFT/TRACK 1 bo RIGHT/TRACK 2 bp [+]/[–]
Sporen
Bediening van de melodiegeheugentoets
Instellen van een spoor
641A-F-102A
D-37
Melodiegeheugenfunctie
1Spoor 1
2Weergave ingeschakeld
3Spoor 2
4Weergave uitgeschakeld
Bij de bovenstaande instelling wordt Spoor 1 wel en
Spoor 2 niet weergegeven.
JOpname
Telkens bij indrukken van de LEFT/TRACK 1 toets of de
RIGHT/TRACK 2 toets terwijl de opnamestandbyfunctie
ingeschakeld is (zie “Bediening van de
melodiegeheugentoets”) wordt de weergave van het
corresponderende spoor in- of uitgeschakeld. De letter die het
spoor aangeeft (L of R) verschijnt in de display telkens
wanneer de opname van dat spoor ingeschakeld is.
1Weergave ingeschakeld
2Opname ingeschakeld
Het bovenstaande geeft aan dat Spoor 1 weergegeven
wordt terwijl Spoor 2 opgenomen wordt.
Bij real-time opnemen worden de op het toetsenbord
gespeelde noten en akkoorden opgenomen terwijl u ze aan
het spelen bent.
1. Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets.
1Knippert
2. Stel m.b.v. de [+] en [–] toetsen 0 en 1 in als het
melodienummer.
Het spoor is op dat moment nog niet ingesteld.
Het onderstaande scherm met melodienummer
blijft voor ca. vijf seconden in de display. Mocht
het verdwijnen voordat u een melodienummer
heeft kunnen instellen, toon het opnieuw door op
de SONG MEMORY toets te drukken.
1Melodienummer
3. Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om Spoor 1 in
te stellen.
De aanduiding “L” verschijnt in de display om
het spoor aan te geven waarnaar wordt
opgenomen.
1Knippert
4. Maar één van de volgende instellingen, indien
gewenst.
Toonnummer (pagina D-18)
Ritmenummer (pagina D-21)
MODE schakelaar (pagina D-22)
Als u er geen vertrouwen in hebt om met een
hoog tempo te spelen, probeer dan eerst een
langzame tempo-instelling (pagina D-22).
5. Druk op de START/STOP toets om real-time
opname naar Spoor 1 te starten.
6. Speel iets op het toetsenbord.
Elke melodie en begeleiding die u op het
toetsenbord speelt (inclusief automatische
Real-time opnemen naar
Spoor 1
Opnemen naar Spoor 1 m.b.v. real-time
opnemen
641A-F-103A
Melodiegeheugenfunctie
D-38
begeleidingsakkoorden gespeeld op he
begeleidingstoetsenbord) wordt opgenomen.
Pedaalbediening wordt ook opgenomen als u het
pedaal gebruikt tijdens de opname.
7. Druk op de START/STOP of SONG MEMORY
toets om de opname te beëindigen wanneer u
klaar bent met spelen.
Als u een fout maakt tijdens het opnemen, stop de
opname dan en begin opnieuw vanaf stap 1.
Bij gebruik van real-time opname om een spoor op te
nemen dat reeds opgenomen data bevat, wordt de
bestaande opname vervangen door de nieuwe data.
Naast noten van de klaviertoetsen en begeleidingsakkoorden
wordt de volgende data ook opgenomen op Spoor 1 tijdens
real-time opname. Deze data wordt gebruikt wanneer Spoor
1 afgespeeld wordt.
Toonnummer
Ritmenummer
Bediening van de INTRO, SYNCHRO/ENDING,
NORMAL/FILL-IN, VAR/FILL-IN toetsen
Pedaalbediening
Dit keyboard heeft een geheugen dat ca. 5.200 noten kan
bevatten. U kunt alle 5.200 noten gebruiken voor een enkele
melodie of u kunt het geheugen verdelen tussen twee
verschillende melodieën.
Het maatnummer en het nootnummer knipperen in de
display telkens wanneer het resterende geheugen minder
dan 100 noten is.
1Knippert
De opname stopt automatisch (en de automatische
begeleiding en het ritme stoppen met spelen wanneer ze
gebruikt worden) wanneer het geheugen vol is.
Alles wat eerder opgeslagen was in het geheugen wordt
vevangen telkens wanneer u een nieuwe opname maakt.
De geheugeninhoud blijft behouden zolang het keyboard
van stroom voorzien wordt. Als de netadapter
losgekoppeld wordt en de batterijen leeg zijn of er geen
batterijen ingelegd zijn en de electrische stroomtoevoer
dus afgesneden wordt, zal alle data in het geheugen
worden gewist. Zorg ervoor het keyboard met de
netadapter aan te sluiten op het lichtnet alvorens de
batterijen te vervangen.
Als het keyboard uitgeschakeld wordt tijdens het
opnemen wordt de inhoud van het geheugen van het op
dat moment opgenomen spoor uitgewist.
Hieronder wordt een aantal verschillende variaties
beschreven die u kunt gebruiken tijdens het opnemen van
Spoor 1 met real-time opname. Al deze variaties zijn
gebaseerd op de procedure “Opnemen naar Spoor 1 m.b.v.
real-time opnemen” op pagina D-37.
JOpnemen zonder ritme
Sla stap 5 over. Real-time opname zonder ritme start zodra u
een klaviertoets indrukt.
JStarten van de opname met synchro-start
Druk i.p.v. stap 5 op de SYNCHRO/ENDING toets.
Automatische begeleiding en de opname beginnen
tegelijkertijd wanneer u een akkoord op het
begeleidingstoetsenbord speelt.
JOpnemen m.b.v. intro’s, eindpatronen en fill-ins.
Tijdens het opnemen kunnen de INTRO, SYNCHRO/
ENDING, NORMAL/FILL-IN, en VAR/FILL-IN toetsen
(pagina D-25 - D-26) alle gebruikt worden zoals gewoonlijk.
JSynchro-starten van een automatische
begeleiding met een intropatroon
Druk i.p.v. stap 5 op de SYNCHRO/ENDING toets en daarna
op de INTRO toets. Automatische begeleiding en het
intropatroon beginnen tegelijkertijd wanneer u een akkoord
op het begeleidingstoetsenbord speelt.
JBeginnen van automatische begeleiding
halverwege een opname
Druk i.p.v. stap 5 op de SYNCHRO/ENDING toets en speel
daarna iets op het toetsenbord om te beginnen. Wanneer u het
punt bereikt waarop u de automatische begeleiding wilt laten
Spoor 1 Inhoud na real-time opname
Geheugencapaciteit
Opslag van geheugendata
Spoor 1 Real-time opnamevariaties
641A-F-104A
D-39
Melodiegeheugenfunctie
beginnen, dient u dan een akkoord te spelen op het
begeleidingstoetsenbord.
Gebruik de volgende procedure voor het weergeven van de
melodiegeheugeninhoud.
1. Schakel weergavestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Het onderstaande melodienummer blijft voor ca.
5 seconden in de display. Mocht het verdwijnen
voordat u een melodienummer heeft kunnen
instellen, toon het opnieuw door op de SONG
MEMORY toets te drukken.
2. Druk op de START/STOP toets voor weergave
van de ingestelde melodie.
Tijdens melodiegeheugenweergave kunt u de
LEFT/TRACK 1 en RIGHT/TRACK 2 toetsen
gebruiken om de weergave van één van beide
sporen in of uit te schakelen.
1Indicator verschijnt
Het tempo kan ingesteld worden met de TEMPO
toetsen.
3. Druk nogmaals op de START/STOP toets om
de weergave te stoppen.
Tijdens melodiegeheugenweergave fungeert het gehele
toetsenbord als melodietoetsenbord ongeacht de stand
van de MODE schakelaar.
U kunt meespelen op het toetsenbord tijdens
melodiegeheugenweergave. U kunt ook “lagen” (pagina
D-46) en “splitsen” (pagina D-47) gebruiken om met meer
dan 1 toon mee te spelen.
Tijdens melodiegeheugenweergave kunt u pauze,
vooruitspoelen en terugspoelen niet gebruiken.
Na op Spoor 1 te hebben opgenomen kunt u real-time
opnames maken om een melodie toe te voegen op Spoor 2.
1. Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Het melodienummer dat u instelt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
Het spoor is op dit moment nog niet ingesteld.
2. Druk op de RIGHT/TRACK 2 toets om Spoor 2
in te stellen.
1Knippert
3. Maak naar wens één van de volgende
instellingen.
Toonnummer (pagina D-18)
Als u er geen vertrouwen in heeft om met een
hoog tempo te spelen probeer dan een langzame
instelling voor het tempo (pagina D-22).
4. Druk op de START/STOP toets om real-time
opname naar Spoor 2 te beginnen samen met
weergave van Spoor 1.
5. Luister naar Spoor 1 terwijl u speelt wat u wilt
opnemen op Spoor 2.
Weergave van het
melodiegeheugen
Van het melodiegeheugen weergeven
Real-time opname op Spoor 2
Opnemen op Spoor 2 tijdens weergave van
Spoor 1
641A-F-105A
Melodiegeheugenfunctie
D-40
6. Druk op de START/STOP of SONG MEMORY
toets om het opnemen te beëindigen nadat u
klaar bent met spelen.
Als u een fout maakt tijdens het opnemen, stop de
opname dan en begin opnieuw vanaf stap 1.
Spoor 2 is een spoor enkel voor de melodie, zodat
akkoorden er niet op kunnen worden opgenomen. Hierdoor
fungeert het gehele toetsenbord als melodietoetsenbord
ongeacht de stand van de MODE schakelaar.
1. Schakel weergavestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets.
2. Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om weergave
van Spoor 1 uit te schakelen.
3. Ga door vanaf stap 1 “Opnemen op Spoor 2
tijdens weergave van Spoor 1” op pagina D-39.
Merk op dat de bovenstaande procedure het
ritme en de automatische begeleiding niet
uitschakelt.
De volgende data wordt opgenomen naar Spoor 2 tijdens
real-time opname.
Toonnummer
Ritmenummer
Pedaalbediening
Met stapopname kunt u een akkoordprogressie stap voor
stap opnemen in Spoor 1. U kunt akkoordprogressie daarna
gebruiken als automatische begeleiding of later noten
toevoegen aan Spoor 2.
1. Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
2. Druk op de LEFT/TRACK 1 toets om Spoor 1 in
te stellen.
3. Druk op de STEP toets.
1Knippert
4. Maak naar wens één van de volgende
instellingen.
Ritmenummer (pagina D-21)
MODE schakelaar (pagina D-22)
5. Druk op de SYNCHRO/ENDING toets.
6. Speel een akkoord.
Gebruik de akkoordweergavemethode die
ingesteld is door de huidige instelling van de
MODE schakelaar: FINGERED, CASIO CHORD,
NORMAL.
Wanneer de MODE schakelaar ingesteld staat op
NORMAL, stel dan het akkoord in m.b.v. het
grondtoon-invoertoetsenbord en het
invoertoetsenbord voor het akkoord. Zie
“Instellen van akkoorden tijdens de normale
functie” op pagina D-41 voor details.
Opnemen naar Spoor 2 zonder weergave
van Spoor 1
Spoor 2 Inhoud na real-time opname
Opnemen van akkoorden met
stapopname
Opnemen van akkoorden op Spoor 1 tijdens
stapopname
641A-F-106A
D-41
Melodiegeheugenfunctie
1Akkoordnaam
2Kloknummer*
3Maatnummer
4Maatslagnummer
5Knippert
* 48 klokken = 1 maat
7. Voer de lengte van het akkoord in (hoelang het
aangehouden moet worden voordat het
volgende akkoord gespeeld wordt).
Stel de akkoordlengte in m.b.v. de cijfertoetsen.
Zie “Instellen van de nootlengte” op pagina D-42
voor details.
Herhaal de stappen 6 en 7 om alle gewenste
akkoorden in te voeren.
Mocht u tijdens het opnemen van akkoorden een
fout maken, volg dan de procedure onder
“Bewerken van data tijdens stapopname” op
pagina D-44 om correcties aan te brengen.
8. Druk nadat u klaar bent met stapopname op de
START/STOP of SONG MEMORY toets.
Hierdoor wordt weergavestandby ingeschakeld
voor de melodie die u zojuist ingevoerd heeft. Bij
indrukken van de START/STOP toets wordt de
inhoud weergegeven.
U kunt de FF en REW toetsen om de huidige invoerpositie
te veranderen tijdens stapopname. Zie “Bewerken van
data tijdens stapopname” op pagina D-44 voor details.
Bij indrukken van de [0] toets in stap 7 wordt een rustpause
ingelast. Merk op dat eventueel ingelaste rustpauzes geen
effect hebben op de automatische begeleiding.
Naast de akkoorden wordt de volgende data tijdens
stapopname opgenomen op Spoor 1.
Toonnummer
Ritmenummer (stap 4)
Bediening van de INTRO, SYNCHRO/ENDING,
NORMAL/FILL-IN, en VAR/FILL-IN toetsen (stap 6)
Wanneer de MODE schakelaar tijdens stapopname op
NORMAL staat kunt u akkoorden instellen met een methode
die verschilt van de vingerzettingen die worden gebezigd bij
CASIO akkoord en Fingered. Deze akkoordinstelmethode
kan gebruikt worden voor het invoeren van 18 verschillende
akkoordtypen met slechts 2 klaviertoetsen, zodat akkoorden
ingesteld worden zonder dat u weet hoe ze eigenlijk gespeeld
zouden moeten worden.
1Majeur
2Mineur
3Vermeerderd
4Verminderd
5Aangehouden vierde
6Septiem
7Mineur septiem
8Majeur septiem
9Mineur majeur septiem
bk Septiem mol vijf
bl Mineur septiem mol vijf
bm Septiem aangehouden vier
bn Verminderd septiem
bo Mineur toegevoegde none
bp Toegevoegde none
bq Mineur sext
br Sext
bs Sext none
Om het akkoord in te stellen houdt u de betreffende
klaviertoets van het toetsenbord voor invoeren van de
grondtoon ingedrukt en drukt u dan op de klaviertoets van
het toetsenbord voor het akkoordtype om dit in te stellen. Bij
invoeren van een akkoord met een speciale basnoot wordt bij
indrukken van twee toetsen van het toetsenbord voor de
grondtoon de ingestelde lagere noot ingesteld als bastoon.
Voorbeeld 1:
Om Gm7 in te voeren, houdt u G op het grondtoon
toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m7 klaviertoets
van het akkoordtype toetsenbord.
Spoor 1 Inhoud na stapopname
Instellen van akkoorden tijdens de normale
functie
641A-F-107A
Melodiegeheugenfunctie
D-42
Voorbeeld 2:
Om Gm/C in te voeren, houdt u C en G op het grondtoon
toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m klaviertoets
van het akkoordtype toetsenbord.
Tijdens stapopname worden de cijfertoetsen gebruikt voor
het instellen van de lengte van elke noot.
JNootlengte
Stel met de cijfertoetsen [1] tot en met [6] hele noten ( ),
halve noten ( ), kwartnoten ( ), achtste noten ( ), 16de
noten ( ), en 32ste noten ( ) in.
Voorbeeld:
Druk op cijfertoets [3] om een kwartnoot ( ) in te
stellen.
JPunten ( ) en triplo’s ( )
Terwijl u de [7] (punten) of [9] (triplo’s) toetsen ingedrukt
houdt, kunt u met de toetsen [1] - [6] de lengte van de
noten invoeren.
Voorbeeld:
Om een gepunte 8ste noot ( ), in te stellen houdt u
cijfertoets [7] ingedrukt en drukt u op cijfertoets [4].
JDwarsbalk
Druk op [8] en voer dan de eerst en daarna de tweede
noot in.
Voorbeeld:
Druk om , in te voeren op cijfertoets [8] en
daarna op cijfertoets [4] (nootlengte) terwijl u
cijfertoets [7] (punt) ingedrukt houdt. Deze noot
wordt dan verbonden aan de volgende ingevoerde
noot (16de noot in dit voorbeeld).
JRustpauze
Houd cijfertoets [0] ingedrukt en druk vervolgens op de
cijfertoetsen [1] - [9] om de lengte van de rustpauze in te
stellen.
Voorbeeld:
Houd om een rustpauze van een 8ste noot cijfertoets
[0] ingedrukt en druk op cijfertoets [4].
Hieronder volgt een beschrijving van verschillende variaties
die u kunt gebruiken bij opnemen op spoor 1 m.b.v.
stapopname. Al deze variaties zijn gebaseerd op de
procedure beschreven onder “Opnemen van akkoorden op
Spoor 1 tijdens stapopname” op pagina D-40.
JStarten van de begeleiding met een intropatroon
Druk in stap 5 op de INTRO toets na de SYNCHRO/ENDING
toets.
JOverschakelen naar een ritmevariatie
Druk in stap 6 onmiddellijk voor invoeren van een akkoord
op de VAR/FILL-IN toets.
JTussenvoegen van een fill in
Druk in stap 6 op de NORMAL/FILL-IN of VAR/FILL-IN
toets tijdens de maat of maatslag juist voor het akkoord of de
maatslag waar u de fill in wilt tussenvoegen.
JTussenvoegen van een eindpatroon
Druk in stap 6 op de SYNCHRO/ENDING toets tijdens de
maat of maatslag juist voor het akkoord waar u het
eindpatroon wilt tussenvoegen.
De lengte van het eindpatroon hangt af van het ritme dat u
gebruikt. Controleer de lengte van het eindpatroon dat u
gebruikt en stem de lengte van het akkoord daarop af in
stap 7. Als het akkoord te kort is in stap 7 kan het
eindpatroon afgekapt worden.
JStapopname van akkoorden zonder ritme
Stel na uitvoeren van de stappen 1 t/m 4 m.b.v. de
cijfertoetsen in hoelang elk akkoord aangehouden moet
worden. Bij overslaan van stap 5 (niet indrukken van de
SYNCHRO/ENDING toets) wordt een akkoord zonder ritme
aangemaakt zodat u een ruspauze kunt invoeren door op de
[0] toets in stap 6 te drukken en vervolgens de lengte van de
rustpauze specificeren in stap 7.
JToevoegen van akkoordbegeleiding halverwege
ritmeweergave
Voer bij stap 6 alle rustpauzes in vanaf het begin van de
opname tot het punt waarop u wilt dat de begeleiding begint.
Voer vervolgens de akkoorden in.
Instellen van de nootlengte
Spoor 1 Stapopnamevariaties
641A-F-108A
D-43
Melodiegeheugenfunctie
U kunt stapopname gebruiken om noten één voor één op
Spoor 2 in te voeren. Dit is een ideale techniek voor diegenen
die hun eigen originele opnamen willen maken maar nog niet
goed genoeg zijn om mee te spelen met het ritme.
Merk op dat stapopname van melodienoten enkel uitgevoerd
kan worden op Spoor 2.
1. Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan 0 of 1 als
melodienummer in m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
2. Druk op de RIGHT/TRACK 2 toets om Spoor 2
in te stellen.
3. Druk op de STEP toets.
1Kloknummer*
2Maatnummer
3Maatslagnummer
* 48 klokken = 1 maat
4. Stel naar wens een toonnummer in.
5. Voer noten in m.b.v. de klaviertoetsen of de [+]
en [–] toetsen en rustpauzes m.b.v. de [0] toets.
Wanneer toetsrespons ingeschakeld is, wordt de
hoeveelheid druk die uitgeoefend wordt op de
klaviertoetsen ook opgenomen. De
klaviertoetsen kunnen tevens gebruikt worden
om akkoorden in te voeren.
Bij invoeren met de [+] en [–] toetsen verschijnt
een notenbalk in de display om de noot aan te
geven die u invoert. De luidheid of zachtheid van
een noot die met deze toetsen ingevoerd wordt is
hetzelfde als van de noot die er onmiddellijk aan
voorafgaat.
Druk nogmaals op de [0] toets om het invoeren
van een rustpauze ongedaan te maken.
6. Gebruik de cijfertoetsen [1] - [9] om de lengte
van elke noot of rustpauze in te voeren.
Na invoeren van de lengte van de lengte van een
noot of een rustpauze, staat het keyboard standby
voor invoeren van het volgende item.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om alle gewenste
noten in te voeren.
Mocht u tijdens het opnemen een fout maken,
volg dan de procedure onder “Bewerken van
data tijdens stapopname” op pagina D-44 om
correcties aan te brengen.
8. Druk nadat u klaar bent met stapopname op de
START/STOP of SONG MEMORY toets.
Tijdens stapopname van een melodie wordt het gehele
toetsenbord een melodietoetsenbord ongeacht de stand
van de MODE schakelaar.
Tijdens stapopname kunt u de FF en REW toetsen
gebruiken om de invoerpositie naar voren of achteren te
bewegen. Zie “Bewerken van data tijdens stapopname” op
pagina D-44 voor details.
Naast de noten kunnen toonnummers ook worden
opgenomen.
Stapopname van de melodie op
Spoor 2
Stapopnemen van de melodie op Spoor 2
Spoor 2 Inhoud na stapopname
641A-F-109A
Melodiegeheugenfunctie
D-44
Geheugendata kan worden voorgesteld als een
muziekpartituur die van links naar rechts voortgaat met de
invoerpositie gewoonlijk geheel rechts van de opgenomen
data. De volgende procedure beschrijft hoe de invoerpositie
naar links bewogen kan worden om zo veranderingen aan te
brengen in data die u reeds ingevoerd heeft. Merk echter op
dat door naar links bewegen van de invoerpositie en het
veranderen van data, alle data die er rechts van staat
automatisch wordt uitgewist.
1. Gebruik terwijl u bezig bent met stapopname de
FF en REW toetsen om de invoerpositie te
bewegen naar de plaats waar u reeds
ingevoerde data wilt veranderen.
Als noten reeds opgenomen zijn, beweegt de
invoerpositie naar de volgende noot telkens
wanneer op de FF of REW toets gedrukt wordt.
De op de huidige invoerpositie opgenomen data
verschijnt in de display.
Als noten niet opgenomen zijn, beweegt de
invoerpositie naar de volgende maatslag telkens
wanneer op de FF of REW toets gedrukt wordt.
Als u van een positie met nootdata naar een
positie zonder nootdata gaat, beweegt de
invoerpositie naar de volgende maatslag telkens
wanneer op de FF toets gedrukt wordt. Bij
indrukken van de of REW toets echter, springt de
invoerpositie terug naar de eerste plaats links
waar zich een noot of rustpauze bevindt.
2. Druk op de [+] en [–] toets.
3. Druk op de [+] toets om databewerking te
beginnen of op de [–] toets om het
datawisscherm te wissen zonder iets te
veranderen.
Bij indrukken van de [+] toets wordt alle data
rechts van de huidige invoerpositie gewist.
Vervolgens staat het keyboard standby voor het
invoeren van data voor stapopname.
Bij indrukken van de [–] toets wordt het
databewerkingsscherm gewist en wordt
teruggegaan naar het stapopnamescherm waar u
de invoerpositie kunt veranderen.
De boodschap [TrackEnd] verschijnt in de display wanneer
de invoerpositie het eind bereikt van de data die
momenteel op Spoor 2 opgeslagen is. Op dat moment kunt
u stap 2 en 3 volgen om meer data toe te voegen.
Bewerken van data tijdens
stapopname
Bewerken tijdens stapopname
641A-F-110A
D-45
Melodiegeheugenfunctie
Gebruik de volgende procedure om alle data uit te wissen die
op het moment opgeslagen is op een bepaald spoor.
1. Schakel opnamestandby in m.b.v. de SONG
MEMORY toets en stel dan m.b.v. de [+] en [–]
toetsen de melodie (0 of 1) in waarvan het
spoor moet worden uitgewist.
2. Houd de SONG MEMORY toets ingedrukt
totdat het spoorwisscherm in de display
verschijnt.
3. Druk op de LEFT/TRACK 1 of RIGHT/TRACK 2
toets om het spoor dat moet worden uitgewist in
te stellen.
Voorbeeld:
Om Spoor 1 in te stellen
1Knippert
4. Druk op de [+] toets.
Hierdoor wordt het geselecteerde spoor gewist
en de melodiegeheugenweergave in de
standbystand gezet.
Het spoorwisscherm verdwijnt automatisch na circa 5
seconden uit de display als u het keyboard laat staan met
de spoorwisboodschap in de display zonder iets te doen.
Nadat u eenmaal een spoor in stap 3 in te stellen kunt u niet
veranderen naar een ander spoor zonder de
spoorwisfunctie uit te schakelen en opnieuw in te
schakelen.
Een spoor kan niet voor wissen ingesteld worden als dat
spoor geen data bevat.
Bij indrukken van de SONG MEMORY toets terwijl het
spoorwisscherm in de display wordt aangegeven, wordt
teruggegaan naar opnamestandby.
Uitwissen van de inhoud van
een specifiek spoor
Alle data op een bepaald spoor wissen
641A-F-111A
Instellingen van het keyboard
D-46
Instellinge n van het keyboard
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u lagen (om twee tonen met
slechts een klaviertoets te spelen), splitsen (om verschillende
tonen te hebben aan de linker- en rechterkant van het
toetsenbord) en toetsrespons, transponeren en
steminstellingen gebruikt.
Met lagen kunt u twee verschillende tonen (een hoofdtoon en
een gelaagde toon) aan het toetsenbord toewijzen, zodat ze
beide klinken bij indrukken van een klaviertoets. U kunt
bijvoorbeeld de FRENCH HORN toon en de BRASS toon
gebruiken om een rijk en koperachtig geluid te krijgn.
1. Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld:
Druk om “061 BRASS” als de hoofdtoon in te
stellen op de TONE toets en voer 0, 6 en daarna
1 in m.b.v. de cijfertoetsen of de [+] en [] toetsen.
2. Druk op de LAYER toets.
1Ingestelde gelaagde toon
2Brandt
3. Stel de gelaagde toon in.
Voorbeeld:
Druk om “060 FRENCH HORN” als de gelaagde
toon in te stellen op de toontoets en voer 0, 6 en
daarna 0 in m.b.v. de cijfertoetsen of de [+] en
[–] toetsen.
4. Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Beide tonen klinken nu op hetzelfde moment.
5. Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen
te “ontlagen” en het keyboard terug te brengen
in de normale staat.
LAGEN
1TRANSPOSE/TUNE/MIDI 2TONE 3SPLIT
4LAYER 5Cijfertoetsen 6TOUCH RESPONSE
7[+]/[–]
Gebruik van lagen
Lagen van tonen
641A-F-112A
D-47
Instellingen van het keyboard
Bij splitsen worden twee verschillende tonen (een hoofdtoon
en een splitstoon) toegewezen aan de linker- en rechterkant
van het toetsenbord, zodat u deze ene toon dus met de linker-
en de andere met de rechterhand speelt. U kunt bijvoorbeeld
STRINGS instellen als de hoofdtoon (hoog bereik) en
PIZZICATO als de splitstoon (laag bereik) zodat u een
volledig snarenensemble aan uw vingerstoppen heeft.
Met deze functie kunt u tevens het splitspunt instellen,welke
de plaats is waar van de ene naar de andere toon wordt
overgeschakeld.
1. Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld:
Druk om “048 STRINGS 1” als de hoofdtoon in
te stellen op de TONE toets en voer 0, 4 en
daarna 8 in m.b.v. de cijfertoetsen of de [+] en
[–] toetsen.
2. Druk op de SPLIT toets.
1Brandt
3. Stel de splitstoon in.
Voorbeeld:
Voer om “045 PIZZICATO STR” als de gelaagde
toon in te stellen 0, 4 en daarna 5 in m.b.v. de
cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen.
4. Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets die de meest linkertoets van het
hoge bereik dient te worden.
Voorbeeld:
Druk op de G3 klaviertoets om G3 als splitspunt
in te stellen.
5. Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Elke klaviertoets vanaf de F#3 toets en lager heeft
nu PIZZICATO als toon terwijl elke klaviertoets
vanaf G3 en hoger STRINGS als toon heeft.
6. Druk nogmaals op de SPLIT toets om het
toetsenbord te “ontsplitsen” en hem terug in de
normale staat te brengen.
SPLITSEN
Gebruik van splitsen
Splitsen van het toetsenbord
641A-F-113A
Instellingen van het keyboard
D-48
Lagen en splitsen kunnen tegelijkertijd gebruikt worden om
een gelaagd splitstoetsenbord te verkrijgen. Er is geen
verschil tussen eerst gelaagde tonen creëren en vervolgens
het toetsenbord splitsen en deze handelingen in omgekeerde
volgorde doen. Als lagen en splitsen tegelijkertijd gebruikt
worden, worden twee tonen (hoofdtoon + gelaagde toon) aan
het hoge bereik van het toetsenbord en twee aan het lage
bereik (splitstoon en gelaagde splitstoon) toegewezen.
1. Druk op de TONE toets en voer daarna het
toonnummer van de hoofdtoon in.
2. Druk op de SPLIT toets en voer daarna het
nummer van de splitstoon in.
1Brandt
Druk na instellen van de splitstoon op de SPLIT
toets om het toetsenbord te ontsplitsen.
3. Druk op de LAYER toets en voer daarna het
nummer van de laagtoon in.
Merk op dat u de stappen 2 en 3 kunt omwisselen
door eerst de laagtoon en vervolgens de
splitstoon in te stellen.
1Brandt
4. Druk op de SPLIT toets of de LAYER toets
zodat zowel de splits- (SPLIT) als de
laagindicator (LAYER) op de display staan.
5. Voer het nummer van de gelaagde splitstoon in.
1Brandt
6. Stel het splitspunt in.
Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt op
de klaviertoets die de meest linkertoets van het
hoge bereik dient te worden.
7. Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen
te “ontlagen” en druk nogmaals op de SPLIT
toets om het toetsenbord te “ontsplitsen”.
GELAAGD EN GESPLITST
Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd
Splitsen van het toetsenbord en daarna het
lagen van tonen
641A-F-114A
D-49
Instellingen van het keyboard
Bij inschakelen van het aanslagvolume hangt het relatieve
volume van het geluid van het keyboard af van de kracht die
er op de klaviertoetsen uitgeoefend wordt, precies zoals bij
een akoestische piano.
1. Druk op de TOUCH RESPONSE toets om deze
functie in en uit te schakelen.
Aanslagvolume is ingeschakeld wanneer het
TOUCH RESPONSE indicatorlampje brandt.
1Brandt
Aanslagvolume is uitgeschakeld wanneer het
TOUCH RESPONSE indicatorlampje gedoofd is.
U kunt aanslagvolumegevoeligheid bijregelen volgens de
procedure onder “TOUCH CURVE (Default: 0)” op pagina
D-55.
Aanslagvolume heeft niet alleen invloed op de interne
klankbron van het keyboard maar ze wordt tevens als MIDI
data afgegeven.
De instelling van het aanslagvolume wordt niet beïnvloed
door data van de geheugenweergave, begeleiding en
externe MIDI noten.
Met transponeren kunt u de sleutel van het gehele
toetsenbord verhogen en verlagen in semitoon (halve toon)
eenheden. Als u een begeleiding wilt spelen voor een vocalist
die in een andere sleutel zingt dan het keyboard bijvoorbeeld,
kunt u eenvoudigweg de sleutel van het keyboard
veranderen met de transponeerfunctie.
1. Druk op de TRANSPOSE/TUNE/MIDI toets
totdat het transponeerscherm in de display
verschijnt.
2. Verander de transponeerinstelling van het
keyboard met [+], [–] en de cijfertoetsen.
Voorbeeld:
Om het toetsenbord met vijf halve tonen hoger te
transponeren.
Het toetsenbord kan getransponeerd worden binnen een
bereik van –12 (een octaaf lager) tot +12 (een octaaf
hoger).
De default instelling voor transponeren is “00” telkens bij
inschakelen van het keyboard.
Het scherm verdwijnt automatisch als het
transponeerscherm voor ca. vijf seconden in de display
aangegeven staat terwijl u niets doet.
De transponeerinstelling heeft tevens invloed op de
weergave van het melodiegeheugen en de automatische
begeleiding.
Gebruik van het aanslagvolume
In- en uitschakelen van het aanslagvolume
Transponeren van het
toetsenbord
Transponeren van het toetsenbord
641A-F-115A
Instellingen van het keyboard
D-50
Telkens bij indrukken van de TRANSPOSE/TUNE/MIDI toets
wordt naar het volgende van 12 instelschermen gegaan: het
transponeerscherm, het stemscherm en 10 MIDI
instelschermen (pagina D-52). Mocht u per ongeluk het te
gebruiken scherm voorbijgaan, blijf dan op de TRANSPOSE/
TUNE/MIDI toets drukken totdat het scherm opnieuw
verschijnt.
Gebruik de volgende procedure om het keyboard af te
stemmen op een ander muziekinstrument.
1. Druk tweemaal op de TRANSPOSE/TUNE/
MIDI toets om het stemscherm te tonen.
2. Stel de stemwaarde in m.b.v. de [+], [–] en de
cijfertoetsen.
Voorbeeld:
Om het stemmen met 20 te verlagen
Het keyboard kan binnen een bereik van –50 tot +50 cent
gestemd worden.
* 100 cent komt overeen met een halftoon.
De default steminstelling is “00” telkens wanneer het
keyboard ingeschakeld wordt.
Het scherm verdwijnt automatisch als het stemscherm voor
ca. vijf seconden in de display aangegeven staat terwijl u
niets doet.
De steminstelling heeft tevens invloed op de weergave van
het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.
TRANSPOSE/TUNE/MIDI toets
Stemmen van het keyboard
Stemmen van het keyboard
641A-F-116A

Navigation menu