Yamaha A. Cover RM1x Owner's Manual Nl
User Manual: Yamaha RM1x Owner's Manual
Open the PDF directly: View PDF .
Page Count: 154
Download | |
Open PDF In Browser | View PDF |
NEDERLANDSTALIGE HANDLEIDING NEDERLAND • Dit apparaat bevat een lithium batterij voor geheugen back-up. • Raadpleeg uw leverancier over de verwijdering van de batterij op het moment dat u het apparaat aan het einde van de levensduur afdankt of de volgende Yamaha Service Afdeling: Yamaha Music Nederland Service Afdeiing Kanaalweg 18-G, 3526 KL UTRECHT Tel. 030-2828425 • Gooi de batterij niet weg, maar lever hem in als KCA. SPECIALE MEDEDELINGEN Dit produkt maakt gebruik van batterijen of een externe voeding (een adaptor). Sluit dit produkt NIET aan op een andere adaptor dan die, die omschreven staat in de handleiding, op het naamplaatje of in het bijzonder is aangeraden door Yamaha. WAARSCHUWING: Plaats dit produkt niet op een plaats waar iemand er op zou kunnen stappen/over zou kunnen vallen, of iemand iets over het stroomsnoer of de kabels kan rollen. Het gebruik van een verlengkabel wordt afgeraden! Als dit niet te vermijden is, hou er dan rekening mee dat de minimum snoergrootte van een 25’ snoer (of minder) 18AWG is. N.B.: des te kleiner het AWG nummer, des te groter de capaciteit. Raadpleeg de plaatselijke elektricien voor langere verlengsnoeren. Dit produkt kunt u het beste alleen gebruiken met de meegeleverde componenten, of een kar, rack of standaard die wordt aangeraden door Yamaha. Als u zo’n component gebruikt, let dan goed op alle veiligheidsmarkeringen en instructies die het component vergezellen. SPECIFICATIES KUNNEN ZICH WIJZIGEN: Wij geloven dat de informatie in deze handleiding correct is ten tijde van printen. Yamaha behoudt zich echter het recht voor om specificaties te wijzigen of aan te passen, zonder hier vantevoren melding van te maken of bestaande apparatuur te update’n. Dit produkt, alleen of in combinatie met een versterker en koptelefoon of luidsprekers, is in staat geluidsniveaus te produceren die gehoorverlies op kunnen leveren. WERK NIET te lang op te hoge volumes, of op oncomfortabele niveaus. Als u gehoorverlies ervaart of gering in uw oren moet u onmiddelijk contact opnemen met een sonoloog. BELANGRIJK: Des te harder het geluid des te sneller schade optreedt. Sommige Yamaha produkten zijn vergezeld van krukjes en/of accessoires die bevestigd moeten worden. Een aantal van deze accessoires moeten door de dealer worden bevestigd of geïnstalleerd. Zorg er a.u.b. voor dat krukjes stabiel zijn en te bevestigen accessoires stevig bevestigd zijn VOORDAT u er gebruik van maakt. BATTERIJ: Dit artikel KAN een kleine, niet vervangbare batterij bevatten, die (indien van toepassing) is vast gesoldeerd. De gemiddelde levensduur van een dergelijke batterij is ongeveer vijf jaar. Wanneer u aan vervanging toe bent, neem dan contact op met een erkend servicebedrijf om de vervanging uit te voeren. Dit produkt kan ook “huishoud” type batterijen bevatten. Sommige van dit type batterij kan opgeladen worden. Zorg er voor dat batterij die opgeladen wordt inderdaad opgeladen kan worden en dat de oplader bedoeld is voor de batterij die u op wil laden. Als u de batterijen wilt vervangen meng dan nooit oude- en nieuwe batterijen of verschillende soorten batterijen. Batterijen MOETEN goed vervangen worden. Gemaakte fouten bij het vervangen van de batterijen kunnen leiden tot oververhitting en ontploffende batterijen. WAARSCHUWING: Probeer oude batterijen niet te demonteren of te verbranden. Houd ze weg bij kinderen. Gooi oude batterijen volgens voorschrift weg. AFVAL VOORSCHRIFT: Wanneer dit artikel beschadigt raakt en niet meer te repareren is, gooi het dan weg volgens de geldende wettelijke voorschriften voor produkten die lood, batterijen, plastic e.d. bevatten. Kan uw leverancier u niet helpen, neem dan direct contact op met Yamaha. NAAMPLAATJE: Het naamplaatje zit boven op het instrument. Op dit plaatje staat het model nummer, serienummer, voeding vereisten enz. Hieronder - in de aangegeven ruimte - zou u het model nummer, serienummer en de aanschafdatum moeten noteren en deze handleiding goed moeten bewaren, als een permanent bewijs van uw aanschaf. OPMERKING: Reparaties die te wijten zijn aan gebrek aan kennis met hoe een functie of een effect werkt (als het apparaat naar behoren functioneert), worden niet gedekt door de garantie, en zijn derhalve de verantwoording van de eigenaar. Bestudeer deze handleiding a.u.b. goed en raadpleeg uw dealer alvorens om service te verzoeken MILIEUPROBLEMATIEK: Yamaha streeft naar produkten die zowel veilig in het gebruik als milieuvriendelijk zijn. We zijn ervan overtuigd dat onze produkten en produktiemethodes hieraan voldoen. Overeenkomstig de letter en de geest van de wet willen we u van het volgende op de hoogte brengen: Model Serie Nr. Aanschafdatum BEWAAR DEZE HANDLEIDING GOED 92-BP 3 VOORZORGSMAATREGELEN LEES ALLES ZORGVULDIG DOOR VOOR U VERDER GAAT * Bewaar deze voorzorgsmaatregelen op een veilige plaats voor later. WAARSCHUWING Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot: • • • Open het instrument niet, haal de interne onderdelen niet uit elkaar en modificeer het instrument niet. Het instrument bevat geen door de gebruiker te vervangen onderdelen. Als het instrument stuk schijnt te zijn, stop dan met het gebruiken van het instrument en laat het nakijken door gekwalificeerd Yamaha personeel. Stel het instrument niet bloot aan regen, gebruik het niet in de buurt van water of natte omstandigheden, plaats geen voorwerpen op het instrument die vloeistoffen bevatten die in de openingen kunnen vallen. Als het snoer van de adaptor beschadigd is of stuk gaat, als er plotseling geluidsverlies is in het instrument, of als er plotseling een geur of rook uit het instrument komt, moet u het instrument onmiddellijk uitzetten, de stekker uit het stopcontact halen en het instrument na laten kijken door gekwalificeerd Yamaha personeel. • • • Gebruik alleen de gespecificeerde adaptor (PA-5G of aanverwante, door Yamaha aangeraden) adaptor. Het gebruik van een verkeerde adaptor kan schade veroorzaken aan het instrument, te wijten aan oververhitting. Haal altijd de stekker uit het stopcontact voor u het instrument schoonmaakt. Haal nooit een stekker uit het stopcontact als u natte handen hebt. Controleer zo nu en dan de stroomstekker, en verwijder stof en viezigheid die zich verzamelt op de stekker. PAS OP! Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot: • • • • • • • • • • • Plaats het stroomsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals verwarming en kachels, verbuig of beschadig het snoer niet, plaats geen zware voorwerpen op het snoer, leg het snoer uit de weg, zodat niemand er op trapt, er over kan struikelen en zodat er geen zware voorwerpen over heen kunnen rollen. Als u de stekker uit het stopcontact haalt moet u altijd aan de stekker trekken, nooit aan het snoer. Aan het snoer trekken kan het beschadigen. Sluit het instrument niet aan op een stopcontact die een T-Plug bevat. Dit kan resulteren in een verminderde geluidskwaliteit en het stopcontact oververhitten. Haal het instrument uit het stopcontact als u het lange tijd niet gebruikt, of tijdens onweer. De batterijen moeten in het instrument zitten volgens de +/- polariteit markeringen. Doet u dit verkeerd kan oververhitting, brand of lekkende batterijen het resultaat zijn. Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componenten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betreffende apparatuur aanzet moet u alle volumes op minimum zetten. Stel het instrument niet bloot aan overdreven schokken of stof, extreme koude of warme omstandigheden (zoals in direct zonlicht, bij de verwarming of in de auto) om verkleuren te voorkomen aan het paneel of schade aan de interne elektronica. Gebruik het instrument niet in de buurt van elektrische produkten zoals televisies, radio's of speakers, aangezien deze interferentie kunnen veroorzaken die de prestaties van de andere apparatuur kunnen beïnvloeden. Plaats het instrument niet op een onstabiele plek waar deze kan vallen. Verwijder alle kabels alvorens het instrument te verplaatsen. Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een droge, schone doek. Gebruik geen oplosmiddelen, schoonmaakmiddelen of chemische schoonmaakdoekjes. Plaats daarbij geen voorwerpen van vinyl op het instrument aangezien deze het paneel en het toetsenbord kunnen verkleuren. • • • • • Leun niet op, en plaats geen zware voorwerpen op het instrument, ga voorzichtig om met de knoppen, schakelaars en aansluitingen. Gebruik het instrument niet te lang op een niet comfortabel geluidsniveau aangezien dit permanent gehoorverlies op kan leveren. Als u gehoorverlies constateert of geruis in uw oren, neem dan contact op met een K.N.O.-arts. Dit instrument bevat een niet oplaadbare interne backup batterij waardoor interne data opgeslagen blijft, ook als het instrument wordt uitgezet. Als de backup batterij vervangen moet worden verschijnt de melding: “Backup Battery Low” in de display. Als dit gebeurd moet u onmiddellijk de data backuppen, en vervolgens de batterij door gekwalificeerd Yamaha personeel laten vervangen. Vervang de backup batterij niet zelf, in gevaarlijke situaties te voorkomen. Laat de batterij altijd vervangen door gekwalificeerd Yamaha personeel. Plaats de backup batterij nooit in bereik van kinderen, aangezien het kind de batterij misschien in kan slikken. Als dit gebeurd moet u onmiddellijk contact opnemen met een dokter. ■ USER DATA OPSLAAN • Bewaar frequent gegevens op floppy disk, om te voorkomen dat u belangrijke data kwijtraakt door een bedieningsfout of stuk gaan van het apparaat. Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die is te wijten aan onzorgvuldig gebruik of modificaties die zijn aangebracht aan het instrument, of data die kwijt is geraakt of vernietigd. Doe het instrument altijd uit als u het niet gebruikt. Hoe moet u deze handleiding gebruiken/Schrijfwijzen Nederlandstalige Handleiding Inleiding Dank u voor de aanschaf van een Yamaha RM1x Sequence Remixer. De RM1x is een compleet dance workstation die gebruikt kan worden als zowel een realtime performance-instrument als een krachtig produktie-hulpmiddel. De intuïtieve interface maakt het werken in realtime gemakkelijk voor artiesten met de DJachtergrond, terwijl u met de uitgebreide sequencing- en editfuncties geavanceerde originele patronen en songs uit het niets kunt creëren. Naast de krachtige powerful sequence-opname- en afspeelmogelijkheden, is de RM1x ook uitgerust met een goed klinkende ingebouwde toongenerator, waardoor u geen extra apparatuur nodig heeft. U kunt zelfs de voices editten om geluiden te creëren die uitstekend passen bij uw muziek. Bewaar deze handleiding op een handige plaats terwijl u zich bekend maakt met de RM1x, zodat u de handleiding op ieder gewenst ogenblik kunt raadplegen. 5 Hoofdonderdelen Hoofdonderdelen 6 RM1x SEQUENCE REMIXER • De sequencer van de RM1x beschikt over 16 sequencetracks en maar liefst 110,000 noten opslaggeheugen voor sequencing-power op professioneel niveau. De noot-timingsresolutie is 1/480ste van een kwartnoot. Het geheugen wordt ge-backupped, waardoor uw data niet verdwijnen als u het instrument uitzet. • Gemakkelijk te bedienen met de grote 64 x 240 dot display. • Intuïtieve performance control met 8 toewijsbare realtime-controlknoppen, 4 displayknoppen, en een groot multifunctioneel toetsenbord. • Een levensgroot assortiment vooringestelde patronen betekent dat u meteen kunt afspelen zonder dat u hoeft te programmeren. • Gemakkelijk programmeren met de geavanceerde interface waarmee u toegang heeft tot een groot aantal parameters die u kunt editten als u het geluid volledig zelf wilt bepalen. • Krachtige sequencing-mogelijkheden met uitgebreide editfuncties maken het mogelijk om complexe patronen en muzikale structuren te creëren. • Voeg grooves samen in realtime in de Pattern-mode: iedere “stijl” van de Pattern-mode bevat maar liefst 16 “gedeeltes” die u met het toetsenbord van de RM1x direct kunt schakelen. • De geavanceerde toongenerator-technologie biedt u een uitgebreid arsenaal aan goede ingebouwde geluiden. • Edit en verfijn de voices van de RM1x om geluiden te creëren die het beste passen bij uw eigen muziek. • Met een geavanceerd multi-effectsysteem kunt u van alles toevoegen: van een subtiele ambiance tot wilde variaties. • Door de BPM-entry in te tikken kunt u tempo’s bepalen op de manier waarop u deze aanvoelt in plaats van gebruik te maken van nummers. • Volledige MIDI-compatibiliteit betekent dat u de RM1x kunt gebruiken als het centrum van een groot muziekproductiesysteem. Hoe moet u de handleidingen gebruiken/Schrijfwijzen Hoe moet u de Handleidingen gebruiken De documentatie van de RM1x bestaat uit de volgende twee handleidingen. Zorg dat u weet waar iedere handleiding voor is bedoeld, en raadpleeg deze wanneer nodig. ❏ Nederlandstalige Handleiding (deze handleiding) Deze handleiding geeft uitleg over de voorzorgsmaatregelen bij het gebruik, hoe u aansluitingen moet maken, en over alle parameters en commando’s. Gebruik deze handleiding op ieder gewenst moment als soort een woordenboek. Hoofdstuk 1. Algemene Begrippen Hoofdstuk 2. Pattern-mode Hoofdstuk 3. Pattern Chain-mode Hoofdstuk 4. Song-mode Hoofdstuk 5. Utility-mode “Pattern mode”, “Pattern chain mode” en “Song mode” hebben meerdere gemeenschappelijke functies. In deze handleiding treft u uitleg en nadere details aan over deze gemeenschappelijke functies in hoofdstuk 2: “Pattern mode”. De overlappende delen van de uitleg in hoofdstuk 3 “Pattern Chain mode” en hoofdstuk 4 “Song mode” zijn weggelaten. In dit geval wordt de betreffende pagina in hoofdstuk 2 “Pattern mode” aangegeven zodat u deze kunt raadplegen. ❏ Lijstboek Dit is een boekje die verschillende lijsten bevat zoals de Voice-lijst, Preset Style-lijst, Effectenlijst, MIDI-dataformaat, en MIDI-implementatietabel. Schrijfwijzen zoals gebruikt in deze handleiding Deze handleiding maakt gebruik van de volgende iconen om knoppen aan te geven en om verschillende soorten informatie te onderscheiden. Dit geeft een paneelknop aan. Het symbool in het vakje is het symbool dat staat geprint op de knop. 12 Dit geeft de functieprocedure aan. RM1x SEQUENCE REMIXER 7 De informatie vinden die u nodig heeft N.B. Dit geeft extra uitleg over de functie, gebruiksvoorbeelden, en tips. De informatie vinden die u nodig heeft Om de informatie te vinden die u nodig heeft, kunt u de volgende pagina’s raadplegen: Inhoudsopgave (pagina 9) Vind de gewenste informatie door de gehele handleiding heen. Voor- en achterpanelen (pagina 11) Hier kunt u informatie vinden over de naam en functie van iedere knop en control. Snel starten doet u als volgt (pagina 20) Dit korte en gemakkelijk te volgen gedeelte vertelt u hoe u de algemene onderdelen en functies van uw nieuwe RM1x moet gebruiken. Functietabel (pagina 32) Hiermee kunt u de gewenste informatie vinden binnen de structuur van de commando-indeling. Woordenlijst (pagina 146) Dit gedeelte bevat onbekende termen of frases in alfabetische volgorde met de verklaringen. Index (pagina 150) Hiermee kunt u alfabetisch onbekende termen vinden, de pagina’s waar deze worden besproken en de pagina’s waar u deze onderwerpen kunt aantreffen. 8 RM1x SEQUENCE REMIXER Inhoud OPSTELLING 1. Voor- en achterpanelen .................................................................................................................................................. 11 Voorpaneel ............................................................................................................................................. 11 Achterpaneel .......................................................................................................................................... 14 Floppy-diskdrive .................................................................................................................................... 15 2. Aansluitingen Stroomvoorziening ................................................................................................................................ 16 Audio-apparatuur aansluiten .................................................................................................................. 17 Sluit een voetschakelaar aan .................................................................................................................. 18 Sluit externe MIDI-apparaten aan ......................................................................................................... 18 Sluit een MTR (multi-tracker) aan ........................................................................................................ 19 3. Snelle Start .................................................................................................................................................................... 20 4. De meegeleverde disk gebruiken .................................................................................................................................. 22 ALGEMENE HANDELINGEN ................................................................................................... 23 Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEGRIPPEN 1. Functietabel ................................................................................................................................................................... 32 2. Hoe de RM1x in elkaar zit ............................................................................................................................................ 34 3. Sequencerblok ............................................................................................................................................................... 35 4. Toongeneratorblok ......................................................................................................................................................... 37 5. Controllerblok ............................................................................................................................................................... 38 6. Effectenblok .................................................................................................................................................................. 39 7. Over floppy disks .......................................................................................................................................................... 42 Hoofdstuk 2. PATTERN-MODE 1. PATTERN afspelen ....................................................................................................................................................... 46 2. Opnemen ....................................................................................................................................................................... 49 3. Groove ........................................................................................................................................................................... 55 4. FX afspelen ................................................................................................................................................................... 57 5. MIDI-delay .................................................................................................................................................................... 60 6. Arpeggio ........................................................................................................................................................................ 62 7. Voice .............................................................................................................................................................................. 63 8. Voice Editten ................................................................................................................................................................. 65 9. Effect ............................................................................................................................................................................. 69 10. Opstelling .................................................................................................................................................................... 73 11. Disk .............................................................................................................................................................................. 76 12. Job ............................................................................................................................................................................... 80 13. Editten ......................................................................................................................................................................... 99 14. Splitsen ...................................................................................................................................................................... 108 Hoofdstuk 3. PATTERN CHAIN-MODE 1. Pattern Chain afspelen ................................................................................................................................................. 110 2. Disk ............................................................................................................................................................................. 111 3. Job ............................................................................................................................................................................... 112 Hoofdstuk 4. SONG-MODE 1. SONG afspelen ............................................................................................................................................................ 116 2. Opnemen ..................................................................................................................................................................... 117 3. Groove ......................................................................................................................................................................... 119 4. FX afspelen ................................................................................................................................................................. 119 5. MIDI-delay .................................................................................................................................................................. 119 6. Arpeggio ...................................................................................................................................................................... 119 7. Voice ............................................................................................................................................................................ 120 8. Voice Editten ............................................................................................................................................................... 120 RM1x SEQUENCE REMIXER 9 Inhoud 9. Effect ........................................................................................................................................................................... 120 10. Opstelling .................................................................................................................................................................. 121 11. Disk ............................................................................................................................................................................ 122 12. Job ............................................................................................................................................................................. 123 13. Editten ....................................................................................................................................................................... 128 14. Splitsen (Song naar Pattern) ...................................................................................................................................... 129 Hoofdstuk 5. UTILITY-MODE 1. Systeem ....................................................................................................................................................................... 132 2. MIDI-opstelling ........................................................................................................................................................... 135 3. MIDI-filter ................................................................................................................................................................... 137 Appendix 1. Specificaties ................................................................................................................................................................ 140 2. Troubleshooting (in de problemen?) ........................................................................................................................... 142 3. Foutmeldingen ............................................................................................................................................................. 144 4. Woordenlijst ................................................................................................................................................................ 146 5. Index ............................................................................................................................................................................ 150 De illustraties en LCD schermen zoals in deze Nederlandstalige Handleiding getoond zijn alleen voor instructie doeleinden en kunnen variëren met diegene op uw RM1x. 10 RM1x SEQUENCE REMIXER SETUP OPSTELLING 1. Voor- en achterpanelen ❏ Voorpaneel 2 3 16 7 1 4 11 6 12 5 10 13 9 17 16 18 9 8 15 14 19 1. BPM-Display Gewoonlijk toont deze 4-cijferige LED numerieke display de betreffende BPM (Beats Per Minute) waarde, tot op een tiende van een maat. Deze kan geswitched worden zodat maatnummers getoond worden in plaats van het aantal maten per minuut (beats per minute) via een utility-functie (pagina 133). De BPM-display toont ook waarden die horen bij de realtime Controller-knoppen (pagina 12), echter alleen als de knoppen bediend worden. 2. MIDI-Datamonitors De MIDI IN- en OUT-indicators boven de BPM-display gaan branden als er MIDI-data worden ontvangen via de MIDI INconnector op het achterpaneel (de rode MIDI IN-indicator), of wanneer MIDI-data worden verstuurd door de RM1x via de MIDI OUT-connector (de groene MIDI OUT-indicator). 3. LCD-Display Het grote backlit LCD display-paneel van de RM1x toont de parameters en waarden die horen bij de geselecteerde handeling of mode. De Displayknoppen (pagina 12) en Functieknoppen net onder de LCD-display hebben direct effect op de corresponderende parameters of functies op de display. De [DISPLAY] en [CURSOR] knoppen staan in direct verband met de werking van de display. Nadere details vindt u in het onderdeel “Algemene Werkwijze” op pagina 23. Een CONTRAST- knop voor de LCD-display bevindt zich op het achterpaneel (pagina 14). De LCD-display kan worden ingesteld op de normale of omgekeerde (wit op zwart) display via een utility-modefunctie (pagina 133). RM1x SEQUENCE REMIXER 11 OPSTELLING 4. Display-KNOPPEN De vier knoppen die zich vlak onder de LCD-display bevinden, bedienen direct de corresponderende parameters op de display. In de belangrijkste PATTERN-mode bijvoorbeeld, kan Displayknop 1 worden gebruikt voor het selecteren van een een stijl en Displayknop om de BPM-waarde in te stellen. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op pagina 23. 5. Functieknoppen en -indicators De functieknoppen [F1] tot en met [F4] lijken op de displayknoppen omdat deze ook direct de corresponderende functies bedienen op de LCD-display, maar alleen als de betreffende indicators branden. Nadere details vindt u in het onderdeel “Algemene Werkwijze” op pagina 23. 6. VOLUME-knop Wijzigt het volume van de audio-output van de RM1x via de OUTPUT- en PHONES-jacks op het achterpaneel. 7. Realtime Controller-knoppen & [KNOB]-knop Met deze knoppen kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen gedurende het afspelen van patronen of songs. De parameters die onder de knoppen op het paneel staan, zijn de vooringestelde (preset) standaardparameters. Andere parameters kunnen echter naar wens worden toegewezen via de SETUP-submode KNOB ASSIGN-functie (pagina 74). De knoppen kunnen worden geswitched om een van de twee parametergroepen “A” en “B” te bedienen, met behulp van de [KNOB]-knop. De “A” -parametergroep (de bovenste standaardparameters die op het paneel staan) worden geselecteerd als de [KNOB]-indicator brandt. De “B”-groep (de parameters aan de onderkant) wordt geselecteerd als de [KNOB]indicator niet brandt. Verschillende parameters kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”-groep met behulp van de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven staat beschreven. 8. Cursorknoppen De cursorknoppen bewegen de “cursor” op het LCD-displayscherm waarop de verschillende parameters staan die u voor editing kunt gebruiken (de cursor van de RM1x verschijnt als een donker blok met ‘omgekeerde’ lettertekens). 9. [NO -1] en [YES +1] knoppen Met de [NO -1] en [YES +1] knoppen kunt u de parameter, waarop de cursor staat, editten (de waarde ervan veranderen). De [NO -1] knop verkleint stapsgewijs de waarde van de geselecteerde parameter, terwijl de [YES +1] knop de parameter stapsgewijs vergroot. U kunt kort de knop indrukken om de parameter te verkleinen of te vergroten met een enkele eenheid, of de knop ingedrukt houden voor continue vergroting of verkleining. U kunt met de [NO -1] en de [YES +1] knoppen tevens op bepaalde vragen reageren die op het scherm verschijnen. Druk op [YES +1] om door te gaan, of [NO -1] om te stoppen. 10. [<-] en [->] knoppen op de DISPLAY Als de geselecteerde mode of submode (pagina 23) meer parameters bevat dan er op de display passen, verschijnen er pijltjes aan de linker- of rechterkant van de display die aangeven dat er meer parameters beschikbaar zijn in de die richting. Als dit gebeurt. Laat u met de [<-] en [->] knoppen de display in de corresponderende richting scrollen. 11. MODE- en SUBMODE-knoppen De vier MODE-knoppen selecteren de belangrijkste werkwijzen op de RM1x (PATTERN, PATTERN CHAIN, SONG, en UTILITY), terwijl de SUBMODE-knoppen verschillende submodes selecteren, waardoor u de gedetailleerde programmaonderdelen van de RM1x's kunt bedienen. Nadere bijzonderheden over het selecteren van mode en submode vindt u in “Algemene Werkwijze” op pagina 23. 12. [EXIT] knop Met de [EXIT] knop kunt u iedere functie die u heeft geselecteerd met de functieknoppen verlaten, of van de edit- of jobmodes (zoals hieronder staat beschreven) direct teruggaan naar de hoofdmode (d.w.z. SONG of PATTERN). 12 RM1x SEQUENCE REMIXER OPSTELLING 13. Sequencerknoppen en -indicators De sequencerknoppen bedienen het opnemen en afspelen in de PATTERN-, PATTERN CHAIN-, en SONG-modes. REC PLAY STOP & Activeert de record-ready mode in de PATTERN- en SONG-modes van de RM1x. De rode REC-knopindicator gaat branden, en het opnemen start zodra u de knop indrukt. U kunt de knop weer indrukken om de record-ready -mode te verlaten voordat u bent begonnen met het opnemen door op de knop te drukken. Start het afspelen vanaf betreffende punt in het patroon of de song als de record-ready mode niet actief is, of het opnemen vanaf hetzelfde punt als de record-ready mode actief is. De groene PLAY-indicator knippert om de BPM tijdens het afspelen of opnemen aan te geven. Stopt het afspelen of opnemen. Snel achter- en voorwaarts. Door op de of knop te drukken kunt u snel voor- of achterwaarts door het patroon of de song bewegen. Top. Keert ogenblikkelijk terug naar het eerste begin van de song of het patroon (d.w.z. de eerste tel of maat). 14. Toetsenbord Dit met 26 toetsen uitgeruste toetsenbord maakt het mogelijk de RM1x te programmeren zonder deze aan te sluiten op een extern MIDI-toetsenbord. Het toetsenbord is zelfs polyfonisch waardoor u direct akkoorden en enkele noten kunt invoeren. Het enige wat mist is aanslaggevoeligheid. De RM1x accepteert echter wel aanslaggevoeligheidsinformatie van een extern MIDI-toetsenbord. Het toetsenbord voert tevens een hele serie handelingen uit die zijn geselecteerd met de toetsenbord-modeknop: trackselectie, transpositie, invoeren van numerieke data, track-mute/solo, en het selecteren van gedeelten. De “zwarte toetsen” voeren ook een aantal andere functies uit, zoals het selecteren van bepaalde trackgedeelten en het vasthouden van een aantal track-mute-instellingen. 15. Toetsenbord-Modeknoppen Deze knoppen wijzigen de functie van het RM1x-toetsenbord voor trackselectie, transpositie, het invoeren van numerieke data, track mute/solo, en het selecteren van gedeelten. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op pagina 23. 16. [OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen Hoewel het bereik van het RM1x-toetsenbord iets meer als 2 octaven is, kunt u met de [OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen de toetsenbordtoonhoogte in octaafstappen omhoog of omlaag transponeren, met een bereik van 8 (+/- 4) octaven. Iedere keer als u de [OCT DOWN] indrukt, transponeert de toetsenbordtoonhoogte een octaaf totdat de grens daaronder is bereikt. De [OCT UP] knop verplaatst de toetsenbordtoonhoogte op dezelfde manier naar boven. De octaafverplaatsing wordt weergegeven op de LCD-display. 17. [SHIFT] knop Met de [SHIFT] knop kunt u toegang krijgen tot verscheidene secundaire of “achtergrond”-functies waarvan u slechts gebruik maakt in speciale gevallen. Met de [SHIFT] knop kunt u bijvoorbeeld een track “solo-en” in plaats van deze te muten met de [MUTE] toetsenbord-modeknop. U kunt de [SHIFT] knop in combinatie gebruiken met de Displayknoppen: houd de [SHIFT] knop ingedrukt terwijl u een knop draait om data te selecteren. 18. [ARPEGGIO ON] knop Schakelt de automatische arpeggio-functie van de RM1x aan of uit (pagina 62). De [ARPEGGIO ON] knopindicator gaat branden als de ARPEGGIO aanstaat. 19. [TAP/ENTER] knop Met deze knop met twee functies kunt u zowel de BPM-waarden intikken (pagina 20), als numerieke waarden invoeren (pagina 26). RM1x SEQUENCE REMIXER 13 OPSTELLING ❏ Achterpaneel 4 3 7 5 6 2 1 1. STANDBY/ON-schakelaar Druk in om RM1x aan te zetten, en druk nog een keer in om deze uit te zetten. Als de machine aanstaat, gaat één van de mode-knopindicators branden en de PATTERN-modedisplay verschijnt op de LCD (Liquid Crystal Display). 2. DC IN-jack De DC-outputkabel van de Yamaha PA-5C AC Power Adaptor, meegeleverd met de RM1x, dient u hier aan te sluiten. 3. CONTRAST-control Met de CONTRAST-knop bereikt u de beste zichtbaarheid op de LCD-display (de zichtbaarheid op de LCD varieert sterk afhankelijk van de hoek waaronder u naar de display kijkt). 4. MIDI IN & OUT-connectors De RM1x is uitgerust met MIDI IN en MIDI OUT-connectors voor maximale flexibiliteit in het systeem. Als u met behulp van een MIDI-toetsenbord of andere programma’s wilt spelen en programmeren op de RM1x, moet deze worden aangesloten op de RM1x MIDI IN-connector (zie “Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten,” op pagina 18). U kunt input“filters” naar wens instellen via de UTILITY-mode (pagina 137): deze filters bepalen welke data wel en welke data niet worden ontvangen door de MIDI IN-connector. De MIDI OUT-connector kan worden aangesloten op een externe toongenerator of synthesizer als u externe stemmen van de RM1x-sequencer aan wilt sturen. Net zoals de MIDI IN-connector, kunnen MIDI-filters worden aangesloten voor de MIDI OUT-connector via de UTILITY-mode. 5. L/MONO & R OUTPUT-jacks Dit zijn de belangrijkste stereo-outputs van het toongeneratorsysteem van de RM1x (zie “Het Aansluiten van Audioapparatuur” op pagina 17). Het zijn allebei standaard 1/4” monofoonpluggen. Als u een plug in alleen de L/MONO-output steekt, worden de linker- en rechterkanalen gemixt en verstuurd via die output waardoor het gebruik van mono-geluidssystemen mogelijk wordt gemaakt. Het output-niveau kunt u wijzigen met de VOLUME-knop (pagina 12). 6. PHONES-jack Iedere stereo-hoofdtelefoon met een 1/4” stereofoonplug kan hierop worden aangesloten voor afluisteren. Het outputniveau van de PHONES wordt aangepast met de VOLUME-knop. 7. FOOT SW-jack Een optionele Yamaha FC4 of FC5-voetschakelaar die op deze jack is aangesloten, kunt u gebruiken voor: start/stop, het selecteren van gedeelten, sustain, of het aanslaan van de BPM-waarde, zoals bepaald door de instellingen van de FOOT SWITCH-parameter in de UTILITY-mode (pagina 132). 14 RM1x SEQUENCE REMIXER OPSTELLING ❏ Floppy-diskdrive 1. Floppy diskslot Hier voert u floppy disks in om data te bewaren of te laden. U kunt 3.5 inch 2HD (MF2HD) of 2DD (MF2DD) floppy disks gebruiken. (pagina 42) 2. “Disk-in-gebruik”-indicator Deze indicator gaat branden als data worden gelezen of geschreven op de floppy disk. De disk mag nooit worden verwijderd als de indicator brandt. 3. Ejectknop Door op deze knop te drukken haalt u de floppy disk eruit. De disks moeten er stevig maar voorzichtig worden ingestoken of verwijderd en alleen als de toegangsindicator niet brandt. 2. Disk-in-gebruik indicator 3. Ejectknop 1. Floppy diskgleuf . . Aan de achterkant van de floppy disk zit een schrijfbeveiligingsschuifje zoals is geïllustreerd in de onderstaande afbeelding. Als het N.B. schuifje naar beneden is geschoven (met het venstertje open), is het niet mogelijk om data te wijzigen, toe te voegen of te wissen. Als u belangrijke data wilt veilig stellen, moet u het schuifje in deze positie laten staan. WAARSCHUWING! Onthoud dat Yamaha geen verantwoording draagt ten aanzien van dataverlies als gevolg van oneigenlijk gebruik. RM1x SEQUENCE REMIXER 15 OPSTELLING 2. Het Aansluiten Om de RM1x in gebruik te nemen, moeten de meegeleverde AC-adaptor en een amp-systeem enzovoort worden aangesloten. Als u externe MIDI-apparaten en of controllers gebruikt, moeten deze tevens worden aangesloten. Dit onderdeel legt uit hoe u deze verbindingen moet instellen. WAARSCHUWING! Voordat u aansluitingen maakt, doet u er goed aan eerst de STANDBY/ON-schakelaar op “uit” te zetten. Als u aansluitingen maakt terwijl de STANDBY/ON-schakelaar op “aan” staat, bestaat de kans dat externe apparatuur zoals de amp of de speakers beschadigd raken. ❏ Aansluiting op de Netspanning 1 Zorg ervoor dat de STANDBY/ON-schakelaar van de RM1x ingesteld staat op STANDBY, en sluit de meegeleverde AC-adaptor (PA-5C) aan op de netspanningsjack. Bevestig de DC-outputkabel van de adaptor rond de kabelclip (zoals hieronder is geïllustreerd) om het niet opzettelijk losraken ervan te voorkomen tijdens het werken met de RM1x. 2 Stop de AC-adaptor in een stopcontact, en zet de RM1x STANDBY/ON-schakelaar aan. Als u het instrument uitzet ga dan in omgekeerde volgorde te werk. WAARSCHUWING! Maak uitsluitend gebruik van de meegeleverde PA-5C AC-adaptor. Het gebruik van andere AC-adaptors veroorzaakt slecht functioneren. Zorg er ook voor dat u de AC-adaptor uit het stopcontact haalt als u de RM1x niet gebruikt. PAS OP! Zelfs als de schakelaar in de “STANDBY” positie staat, stroomt er nog altijd een minimale hoeveelheid electriciteit naar het instrument. Als u de RM1x voor langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam de AC-stroomadaptor niet op het electriciteitsnet aan te sluiten. Onderbreek nooit de electriciteitspanning (bijvoorbeeld door de AC-adaptor eruit te halen) gedurende opname op de RM1x! Als u dit wel doet, kan dit leiden tot dataverlies. 16 RM1x SEQUENCE REMIXER OPSTELLING ❏ Het aansluiten van Audio-apparatuur Om het geluid van de RM1x te versturen, moet u een amp of mixer op de uitgang aansluiten. Het aansluiten op powered luidsprekers Sluit twee powered luidsprekers (links en rechts) aan op de uitgang (L/MONO, R). Als u slechts één powered luidspreker aansluit, dan gebruikt u de L/MONO-jack. VOL Op een Mixer Aansluiten Sluit de uitgangen (L/MONO, R) aan op twee mixerkanalen. Het kanaal dat is aangesloten op de L/MONO-jack moet links gepanned staan, en het kanaal dat is aangesloten op de R-jack moet rechts gepanned staan. Sluit op dezelfde manier aan als wanneer u de RM1x op een MTR of cassettedeck aansluit. PHANTOM +48V PHANTOM +48V OFF ON OFF ON INPUT (BAL) 13 15 14 16 –10dBV (UNBAL) L R IN OUT 2TR PHONES PAD 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB 26dB –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 –16 –60 +10 GAIN –34 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 15/16 2TR IN +10 GAIN –20 13/14 +10 GAIN MONITOR 2TR IN –20 0 LEVEL 10 0 MONITOR OUT 15/16 LEVEL 10 PHONES DIGITAL MIXING CONSOLE L STEREO R EQ HIGH UTILITY MIDI SETUP VIEW Ø/DELAY PAN/ ROUTING PAN PAN FUNCTION DYNAMICS EQ/ATT MEMORY LO-MID G FADER MODE EFFECT 1 EFFECT 2 OPTION I/O AUX 1 AUX 2 REMOTE AUX 3 CLIP –3 –6 –9 –12 –15 –18 –24 –30 –36 –42 –48 HI-MID F F G 1 RETURN 2 LOW SELECTED CHANNEL AUX 4 HOME 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13/14 15/16 17 SEL 18 SEL 19 SEL 20 SEL 21 SEL 22 SEL 23 SEL 24 SEL SEL SEL SEL SEL SEL SEL SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO SOLO ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON ON STEREO MASTER SEL ON 1 RETURN 2 SEL SEL SOLO SOLO ON ON –1/DEC SOLO MEMORY +1/INC PARAMETER 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 0 0 –10 –5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 –15 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 40 60 –20 CURSOR –30 –40 –50 –70 – ENTER 1 2 3 4 5 6 7 8 17 18 19 20 21 22 23 24 9 10 11 12 13/14 15/16 STEREO MASTER Het Gebruik van Hoofdtelefoon Als u een hoofdtelefoon gebruikt, sluit deze dan aan op PHONES (hoofdtelefoon)-jack op het achterpaneel. Stel het volume zodanig in dat uw gehoor geen schade wordt toegebracht. WAARSCHUWING! Sluit de uitgangen van de RM1x niet aan op de mic-inputjacks van bijvoorbeeld een amp of cassette deck. Als deze ingesteld zijn op mic-inputs, kan de geluidskwaliteit verslechteren, en het apparaat kan worden beschadigd. Als u de RM1x aansluit op een mixer of dergelijk apparaat, moet u de mixerkanalen bovendien instellen op Line-Inputpositie. RM1x SEQUENCE REMIXER 17 OPSTELLING ❏ Het aansluiten van een voetschakelaar Als u een los verkrijgbare FC4 of FC5-voetschakelaar aansluit, stop dan de plug van de voetschakelaar in de FOOT SWjack op het achterpaneel. FC4 of FC5 ❏ Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten Het aansluiten van een MIDI-toetsenbord Realtime opname-input wordt gemakkelijker als u een MIDI-toetsenbord gebruikt. Met een MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT van het externe MIDI-toetsenbord aansluiten op de MIDI IN-connector op het achterpaneel. MIDI OUT Het aansluiten van een toongeneratormodule Met song- en patroonafspeeldata van de RM1x kunt u een externe toongeneratormodule spelen. Met de MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT-connector op het achterpaneel aansluiten op de MIDI IN-connector van het externe MIDI-apparaat.. MIDI IN 18 RM1x SEQUENCE REMIXER OPSTELLING ❏ Het aansluiten van een MTR (multitrack-recorder) Aangezien de RM1x is uitgerust met een MTC (MIDI Time Code) en MMC (MIDI Machine Control), kunt u muziek produceren terwijl het apparaat is gesynchroniseerd met een MTC- of MMC-compatibele multitracker. Met MIDI-kabels kunt u de MIDI OUT-connector van de RM1x aansluiten op de MIDI IN-connector van de MTR, en de MIDI IN-connector van de de RM1x op de MIDI OUT-connector van de MTR. Als u MTC of MMC gebruikt om een MTR te besturen, moet u de MIDI-Syncinstelling op de MIDI-pagina van de Utility-mode instellen op “MTC". De RM1x met MTC synchroniseren vanuit een extern apparaat MIDI OUT MIDI IN MTR (MTC,MMC-compatibel) Een extern apparaat controleren via MMC vanuit de RM1x MIDI OUT MTR (MTC,MMC-compatibel) MIDI IN RM1x SEQUENCE REMIXER 19 OPSTELLING 3. Snel starten doet u als volgt Als uw RM1x eenmaal correct is opgesteld en van stroom voorzien, probeer dan eens het volgende toe te passen. Het is namelijk heel gemakkelijk om de vooringestelde patronen te remixen om daarmee uw eigen groove te creëren. Maar onthoud: dit is slechts het topje van de ijsberg! De RM1x kan nog veel en veel meer. 1. Selecteer een Stijl Met Displayknop 1 kunt u een vooringestelde stijl (P01 … P60) kiezen. 2. Start het Afspelen Druk op de PLAY knop. Het geselecteerde gedeelte van de geselecteerde stijl begint met afspelen. Dit “patroon” zal doorgaan met loop-en tot een ander gedeelte of stijl wordt geselecteerd. 3. Switchgedeeltes Zorg ervoor dat de [SECTION] knopindicator knippert (zo niet, druk dan op de [SECTION] knop), en gebruik vervolgens de witte toetsen op het toetsenbord van de RM1x om van gedeelte te switchen. Een zojuist geselecteerd gedeelte zal meteen beginnen. Dit gedeelte wordt aangegeven door een knipperende indicator boven de corresponderende toets, en een letter (“A” … “P”) naast de “SEC” in de display. • Meer over gedeeltes op pagina 28. 20 RM1x SEQUENCE REMIXER 4. Een nieuwe BPM (Beat Per Minute) instellen Met Displayknop 4 kunt u de BPM aanpassen naar een waarde die goed aanvoelt. 5. Een Nieuwe BPM Inslaan Sla een paar keer op de [TAP] knop op de gewenste BPM. De RM1x past de BPM aan naar wat u heeft aangeslagen. 6. Transponeren Transponeer het patroon naar een willekeurige toets door het indrukken van een toets op het toetsenbord van de RM1x terwijl u de [TRANSPOSE] knop ingedrukt houdt. De middelste E-toets op het toetsenbord (met label “H” en “8”) correspondeert met geen transpositie. Hogere of lagere toetsen geven de transpositie aan van het corresponderende aantal halftonen in de corresponderende richting. De hoeveelheid transpositie wordt ook aangegeven door de TRANS-parameter in de display. • Meer over transpositie op pagina 27. OPSTELLING 7. Het gebruik van de Realtime Controllerknoppen Draai aan de RM1x controllerknoppen om het effect te horen. De standaardparameters zijn van een label voorzien onder iedere knop. De [KNOB] knop selecteert de “A” of “B”-parametergroep. Als de mutemode bezet is, dan gaan de indicators boven de tracks die data bevatten branden. Druk eenmaal op een toets om een track te muten die data bevat (de indicator hiervan knippert en “M” verschijnt boven het tracknummer in de display). Druk de toets nogmaals in om een gemute track te un-muten. • Meer over de Mute- en Solofuncties op pagina 28. 9. Een Arpeggio afspelen Druk op de [ARPEGGIO] knop waardoor de indicator gaat branden. Speel dan een interval of akkoord op het toetsenbord van de RM1x. De RM1x creëert automatisch een arpeggio dat is gebaseerd op de noten die u speelt. De knoppen beïnvloeden de geselecteerde track. U kunt snel een van de 16 tracks selecteren door op de betreffende witte toets te drukken op het RM1x toetsenbord (“1” … “16”) terwijl u de [TRACK] knop ingedrukt houdt. Het nummer van de geselecteerde track verschijnt in de display. • Meer over trackselectie op pagina 27. De “A”-parametergroep (de bovenste standaardparameters die op het paneel staan) worden geselecteerd als de [KNOB] indicator brandt, en de “B”-groep (de parameters aan de onderkant) wordt geselecteerd als de [KNOB] indicator uit staat. • Meer over de controllerknoppen op pagina 29. 8. Mute- & Un-mutetracks Druk op de [MUTE] knoppen om de indicator te laten knipperen, en gebruik vervolgens de witte toetsen op het toetsenbord van de RM1x om tracks naar wens te muten en te unmuten. Bij gebruik van de Arpeggio submode-parameters kunt u kiezen uit verschillende soorten arpeggio. • Meer over de Arpeggiomode op pagina 62. 10. Experimenteer met verschillende stijlen Met controlknop 1 kunt u verschillende stijlen selecteren en experimenteren met de vele gedeelten die elke stijl bevat. Druk op de STOP knop om het afspelen te stoppen als u klaar bent. RM1x SEQUENCE REMIXER 21 OPSTELLING 4. De meegeleverde disk gebruiken U kunt de meegeleverde disk gebruiken zoals hieronder is aangegeven. ❏ Inhoud van de disk De meegeleverde disk bevat 3 demosongs. Met de demosongs kunt u demo’s en songs afspelen terwijl u de toewijsbare knoppen (PLAY FX en VOICE) wijzigt om de mogelijkheden van de RM1x te ontdekken. 4 Druk nogmaals op de [DISK] knop. U gaat naar het laden van de pagina, en de bovenste regel van de display geeft aan: “SONG DISK 2 Load”. ❏ Luisteren naar het afspelen van een demo Op de volgende manier kunt u een demo-songfile vanaf disk laden en van het afspelen ervan genieten. 1 Stop de disk in de floppy-diskslot met het label omhoog gericht. Voer de disk in totdat u een klik hoort. 5 Met de CURSOR-knop kunt u de cursor verplaatsen naar de file die u wilt afspelen. 6 Druk op de F1-knop (LOAD!) om het laden te starten. De display geeft aan: “Executing...". 7 Druk op de [SONG] knop. De bovenste regel van de display geeft de naam aan van de geladen song. 8 Druk op de PLAY 2 Druk op de [SONG] knop. U gaat naar Songmode. 3 Druk op de [DISK] knop. U gaat naar Disk-submode. 22 RM1x SEQUENCE REMIXER 9 Druk op de STOP pen. N.B. knop om het afspelen te starten. knop om het afspelen te stop- Door de DISK FILE in stap 5 te wijzigen, kunt u andere songs afspelen. Algemene Handelingen Algemene Werkwijze 1. Het selecteren van Modes & Submodes De RM1x is uitgerust met 3 belangrijke afspeel- en opnamemodes: PATTERN, PATTERN CHAIN, SONG en een UTILITYmode. Ieder van deze modes behelst een aantal “submodes” die u toegang verschaffen tot meer gespecialiseerde parameters. Houd er rekening mee dat een aantal stippen verschijnen aan de linkerkant van de MODE- en SUBMODE-knoppen. Het aantal stippen naast iedere knop geeft het aantal pagina’s aan waar u toegang tot heeft met die knop. Een knop met een enkele stip heeft slechts toegang tot een enkele pagina. Een knop met 3 stippen geeft bijvoorbeeld toegang tot 3 verschillende displaypagina’s in sequence. U kunt terugkeren door de paginasequence vanaf iedere willekeurige bladzijde in het lijstje door het gewenste aantal keren op de [EXIT] knop te drukken. De titels van de bladzijden waar u toegang tot kunt krijgen met alle multi-pagina MODE- en SUBMODE -knoppen, staan aan de bovenkant van het paneel, rechts naast de knoppen zelf. Als u naar deze lijst kijkt, ziet u dat de SUBMODE [EFFECT]-knop met vier stippen u bijvoorbeeld toegang geeft tot de pagina’s “Type”, “Variation Edit”, “Chorus Edit” en “Reverb Edit”. ❏ De Belangrijkste Modes U kunt toegang krijgen tot de hoofdmodes door op de corresponderende MODE-knop te drukken: [PATTERN], [PATT CHAIN], [SONG], of [UTILITY]. De corresponderende indicator brandt, en de naam van de geselecteerde mode verschijnt in de linkerbovenhoek van de LCD-display. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van wat de modes doen, en paginareferenties naar de betreffende gedeelten in deze handleiding. Mode PATTERN PATTERN CHAIN SONG UTILITY Beschrijving Dit is de mode die u waarschijnlijk het meest zult gebruiken voor het opnemen en afspelen. Het is ook de standaardmode die verschijnt als de machine net is aangezet. De [PATTERN] knop selecteert ombeurten de belangrijkste PATTERN-mode en de PATCH-mode waarin frasen samen kunnen worden “ge-patched” om zodoende patronen te creëren. Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort patroon bedoeld, bijvoorbeeld 4 tot 16 maten - waarmee ‘ge-looped’ wordt afgespeeld. Met PATTERN CHAIN mode kunt u patronen samen- “chain-en” voor het automatisch sequentieafspelen. Hoewel u waarschijnlijk de PATTERN-mode gebruikt voor het afspelen en opnemen, kunt u met de RM1x SONG ook hele songs op nemen en afspelen als u bijvoorbeeld een continue sequence wilt creëren van meer dan 256 maten, of een oneven maatsoort wilt gebruiken. Zoals de naam al doet vermoeden, kunt u met de UTILITY mode toegang krijgen tot een groot aantal utility-functies die het gehele systeem en de MIDI-handelingen beïnvloeden Pagina 45 109 115 131 RM1x SEQUENCE REMIXER 23 Algemene Handelingen ❏ De Submodes Met de SUBMODE-knoppen onder de MODE-knoppen heeft u toegang tot de submodes. Als u op een SUBMODE-knop drukt, selecteert u de submode die correspondeert met de geselecteerde hoofd-MODE. De JOB-submode van de PATTERNmode verschilt bijvoorbeeld iets van de JOB-submode van de SONG-mode. In de onderstaande tabel vindt u een kort overzicht van wat de submodes doen, en paginareferenties naar de betreffende gedeeltes in deze handleiding. Mode GROOVE PLAY FX MIDI DELAY ARPEGGIO VOICE VOICE EDIT EFFECT SETUP DISK JOB EDIT SPLIT 24 Beschrijving Met deze submode kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity van noten via een 16e-nootsgrid wijzigen om “grooves” te creëren die niet mogelijk zouden zijn met precieze sequencer-achtige programmering. Een reeks afspeeleffecten die het geluid alleen tijdens het afspelen beïnvloeden zonder daarbij de sequencedata te veranderen. Deze afspeeleffecten behelzen harmoniseren, beat stretch, clock shift, gate-tijd, en velocity-offset. MIDI-Delay creëert delay-effecten die bijna net zo klinken als de effecten gecreëerd door conventionele delay effectunits, maar in dit geval worden de delays gecreëerd door manipulatie van de MIDI-notedata in plaats van het audiosignaal. Met dit onderdeel creëert u simpele automatische arpeggio’s gebaseerd op noten afgespeeld op het toetsenbord van de RM1x. Met de VOICE-submode kunt u iedere willekeurige voice van de RM1x toewijzen aan afzonderlijke tracks, met daarin volume, pan en effect-sendknoppen van iedere track. Met deze submode krijgt u toegang tot speciale voice-wijzigingsparameters die u kunt gebruiken om voices geheel naar eigen smaak te creëren. Gedetailleerde effectwijzigingen geven de “finishing touch” aan uw geluid. De SETUP-submode bevat een LOW BOOST-functie, knoptoewijzing voor de realtime controlknoppen van de RM1x, en afzonderlijke outputkanaaltoewijzingen voor de interne toongenerator en MIDI-versturing. U kunt toegang krijgen tot alle diskhandelingen via deze submode: opslaan, laden, filenaam, wissen, opnieuw een naam geven, formatteren enz.. Hiermee krijgt u toegang tot de reeks PATTERN-, PATTERN CHAIN-, en SONG-jobs van de RM1x. Met de EDIT-submode kunt u sequencedata in detail wijzigen. Op deze manier houdt u controle over de toonhoogte, timing, velocity, duur, en andere parameters van iedere noot. Met de PATTERN SPLIT-submode kunt u geselecteerde maten kopiëren van het ene naar het andere gedeelte. De SONG SPLIT-submode lijkt hierop, maar in dit geval kunt u geselecteerde maten kopiëren van een song naar een geselecteerd gedeelte. RM1x SEQUENCE REMIXER Pagina 55, 119 57, 119 60, 119 62, 119 63, 120 65, 120 69, 120 73, 121 76, 111, 122 80, 123 99, 128 108, 129 Algemene Handelingen 2. Navigeren in de Display In alle displays van de RM1x wordt de geselecteerde parameter of functie aangegeven door een “cursor” die of onderstreept is of de vorm heeft van een “inverse” blok (d.w.z. de geselecteerde waarde verschijnt als witte lettertekens in een zwart blok, of omgekeerd als de “NEGA”mode is geselecteerd via de LCD MODE-functie van de UTILITYmode, zie pagina 133). De onderstreepte cursor wordt vaak gebruikt voor parameters waartoe u toegang kunt krijgen via de displayknoppen (zie onder). U kunt de cursor in de display verplaatsen met de CURSOR-knoppen. Elk van deze vier knoppen verplaatst de cursor in de richting die wordt aangegeven door de corresponderende pijl (als de cursor in die richting verplaatst kan worden). Als u verdwaald bent in een display en de cursor niet meer kunt vinden, druk dan op de CURSOR-knoppen en u zult de cursor zien zodra deze beweegt. Cursor ❏ Menuselectie In de JOB-submodes (pagina’s 80, 112, 123) treft u een “menu” aan waaruit u een job kunt selecteren. Er zijn verschillende manieren om dit te doen, zoals hieronder is aangegeven: CURSOR-knoppen Met de CURSOR-knoppen kunt u naar de gewenste job scrollen, om vervolgens op de Select-functieknop te drukken (F4, onder “Select ” op de display). Displayknoppen Met de knop onder “JOB” op de display kunt u door de joblijst scrollen en dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select ” op de display. Maar u kunt ook de CATEGORY-knop indrukken om tussen jobcategorieën te switchen (in lijst aan de linkerkant van de jobs). [NO -1]/[YES +1]-knoppen Druk eenmaal kort op de [NO -1] of [YES +1] om met een stap tegelijk door het menu te gaan in de corresponderende richting, of houd de knop ingedrukt voor continue scrolling. Als de gewenste job is gemarkeerd, druk dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select ” op de display). Numerieke selectie Met de numerieke maniervan selecteren, zoals hieronder staat beschreven, kunt u het nummer van de gewenste job invoeren. Het jobnummer gaat knipperen in de rechterbovenhoek van de display. Druk dan op de [ENTER]-knop. Cursor Als een geselecteerde mode meer parameters bevat dan er passen op een enkel displayscherm, verschijnt er een pijl aan beide kanten van de display. Dit geeft aan dat u over meer parameters beschikt door in de corresponderende richting(en) te scrollen. Dit kan worden bereikt door of de cursor over het einde van de display te verplaatsen met de CURSOR-knoppen, of door direct met de DISPLAY-knoppen de display te scrollen. RM1x SEQUENCE REMIXER 25 Algemene Handelingen 3. Het Wijzigen van Waarden (Editing) Op de RM1x kunt u waarden op drie manieren wijzigen: ❏ De Displayknoppen Met de displayknoppen kunt u snel en gemakkelijk corresponderende parameters aanpassen en wijzigen. Als u met de displayknoppen toegang kunt krijgen tot parameters in de geselecteerde display, verschijnen deze direct boven de knoppen zoals getoond in de figuur hieronder. Om een knop-gerelateerde parameter te wijzigen hoeft u alleen maar de knop kloksgewijs te draaien om de waarde te vergroten, en tegen de klok in om deze te verkleinen. Voor snellere wijzigingen, als u bijvoorbeeld snel een groot waardegebied moet dekken, draai dan de betreffende displayknop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. De functie van de displayknoppen hangt niet af van de cursorlokatie, dus u wijzigt de betreffende waarden met de cursor terwijl deze op een andere plaats op de display staat. ❏ De [NO -1] en [YES +1]-knoppen Met de [NO -1] en [YES +1]-knoppen kunt u gemakkelijk en precies de geselecteerde waarden steeds met een enkele eenheid te vergroten of verkleinen. Nadat u ervoor heeft gezorgd dat de cursor op de waarde staat die gewijzigd moet worden, drukt u een keer kort op de [NO -1] of [YES +1] om een enkele eenheid in de corresponderende richting te verplaatsen, of u houdt de knop ingedrukt voor continue scrolling. Houd er rekening mee dat de [NO -1] en [YES +1] knoppen ook worden gebruikt om bepaalde handelingen te bevestigen of te annuleren, daarom zijn het ook “NO” en “YES”-labels. n 26 • Voor nog snellere vergroting of verkleining drukt u op de tegenovergestelde vergroot- of verkleinknop terwijl u de knop die correspondeert met de richting waarin u wilt vergroten of verkleinen ingedrukt houdt. RM1x SEQUENCE REMIXER ❏ Numeriek Invoeren Numeriek invoeren kan handig zijn als u precies de waarde weet die u wilt invoeren, waardoor het niet meer nodig is om door lange lijsten waarden of parameters te scrollen om het gewenste effect te krijgen. Om numeriek in te voeren moet de cursor op de waarde staan die moet worden gewijzigd. Houd de [NUM]-modeknop op het toetsenbord ingedrukt. Hierdoor gaan de LEDs boven de toetsen branden die zijn genummerd van “1” tot “9” en “0” . Dit geeft aan dat u met die toetsen een numerieke waarde kunt invoeren. Terwijl u de [NUM]-knop ingedrukt houdt, drukt u op de nummertoetsen om een waarde in te voeren, beginnend bij het meest links gelegen cijfer. Om bijvoorbeeld het cijfer “104” in te voeren, drukt u op “1,” “0,” en dan “4”. Als de gewenste waarde is geselecteerd, laat u de [NUM]-knop los. De gekozen waarde moet nu knipperen in de display. Als laatste drukt u op de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde in te voeren. Algemene Handelingen 4. De Functieknoppen De vier functieknoppen onder de LCD-display — F1 tot F4 — worden slechts waar nodig actief. Als een functieknop actief is, gaat de indicator ervan (de LED meteen links van de knop) branden. De functieknoppen worden actief wanneer een “doe het”-achtige knop wordt vereist zoals Disk “SAVE” bijvoorbeeld, of de “DO!”-functie die voor de meeste jobs aanwezig is. toetsenbord die correspondeert met de geselecteerde track gaat knipperen. Terwijl u de [TRACK]-knop ingedrukt houdt, drukt u op de knop die correspondeert met de track die u wilt selecteren (de corresponderende indicator gaat knipperen en de geselecteerde track wordt gemarkeerd op de LCD-display), en dan drukt u op de [TRACK]-knop. ❏ TRANSPONEREN Met deze mode kunt u op een snelle en gemakkelijke manier de afspeeltoonhoogte transponeren in eenheden van halve tonen -12 halftonen tot +13 halftonen (in samenwerking met de OCTAVE knoppen — pagina 13 — is het mogelijk om te transponeren over een bereik van +/- 36 halftonen ). Als u de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt houdt, gaat(n) de toetsenbordindicator(s) die corresponderen met de transponeerwaarde knipperen. Een enkele knipperende LED geeft de corresponderende witte toets aan, en twee knipperende LEDs geven de zwarte toets daar tussenin aan. 5. Toetsenbordmodes Het toetsenbord van de RM1x doet veel meer dan alleen maar noten invoeren. In samenwerking met de KEYBOARD-modeknoppen kunt u snel en efficiënt een hele reeks parameters invoeren. Een van de functies waaruit u kunt kiezen — het invoeren van numerieke waarden — is al besproken in het gedeelte “Het Wijzigen van Waarden (Editing)”, (pagina 26). Met het toetsenbord kunt u ook grid-typedata invoeren in de Grid Groove- (pagina 55) en Grid Step Record (pagina 54) modes. De resterende toetsenbordmodes worden hieronder besproken: ❏ TRACK Hiermee kunt u direct tracks selecteren voor het opnemen en andere handelingen die verband houden met de tracks. Om een van de 16 tracks van de RM1x te selecteren, houdt u de [TRACK]-knop ingedrukt. De indicator boven de toets op het De middelste E-toets op het toetsenbord (met labels “H” en “8”) correspondeert met geen enkele tranponering. Hogere of lagere toetsen geven transponeren aan met het corresponderende aantal halftonen in de corresponderende richting. De mate van transponeren wordt ook aangegeven door de TRANS-parameter in de PATTERN- en SONG-displays. Om de transponeerwaarde te wijzigen, hoeft u slechts de betreffende toets in te drukken terwijl u de [TRANSPOSE]-knop ingedrukt houdt. RM1x SEQUENCE REMIXER 27 Algemene Handelingen ❏ NUM Beschreven in “Numeriek Invoeren” in het gedeelte “Het Wijzigen van Waarden (Editing)” (pagina 26). ❏ MUTE (SOLO) In samenwerking met het toetsenbord, kunt u met deze knop specifieke tracks muten of ‘solo-en’. Tracks die worden gemute, produceren geen geluid tijdens het afspelen. Als een track wordt ge-solo’d, dan is alleen die track te horen tijdens het afspelen. Om een willekeurig aantal tracks te muten in de PATTERNof SONG-mode, druk dan op de KEYBOARD [MUTE]-knop. De [MUTE]-knopindicator gaat knipperen. Druk dan op de toetsen die corresponderen met de tracks die u wilt muten— een “M” verschijnt boven de tracknummers van gemute tracks op de LCD-display. Elke keer dat een toets wordt ingedrukt terwijl de MUTE-mode in gebruik is, wordt de corresponderende track ombeurten gemute en ge’un-mute. U kunt dan de MUTE-mode verlaten door een tweede keer op de [MUTE]knop te drukken (de [MUTE]-knopindicator gaat uit), en de huidige mute-instellingen blijven geldig. Vijf aparte muteopstellingen kunnen worden onthouden om ogenblikkelijk opgeroepen te worden. Dit wordt hieronder beschreven in het gedeelte “Het Geheugen Muten”. Terwijl de [MUTE]-knopindicator knippert is het ook mogelijk om alle tracks tegelijkertijd te muten door op de zwarte toets te drukken met het label [ALL]. Op dezelfde manier kunnen tracks 1 tot 8 in een keer gemute worden door het indrukken van toets [1-8]. In dit geval worden de resterende tracks (9 tot 16) allemaal ge’un-mute. De [9-16]-toets mute tracks 9 tot 16 terwijl deze tegelijkertijd 1 tot 8 un-mute. Als u de volgende zwarte toets indrukt (C#) of de volgende daarnaast (BPM) dan worden alle gemute tracks ge’un-mute. Slechts een enkele ge’un-mute track kan per keer worden gesolo’d, en niet zoals bij de mute-instellingen, verlaat u de solofunctie als u de MUTE-mode verlaat. Om een track to solo’en, druk dan de [MUTE]-knop in terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. De [MUTE]-knopindicator gaat sneller knipperen als de MUTE-mode in gebruik is, en de indicator boven de ge-solo’de track gaat knipperen. U hoeft slechts op een verschillende toets te drukken om een verschillende track te solo’en, druk dan een tweede keer op de [MUTE]-knop (de [MUTE]-knopindicator gaat uit) om de SOLO-mode te verlaten. 28 RM1x SEQUENCE REMIXER Het Geheugen Muten Terwijl de MUTE-mode in gebruik is, kunt u, in samenwerking met de [SHIFT]-knop, met de MUTE MEMORYknoppen (de hoogste 5 zwarte toetsen) de huidige mutestatus opslaan: druk op een MUTE MEMORY-knop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Maximaal 5 verschillende mute-instellingen kunnen op deze manier worden opgeslagen. Opgeslagen mute-instellingen kunnen onmiddellijk worden opgeroepen terwijl de MUTE-mode in gebruik is door eenvoudig op de betreffende MUTE MEMORY-knop te drukken. ❏ SECTION (GEDEELTE) Stijlen in de PATTERN-mode van de RM1x kunnen maximaal 16 “gedeelten” bevatten — “A” tot “P”. Ieder gedeelte is in feite een afzonderlijk patroon, en de verschillende gedeelten kunt u gebruiken voor introducties, variaties, pauzes, endings, enz. Met de SECTION-mode kunt u direct gedeelten selecteren op het toetsenbord, en bovendien kunt u hiermee snel van gedeelten wisselen tijdens het afspelen. Als u de KEYBOARD [SECTION]-knop indrukt, gaan de [SECTION]-knopindicator en de toetsenbordindicators die corresponderen met gedeelten die data bevatten, branden. Ook de toetsenbordindicator die correspondeert met het huidig geselecteerde gedeelte gaat knipperen. Het gedeelte wordt ook getoond door de “SEC”-parameter op de LCD-display. Om een verschillend gedeelte te selecteren, druk dan gewoon op de betreffende toets. Druk een tweede keer op de [SECTION]knop om de SECTION-mode te verlaten (de [SECTION]knopindicator gaat uit). Algemene Handelingen 6. De Realtime Controllerknoppen Een van de kenmerken die de RM1x tot een kwaliteitsproduct maken, zijn de realtime controllerknoppen. Met de knoppen kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen gedurende het afspelen van een patroon of song. Op deze manier bijvoorbeeld kunt u de cutoff frequentie van de filter sweepen, de pitch bend effecten eruit halen of toevoegen, of met de betreffende knoppen elke willekeurige parameter bedienen gedurende het afspelen. Met 8 extra controllerknoppen kunt u direct meervoudige parameters bedienen, en meer dan een parameter tegelijkertijd bedienen. De parameters op het paneel onder de knoppen zijn de vooringestelde standaardparameters, maar andere parameters kunnen naar wens worden ingesteld met de knop-toewijsfunctie van de SETUP-submode (pagina 74). De knoppen kunnen worden ingeschakeld om een of twee verschillende parametergroepen “A” en “B” te bedienen met de [KNOB]-knop. De “A”-parametergroep (de bovenste standaardparameters op het paneel) worden geselecteerd als de [KNOB]-indicator brandt, en de “B”-groep (de onderste parameters) wordt geselecteerd als de [KNOB]-indicator uit staat. Verschillende parameters kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”groepen met de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven beschreven. Hieronder vindt u de standaard “A”- en “B”-groepparameters. 1 2 3 4 5 6 7 8 BEAT STRETCH CLOCK SHIFT GATE TIME VELOCITY CUTOFF RESONANCE EG DECAY PITCH BEND MIDI DELAY OCTAVER HARMONIZE 1 HARMONIZE 2 VARIATION CHORUS REVERB TRACK VOLUME 7. Undo/Redo Undo is een functie die de laatste opname of jobhandeling annuleert of wijzigt, en de data in de oorspronkelijke staat herstelt. Redo is een functie die de Undohandeling teniet doet en de handeling opnieuw uitvoert. Deze jobs zijn erg handig als belangrijke data zijn verminkt door opname, een wijziging of door een job. Met deze jobs kunt u opnemen, wijzigen en jobhandelingen uitvoeren (behalve het geven van een naam) in de Pattern-mode, de PatternChainmode, en de Song-mode, en voor het Patch-en in de Pattern-mode. Om te Undo-en drukt u op de [JOB]-knop terwijl u de [SHIFT]knop ingedrukt houdt. Om te Redo-en drukt u op de [JOB] knop terwijl u de [SHIFT]-knop weer ingedrukt houdt. Nadat opnemen, wijzigen of een jobhandeling zijn uitgevoerd is het altijd mogelijk om te Undo-en. Het is bovendien ook altijd mogelijk om te Redo-en nadat u heeft ge-Undo’d, en Undo en Redo wisselen elkaar af. N.B. • Deze procedure doet hetzelfde als de Undo/Redo-job in de Pattern-job (pagina 82), Pattern-kettingjob (pagina 113), en Song-job (pagina 124). 8. Display voor Gebruikt Geheugen Op de volgende manier kunt u de hoeveelheid gebruikt geheugen controleren zodat u kunt zien hoeveel u precies nog kunt opnemen. Druk op de F1-knop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Het “Gebruikte Geheugen” (Used Memory) verschijnt dan net zolang als u deze knoppen ingedrukt houdt. RM1x SEQUENCE REMIXER 29 Algemene Handelingen 9. Het Initialiseren van het Systeem Als u de instellingen van de RM1x in hun fabriekswaarden terug wilt brengen kunt u initialiseren. 1 Terwijl u de [OCT DOWN] en [OCT UP]-knoppen en de F#/Gb-toets [ALL] rechts daarvan ingedrukt houdt, doet u de STANDBY/ON-schakelaar aan. 2 Als “RM1x” in het scherm verschijnt, kunt u de toetsen loslaten. 3 Als het initialiseren klaar is, verschijnt “Factory Set” kort in de display. WAARSCHUWING! Als het initialiseren klaar is, wordt al het interne geheugen gewist. Als u data wilt behouden moet u deze op floppy º disk opslaan voordat u initialiseert. 30 RM1x SEQUENCE REMIXER Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEGRIPPEN Dit hoofdstuk geeft uitleg over de algemene begrippen, zoals de modestructuur en de interne structuur van de RM1x, die u moet begrijpen voor u aan de slag kan. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Functietabel ............................................... 32 Hoe de RM1x in elkaar zit .......................... 34 Sequencerblok ........................................... 35 Toongeneratorblok ..................................... 37 Controllerblok ............................................ 38 Effectenblok ............................................... 39 Over floppy disks ....................................... 42 RM1x SEQUENCE REMIXER 31 1. Functietabel 1. Functietabel ❏ PATTERN-MODE PATTERN Afspelen, Patch .............................................. Opnemen ........................................................... Realtime Opnemen ...................................... Stapsgewijs Opnemen ................................. Stapsgewijs Opnemen (Grid) ...................... GROOVE .............................................................. PLAY FX ............................................................... Harmoniseren .............................................. FX afspelen ................................................. MIDI DELAY ........................................................ Delay ........................................................... Feedback ...................................................... ARPEGGIO ........................................................... Arpeggio-Instelling ..................................... VOICE ................................................................... Voicebalans .................................................. Effect Send .................................................. VOICE EDIT ......................................................... EG ................................................................ Toonhoogte-Bend/Portamento ..................... LFO ............................................................. Filter ............................................................ EFFECT ................................................................. Type ............................................................. Variatie wijzigen .......................................... Chorus wijzigen ........................................... Reverb wijzigen ........................................... SETUP ................................................................... Low Boost ................................................... Knoptoewijzing ........................................... Uitgangskanaal ............................................ DISK ...................................................................... opslaan ......................................................... Laden ........................................................... Opnieuw een naam geven ........................... Wissen/Formatteren/Informatie ................... JOB ........................................................................ Joblijs .......................................................... Undo/Redo Job00 Undo/Redo ................... Noot Job01 Quantize ....................... Job02 Velocity wijzigen ......... Job03 Gate-tijd wijzigen ........ Job04 Crescendo .................... Job05 Transponeren ............... Job06 Glide ............................ Job07 Roll creëren .................. Job08 Accoordsoort ................ Job09 Akkoord scheiden ........ Event Job10 Shift Clock ................... Job11 Kopieerevent ................ Job12 Wisevent ...................... 32 RM1x SEQUENCE REMIXER pagina 46 pagina 49 pagina 51 pagina 52 pagina 54 pagina 55 pagina 57 pagina 57 pagina 58 pagina 60 pagina 60 pagina 61 pagina 62 pagina 62 pagina 63 pagina 63 pagina 64 pagina 65 pagina 65 pagina 66 pagina 67 pagina 68 pagina 69 pagina 69 pagina 70 pagina 71 pagina 71 pagina 73 pagina 73 pagina 74 pagina 75 pagina 76 pagina 76 pagina 77 pagina 78 pagina 79 pagina 80 pagina 80 pagina 82 pagina 82 pagina 84 pagina 85 pagina 86 pagina 87 pagina 87 pagina 88 pagina 88 pagina 89 pagina 89 pagina 89 pagina 90 Job13 Job14 Job15 Job16 Job17 Extractevent ................. Continue data creëren .. Uitdunnen .................... Knopdata wijzigen ....... Time Stretch ................. pagina 90 pagina 91 pagina 91 pagina 92 pagina 92 Job18 Job19 Job20 Job21 Job22 Job23 Job24 Job25 Job26 Frase kopiëren .............. Frase verwisselen ......... Frase mixen .................. Frase toevoegen ........... Frase splitsen ............... Frase creëren ................ Frase plaatsen .............. Frase wissen ................. Frase een naam geven .. pagina 92 pagina 93 pagina 93 pagina 93 pagina 94 pagina 94 pagina 95 pagina 95 pagina 95 Frase Track Job27 Track kopiëren ............. pagina 95 Job28 Track verwisselen ........ pagina 96 Job29 Track wissen ................ pagina 96 Job30 Afspeeleffect normaliseren pagina 96 Job31 Drumtrack verdelen ..... pagina 97 Patroon Job32 Patroon kopiëren .......... pagina 97 Job33 Patroon toevoegen ....... pagina 97 Job34 Patroon splitsen ............ pagina 98 Job35 Patroon wissen ............. pagina 98 Job36 Stijlnaam ...................... pagina 98 EDIT ...................................................................... pagina 99 Wijzigen ...................................................... pagina 99 Filter viewen .............................................. pagina 107 SPLIT .................................................................. pagina 108 Splitsen ...................................................... pagina 108 ❏ PATTERN CHAIN-MODE PATTERN CHAIN Afspelen .......................................... pagina 110 DISK ..................................................................... pagina 111 Opslaan ....................................................... pagina 111 Laden .......................................................... pagina 111 Opnieuw een naam geven .......................... pagina 111 Wissen/Formatteren/Informatie .................. pagina 111 JOB ....................................................................... pagina 112 Joblijst ........................................................ pagina 112 Undo/Redo Job00 Undo/Redo .................. pagina 113 Event Job01 Event kopiëren ............ pagina 113 Job02 Event wissen ............... pagina 113 Maat Job03 Maat creëren ............... pagina 113 Job04 Maat wissen ................ pagina 113 Converteren Job05 Naar song converteren pagina 114 Chain Job06 Chain kopiëren ............ pagina 114 Job07 Chain wissen ............... pagina 114 Job08 Chainnaam .................. pagina 114 1. Function tree SONG-MODE SONG afspelen ............................................................... pagina 116 Opnemen .......................................................... pagina 117 Realtime Opname ....................................... pagina 118 Stapsgewijs Opnemen ................................ pagina 118 Stapsgewijs Opnemen (Grid) ..................... pagina 118 GROOVE ............................................................. pagina 119 Grid Groove ................................................ pagina 119 PLAY FX .............................................................. pagina 119 Harmoniseren ............................................. pagina 119 Fx afspelen ................................................. pagina 119 MIDI DELAY ....................................................... pagina 119 Delay .......................................................... pagina 119 Feedback ..................................................... pagina 119 ARPEGGIO .......................................................... pagina 119 Arpeggio-instelling ..................................... pagina 119 VOICE ................................................................. pagina 120 Voicebalans ................................................ pagina 120 Effect Send ................................................ pagina 120 VOICE EDIT ....................................................... pagina 120 EG .............................................................. pagina 120 Toonhoogte Bend/Portamento ................... pagina 120 LFO ........................................................... pagina 120 Filter .......................................................... pagina 120 EFFECT ............................................................... pagina 120 Type ........................................................... pagina 120 Variatie wijzigen ........................................ pagina 121 Chorus wijzigen ......................................... pagina 121 Reverb wijzigen ......................................... pagina 121 SETUP ................................................................. pagina 121 Low Boost ................................................. pagina 121 Knoptoewijzing ......................................... pagina 121 Uitgangskanaal .......................................... pagina 121 DISK .................................................................... pagina 122 Opslaan ...................................................... pagina 122 Laden ......................................................... pagina 122 Opnieuw een naam geven ......................... pagina 122 Wissen/Formatteren/Informatie ................. pagina 122 JOB ...................................................................... pagina 123 Joblijst ....................................................... pagina 123 Undo/Redo Job00 Undo/Redo ................. pagina 124 Note Job01 Quantize ..................... pagina 124 Job02 Velocity wijzigen ....... pagina 124 Job03 Gate-tijd wijzigen ...... pagina 124 Job04 Crescendo .................. pagina 125 Job05 Transponeren ............. pagina 125 Job06 Glide .......................... pagina 125 Job07 Roll creëren ................ pagina 125 Job08 Accoordsoort .............. pagina 125 Job09 Akkoord splitsen ........ pagina 125 Event Job10 Job11 Job12 Job13 Job14 Job15 Job16 Job17 Shift Clock ................. Kopieerevent .............. Wisevent .................... Extract Event ............. Continue data creëren Uitdunnen .................. Knopdata wijzigen ..... Time Stretch ............... pagina 125 pagina 125 pagina 126 pagina 126 pagina 126 pagina 126 pagina 126 pagina 126 Maat Job18 Maat creëren .............. pagina 126 Job19 Maat wissen ............... pagina 126 Track Job20 Track kopiëren ............ Job21 Track verwisselen ...... Job22 Track mixen ............... Job23 Track wissen .............. Job24 Afspeeleffect normaliseren Job25 Drumtrack verdelen ... pagina 127 pagina 127 pagina 127 pagina 127 pagina 127 pagina 128 Job26 Song kopiëren ............ Job27 Song toevoegen .......... Job28 Songnaam .................. EDIT .................................................................... Wijzigen .................................................... Filter viewen .............................................. SPLIT (Song naar patroon) ................................. Splitsen ...................................................... pagina 128 pagina 128 pagina 128 pagina 128 pagina 128 pagina 128 pagina 129 pagina 129 Song ❏ UTILITY-MODE Systeem ................................................................... Master tune .................................................... Voetschakelaar ............................................... Patroon-Quantize .......................................... Geheugenbeveiliging aan/uit ......................... Klikmode ....................................................... Kliktel ............................................................ Opnamecount ................................................ LED-display .................................................. Event chase ................................................... Systeem-exclusief ......................................... Edit view ....................................................... LCD-mode .................................................... MIDI-instelling ....................................................... MIDI-sync ..................................................... MTC-startoffset ............................................. MIDI-knop .................................................... Echo back ...................................................... TG-param out ................................................ Voice-instelling op TG .................................. Voice-instelling op MIDI .............................. MIDI-filter ............................................................... pagina 132 pagina 132 pagina 132 pagina 132 pagina 132 pagina 133 pagina 133 pagina 133 pagina 133 pagina 133 pagina 133 pagina 133 pagina 133 pagina 135 pagina 135 pagina 135 pagina 135 pagina 135 pagina 136 pagina 136 pagina 136 pagina 137 RM1x SEQUENCE REMIXER 33 2. Hoe de RM1x is georganiseerd 2. Hoe de RM1x in elkaar zit ❏ Vijf blokken De RM1x bestaat uit 5 blokken: het sequencerblok, het toongeneratorblok, het controllerblok, het effectenblok, en het arpeggioblok. Sequencerblok (pagina 35) Toongeneratorblok (pagina 37) Controllerblok (pagina 38) Effectenblok (pagina 39) Arpeggioblok (pagina 62) ❏ Hoe de blokken zijn verbonden De vijf blokken zijn als volgt aangesloten. Extern MIDI-apparaat, MIDI-toongenerator Extern MIDI-apparaat, MIDI-toetsenbord Sequencerblok MIDI IN Patroon Patroon ketting Frase Song Toongeneratorblok Effectenblok MIDI OUT MIDImessages Audio signalen Audio signalen Arpeggioblok MIDI-messages Controllerblok 34 RM1x SEQUENCE REMIXER 3. Sequencerblok 3. Sequencerblok ❏ Over het sequencerblok De RM1x beschikt over 60 vooringestelde (preset) stijlen. Met dit blok kunt u patronen en songs creëren door muziek op te nemen of te wijzigen die is opgenomen vanaf een extern MIDI-apparaat of vanaf een controllerblok. Hierna speelt dit blok de data weer af waarbij de data worden verstuurd naar het toongeneratorblok of als MIDI-messages naar een externe MIDI-toongenerator. Gedeelte “Gedeelten” zijn individuele componenten van een “stijl” (hierboven). Ieder gedeelte speelt een enkel “patroon” af (hierboven). Voor iedere stijl heeft de RM1x 16 gedeeltes (A - P). Het sequencerblok kan in drie modes worden bediend: Patroonmode (pagina 45), Patroon-Chainmode (pagina 109), en Songmode (pagina 115). Door een track tegelijkertijd op te nemen om een multi-track opname te creëren, kunt u patronen en songs creëren die maximaal 16 tracks nodig hebben. Als patronen of songs worden afgespeeld, zijn de muziekdata output voor het toongeneratorblok en voor de MIDI OUTconnector. Door het uitgangskanaal in te stellen, selecteert u de outputbestemming van de muziekdata (pagina’s 75, 121). “Tracks” zijn geheugengebieden waarin muziek wordt opgeslagen. Muziek kan onafhankelijk voor ieder track worden opgeslagen, gewijzigd, en afgespeeld. ❏ Patroon Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort patroon bedoeld, ongeveer 4 tot 16 maten, waarmee u “looped” kunt afspelen. U creëert patronen door maximaal 16 delen vertikaal samen te voegen met drums, bass en akkoord-backing. Terwijl frases muziekdata bevatten voor een enkel instrument, combineren patronen twee of meer frases om zodoende een enkel backingpatroon te creëren. Frase “Frases” zijn muziekfrases voor een enkel instrument, zoals een ritmepatroon voor het ritmegedeelte, een bass-line voor het bassgedeelte of een akkoordbacking voor het gitaargedeelte. Frases zijn de kleinste eenheid waar een patroon uit bestaat. Vooringestelde frases en gebruiksfrases worden gecategoriseerd door twee parameters: “frasecategorie” en “frasenummer”. Hierdoor kunt u gemakkelijk de gewenste frases opzoeken zonder dat u iedere frase apart hoeft te kennen. • Frasecategorie De frasecategorie verwijst naar het type instrument of speeltechniek. “US” verwijst naar “User-frase” terwijl alle andere vooringestelde frases zijn. • Frasenummer Het frasenummer bepaalt frases binnen een Frasecategorie door een nummer 001 - 256. (User-frases zijn genummerd van 001 tot 256.) Stijlen (Vooringesteld x 60, User x 50) A B P C 16 gedeeltes Patronen worden in de Patternmode gecreëerd. (pagina 45) De RM1x schikt patronen naar Stijl, Gedeelte en naar frase. De RM1x geeft u de beschikking over 60 x 16 = 960 patronen. Stijl “Stijlen” zijn groepen van 16 patronen of “gedeelten” (zie “Gedeelte” hieronder) die op ieder willekeurig moment en in iedere willekeurige volgorde in de RM1x PATTERNmode geselecteerd kunnen worden. Een gedeelte zou de introductie van de stijl kunnen zijn, een ander het couplet, een ander de brug enz. Track 1 2 3 4 Frase Frase Frase Frase 16 Frase RM1x SEQUENCE REMIXER 35 3. Sequencerblok Afspeelkanaal van iedere track Als een patroon wordt afgespeeld, worden de muziekdata van ieder track naar het toongeneratorblok en de MIDI OUT-connector gestuurd volgens de Out Channel-instellingen van de SETUP-submode. (pagina 75) De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zoals bepaald door de “TO TG”-instelling, en naar de MIDI OUTconnector zoals bepaald door de “MIDI OUT“-instellingen. ❏ Songs “Songs” zijn songs die gecreëerd zijn door het opnemen van muziekdata in tracks in de Song-mode. Het songgeheugen van de RM1x kan maximaal 20 songs bevatten. Trackstructuur van een song Iedere song bestaat uit 16 sequencetracks en een BPM(tempo)track. Sequencerblok (Patroon) Met de sequencetracks kunt u muziekdata opnemen. Vanaf het controllerblok enz. kunnen data worden opgenomen door middel van realtime-opname of stapsgewijze opname enz. De RM1x heeft 16 sequencetracks, en iedere track kan muziekdata opnemen voor één Deel. Sequencetracks TR 1 Frase TR 2 Frase TR 3 Frase TR 16 MIDI OUT NaarTG Deel1 MIDI OUT Deel2 Opnamekanalen van de Sequencetrack Als een song afgespeeld wordt, worden de muziekdata van iedere sequencetrack naar het toongeneratorblok en de MIDI OUT-connector gestuurd volgens de Out Channelinstellingen van de SETUP-submode. (page 75) Deel3 Deel16 Toongeneratorblok De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zoals ingesteld door de Out Channel “TO TG”, en naar de MIDI OUT-connector op de kanalen zoals ingesteld door de “MIDI OUT ”. Sequencerblok (Song) Sequencetracks Patroon-chain (lett. ketting) Een patroon-chain is een sequence van patronen die zijn geprogrammeerd in de PATTERN CHAIN-mode. De patronen in de Patroon-chain spelen af in de geselecteerde sequence, en het afspelen kan worden gestart vanaf iedere willekeurige maat in de ketting. Een patroonketting kan patronen bevatten van elk van de vooringestelde of userstijlen van de RM1x. De RM1x heeft geheugen voor 20 Patroon-chains. TR 1 muziekdata TR 2 muziekdata TR 3 muziekdata TR 16 muziekdata NAAR MIDI OUT TG Deel1 Deel2 Deel3 Deel16 Toongeneratorblok 36 RM1x SEQUENCE REMIXER MIDI OUT 4. Tone generator block 4. Toongeneratorblok ❏ Over het toongeneratorblok Het toongeneratorblok produceert het eigenlijke geluid in antwoord op de MIDI-messages die deze ontvangt van het sequencerblok, het controllerblok, en van de MIDI IN-connector. Het is een 16-part, 32-stemmige polyfonische multitimbrale toongenerator. ❏ Voices “Voices” zijn de individuele soundprogramma’s die u kunt wijzigen. Deze worden door de toongenerator gebruikt om geluid te produceren. Er zijn twee verschillende soorten voices: normale voices die van toonhoogte veranderen als u verschillende tonen speelt op uw toetsenbord, en drum-voices die een verschillend ritmeinstrumentgeluid produceren voor ieder noot op het toetsenbord. Normale voices bestaan uit 1 of 2 “elementen”. Als u twee elementen gebruikt, wordt het geluid voller, of kunt u een voice creëren die een verschillend geluid produceert al naar gelang de toonhoogte of de velocity. Drumvoices zijn speciale voices waarin verschillende geluiden worden toegewezen aan de verschillende toetsen. U kunt gedetailleerde wijzigingen aanbrengen op het geluid van iedere noot. Elementen zijn de bouwstenen waaruit elke voice is opgebouwd, en bestaan uit gesampelde golfvormen. U kunt gedetailleerde wijzigingen aanbrengen in de toonhoogte, toon en het volume. ❏ Banknummer (MSB, LSB) en Programmanummer (Voicenummer) De RM1x bevat 654 normale voices en 46 drumkits. Dit zijn meer voices dan die geselecteerd kunnen door de programmanummers 1 tot 128. Voices worden dus op de RM1x geselecteerd door een combinatie van Banknummer MSB, Banknummer LSB en Programmanummer. Als u MIDI gebruikt om een voice te selecteren, verstuur deze drie MIDI messages dan in de volgorde van Bank Select MSB, Bank Select LSB, en Program Change. De voices in de bank die zijn geselecteerd door de Bank Select messages worden geselecteerd door Program Change messages. Banknummer MSB=000 : LSB=000 MSB=063 : LSB=000 MSB=063 : LSB=001 MSB=063 : LSB=002 MSB=063 : LSB=003 MSB=063 : LSB=004 MSB=063 : LSB=005 MSB=063 : LSB=006 MSB=126 : LSB=000 MSB=127 : LSB=000 Normale voices: GM System Level 1 Normale voices: SyBa&Ld Normale voices: SyPd&Fx Normale voices: SyMater1 Normale voices: Bandinstrument Normale voices: Cls & Wind Normale voices: Ethnic & Percussion Normale voices: SFX DrukKit GM-drum ❏ Maximale polyfonie Het toongeneratorblok heeft een maximale polyfonie van 32 noten, in elementeenheden. Dat wil zeggen 32 noten kunnen tegelijkertijd worden afgespeeld als u normale voices gebruikt die bestaan uit één element of drumvoices, en 16 noten kunnen tegelijkertijd worden afgespeeld met normale voices die bestaan uit twee elementen. Het aantal elementen dat gebruikt wordt door iedere voice staat vermeld in de voicelijsten van het losse “Lijstboek”. Als MIDI-messages worden ontvangen en dit vereist meer dan de maximaal beschikbare polyfonie, dan worden de dan klinkende geluiden uitgezet, en de later binnengekomen geluiden worden afgespeeld. Dit soort noottoewijzing wordt ook wel “last-note priority” (laatste noot prioriteit) genoemd. ❏ Verbindingen tussen het sequencerblok en het toongeneratorblok Het sequencerblok is intern aangesloten op het toongeneratorblok via MIDI. De verbindingen tussen elke track van het sequencerblok en elk deel van het toongeneratorblok kunnen worden geselecteerd door het Uitgangskanaalsinstelling “TO TG” van de SETUP-submode (pagina 75). TO TG 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Nummer van toongenerator- 1 deel 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Iedere voice wordt geplaatst in een drie-dimensionale ruimte met drie assen, te weten de Bank Select MSB, LSB, en Program Change (zie figuur hieronder). RM1x SEQUENCE REMIXER 37 5. Het toongeneratorblok 5. Controllerblok ❏ Over het controllerblok Met het controllerblok kunt u het toetsenbord, de toewijsbare knoppen, en voetschakelaar enz. gebruiken, u kunt muziek afspelen en het toongeneratorblok besturen met het sequencerblok, of het toongeneratorblok of het effectenblok direct besturen. De functies van de toewijsbare knoppen stelt u in in de SETUP-submode (pagina 74). De functies van de voetschakelaar kunt u instellen in de Utilitymode (pagina 132). De outputbestemming van de muziekdata die worden verstuurd uit het controllerblok worden geselecteerd door de Keyboard Track-instellingen (pagina 27). De muziekdata worden geoutput zoals geselecteerd door de instellingen van de Uitgangskanalen van de toetsenbordtrack naar een van de delen van de toongenerator of naar de MIDI OUT-connector. ❏ Relatie met andere blokken In Pattern-mode, Pattern Chain-mode en Song-mode, wordt het controllerblok verbonden met de verschillende delen van de toongenerator en met de MIDI OUT-connector via de toestenbord-track (opnametrack) van het sequencerblok. Data vanuit het controllerblok passeren van de toetsenbordtrack naar de delen van het toongeneratorblok en externe MIDI-apparaten in overeenstemming met de instellingen van het Uitgangskanaal “TO TG” en “MIDI OUT.” Vanaf het controllerblok kunt u user-frases of songtracks opnemen, en het toongeneratorblok en externe MIDI-apparaten bespelen. N.B. • De “toetsenbordtrack” is de track die is gemarkeerd in de pagina’s met Pattern Play en Song Play. • De “opnametrack” is de track die is gemarkeerd in de pagina’s met Recording Standby. 38 RM1x SEQUENCE REMIXER 6. Effect block 6. Effectenblok ❏ Over het effectenblok Dit blok verwerkt het audiosignaal dat wordt verstuurd vanuit het toongeneratorblok, waardoor er reverb of ambiance enz. aan wordt toegevoegd. De RM1x beschikt over drie soorten effecten: het reverbeffect, het choruseffect, en het variatie-effect. Instellingen voor dit blok kunnen worden gekozen in de Effect-submode (pagina’s 69, 120). Effectinstellingen van de Patroon/Song-mode kunnen worden gemaakt in Effect-submode en in Voice-submode. In Effect submode kunt u het effecttype en andere gedetailleerde instellingen van de drie effecten voor ieder song opslaan waardoor u de ideale akoestische ambiance kunt creëren voor de stijl/song. In Voice-submode kunt u de effect-sendniveau-instellingen van de drie effecten voor elk deel van de stijl/song opslaan. Reverbeffect Het reverbeffect voegt galm toe aan het geluid. Systeemeffecten en Insertie-effecten De effecten van het effectenblok zijn onderverdeeld in twee soorten effecten: systeemeffecten en insertie-effecten. Bij de RM1x zijn het reverbeffect en het choruseffect systeemeffecten, terwijl het variatie-effect kan worden ingesteld als zowel een systeemeffect als een insertie-effect.. Bij een systeemeffect worden effecten verwerkt door middel van Send- en Returnknoppen op de mixer. Hiermee worden signalen van ieder deel van de toongenerator verstuurd naar het effect, waarna het verwerkte signaal wordt teruggestuurd naar de mixer. Bij een insertie-effect wordt het effect in series verbonden tussen het instrument en de mixer, en aangepast door middel van de Dry/Wet-balans. Op de RM1x kan een insertieeffect op ieder willekeurig geselecteerd deel worden toegepast. In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Effecttypes, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het klankbeeld van de reverb aan te passen. Effect-submodeinstellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere stijl/song. Choruseffect Het choruseffect voegt ruimte en diepte toe aan het geluid. In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Effecttypes, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het klankbeeld van de chorus aan te passen. Effectsubmodeinstellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere stijl/song. Variatie-effect Het variatie-effect bevat 43 soorten effecten, waaronder reverb en chorus, maar ook distortion en overdrive enz. In Effect-submode kunt u kiezen uit één van de 43 soorten Effect, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het klankbeeld van het effect aan te passen. Effect-submode instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere stijl/song. RM1x SEQUENCE REMIXER 39 6. Effectenblok ❏ Hoe de effecten werken • Variatie = Insertie Als de Variatieverbinding op Inserie wordt gezet worden de drie effecten onderling aangesloten zoals is weergegeven in onderstaand diagram. dikke lijn geeft een stereosignaal aan Variatie kan slechts worden gebruikt door één deel variatiedeel dry VAR volume expressie deel 1 reverbpan rev send PAN variatie aan/uit cho send REVERB reverb return PAN dry VAR volume expressie deel 2 rev send PAN variatie aan/uit cho send chorus naar reverb sturen dry VAR deel 3 volume expressie rev send PAN variatie aan/uit cho send CHORUS PAN choruspan chorus return OUTPUT dry VAR volume expressie deel 16 rev send PAN cho send variatie aan/uit DRY LINE (pages 69, 120) (pages 64, 120) Op de 16 delen van het toongeneratorblok worden de signalen die zijn geselecteerd door “aan/uit” van de Voice-submodevariatie (pagina’s 64, 120) ge-input naar het variatie-effect, waardoor dit variatie-effect daar zal worden toegepast. De stereolokatie van de effect-output wordt bepaald door de Reverb-Pan- (pagina’s 72, 121) en Chorus-Paninstellingen (pagina’s 71, 121) van de Effectsubmode. De signalen van alle toongeneratordelen, inclusief de bovenstaande deel, worden naar het reverbeffect en het choruseffect gestuurd al naar gelang de instellingen van de Voice-submode Sendniveau (pagina’s 64, 120) en Chorus Send Level (pagina’s 64, 120). Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder deel aanpassen. 40 RM1x SEQUENCE REMIXER Een bus line die “Chorus Naar Reverb Sturen” heet (pagina’s 71, 121) verbindt het choruseffect met het reverbeffect. Met deze bus line kunt u het choruseffect en het reverbeffect seriegewijs verbinden. 6. Effectenblok • Variatie = Systeem Als Variatieverbinding op Systeem wordt gezet worden de drie effecten aangesloten zoals weergegeven in onderstaand diagram. dikke lijn geeft stereosignaal aan dry level volume expressie deel 1 rev send PAN REVERB cho send var send PAN reverbpan reverb return dry level volume expressie deel 2 chorus naar reverb sturen rev send PAN cho send var send dry level volume expressie deel 3 PAN CHORUS rev send PAN cho send choruspan var send chorus return OUTPUT variatie naar chorus sturen variatie naar reverb sturen dry level volume deel 16 expressie VARIATIE rev send PAN PAN cho send variatiepan var send variation return DRY LIJN (pages 69, 120) De signalen van alle toongeneratordelen zullen naar het reverb-, chorus-, en variatie-effect worden gestuurd al naar gelang de instellingen van de Voicesubmode: ReverbSendniveau (pagina’s 64, 120), Chorus-Sendniveau (pagina’s 64, 120), en Variatie-Sendniveau (pagina’s 64, 120). Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder deel instellen. De stereolokatie van de effectoutput wordt bepaald door de instellingen Reverb Pan (pagina’s 72, 121), Chorus Pan (pagina’s 71, 121), en Variatie Pan (pagina’s 70, 121) van de Effect-submode. (pages 64, 120) Als de Variatieverbinding = Systeem, dan worden drie bus lines aangesloten. Chorus Naar Reverb Sturen (pagina’s 71, 121) is een bus line die het Choruseffect aansluit op het Reverbeffect. Variatie Naar Chorus Sturen (pagina’s 70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op het Choruseffect. Variatie Naar Reverb Sturen (pagina’s 70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op het Reverbeffect. Met deze drie bus lines kunt u de effecten op veel verschillende manieren toepassen, bijvoorbeeld door deze in serie aan te sluiten of te verdelen. RM1x SEQUENCE REMIXER 41 7. Over floppy disks 7. Over floppy disks Op de RM1x kunt u met floppy disks data bewaren die u aanmaakt, of data uitwisselen met andere apparaten. Dit gedeelte geeft uitleg over het soort floppy disks dat past bij de RM1x, en wat u zou moeten weten over het omgaan met floppy disks. ❏ Soorten floppy disks ❏ Een floppy disk verwijderen Nadat u heeft vastgesteld dat de floppy disk drive niet meer in gebruik is, drukt u stevig op de ejectknop. Zorg ervoor dat de floppy disk in zijn geheel is verwijderd en neem deze vervolgens uit de drive. Op de RM1x kunt u twee soorten floppy disks gebruiken: 3.5 inch 2HD en 3.5 inch 2DD. Voordat u data-files kunt opslaan op een floppy disk, moet deze worden geformatteerd (geïnitialiseerd) (pagina 79). De RM1x formatteert 2HD disks in 1.44 MB (megabytes) en 2DD disks in 720 KB (kilobytes) MS-DOS-formaat. (MS-DOS is een gedeponeerd handelsmerkvan Microsoft Corporation.) Omdat dit formaat gebruikt wordt door zowel computers als Yamaha-produkten en de produkten van andere fabrikanten, is deze disk gebruikscompatibel. Druk stevig en toch voorzichtig op de ejectknop en verwijder de disk Als de disk erin blijft zitten en er niet soepel uitkomt, druk dan nogmaals stevig op de ejectknop, of stop de disk er nog een keer in terug en druk dan op de ejectknop. Als het “disk-in-gebruik”-indicatorlampje brandt, worden data uitgewisseld tussen de floppy disk en de RM1x. Als dit het geval is, zet dan het apparaat nooit uit of haal de disk er nooit uit. Als u dit wel doet bestaat de kans dat behalve de floppy disk ook de floppy disk-drive beschadigd raakt. ❏ Regelmatig schoonmaken van de disk-drivekoppen 3.5 inch 2HD 1.44 MB 3.5 inch 2DD 720 KB ❏ Een floppy disk invoeren Met de labelkant van de floppy disk naar boven gericht, stopt u deze in de floppy disk drive waarbij u als eerste het sluitereinde invoert. Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort. Floppy-diskdrives bevatten een hoge-precisie magnetische kop. Als u een floppy-diskdrive gedurende langere tijd gebruikt, raken de koppen bevuild met magnetische deeltjes van de floppy disk. Hierdoor neemt de kans op fouten toe als data worden gelezen of geschreven. Om de floppy-diskdrive in goede conditie te houden, is het raadzaam de koppen regelmatig (een keer per maand) schoon te maken. ❏ Omgaan met, en opbergen van Floppy disks Floppy disks mogen nooit worden blootgesteld aan direct zonlicht of extreme temperaturen, of worden bewaard op extreem vochtige of stoffige plaatsen. Zorg ervoor dat de floppy disks niet in de buurt komen van sterk magnetische velden, zoals bijvoorbeeld televisietoestellen of luidsprekers. Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort 42 RM1x SEQUENCE REMIXER Voordat u de machine uitzet, kunt u het beste de floppy disk uit de drive halen. Als u de floppy disk gedurende een lange tijd in de drive laat zitten terwijl de machine uitstaat, dan bestaat de kans dat de disk vuil wordt waardoor er lees/schrijffouten optreden. 7. Over floppy disks ❏ Voorkomen van onopzettelijk wissen Floppy disks zijn uitgerust met een schrijfbeveilingingsschuifje waarmee u onopzettelijk verlies van data kunt voorkomen. Op floppy disks die belangrijke data bevatten verplaatst u het schrijfbeveiligingsschuifje in de schrijfbeveiligingspositie (het venstertje open) zodat er geen data op de disk kunnen worden geschreven. schrijven toegestaan schrijven niet toegestaan schrijfbeveiligingsschuifje ❏ Data-backup De data op een floppy disk kunnen door ongelukken beschadigd raken. Als u erg belangrijke data heeft die u wilt bewaren, is het aan te raden hiervan een backup-kopie te maken. ❏ Filesoorten gehanteerd op de RM1x Alle data Deze files verwerken alle data van het interne geheugen van de RM1x als één enkele file. Alle data behelst de volgende data. Songs 20 Stijlen (User) 50 Systeem-setup 1 Songdata bevatten de muziekdata voor songs 01 - 20 van de instellingen voor elke song van de Songmode, de Voicesubmode en Effect-submode, de Play FX-instellingen van de Song mode en Uitgangskanaalinstellingen. Stijldata bevatten data voor de acht Patronen van elke stijl (50 ✕ 16 = 800), en 99 User-Frases voor elke Stijl (50 ✕ 99 = 4950). De data voor elk Patroon bevatten naast de muziekdata instellingen van Afspeeleffect, Pattern-Voice, en Patrooneffect. System-setup bevat de instellingen van Utility mode. Stijlen (User) Stijlfiles bevatten alle data in een stijl (16 gedeelten en 256 user-frases) van Pattern-mode. Stijl-files bevatten de volgende data. Muziekdata opgenomen in de Stijl Play FX-instellingen Uitgangskanaalinstellingen Voice-submode-instellingen Effect-submode-instellingen Song Songfiles bevatten alle data in één song van Songmode. Songfiles bevatten de volgende data. Muziekdata opgenomen in de song Play FX-instellingen Uitganskanaalinstellingen Voice-submode-instellingen Effect-submode-instellingen SMF SMF (Standard MIDI File) is een aanbevolen formaat voor MIDImuziekdata, en een sequencer-dataformaat dat wordt toegepast door veel fabrikanten van muziekinstrumenten en computersoftwarebedrijven. Apparaten die compatibel zijn met standaard MIDI-files kunnen data uitwisselen met floppy disk, enz. SMF verwerkt één Song of één Gedeelte (stijl) als een enkele file. De instellingen Play FX, Uitgangskanaal, Voicesubmode en Effect-submode zitten niet in een SMF-file. SMF+TG Header Als u een patroon/song in dit formaat opslaat, worden 1 of 2 setupmaten toegevoegd aan het begin van de muziekdata. Program Change, Volume, Pan, Reverb Sendniveau, Chorus Sendniveau, Variatie-Sendniveau, and ToonhoogteBend Sensitivity worden aan deze setupmaten toegevoegd in de vorm van MIDI-data. Als u een file laadt die is opgeslagen met een TG header en vervolgens opnieuw word opgeslagen met de TG Headerinstelling, worden de setupdata van de toongenerator opnieuw ingevoerd aan het begin van het patroon/song waardoor dubbele data ontstaan. Om deze reden moet u, voordat u de data een tweede keer opslaat, met de “Delete Measure” van de Pattern/Song-job de vorige setup-maten wissen. Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een TG-header, is het tempo iets vertraagd gedurende maat 1. Dit heeft echter geen effect op het afspelen van het oorspronkelijke deel van de songdata. Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een TG header, worden alle instellingen van Voice-submode genegeerd. Als u de Voice-submode-instellingen wilt behouden, wis dan de toegevoegde setupmaten met de “Delete Measure” van de Pattern/Song-job. ❏ Data-filenaamuitbreidingen Als u de vijf hierboven genoemde datasoorten met de RM1x opslaat, wordt automatisch een filenaam-uitbreiding (drie lettertekens om het soort file aan te geven) aan de filenaam toegevoegd: 1. Alle Data .R1A 2. Stijl .R1P 3. Song .R1S 4. SMF .MID RM1x SEQUENCE REMIXER 43 MEMO ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ 44 RM1x SEQUENCE REMIXER Hoofdstuk 2. PATTERN-MODE De PATTERN-mode bevat 60 vooringestelde stijlen - inclusief ritmes, beats, en instrumentale delen, en omvat het gehele spectrum aan dans en hedendaagse muziek! Met de PATTERN-mode kunt u maar liefs 50 originele user-stijlen opnemen die u op dezelfde manier kunt toepassen als de vooringestelde stijlen. Dit hoofdstuk geeft uitleg over alle PATTERN-modehandelingen. 1. PATTERN afspelen ...................................... 46 2. Opnemen .................................................. 49 3. Groove ..................................................... 55 4. FX afspelen ................................................ 57 5. MIDI-delay ................................................ 60 6. Arpeggio .................................................. 62 7. Voice ........................................................ 63 8. Voice wijzigen ........................................... 65 9. Effect ........................................................ 69 10. Setup ........................................................ 73 11. Disk .......................................................... 76 12. Job ........................................................... 80 13. Wijzigen ................................................... 99 14. Splitsen ................................................... 108 RM1x SEQUENCE REMIXER 45 1. PATTERN afspelen 1. PATTERN afspelen ❏ Afspelen Section Style naam Transpose Measure (maat) Lengte Track nummer Maatsoort Phrase naam Track status Parameter Stijlnummer/ naam Springen Toets-velocity BPM Tracknummer Transponeren Maat Lengte Maatsoort Gedeelte Trackstatus Frasenaam Waarden P01 ... P60, U01 ... U50 OFF, 001 ... 256 Functie Selecteert de stijl. Selecteert de maat waar de RM1x naartoe “springt” als op de STOP knop wordt gedrukt. Als deze op “OFF” staat, zal de afspeelpositie op dezelfde plaats blijven als het afspelen wordt gestopt. Als u de maat wilt selecteren, druk dan op de STOP knop terwijl u de [SHIFT] -knop ingedrukt houdt. 001 ... 127, RND1 ... RND4 Selecteert de waarde van de noot-velocity voor het toetsenbord van de RM1x. Hogere waarden produceren een sterker geluid. Er zijn tevens vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate van “random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de kleinste variatie en “RND4” de grootste variatie. 25 ... 300 Stelt het tempo in van het afspelen van patronen. 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Met deze parameter kunt u tracknummers selecteren, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27. -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. Met deze parameter kunt u transponeren, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27. Stelt de startpositie van het afspelen in, of toont de afspeellokatie. Toont de totale lengte van het patroon. 1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4 Stelt de maatsoort van het patroon in. A ... P Toont het geselecteerde gedeelte. Met het toetsenbord kunt u gedeeltes selecteren, zoals beschreven op pagina 28. M, S Toont track-SOLO of track-MUTE. Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track. Geeft de geselecteerde frase aan. * Voor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26). Een stijl selecteren en een patroon afspelen 1 Zorg ervoor dat PATTERN-mode wordt geselecteerd (druk indien nodig op de MODE [PATTERN]-knop). “PATT 1” moet nu verschijnen in de linkerbovenhoek van de LCD-display. 2 Selecteer een stijl met displayknop 1 (P01 … P60 zijn vooringestelde stijlen. U01 …U50 zijn user-stijlen). 3 Selecteer een gedeelte via het toetsenbord zoals is beschreven op pagina 28. 4 Druk op PLAY om af te spelen. De PLAY knopindicator gaat branden op de BPMwaarde, de velocity-balkjes boven actieve tracks geven het afspeelniveau aan in de corresponderende tracks, en de MEAS-parameter geeft de afspeelmaat aan.. 5 Wijzig waar gewenst gedeelten of andere parameters tijdens het afspelen. In de PATTERN-mode loop’t het gedeelte voortdurend totdat een ander gedeelte is geselecteerd of het afspelen stopt. 6 Druk op STOP 46 RM1x SEQUENCE REMIXER om het afspelen te stoppen als u klaar bent. 1. PATTERN Playback Section ❏ Patch Transpose Maat Lengte Track status Maatsoort Phrase naam Parameter Frasecategorie Frasenummer Noot-shift BPM Tracknummer Transponeren Maat Lengte Maatsoort Gedeelte Trackstatus Frasenaam Track nummer Waarden Functie Selecteert de frasecategorie. Selecteert het frasenummer. -99 ... +99 Verplaatst de toonhoogte van de geselecteerde frase met het bepaalde aantal halftonen. 25 ... 300 Stel het tempo in voor het afspelen van patronen. 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U selecteert een tracknummer met deze parameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27. -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U transponeert met deze parameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27. Stelt de startlokatie in voor het afspelen, of toont afspeelpositie. Toont totale lengte van patroon. 1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4 Stelt de maatsoort in van het patroon. A ... P Toont het geselecteerde gedeelte. U selecteert een gedeelte met deze parameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28. M, S Geeft track-SOLO of track-MUTE aan. Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track. Toont de geselecteerde frase. * Voor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26).. U kunt dit scherm gebruiken om een patroon te creëren (door frases te schikken in 16 patroontracks), of door een bestaand patroon te selecteren en af te spelen. Een patroon creëren 1 Nadat u de stijl heeft geselecteerd waarop u wilt werken in de PATTERN-mode, gebruik dan de MODE [PATTERN] knop pm de PATCH-mode te selecteren. “PATT 2 PATCH” moet dan in de linkerbovenhoek van de LCD-display verschijnen. 2 Selecteer het gedeelte dat u wilt programmeren met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28. 3 Stel de lengte van het gedeelte in met de lengteparameter. 4 Druk op de PLAY knop om het afspelen te starten als u het geluid van het patroon wilt afluisteren terwijl u eraan werkt. De PLAY knopindicator knippert in overeenstemming met de BPM-waarde, de velocitybalkjesnaast de actieve tracks geven het afspeelniveau aan in de corresponderende tracks, en de MEAS-parameter geeft de maat tijdens het afspelen aan. 5 Selecteer de track waaraan u een frase wilt toewijzen met het toetsenbord zoals is beschreven op pagina 27. Het corresponderende tracknummer is gemarkeerd op de display. 6 Met displayknoppen 1 en 2 kunt u de frasecategorie en -nummer selecteren die u wilt toewijzen aan de track (frasetitels bestaan uit twee delen: een categorie-afkorting aan de linkerkant, en een nummer aan de rechterkant). 7 U kunt doorgaan met het selecteren van tracks en het toewijzen van frases totdat uw patroon compleet is. 8 Druk op STOP klaar bent. om het afspelen te stoppen als u RM1x SEQUENCE REMIXER 47 1. PATTERN Afspelen Houd er rekening mee dat de rechterkant van de “hokje” (in de PATCH-modedisplay) dat om de frasenamen staat, aangeeft of de lengte van de frase kleiner, gelijk of langer is aan die van het patroon. Fraselengte kleiner of gelijk aan patroonlengte. 48 RM1x SEQUENCE REMIXER Fraselengte groter dan patroonlengte. 2. Opnemen 2. Opnemen Hoewel de RM1x is uitgerust met veel vooringestelde frases, kunt u ook uw eigen user-frases opnemen. Met de Phrase Recording-submode kunt u dit opnemen. PATTERN-mode starten om de op te nemen stijl te selecteren en de opnamemode (REPLACE, OVERDUB, STEP, of GRID — hieronder apart beschreven). Met de RM1x kunt u op twee manieren opnemen: realtimeen stapsgewijs (step) opnemen. 3 Met displayknop 1 selecteert u de stijl waarop u wilt opnemen (user-stijlen “U01 … U50” kunnen slechts worden opgenomen). Bij realtime opname is de RM1x vergelijkbaar met een tape recorder omdat deze de data opneemt zoals deze worden afgespeeld. Hierdoor kunt u alle nuances van een werkelijke performance opnemen. 4 Met de lengteparameter selecteert u de fraselengte die u wilt opnemen, en met de maatsoortparameter selecteert u de gewenste maatsoort. Deze wijzigingen kunnen alleen worden gemaakt voor “lege” patronen (patronen kunnen worden gewist met behulp van de Clear Pattern-job, pagina 98). Met stapsgewijs opnemen input u de frase met één noot tegelijk, bijna alsof u de noten op een stuk muziekpapier zou schrijven. Hiermee kunt u ingewikkelde frases creëren zonder deze in realtime af te spelen op het toetsenbord. Het opnemen voorbereiden 1 Ga naar de VOICE-submode en wijs de voice(s) die u wilt gebruiken toe aan de track(s) die u wilt opnemen, zoals beschreven op pagina 63. 2 Keer terug naar de PATTERN-mode. Hoewel u zowel in het hoofd-PATTERN als in de PATCH-mode kunt opnemen, moet u vanaf de 5 Druk op REC om de opname-standby-mode in te gaan. De rode REC knopindicator brandt en de PATTERNmodedisplay verschijnt zoals hieronder is getoond. 6 Met displayknop 2 selecteert u de opnamemode die u wilt gebruiken (“REPL” = REPLACE, “OVER” = OVERDUB, “STEP” = STEP, en “GRID” = GRID). U kunt nu ook displayknop 1 gebruiken om te bepalen of het patroon zal loop’en of niet tijdens het opnemen. Frasenaam Transponeren Maat Lengte Maatsoort Tracknummer Parameter Loop aan-uit Opnametype Toetsenbord-velocity BPM Tracknummer Transponeren Maat Lengte Maatsoort Trackstatus Frasenaam Waarden ON, OFF Replace (Realtime) Overdub (Realtime) Step (Step) Grid (Step) 001 ... 127, RND1 ... 4 Trackstatus Functie Bepaalt of het patroon zal loop’en tijdens de opname. Selecteert de opnamemethode. Selecteert de noot-velocitywaarde voor het toetsenbord van de RM1x. Hogere waarden produceren sterkere geluiden. Er zijn ook vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate van “random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de kleinste variatie en “RND4” de grootste. 25 ... 300 Stelt het tempo in voor het afspelen van patronen. 01 ... 16 Toont het geselecteerde gedeelte. Dit kunt u bereiken met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27. -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt met deze parameter transponeren, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27. Stelt de beginpositie in van het opnemen, of toont huidige opnamepositie. Stelt de fraselengte in, in maten. 1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4 Stelt de maatsoort in van het patroon Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track aan. Geeft de geselecteerde frase aan. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). RM1x SEQUENCE REMIXER 49 2. Opnemen Manieren van opnemen De PATTERN-mode biedt vier verschillende manieren (types) om frases op te nemen: twee realtime-manieren, en twee stapsgewijze manieren. Het REPLACE-type neemt performance-data in realtime op, waarbij reeds bestaande data worden overschreven in de user-frase van bestemming. De nieuwe data vervangen de oude. U moet op deze manier opnemen indien u een frase wilt redo’en waar u niet tevreden over bent, of die u niet meer nodig hebt. (pagina 51) Het OVERDUB-type - het tweede realtime-type - neemt data op over een geselecteerde frase terwijl de oude data onaangetast blijven. U moet op deze manier opnemen als u een ingewikkelde frase wilt creëren met verschillende lagen (pagina 51) Met het STEP-type kunt u een performance componeren door deze per event te “schrijven”. Dit is een niet-realtime, stapsgewijze opnamemethode die lijkt op het neerzetten van muzieknotaties op muziekpapier. Bij deze methode kunt u “overdubben” omdat events niet worden verwijderd tenzij u deze zelf daadwerkelijk wist. (pagina 52) Met het GRID-type kunt u 1-maatsfrases opnemen door noten in te voeren op een 16e-noots “grid” die zich onder de witte toetsen van het RM1x-toetsenbord bevindt. De toonhoogte, de gate-tijd en de velocity van iedere ingevoerde noot kunnen met behulp van de displayknoppen worden ingesteld. (pagina 54) Als u de opnamestijl en de opname-mode reeds heeft ingesteld in de PATTERN-mode, kunt u de “record ready”mode direct ingaan vanuit de PATCH-display. In dit geval ziet de PATCH-display er als volgt uit. Frasenaam Transponeren Maat Lengte Maatsoort Tracknummer Parameter Bank MSB / LSB Programmanummer Transponeren aan/uit Tracknummer Transponeren Maat Lengte Maatsoort Trackstatus Frasenaam Waarden Functie Selecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen. Zie het losse Lijstboek. Selecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen. Zie het losse Lijstboek. Zet transponeren aan of uit . 01 ... 16 Geeft geselecteerde tracknummer aan. Het selecteren van het tracknummer kunt u uitvoeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. -36 ... +36 Geeft geselecteerde transponeernummer aan. Het transponeren kunt u uitvoeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Stelt de startlokatie van het opnemen in, of toont de huidige opnamepositie. 001 ... 256 Geeft fraselengte in maten weer. 1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4 Geeft de maatsoort van het patroon weer. M, S Geeft track-SOLO of track-MUTE weer. Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track weer. Geeft de geselecteerde frase weer. U selecteert het nummer in het PATCH-scherm. (pagina 47) Met de Phrase name pattern-job kunt u de frase een willekeurige frasenaam toewijzen. (pagina 95) * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). 50 RM1x SEQUENCE REMIXER Trackstatus 2. Opnemen ❏ Realtime Opnemen (Vervangen, Overdubben) Met deze opneemmethode kunt u uw frase invoeren in real time. U kunt de frase direct invoeren met het microtoetsenbord of anders met een remote MIDI-toetsenbord of ander MIDIapparaat. Of u kunt een frase vanuit een computer of andere sequencer opnemen (kopiëren). De PATTERN-mode biedt twee opnamemethoden voor realtime-frasen: REPLACE en OVERDUB. Met de REPLACE-methode kunt u een geheel nieuwe frase creëren of een reeds bestaande frase overschrijven. Deze methode wist alle bestaande data in de geselecteerde frase. U houdt beide toetsen tegelijk ingedrukt terwijl de opname het punt passeert waar de (slechte) oorspronkelijke noot werd ingevoerd. N.B. • Met patroonjob 00 (Undo/Redo) kunt u een opname wissen die u net heeft gemaakt. Hiermee kunt u data herstellen die u per ongeluk heeft overschreven met nieuwe data. (pagina 82) • Onthoud dat u, alvorens op te nemen, ook andere juiste parameters dient in te stellen zoals BPM, kliktel, klikmode, en opname-count (zie pagina 133). • Als u velocity-waarden “true” wilt opnemen, voer dan de data in vanaf een remote MIDI-toetsenbord. Met OVERDUB “overdub’t” u nieuwe data op de bestaande data van de frase. Hiermee kunt u ingewikkelde meerlagige frases opbouwen. 1 Nadat de “Preparing to Record”-procedure zoals hierboven beschreven af is, selecteert u de track om op te nemen via het toetsenbord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27. 2 Stel de BPM in naar de waarde waarop u wil opnemen. Het is soms handiger een langzaam tempo in te stellen voor realtime-opname. Hierdoor heeft u voldoende tijd om de data in te voeren. 3 Druk op de PLAY knop om het opnemen te starten. U zult de metronoom horen en u krijgt een 1maats count-in voor de eerste op te nemen maat. De count-in wordt aangegeven door negatieve getallen in de “MEAS”-parameter. Speel het gewenste deel af op het toetsenbord van de RM1x of op een extern MIDI -toetsenbord 4 Druk op de STOP knop als u met opnemen wilt stoppen. De normale PATTERN-afspeelmode wordt automatisch opnieuw geselecteerd als u stopt met opnemen, en u keert automatisch terug naar de top (eerste maat) van het patroon. 5 Herhaal indien gewenst stappen 1 tot en met 4 om andere tracks op te nemen. Als u een onjuiste mode input, kunt u deze in een volgende ronde verwijderen door de [SHIFT]-knop samen met dezelfde noottoets ingedrukt te houden. RM1x SEQUENCE REMIXER 51 2. Opnemen ❏ Stapsgewijs Opnemen Met deze opnamemode neemt u slechts een enkele noot tegelijk op. U stelt dan de meest geschikte waarden in voor de lengte, velocity enz. Als EVENT TYPE = Noot: Tracknummer Wijzer Eventtype Maatsoort Als EVENT TYPE = PB: Tracknummer Wijzer Eventtype Maatsoort Als EVENT TYPE = CC: Tracknummer Wijzer Eventtype Maatsoort Parameter Wijzer Stap Velocity van de Toetspad Waarde Gate-tijd Pauze Verbinden Wissen Bk Delete Tracknummer Eventtype Maatsoort Waarden Functie Nootpositie. 0060, 0080, 0120, 0160, 0240, De “afmeting” van de opnamestap. Dit bepaalt naar welke positie 0320, 0480, 0960, 1920 de wijzer gaat nadat een noot is ingevoerd. 001 ... 127, RND1 ... 4 De velocity-waarde van de in te voeren noot. Selecteert de waarde voor alle eventtypes behalve “Noot.” Deze parameter ver-8192 ... +8191 (EVENT TYPE=PB), schijnt als u een willekeurige EVENT TYPE selecteert (behalve “Noot”). Druk op 000 ... 127 (EVENT TYPE=CC), de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde werkelijk in te voeren. PAD 001 ... 200 De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato-, staccato-, en andere effecten creëren. Voert een pauze in in geselecteerde nootlengte op de nootwijzerpositie. Verlengt de vorig opgenomen noot door deze te verbinden met een andere noot van dezelfde lengte en toonhoogte. Wist de noot of akkoord bij de nootwijzer. Verplaatst de nootwijzer achterwaarts met de geselecteerde nootlengte en wist de corresponderende noot of het akkoord. 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Dit kan gebeuren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Note, PB, CC[000] ... CC[119] Selecteert welk type event er wordt ingevoerd. 1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4 Geeft de maatsoort van het patroon aan. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). 52 RM1x SEQUENCE REMIXER 2. Opnemen 1 Nadat u de “Preparing to Record”-procedure heeft doorlopen zoals hierboven beschreven, selecteer dan de track om op het toetsenbord van de RM1x op te nemen zoals beschreven op pagina 27. 2 Druk op de PLAY knop om het opnemen te starten. De STEP-opneemdisplay verschijnt zoals hierboven getoond . De numerieke POINTER-display Het POINTER-gebied van de display van het stapsgewijs opnemen geeft de positie aan van de nootwijzer in maten, 1/4-noottellen, en klokken (er zijn 480 klokken per 1/4noot). Als u tijdens het opnemen niet zeker weet welke maat u ziet op de notendisplay, controleer dan de POINTER-display. 3 Met de displayknoppen stelt u de STEP-, PAD VELO-, en GATE TIME-parameters naar wens in. 4 Voer een noot in. Als u de nootparameters heeft geselecteerd, kunt u de noot invoeren door gewoon de juiste toets te drukken op het toetsenbord van de RM1x (of op uw externe MIDI-toetsenbord). Een stip die correspondeert met de ingevoerde noot verschijnt in de notendisplay en de nootwijzer zal naar de volgende positie gaan. Akkoorden kunnen worden ingevoerd door eenvoudigweg de nootwijzer naar een noot terug te brengen en een andere noot op dezelfde plaats in te voeren (dit kunt u zo vaak doen als nodig is). Zie “Op de Display Navigeren”, hieronder. Tijdens het STEP-opnemen kunt u op de PLAY knop drukken om het opnemen te starten en het materiaal dat u opneemt af te luisteren. 5 Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is, en druk dan op STOP om het opnemen te stoppen. N.B. • Bij stapsgewijs opnemen, worden noten geregistreerd bij het loslaten van de toetsen in plaats van bij het indrukken ervan. Hiermee kunt u gemakkelijk een blokakkoord invoeren: u kunt de noten er één voor één uitkiezen en deze allemaal tegelijkertijd loslaten. De Notendisplay De notendisplay toont maximaal vier kwartnoten met data tegelijkertijd (dat is een maat in 4/4-tijd). Ieder driehoekje op de display is gelijk aan een stap van een 32e-noot. Als de geselecteerde maatspoort uit meer dan 4 kwartnoten per maat bestaat, dan scroll’t de display om de extra noten te tonen. Op de Display Navigeren Met displayknop 1 kunt u de nootwijzer naar elke positie brengen waar u een noot wilt invoeren, of naar iedere noot die u wilt wissen. U hoort de juiste noot of het juiste akkoord als de nootwijzer naar een nootsymbool wordt gebracht. Als u met de nootwijzer het einde van de notendisplay passeert, verschijnt de volgende maat. Als u voorbij de laatste maat in de frase gaat, verschijnt de eerste maat. PAD-invoerpunt van niet-nootwaarden Als tijdens het stapsgewijs opnemen geen nootevent maar een ander eventtype wordt geselecteerd, kunnen waarden worden ingevoerd via het toetsenbord van de RM1x als de VALUE-parameter is ingesteld op PAD. • PB-Events Als het Pitch Bend (PB)-eventtype wordt geselecteerd en de VALUE-parameter is ingesteld op PAD, dan wordt de volledige -8192 … +8191 parameterreeks toegewezen aan het toetsenbord van de RM1x. Als u de meest linkse toets indrukt terwijl u de [OCT UP]knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in en iedere toets daar rechts van verhoogt de waarde met ongeveer 341 per halftoon. De uiterst rechtse toets voert “+8191” in. Als u de uiterst rechtse toets indrukt terwijl u de [OCT UP]-knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in en iedere toets daar links van verlaagt de waarde met ongeveer 341 per halftoon. De uiterst linkse toets voert “8192” in. Het toetsenbord kan ook worden gebruikt zonder de [OCT UP] of [OCT DOWN]-knop ingedrukt te houden, maar in dit geval produceert de middelste toets een waarde van “±0000” terwijl toetsen daar links en rechts van de waarde respectievelijk verlagen en verhogen met ongeveer 341 per halftoon. De meest linkse toets voert “-4096” en de meest rechtse toets voert “+4096” in. • CC-Events Als u het Control Change (CC)-eventtype selecteert en u stelt de VALUE-parameter in op PAD, dan wordt de volledige 000 … 127 parameterreeks toegewezen aan het toetsenbord van de RM1x. De meest linkse toets voert een waarde van “000” in en elke toets rechts daarvan verhoogt de waarde met 5 of 6 per halftoon. De meest rechtse toets voert “127” in. RM1x SEQUENCE REMIXER 53 2. Opnemen ❏ Stapsgewijs Opnemen (Grid) Met de GRID-opnamemode kunt u snel eenmaatsfrases opnemen via een 16e-noots “grid” door het bedienen van de witte toetsen van het toetsenbord van de RM1x. Tracknummer Transponeren Maat Lengte Maatsoort Parameter Noot Gate-tijd Waarden C-2 ... G8 001% ... 999% Toetspad velocity BPM Tracknummer 001 ... 127, RND1 ... RND4 025 ... 300 01 ... 16 Transponeren -36 ... +36 Maat Lengte Maatsoort Functie Bepaalt de toonhoogte van de in te voeren noot. De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato, staccato en andere effecten bereiken. De velocity-waarde van de in te voeren noot. Stelt de BPM in waarmee het patroon zal spelen tijdens het opnemen. Toont het tracknummer. U kunt een tracknummer selecteren met deze parameter or via de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. Transpositie kunt u instellen met deze parameter, or via de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de startlokatie van het afspelen, of toont huidige afspeellokatie. Geeft fraselengte in maten aan. 1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4 Geeft de maatsoort weer van het patroon. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). 1Nadat u klaar bent met “Het Opnemen Voorbereiden” zoals hierboven beschreven, kies dan de track die u wilt opnemen met het toetsenbord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27. 2Druk op de PLAY knop om het opnemen te starten. De GRID-opnamedisplay verschijnt (zie figuur hierboven). 3Met de Displayknoppen kunt u naar wens de NOTE(toonhoogte), GATE TIME-, en PAD VELO-parameters instellen. De NOTE-parameter kunt u ook instellen door de juiste toets op het RM1x toetsenbord in te drukken terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. de grid wordt ingevoerd, gaat de corresponderende toets-LED branden. Noten kunnen worden gewist door eenvoudigweg een tweede keer op de betreffende witte toets te drukken zodat de indicator uit gaat. Alleen noten waarvan de toonhoogte is geselecteerd, worden aangegeven door de toets-LEDs. U kunt akkoorden invoeren door een andere noot met een verschillende toonhoogte op dezelfde plaats in te voeren. Als u een oneven maatsoort selecteert zoals 5/4, kunt u met de [OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen de grid verplaatsen waardoor u toegang krijgt tot de extra nootposities. Tijdens GRID-opname kunt u op de PLAY knop drukken om met afspelen te beginnen en het materiaal af te luisteren dat u opneemt. 4Voer een noot in. Als de nootparameters eenmaal zijn geselecteerd, kunt u noten op iedere willekeurige 16e-nootspositie 5Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is, en invoeren binnen het 1-maatspatroon door eenvoudruk dan op STOP om de opname te stoppen. digweg op de juiste witte toets te drukken op het toetsenbord van de RM1x. Elk van de 16 witte toetsen correspondeert met een 16e noot. Als een noot op 54 RM1x SEQUENCE REMIXER 3. Groove 3. Groove ❏ Grid-Groove Met de RM1x Grid-Groovefunctie kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity van noten in een geselecteerde track wijzigen met een 1-maats16e-nootsgrid “grooves” te creëren die u niet zou kunnen creëren met precieze sequencer-achtige programmering. De Grid-Groovefunctie beïnvloedt het afspelen van patroon en arpeggio zonder de sequencedata te veranderen. Voor iedere user-stijl worden de Grid-Groove-instellingen afzonderlijk in het geheugen opgeslagen. Voor een vooringestelde stijl echter gaan de Grid-Groove-instellingen verloren zodra u een andere stijl kiest. N.B. •Als de GRID GROOVE-display wordt getoond, produceert het spelen op het toetsenbord van de RM1x geen geluid en solo tracktoewijzingen kunnen niet worden gewijzigd. Grid nummer Track nummer Parameter Noot-offset Waarden -99 ... 00 ... +99 Klokverplaatsing -120 ... 000 ... +120 Gate-offset -120 ... 000 ... +120 Functie Verhoogt of verlaagt de toonhoogte van de geselecteerde noot/noten met cent-eenheden. Verplaatst de timing van de geselecteerde noot/noten voor- of achterwaarts met klokeenheden. Verlengt of verkort de geselecteerde noot/noten Velocity-offset -127 ... 00 ... +127 Verkleint of vergroot de velocity van de geselecteerde noot/noten. Tracknummer 01 ... 16 Gridnummer -36 ... +36 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt dut tracknummer selecteren via deze parameter, of via de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont het gridnummer. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). 1Vanuit de PATTERN- of PATCH-mode drukt u op de SUBMODE [GROOVE] knop om naar de Grid-Groovedisplay te gaan. 2Druk op de PLAY knop om het afspelen van patronen te starten als u het afspelen daarvan wilt afluisteren tijdens het instellen van de groove. 3Selecteer de track waarop u wilt werken via het toetsenbord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27. 4Met de witte toetsen van het toetsenbord van de RM1x kunt u de nootpositie selecteren die u wilt wijzigen. In de GRID-parameter in de rechterbovenhoek van de display kunt u ook nootposities selecteren. Geselecteerde nootposities worden gemarkeerd weergegeven op de grid in de LCD-display, en de indicators op de corresponderende toetsen van het toetsenbord gaan branden. Iedere witte toets correspondeert met een 16e-nootslokatie in de 1maatsgroove. Als u dezelfde toets indrukt, zet dit beurtelings de corresponderende noot aan en uit. U kunt ook een enkele nootpositie selecteren en alle andere tegelijkertijd de-selecteren door op een witte toets te drukken terwijl u de [SHIFT] knop ingedrukt houdt. 5Wijzig de groove-parameters waar nodig voor de geselecteerde nootposities met de NOTE OFFSET-, CLOCK SHIFT-, GATE OFFSET-, en VELO OFFSETknoppen. Icoontjes die aangeven dat offset is toegepast verschijnen op de betreffende plaatsen. De icoontjes geven tevens de richting van de offset aan en bij benadering de mate van offset. Als het patroon langer dan 1 maat is, zullen de groove-instellingen op dezelfde manier worden toegepast op elke maat van het patroon. N.B. •Als het patroon waarop Grid Groove is toegepast een maatsoort heeft die langer is dan 4 tellen (d.w.z. 6/4, 12/8), wordt de 5e tel op dezelfde manier beïnvloed als de 1e in de Grid-Groovedisplay, de 6e tel correspondeert met de 2e tel op de display, enzovoort. RM1x SEQUENCE REMIXER 55 3. Groove De Grid-Groove opnemen De gridgroove-instellingen kunnen op de volgende manier worden samengevoegd met de sequencedata. 1Stel de Grid Groove in zoals boven beschreven. 2Druk op de [PATTERN] knop om naar de Patternafspeelmode te gaan. 3Druk op de REC mode te komen. knop om in de opname-standby 4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.” 5Druk op de PLAY knop om opnemen te beginnen. U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de instellingen van de grid groove worden automatisch opgenomen. knop om opnemen te stoppen 6Druk op de STOP nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De instellingen van de Grid Groove worden automatisch geïnitialiseerd als het opnemen wordt gestopt. 56 RM1x SEQUENCE REMIXER 4. FX afspelen 4. FX afspelen Met de PLAY FX-submode kunt u een aantal patroon-afspeelparameters wijzigen om het geluid en het ‘gevoel’ van het patroon te veranderen zonder daarbij de sequencedata te veranderen. De PLAY FX-instellingen beïnvloeden het afspelen van zowel patroon als arpeggio. Naast timing- en articulatieparameters waaronder beat stretch, clock shift, gate-tijd, en velocityoffset, bevat de PLAY FX-submode een mogelijkheid tot harmoniseren waarmee u unison harmony, octave harmony, en parallel harmony voor nog betere sonische flexibiliteit kunt bewerkstelligen. Iedere stijl slaat zijn eigen PLAY FX-instellingen op. Als u overgaat op een andere stijl, worden de instellingen van die stijl automatisch effectief. Houd er rekening mee dat de PLAY FX-instellingen gelden voor alle 16 gedeeltes in de stijl. U kunt doorgaan met het afspelen van het geselecteerde patroon terwijl u in de PLAY FX-submode werkt. De Sequencerknoppen ( , , , / ) kunnen als normaal worden bediend. Dit betekent dat u de resultaten van uw wijzigingen kunt afluisteren terwijl u daaraan werkt. ❏Harmoniseren Met Harmonize kunt u op een nog flexibelere manier gebruik maken van de afspeeleffecten van de RM1x, door middel van unison harmonizatie waardoor u opzettelijk buiten-de-fase effecten creëert, maar ook, octave harmony, en de toevoeging van 2 parallelle harmony lines. De Harmonize-instellingen zullen afzonderlijk worden opgeslagen in het geheugen van iedere user-stijl, maar de Harmonizeinstellingen gaan verloren bij toepassing op een vooringestelde stijl, zodra een verschillende stijl wordt geselecteerd. Parameter Unison Waarden OFF, x2 ... x8 Octaver -10 ... OFF ... +10 Harmoniseren 1 -99 ... OFF ... +99 Harmoniseren 2 -99 ... OFF ... +99 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... +36 Functie Bepaalt het aantal unison-noten dat gespeeld gaat worden (op dezelfde toonhoogte). Hiermee kunt u het geluid ‘verdikken’ en opzettelijke buiten-de-fase effecten produceren. Produceert een octave harmony line het geselecteerde aantal octaven boven of onder de oorspronkelijke noten. Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve tonen boven of onder de oorspronkelijke noten. Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve tonen boven of onder de oorspronkelijke noten. Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren hiervan kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). RM1x SEQUENCE REMIXER 57 4. FX afspelen ❏Fx afspelen Transpose Track nummer Parameter Beat stretch Waarden 25%, 33%, 50%, 66%, 75%, 100%, 125%, 150%, 200%, 300%, 400% Clock Shift -480 ... 0 ... +480 Gate-tijd 000% ... 100% ... 200% Velocity-offset Tracknummer -127 ... 0 ... 127 01 ... 16 Transponeren -36 ... +36 Functie W ijzigt proportioneel de afspeellengte van frases op track. Als de meter bijvoorbeeld wordt ingesteld op 4/4, en u stelt de schaaltijd in op 50%, dan zal dit de meter comprimeren tot op 2/4. Als u deze op 75% instelt, comprimeert dit de meter tot op 3/4. Een 150% schaaltijd vergroot de meter tot op 6/4 en een instelling van 200% vergroot deze tot op 8/4. Noot-timing wijzigt u op dezelfde manier. Op een 50%-schaal, coverteert een kwartnoot in de oorspronkelijke frase in een achtste noot; op 66%, ineen kwartnoottriplet; op 75%, in een dotted achtste noot; op 150%, in een dotted kwartnoot; op 200%, ineen halve noot. Met deze schalingsmogelijkheid kunt u gemakkelijk complexe ritmes in uw patronen invoeren. Verplaatst afspeel-timing, met klok-cycle-eenheden. Zie ook details hieronder. Gate-tijd wijziger waarmee u de oorspronkelijke gate-tijden kunt wijzigen. Zie ook details hieronder. Offset-waarde, toegepast op oorspronkelijke velocities. Zie details hieronder. Toont het geselecteerde tracknummer U kunt een tracknummer selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). ❏ Clock Shift Oorspronkelijke data Met deze parameter kunt u de afspeeltijd met een bepaald aantal clock cycles verplaatsen. CLOCK SHIFT = +240 Op de RM1x is een clock cycle gelijk aan 1/480 kwartnoot. Een negatieve verplaatsingswaarde verplaatst de timing achterwaarts (naar het begin van de song), terwijl een positieve waarde de timing voorwaarts verplaatst. Een instelling van +480, bijvoorbeeld, vertraagt de afspeeltiming met een tel. 58 RM1x SEQUENCE REMIXER CLOCK SHIFT = -240 N.B. •Het is niet mogelijk de afspeeltiming achterwaarts voorbij het oorspronkelijke startpunt van de song te verplaatsen. Als u de waarde instelt op bijvoorbeeld -300 worden alle songdata in de eerste 300 clock cycles van de opname exact naar het beginpunt terugverplaatst. 4. Play FX Gate-tijd Deze waarde wijzigt de gate-tijden van de noten op de track. U kunt deze wijzigen door de oorspronkelijke gatetijd te vermenigvuldigen met de wijzigingswaarde (percentage). De gate-tijd geeft de lengte aan van de tijd dat een noot wordt aangehouden. Voor niet-percussieve voices is de gate-tijd gelijk aan de tijd nodig voor het afspelen. Als u deze waarde instelt op 100% dan wordt de oorspronkelijke gate-tijd gebruikt. Als u deze instelt op minder dan 100% dan worden de gate-tijden verlaagd, terwijl hogere waarden de gate-tijd verhogen. Al de gewijzigde gate-timewaarde minder dan 1 is, dan gebruikt de RM1x een waarde van 1. Original data (Vel) 96 64 32 127 96 12 107 76 52 127 116 VELOCITY OFFSET = -20 (Vel) 76 44 VELOCITY OFFSET = +20 Original data (Vel) 116 (Gate) 48 48 95 86 84 48 Het opnemen van de PLAY FX-instellingen Gate time modifier = 50% De instellingen van de grid groove kunnen op de volgende manier worden samengevoegd met de sequencedata. (Gate) 24 24 47 43 24 1Stel de PLAY FX in zoals hierboven beschreven. Gate-time modifier = 150% 2Druk op de [PATTERN] knop om naar Pattern-afspeelmode te gaan. (Gate) 72 72 142 129 72 Velocity offset Met deze parameter kunt u een offset toewijzen aan de velocity-waarden van de track. Positieve waarden verhogen de afspeel-velocity, terwijl negatieve waarden deze verlagen. 3Druk op de REC mode te komen. knop om in de opneem-standby 4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.” 5Druk op de PLAY knop om het opnemen te starten. U hoeft geen enkele nieuwe data op te nemen want de instellingen voor de grid-groove worden automatisch opgenomen. 6Druk op de STOP knop om het opnemen te stoppen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De PLAY FX-instellingen worden automatisch geïnitialiseerd als het opnemen wordt gestopt. RM1x SEQUENCE REMIXER 59 5. MIDI-delay 5. MIDI-delay MIDI-Delay-submode creëert delay-effecten die erg veel lijken op de conventionele delay-effecten, maar in dit geval worden de delays gecreëerd door manipulatie van de MIDI-nootdata in plaats van het audiosignaal. ❏ Delay Transpose Track nummer Parameter Delay-tijd Waarden 0030, 0040, 0060, 0080, 0120, 0160, 0240, 0320, 0360, 0480, 0720, 0960, 1920 (0030 ... 1920) Delay-niveau 000 ... 127 Herhalingen 00 ... 64 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... +36 Functie Bepaalt de lengte van het delay. Houd er rekening mee dat de waarden niet continue veranderen als u Displayknop 1 gebruikt. De delay-tijd kan met 1-stapseenheden worden aangepast van 0030 tot 1920 door de cursor op de DELAY TIME-parameter te zetten en door de [NO -1]/[YES +1] knoppen te gebruiken. De waarden corresponderen met MIDI-klokken (480 klokken per kwartnoot). Een instelling van “120” produceert een 16e-nootsdelay, een instelling van “240” produceert een 8th-nootsdelay, enz. Selecteert het niveau (volume) van het delay-geluid als een percentage. Hoe hoger de waarde, hoe sterker het delay-geluid. Stelt het aantal delay-herhalingen in. Een instelling van bijvoorbeeld “3”, produceert 3 herhalingen. Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren van het tracknummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). 60 RM1x SEQUENCE REMIXER 5. MIDI-delay ❏ Feedback Track nummer Parameter Feedback-velocity Waarden -127 ... 000 ... +127 Feedback-noot -24 ... 00 ... +24, RND Feedback gate-tijd -100 ... 000 ... +100 Feedback klok -100 ... 000 ... +100 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... +36 Transpose Functie De velocity van de delayed’e noten wordt ge-offset, waarbij het niveau van het delay-geluid wordt beïnvloed. Als u de feedback-velocity van de delayed’e noot offset, beïnvloedt deze parameter het niveau van het delay-geluid en op welke manier de herhalingen wegsterven. Positieve waarden produceren een toenemend herhalingsniveau, terwijl negatieve waarden een afnemend herhalingsniveau produceren . De toonhoogte van de delayed’e noten wordt ge-offset zodat iedere herhaling een andere toonhoogte heeft. Door een correcte FB NOTE-waarde in te stellen is het mogelijk om delays te produceren die lijken op glissandos of zelfs arpeggios. Iedere eenheid correspondeert met een halftoon. De “RND”-instelling produceert delay-herhalingen met een random toonhoogte. De gate-tijd van de delayed’e noten wordt ge-offset door het geselecteerde percentage zodat de herhaalde noten langer of korter worden. Positieve instellingen produceren geleidelijk langer herhaalde noten, terwijl negatieve instellingen het tegenovergestelde effect hebben. De timing van de delayed’e noten wordt met klok-eenheden ge-offset. Positieve instellingen resulteren in een toenemende langere delay-tijd van herhaling naar herhaling, terwijl negatieve instellingen het tegenovergesteld effect hebben. Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren van het tracknummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). Het opnemen van de MIDI-delay-instellingen De MIDI-delay-instellingen kunnen op de volgende manier worden samengevoegd met de sequencedata. 4 Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.” 1 Stel de MIDI-delay in zoals hierboven beschreven. 5 Druk op de PLAY knop om het opnemen te starten. U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de MIDIdelay-instellingen worden automatisch opgenomen. 2 Druk op de [PATTERN] knop om naar de Patternafspeelmode te gaan. 3 Druk op de REC in te gaan. knop om de record-standbymode 6 Druk op de STOP knop om het opnemen te stoppen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De instellingen voor het MIDI-delay-niveau worden automatisch op 0 ingesteld als het opnemen wordt gestopt. RM1x SEQUENCE REMIXER 61 6. Arpeggio 6. Arpeggio Met deze submode kunt u simpele automatische arpeggios creëren die gebaseerd zijn op noten gespeeld op het toetsenbord van de RM1x. ❏ Arpeggio-instellingen Transpose Track nummer Parameter Waarden Type OFF, UP, DOWN, ALTER1, ALTER2, RANDOM Soort ON, OFF Aanhouden ON, OFF Octaafreeks 1 ... 4 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... +36 Functie Selecteert het soort arpeggio. Gewoonlijk speelt de arpeggio af al naar gelang de volgorde van de aangeslagen toetsen. Maar als de SORT-parameter (onder) “ON” staat, dan speelt de arpeggio af al naar gelang het geselecteerde TYPE ongeacht de volgorde van de aangeslagen toetsen. “UP” produceert een opgaande arpeggio. “DOWN” produceert een neergaande arpeggio. “ALTER1” en “ALTER2” produceren verschillende soorten afwisselende arpeggio’s. En “RANDOM” produceert een random arpeggio. Bepaalt of de noten van de arpeggio al of niet worden “uitgezocht” volgens het geselecteerde arpeggio TYPE (boven). Bepaalt of de arpeggio al of niet zal blijven spelen als de noten worden losgelaten Als deze parameter op “ON” staat, dan blijft de arpeggio afspelen wanneer de noten gespeeld op het toetsenbord van de RM1x of een ander extern toetsenbord worden losgelaten. Als deze op “OFF” staat, dan stopt de arpeggio zodra de noten worden losgelaten. Bepaalt de reeks octaven die de arpeggio bestrijkt. Als deze op “1” is ingesteld, dan bevat de arpeggio slechts de noten die worden gespeeld op het toetsenbord. Als deze is ingesteld op “2”, “3”, of “4”, dan zal de arpeggio automatisch worden uitgebreid om het geselecteerde aantal octaven te dekken. Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren van het tracknummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26). 62 RM1x SEQUENCE REMIXER 7. Voice 7. Voice Met de Voice-submode kunt u verschillende parameters instellen (zoals voice, pan, volume, en effecten) van alle patroontracks. U kunt de voice-waarden afzonderlijk voor iedere stijl instellen. De waarden zijn op alle gedeelten (Gedeelte A tot P) van de stijl van toepassing . Voor algemene informatie over voice en effect, zie Hoofdstuk 1. (pagina’s 37, 39) N.B. • De afspeelknoppen ( , , , / ) blijven werken terwijl u de instellingen wijzigt. U kunt zodoende de resultaten van uw wijzigingen afluisteren terwijl u aan het werk bent. ❏ Voicebalans Transponeren Tracknummer Bank Parameter Waarden (Zie het losse Lijstboek) Programmanummer (Zie het losse Lijstboek ) Pan Random, L63 ... C ... R63 Volume 000 ... 127 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... 0 ... +36 Functie Selecteert de voicebank. Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de RM1x . Als “*** ***Frase” verschijnt, worden de bank en het wijzigingsnummer van het programma geschakeld al naar gelang de frasedata. Als een ander banknummer wordt geselecteerd, dan worden de displaybank en programmanummers gebruikt voor alle gedeelten. Selecteert de voice (voicenummer). Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de RM1x. Stelt geluidsbalans in voor stereo-afspelen. L63 stelt de positie helemaal naar links in; R63 stelt de positie helemaal naar rechts in. Als u de pan op Random instelt, dan verandert de positie willekeurig iedere keer dat een nieuwe noot wordt afgespeeld . De panwaarde verandert tijdens het afspelen al naar gelang de MIDIpandata van de track. Stelt geluidsvolume in. Tijdens het afspelen verandert het volume al naar gelang de MIDIvolumedata van de track. Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt. RM1x SEQUENCE REMIXER 63 7. Voice Effect Send Als de variation verbinding = System Transponeren Tracknummer Effect Send Als variatie-verbinding = Systeem Transponeren Tracknummer Als variatie-verbinding = Insertie Parameter Variatie send level (When variation connection =System) Variation switch (Als variatie verbinding =Insertie) Waarden 000 ... 127 ON, OFF Chorus sendniveau Reverb sendniveau Dry level (Als variatie verbinding =Systeem) Tracknummer 000 ... 127 000 ... 127 000 ... 127 01 ... 16 Transponeren -36 ... 0 ... +36 Functie Stelt signaalniveau in op variatie-effectblok. Selecteert gebruik/niet-gebruik van variatie-effect. Houd er rekening mee dat u de schakelaar slechts voor 1 track ON kunt zetten. (Als u de waarde op ON instelt, veranderen de andere ON-instellingen in OFF. Stelt signaalniveau in op het chorus-effectblok. Stelt signaalniveau in op het reverb-effectblok. Selecteert op iedere track de hoeveelheid die wordt verstuurd naar de Dry line van het effect. Instelling verschijnt alleen als variatie-type is ingesteld op Systeem. Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt. 64 RM1x SEQUENCE REMIXER 8. Voice Edit 8. Voice Wijzigen (‘Editten’) Met deze pagina kunt u de geluidseigenschappen van de voice(s) wijzigen die worden gespeeld in de geselecteerde track. U kunt afzonderlijke edit-instellingen maken van iedere track. Instellingen zijn niet van toepassing op de voices zelf, maar alleen in de track. Als de voice in de track wijzigt, dan werken de instellingen voor de nieuwe voice. Als u dezelfde voice met verschillende edit-instellingen op verschillende tracks toepast, dan kunnen de geluidseigenschappen geheel anders zijn. Deze instellingen worden toegepast als offsets op de oorspronkelijke, interne instellingen van de voice. Transponeren ❏ EG Tracknummer Parameter Attack-tijd Values -64 ... 00 ... +63 Uitsterftijd -64 ... 00 ... +63 Loslaat-tijd -64 ... 00 ... +63 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... 0 ... +36 Function Stelt de tijd in die het geluid nodig heeft om naar het piekvolume te klimmen, vanaf het allereerste 0-niveau (op het moment dat de toets voor het eerst wordt aangeraakt). Lage waarden produceren een snelle toename in volume, terwijl hogere waarden een meer geleidelijke klim produceren. Stelt de tijd in die het volume er over doet om van het piekniveau naar het “sustain”-niveau te gaan. Lagere waarden produceren een helder en fris geluid. Stelt de tijd in die het volume nodig heeft om naar het 0-niveau te dalen nadat de noot “fysiek” is losgelaten. Hoe lager het niveau, hoe sneller het geluid uit is Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Zie Algemene Bediening (pag. 26) voor meer informatie over het wijzigen van waarden. Deze waarden besturingen wijzigingen in het volume in tijd, beginnend met het moment waarop de noot aangeslagen wordt en eindigend op het punt waar het geluid is weggestorven. (“EG” staat voor envelope generator.) EG Niveau Attacktijd Toets in Wegsterftijd Toets los Loslaatrijd Tijd RM1x SEQUENCE REMIXER 65 8. Voice Edit ❏ Pitch Bend/Portamento Transponeren Tracknummer Parameter Pitch-Bendbereik Values -24 ... 0 ... +24 Pitch Bend Portamento-schakelaar aan/uit -8192 ... 0000 ... +8191 ON, OFF Portamento-tijd 000 ... 127 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... 0 ... +36 Function Stelt het bereik in van de toonhoogteverandering die voor ieder deel kan worden bestuurd door de PITCH BEND-knop. Met een instelling van +12, verandert de toonhoogte een octaaf als toonhoogte-bend maximaal wordt verhoogd of verlaagd. Bij negatieve instellingen wordt de richting van de toonhoogtewijziging omgedraaid. Selecteert een “vooringestelde” pitch-bendwaarde voor de track. Bepaalt of portamento op ieder deel wordt toegepast. Portamento is een functie die de toonhoogte tussen twee noten met een verschillende toonhoogte zachtjes wijzigt. Portamento kan niet worden toegepast op drum voices of SFX kit- voices. Bepaalt de snelheid van toonhoogtewijziging op ider deel als de Portamento Schakelaar = ON. Hogere waarden zorgen ervoor dat de toonhoogte langzamer wijzigt. Lagere waarden produceren een snellere wijziging Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt. 66 RM1x SEQUENCE REMIXER 8. Voice Edit ❏ LFO Met de RM1x LFO (Low Frequency Oscillator) kunt u toonhoogte, filter cutoff frequentie of amplitude moduleren, waardoor een groot aantal modulatie effecten ontstaan.. Transponeren Tracknummer Parameter LFO-snelheid Waarden -64 ... 00 ... +63 Toonhoogte-diepte 000 ... 127 Filter-diepte 000 ... 127 Amp. diepte 000 ... 127 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... 0 ... +36 Functie Stelt de snelheid in van de LFO. Hogere waarden produceren een snellere LFO-variatie. Stelt de mate van LFO-toonhoogtemodulatie in. Periodieke toonhoogtemodulatie produceert een vibrato-achtig effect. Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de pitch moduleert, en daarmee ook de diepte van de vibrato die daarvan het gevolg is. Stelt de diepte in van LFO-filtermodulatie. Periodieke modulatie van de filter-cutoff-frequentie produceert een wah-wah pedaaltype-effect. Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de filter-cutoff-frequentie moduleert, en daarmee de diepte van het effect dat daarvan het gevolg is. Stelt de diepte in van de LFO-amplitudemodulatie. Periodieke amplitudemodulatie produceert een tremolo-effect. Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de amplitude moduleert, en daarmee de diepte van de tremolo die daarvan het gevolg is Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt. RM1x SEQUENCE REMIXER 67 8. Voice Editten ❏ Filter Transponeren Tracknummer Cutoff Parameter Waarden -64 ... 0 ... +63 Resonantie -64 ... 0 ... +63 Tracknummer 01 ... 16 Transponeren -36 ... 0 ... +36 Functie Stelt de filter cutoff-frequentie in. Zie hieronder voor details. Stelt de filterresonantie in. Zie hieronder voor details. Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27. * Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt. Cutoff De CUTOFF-waarde stelt de cutoff-frequentie in van het low-passfilter van de RM1x. Als u deze waarde wijzigt, dan verandert het timbre van de voice. Instellingen worden afzonderlijk opgeslagen op iedere track. Houd er rekening mee dat het filter een low-passfilter is: het filtert de frequenties uit die boven (hoger dan) het cutoff point. Als u de cutoff op een hoge waarde instelt, passeren de hoge frequentie harmonischen (boventonen), waardoor een relatief helder geluid ontstaat die in overeenstemming blijft met de golfvorm van de voice. Als u de cutoff op een lage waarde instelt, dan worden de hogere harmonischen tegengehouden, waardoor een donker en zacht geluid geproduceerd wordt. Resonantie De RESONANCE-waarde stelt de resonantie voor het lowpassfilter in. Net zoals bij de CUTOFF-waarde, beïnvloedt de RESONANCE-instelling het timbre van de voice. U kunt, zoals reeds eerder gesuggereerd, de waarde afzonderlijk instellen op iedere track. De term resonantie verwijst hier naar de amplificatie (boost) die wordt toegevoegd op de frequenties in de nabijheid van het cutoff-punt. Een ‘boost’ op de overtones in dit bereik kan een groot effect hebben op het geluid. Door voorzichtig te wijzigen, kunt u heel effectieve resonantieeffecten bewerkstelligen, zoals body-resonantie van een snaarinstrument, of de kenmerkende slur van een analoge synthesizer. FILTER Loudness Deze conponenten passeren. Volume Deze componenten worden tegengehouden Resonantie Frequentie Frequentie Harmonischen 68 RM1x SEQUENCE REMIXER Cutoff-frequentie Cutoff-frequentie 9. Effecten 9. Effecten Met de Patrooneffecten-submode kunt u de effecten selecteren en instellen die zijn toegepast op het patroon. De instelling van de variatie-verbinding bepaalt hoe de RM1x effecten verwerkt. Zie Hoofdstuk 1 (pagina 39) voor meer informatie. N.B. • De afspeelknoppen ( , , , / ) blijven werken terwijl u de instellingen aanpast, zodat u de resultaten van uw wijzigingen kunt afluisteren terwijl u deze aan het maken bent. ❏ Type Als de variatie-verbinding = Systeem: Parameter Variatietype Waarden (Zie losse Lijstboek ) Chorus-type (Zie losse Lijstboek ) Reverb-type (Zie losse Lijstboek ) Variatie-verbinding Insertie, Systeem Als de variatie-verbinding = Insertie: Functie Selecteert het variatie-effecttype. Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x. Selecteert het chorus-effecttype. Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x. Selecteert het reverb-effecttype. Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x. Selecteert het verwerken van het variatie-effect. Deze instelling bepaalt of het variatie-effect wordt verwerkt als een insertie-effect of als een systeemeffect. (zie de illustraties op pagina’s 40, 41) Als u deze waarde instelt op Insertie, dan kunt u het variatie-effect toepassen op niet meer dan één enkele track. In dit geval kunt u met de toewijsbare controller een van de parameters besturen voor het effect in realtime. Als u de waarde instelt op Systeem, dan werkt het variatie-effect op dezelfde manier als chorus- en reverb effecten, waardoor u deze kunt toepassen op alle tracks, en waarden kunt instellen van de send- en returnniveaus. * Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt. RM1x SEQUENCE REMIXER 69 9. Effecten ❏ Variatie Wijzigen (‘Editten’) pagina1 Als de variatie-verbinding = Systeem: Als de variatie-verbinding = Insertie: ❏ Chorus Wijzigen (‘Editten’) Parameter (Beschikbare parameters variëren al naar gelang het type.) Waarden (Zie losse Lijstboek) Functie Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de RM1x. * Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt. pagina 2 Als de variatie-verbinding = Systeem: Parameter (Beschikbare parameters variëren al naar gelang het type.) Variatie naar Chorus Sturen Waarden (Zie losse Lijstboek) 000 ... 127 Dry/wet-balans D63>W ... D=W ... D
Source Exif Data:File Type : PDF File Type Extension : pdf MIME Type : application/pdf PDF Version : 1.5 Linearized : Yes Encryption : Standard V1.2 (40-bit) User Access : Print, Copy, Fill forms, Extract, Assemble, Print high-res Page Count : 154 Page Layout : SinglePage XMP Toolkit : XMP toolkit 2.9.1-13, framework 1.6 About : uuid:7c9916b6-6ac9-4479-a4ad-71edb7684d2c Producer : Acrobat Distiller 3.0 for Power Macintosh Keywords : Create Date : 1999:07:29 10:43:35Z Modify Date : 2003:07:29 20:52:50+09:00 Metadata Date : 2003:07:29 20:52:50+09:00 Creator Tool : Adobe PageMaker 6.5 Document ID : uuid:248d0d05-b9d8-4adf-b34e-8540fee8ab76 Format : application/pdf Description : a. Cover RM1x Title : a. Cover RM1x Creator : Bert Bruinekool Author : Bert Bruinekool Subject : a. Cover RM1xEXIF Metadata provided by EXIF.tools