Yamaha A. Cover RM1x Owner's Manual Nl

User Manual: Yamaha RM1x Owner's Manual

Open the PDF directly: View PDF PDF.
Page Count: 154 [warning: Documents this large are best viewed by clicking the View PDF Link!]

NEDERLANDSTALIGE HANDLEIDING
NEDERLAND
Dit apparaat bevat een lithium batterij voor geheugen back-up.
Raadpleeg uw leverancier over de verwijdering van de batterij op
het moment dat u het apparaat aan het einde van de levensduur
afdankt of de volgende Yamaha Service Afdeling:
Yamaha Music Nederland Service Afdeiing
Kanaalweg 18-G, 3526 KL UTRECHT
Tel. 030-2828425
Gooi de batterij niet weg, maar lever hem in als KCA.
3
SPECIALE MEDEDELINGEN
92-BP
BATTERIJ: Dit artikel KAN een kleine, niet vervangbare
batterij bevatten, die (indien van toepassing) is vast
gesoldeerd. De gemiddelde levensduur van een dergelijke
batterij is ongeveer vijf jaar. Wanneer u aan vervanging toe
bent, neem dan contact op met een erkend servicebedrijf om
de vervanging uit te voeren.
Dit produkt kan ook “huishoud” type batterijen bevatten.
Sommige van dit type batterij kan opgeladen worden. Zorg
er voor dat batterij die opgeladen wordt inderdaad opgeladen
kan worden en dat de oplader bedoeld is voor de batterij die
u op wil laden.
Als u de batterijen wilt vervangen meng dan nooit oude- en
nieuwe batterijen of verschillende soorten batterijen.
Batterijen MOETEN goed vervangen worden. Gemaakte
fouten bij het vervangen van de batterijen kunnen leiden tot
oververhitting en ontploffende batterijen.
WAARSCHUWING: Probeer oude batterijen niet te
demonteren of te verbranden. Houd ze weg bij kinderen.
Gooi oude batterijen volgens voorschrift weg.
AFVAL VOORSCHRIFT: Wanneer dit artikel beschadigt
raakt en niet meer te repareren is, gooi het dan weg volgens
de geldende wettelijke voorschriften voor produkten die
lood, batterijen, plastic e.d. bevatten. Kan uw leverancier u
niet helpen, neem dan direct contact op met Yamaha.
NAAMPLAATJE:
Het naamplaatje zit boven op het instrument. Op dit plaatje
staat het model nummer, serienummer, voeding vereisten
enz. Hieronder - in de aangegeven ruimte - zou u het model
nummer, serienummer en de aanschafdatum moeten noteren
en deze handleiding goed moeten bewaren, als een perma-
nent bewijs van uw aanschaf.
Dit produkt maakt gebruik van batterijen of een externe
voeding (een adaptor). Sluit dit produkt NIET aan op een
andere adaptor dan die, die omschreven staat in de
handleiding, op het naamplaatje of in het bijzonder is
aangeraden door Yamaha.
WAARSCHUWING: Plaats dit produkt niet op een plaats
waar iemand er op zou kunnen stappen/over zou kunnen
vallen, of iemand iets over het stroomsnoer of de kabels
kan rollen. Het gebruik van een verlengkabel wordt
afgeraden! Als dit niet te vermijden is, hou er dan rekening
mee dat de minimum snoergrootte van een 25’ snoer (of
minder) 18AWG is. N.B.: des te kleiner het AWG nummer,
des te groter de capaciteit. Raadpleeg de plaatselijke
elektricien voor langere verlengsnoeren.
Dit produkt kunt u het beste alleen gebruiken met de
meegeleverde componenten, of een kar, rack of standaard
die wordt aangeraden door Yamaha. Als u zo’n compo-
nent gebruikt, let dan goed op alle veiligheidsmarkeringen
en instructies die het component vergezellen.
SPECIFICATIES KUNNEN ZICH WIJZIGEN:
Wij geloven dat de informatie in deze handleiding correct
is ten tijde van printen. Yamaha behoudt zich echter het
recht voor om specificaties te wijzigen of aan te passen,
zonder hier vantevoren melding van te maken of
bestaande apparatuur te update’n.
Dit produkt, alleen of in combinatie met een versterker en
koptelefoon of luidsprekers, is in staat geluidsniveaus te
produceren die gehoorverlies op kunnen leveren. WERK
NIET te lang op te hoge volumes, of op oncomfortabele
niveaus. Als u gehoorverlies ervaart of gering in uw oren
moet u onmiddelijk contact opnemen met een sonoloog.
BELANGRIJK: Des te harder het geluid des te sneller
schade optreedt.
Sommige Yamaha produkten zijn vergezeld van krukjes
en/of accessoires die bevestigd moeten worden. Een
aantal van deze accessoires moeten door de dealer
worden bevestigd of geïnstalleerd. Zorg er a.u.b. voor dat
krukjes stabiel zijn en te bevestigen accessoires stevig
bevestigd zijn VOORDAT u er gebruik van maakt.
OPMERKING:
Reparaties die te wijten zijn aan gebrek aan kennis met
hoe een functie of een effect werkt (als het apparaat naar
behoren functioneert), worden niet gedekt door de
garantie, en zijn derhalve de verantwoording van de
eigenaar. Bestudeer deze handleiding a.u.b. goed en
raadpleeg uw dealer alvorens om service te verzoeken
MILIEUPROBLEMATIEK: Yamaha streeft naar
produkten die zowel veilig in het gebruik als
milieuvriendelijk zijn. We zijn ervan overtuigd dat onze
produkten en produktiemethodes hieraan voldoen.
Overeenkomstig de letter en de geest van de wet willen
we u van het volgende op de hoogte brengen:
BEWAAR DEZE HANDLEIDING GOED
Model
Serie Nr.
Aanschafdatum
LEES ALLES ZORGVULDIG DOOR VOOR U VERDER GAAT
* Bewaar deze voorzorgsmaatregelen op een veilige plaats voor later.
WAARSCHUWING
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg
van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Open het instrument niet, haal de interne onderdelen niet uit elkaar en
modificeer het instrument niet. Het instrument bevat geen door de
gebruiker te vervangen onderdelen. Als het instrument stuk schijnt te
zijn, stop dan met het gebruiken van het instrument en laat het nakijken
door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Stel het instrument niet bloot aan regen, gebruik het niet in de buurt van
water of natte omstandigheden, plaats geen voorwerpen op het instru-
ment die vloeistoffen bevatten die in de openingen kunnen vallen.
Als het snoer van de adaptor beschadigd is of stuk gaat, als er plotse-
ling geluidsverlies is in het instrument, of als er plotseling een geur of
rook uit het instrument komt, moet u het instrument onmiddellijk uitzet-
ten, de stekker uit het stopcontact halen en het instrument na laten
kijken door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Gebruik alleen de gespecificeerde adaptor (PA-5G of aanverwante,
door Yamaha aangeraden) adaptor. Het gebruik van een verkeerde
adaptor kan schade veroorzaken aan het instrument, te wijten aan
oververhitting.
Haal altijd de stekker uit het stopcontact voor u het instrument schoon-
maakt. Haal nooit een stekker uit het stopcontact als u natte handen
hebt.
Controleer zo nu en dan de stroomstekker, en verwijder stof en viezig-
heid die zich verzamelt op de stekker.
PAS OP!
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg
van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Plaats het stroomsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals ver-
warming en kachels, verbuig of beschadig het snoer niet, plaats geen
zware voorwerpen op het snoer, leg het snoer uit de weg, zodat nie-
mand er op trapt, er over kan struikelen en zodat er geen zware voor-
werpen over heen kunnen rollen.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt moet u altijd aan de stekker
trekken, nooit aan het snoer. Aan het snoer trekken kan het beschadi-
gen.
Sluit het instrument niet aan op een stopcontact die een T-Plug bevat.
Dit kan resulteren in een verminderde geluidskwaliteit en het stopcon-
tact oververhitten.
Haal het instrument uit het stopcontact als u het lange tijd niet gebruikt,
of tijdens onweer.
De batterijen moeten in het instrument zitten volgens de +/- polariteit
markeringen. Doet u dit verkeerd kan oververhitting, brand of lekkende
batterijen het resultaat zijn.
Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componen-
ten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betref-
fende apparatuur aanzet moet u alle volumes op minimum zetten.
Stel het instrument niet bloot aan overdreven schokken of stof, extreme
koude of warme omstandigheden (zoals in direct zonlicht, bij de verwar-
ming of in de auto) om verkleuren te voorkomen aan het paneel of
schade aan de interne elektronica.
Gebruik het instrument niet in de buurt van elektrische produkten zoals
televisies, radio's of speakers, aangezien deze interferentie kunnen
veroorzaken die de prestaties van de andere apparatuur kunnen beïn-
vloeden.
Plaats het instrument niet op een onstabiele plek waar deze kan vallen.
Verwijder alle kabels alvorens het instrument te verplaatsen.
Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een droge, schone
doek. Gebruik geen oplosmiddelen, schoonmaakmiddelen of chemi-
sche schoonmaakdoekjes. Plaats daarbij geen voorwerpen van vinyl op
het instrument aangezien deze het paneel en het toetsenbord kunnen
verkleuren.
Leun niet op, en plaats geen zware voorwerpen op het instrument, ga
voorzichtig om met de knoppen, schakelaars en aansluitingen.
Gebruik het instrument niet te lang op een niet comfortabel geluids-
niveau aangezien dit permanent gehoorverlies op kan leveren. Als u
gehoorverlies constateert of geruis in uw oren, neem dan contact op
met een K.N.O.-arts.
Dit instrument bevat een niet oplaadbare interne backup batterij waar-
door interne data opgeslagen blijft, ook als het instrument wordt uitge-
zet. Als de backup batterij vervangen moet worden verschijnt de mel-
ding: “Backup Battery Low” in de display. Als dit gebeurd moet u onmid-
dellijk de data backuppen, en vervolgens de batterij door gekwalificeerd
Yamaha personeel laten vervangen.
Vervang de backup batterij niet zelf, in gevaarlijke situaties te voorko-
men. Laat de batterij altijd vervangen door gekwalificeerd Yamaha
personeel.
Plaats de backup batterij nooit in bereik van kinderen, aangezien het
kind de batterij misschien in kan slikken. Als dit gebeurd moet u onmid-
dellijk contact opnemen met een dokter.
USER DATA OPSLAAN
Bewaar frequent gegevens op floppy disk, om te voorkomen dat u
belangrijke data kwijtraakt door een bedieningsfout of stuk gaan van het
apparaat.
Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die is te wijten
aan onzorgvuldig gebruik of modificaties die zijn aangebracht aan het instrument,
of data die kwijt is geraakt of vernietigd.
Doe het instrument altijd uit als u het niet gebruikt.
VOORZORGSMAATREGELEN
5
Hoe moet u deze handleiding gebruiken/Schrijfwijzen
Nederlandstalige Handleiding
Inleiding
Dank u voor de aanschaf van een Yamaha RM1x Sequence Remixer.
De RM1x is een compleet dance workstation die gebruikt kan worden als zowel een realtime performance-instrument als een
krachtig produktie-hulpmiddel. De intuïtieve interface maakt het werken in realtime gemakkelijk voor artiesten met de DJ-
achtergrond, terwijl u met de uitgebreide sequencing- en editfuncties geavanceerde originele patronen en songs uit het niets
kunt creëren. Naast de krachtige powerful sequence-opname- en afspeelmogelijkheden, is de RM1x ook uitgerust met een
goed klinkende ingebouwde toongenerator, waardoor u geen extra apparatuur nodig heeft. U kunt zelfs de voices editten om
geluiden te creëren die uitstekend passen bij uw muziek.
Bewaar deze handleiding op een handige plaats terwijl u zich bekend maakt met de RM1x, zodat u de handleiding op ieder
gewenst ogenblik kunt raadplegen.
6 RM1x SEQUENCE REMIXER
Hoofdonderdelen
De sequencer van de RM1x beschikt over 16 sequencetracks en maar liefst 110,000 noten opslag-
geheugen voor sequencing-power op professioneel niveau. De noot-timingsresolutie is 1/480ste
van een kwartnoot. Het geheugen wordt ge-backupped, waardoor uw data niet verdwijnen als u
het instrument uitzet.
Gemakkelijk te bedienen met de grote 64 x 240 dot display.
Intuïtieve performance control met 8 toewijsbare realtime-controlknoppen, 4 displayknoppen, en
een groot multifunctioneel toetsenbord.
Een levensgroot assortiment vooringestelde patronen betekent dat u meteen kunt afspelen zonder
dat u hoeft te programmeren.
Gemakkelijk programmeren met de geavanceerde interface waarmee u toegang heeft tot een groot
aantal parameters die u kunt editten als u het geluid volledig zelf wilt bepalen.
Krachtige sequencing-mogelijkheden met uitgebreide editfuncties maken het mogelijk om com-
plexe patronen en muzikale structuren te creëren.
Voeg grooves samen in realtime in de Pattern-mode: iedere “stijl” van de Pattern-mode bevat
maar liefst 16 “gedeeltes” die u met het toetsenbord van de RM1x direct kunt schakelen.
De geavanceerde toongenerator-technologie biedt u een uitgebreid arsenaal aan goede ingebouwde
geluiden.
Edit en verfijn de voices van de RM1x om geluiden te creëren die het beste passen bij uw eigen
muziek.
Met een geavanceerd multi-effectsysteem kunt u van alles toevoegen: van een subtiele ambiance
tot wilde variaties.
Door de BPM-entry in te tikken kunt u tempo’s bepalen op de manier waarop u deze aanvoelt in
plaats van gebruik te maken van nummers.
Volledige MIDI-compatibiliteit betekent dat u de RM1x kunt gebruiken als het centrum van een
groot muziekproductiesysteem.
Hoofdonderdelen
RM1x SEQUENCE REMIXER 7
Hoe moet u de Handleidingen gebruiken
De documentatie van de RM1x bestaat uit de volgende twee handleidingen. Zorg dat u weet waar iedere handleiding voor is
bedoeld, en raadpleeg deze wanneer nodig.
Nederlandstalige Handleiding (deze handleiding)
Deze handleiding geeft uitleg over de voorzorgsmaatregelen bij het gebruik, hoe u aansluitingen moet maken, en over alle
parameters en commando’s. Gebruik deze handleiding op ieder gewenst moment als soort een woordenboek.
Hoofdstuk 1. Algemene Begrippen
Hoofdstuk 2. Pattern-mode
Hoofdstuk 3. Pattern Chain-mode
Hoofdstuk 4. Song-mode
Hoofdstuk 5. Utility-mode
“Pattern mode”, “Pattern chain mode” en “Song mode” hebben meerdere gemeenschappelijke functies.
In deze handleiding treft u uitleg en nadere details aan over deze gemeenschappelijke functies in hoofdstuk 2: “Pattern
mode”. De overlappende delen van de uitleg in hoofdstuk 3 “Pattern Chain mode” en hoofdstuk 4 “Song mode” zijn
weggelaten. In dit geval wordt de betreffende pagina in hoofdstuk 2 “Pattern mode” aangegeven zodat u deze kunt raadple-
gen.
Lijstboek
Dit is een boekje die verschillende lijsten bevat zoals de Voice-lijst, Preset Style-lijst, Effectenlijst, MIDI-dataformaat, en
MIDI-implementatietabel.
Schrijfwijzen zoals gebruikt in deze handleiding
Deze handleiding maakt gebruik van de volgende iconen om knoppen aan te geven en om verschillende soorten informatie te
onderscheiden.
Dit geeft een paneelknop aan. Het symbool in het vakje is het symbool dat staat geprint op de knop.
1 2 Dit geeft de functieprocedure aan.
Hoe moet u de handleidingen gebruiken/Schrijfwijzen
8 RM1x SEQUENCE REMIXER
De informatie vinden die u nodig heeft
N.B.
Dit geeft extra uitleg over de functie, gebruiksvoorbeelden, en tips.
De informatie vinden die u nodig heeft
Om de informatie te vinden die u nodig heeft, kunt u de volgende pagina’s raadplegen:
Inhoudsopgave (pagina 9)
Vind de gewenste informatie door de gehele handleiding heen.
Voor- en achterpanelen (pagina 11)
Hier kunt u informatie vinden over de naam en functie van iedere knop en control.
Snel starten doet u als volgt (pagina 20)
Dit korte en gemakkelijk te volgen gedeelte vertelt u hoe u de algemene onderdelen en functies van uw nieuwe RM1x moet
gebruiken.
Functietabel (pagina 32)
Hiermee kunt u de gewenste informatie vinden binnen de structuur van de commando-indeling.
Woordenlijst (pagina 146)
Dit gedeelte bevat onbekende termen of frases in alfabetische volgorde met de verklaringen.
Index (pagina 150)
Hiermee kunt u alfabetisch onbekende termen vinden, de pagina’s waar deze worden besproken en de pagina’s waar u deze
onderwerpen kunt aantreffen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 9
Inhoud
OPSTELLING
1. Voor- en achterpanelen .................................................................................................................................................. 11
Voorpaneel ............................................................................................................................................. 11
Achterpaneel .......................................................................................................................................... 14
Floppy-diskdrive .................................................................................................................................... 15
2. Aansluitingen
Stroomvoorziening ................................................................................................................................ 16
Audio-apparatuur aansluiten.................................................................................................................. 17
Sluit een voetschakelaar aan .................................................................................................................. 18
Sluit externe MIDI-apparaten aan ......................................................................................................... 18
Sluit een MTR (multi-tracker) aan ........................................................................................................ 19
3. Snelle Start .................................................................................................................................................................... 20
4. De meegeleverde disk gebruiken .................................................................................................................................. 22
ALGEMENE HANDELINGEN ................................................................................................... 23
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEGRIPPEN
1. Functietabel ................................................................................................................................................................... 32
2. Hoe de RM1x in elkaar zit ............................................................................................................................................ 34
3. Sequencerblok ............................................................................................................................................................... 35
4. Toongeneratorblok ......................................................................................................................................................... 37
5. Controllerblok ............................................................................................................................................................... 38
6. Effectenblok .................................................................................................................................................................. 39
7. Over floppy disks .......................................................................................................................................................... 42
Hoofdstuk 2. PATTERN-MODE
1. PATTERN afspelen ....................................................................................................................................................... 46
2. Opnemen ....................................................................................................................................................................... 49
3. Groove ........................................................................................................................................................................... 55
4. FX afspelen ................................................................................................................................................................... 57
5. MIDI-delay .................................................................................................................................................................... 60
6. Arpeggio ........................................................................................................................................................................ 62
7. Voice .............................................................................................................................................................................. 63
8. Voice Editten ................................................................................................................................................................. 65
9. Effect ............................................................................................................................................................................. 69
10. Opstelling .................................................................................................................................................................... 73
11. Disk.............................................................................................................................................................................. 76
12. Job ............................................................................................................................................................................... 80
13. Editten ......................................................................................................................................................................... 99
14. Splitsen ...................................................................................................................................................................... 108
Hoofdstuk 3. PATTERN CHAIN-MODE
1. Pattern Chain afspelen ................................................................................................................................................. 110
2. Disk ............................................................................................................................................................................. 111
3. Job ............................................................................................................................................................................... 112
Hoofdstuk 4. SONG-MODE
1. SONG afspelen ............................................................................................................................................................ 116
2. Opnemen ..................................................................................................................................................................... 117
3. Groove ......................................................................................................................................................................... 119
4. FX afspelen ................................................................................................................................................................. 119
5. MIDI-delay .................................................................................................................................................................. 119
6. Arpeggio ...................................................................................................................................................................... 119
7. Voice ............................................................................................................................................................................ 120
8. Voice Editten ............................................................................................................................................................... 120
10 RM1x SEQUENCE REMIXER
Inhoud
9. Effect ........................................................................................................................................................................... 120
10. Opstelling .................................................................................................................................................................. 121
11. Disk ............................................................................................................................................................................ 122
12. Job ............................................................................................................................................................................. 123
13. Editten ....................................................................................................................................................................... 128
14. Splitsen (Song naar Pattern) ...................................................................................................................................... 129
Hoofdstuk 5. UTILITY-MODE
1. Systeem ....................................................................................................................................................................... 132
2. MIDI-opstelling ........................................................................................................................................................... 135
3. MIDI-filter ................................................................................................................................................................... 137
Appendix
1. Specificaties ................................................................................................................................................................ 140
2. Troubleshooting (in de problemen?) ........................................................................................................................... 142
3. Foutmeldingen ............................................................................................................................................................. 144
4. Woordenlijst ................................................................................................................................................................ 146
5. Index ............................................................................................................................................................................ 150
De illustraties en LCD schermen zoals in deze Nederlandstalige Handlei-
ding getoond zijn alleen voor instructie doeleinden en kunnen variëren met
diegene op uw RM1x.
RM1x SEQUENCE REMIXER 11
1. Voor- en achterpanelen
Voorpaneel
2 3
1
13
16
17
4
16
5
6
15
1914
9
8
18
9
11
7
10
12
1. BPM-Display
Gewoonlijk toont deze 4-cijferige LED numerieke display de betreffende BPM (Beats Per Minute) waarde, tot op een
tiende van een maat. Deze kan geswitched worden zodat maatnummers getoond worden in plaats van het aantal maten per
minuut (beats per minute) via een utility-functie (pagina 133). De BPM-display toont ook waarden die horen bij de realtime
Controller-knoppen (pagina 12), echter alleen als de knoppen bediend worden.
2. MIDI-Datamonitors
De MIDI IN- en OUT-indicators boven de BPM-display gaan branden als er MIDI-data worden ontvangen via de MIDI IN-
connector op het achterpaneel (de rode MIDI IN-indicator), of wanneer MIDI-data worden verstuurd door de RM1x via de
MIDI OUT-connector (de groene MIDI OUT-indicator).
3. LCD-Display
Het grote backlit LCD display-paneel van de RM1x toont de parameters en waarden die horen bij de geselecteerde hande-
ling of mode. De Displayknoppen (pagina 12) en Functieknoppen net onder de LCD-display hebben direct effect op de
corresponderende parameters of functies op de display. De [DISPLAY] en [CURSOR] knoppen staan in direct verband met
de werking van de display. Nadere details vindt u in het onderdeel “Algemene Werkwijze” op pagina 23.
Een CONTRAST- knop voor de LCD-display bevindt zich op het achterpaneel (pagina 14). De LCD-display kan worden
ingesteld op de normale of omgekeerde (wit op zwart) display via een utility-modefunctie (pagina 133).
SETUP
OPSTELLING
12 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. Display-KNOPPEN
De vier knoppen die zich vlak onder de LCD-display bevinden, bedienen direct de corresponderende parameters op de
display. In de belangrijkste PATTERN-mode bijvoorbeeld, kan Displayknop 1 worden gebruikt voor het selecteren van een
een stijl en Displayknop om de BPM-waarde in te stellen. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op
pagina 23.
5. Functieknoppen en -indicators
De functieknoppen [F1] tot en met [F4] lijken op de displayknoppen omdat deze ook direct de corresponderende functies
bedienen op de LCD-display, maar alleen als de betreffende indicators branden. Nadere details vindt u in het onderdeel
“Algemene Werkwijze” op pagina 23.
6. VOLUME-knop
Wijzigt het volume van de audio-output van de RM1x via de OUTPUT- en PHONES-jacks op het achterpaneel.
7. Realtime Controller-knoppen & [KNOB]-knop
Met deze knoppen kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen gedurende het afspelen van patronen of
songs. De parameters die onder de knoppen op het paneel staan, zijn de vooringestelde (preset) standaardparameters.
Andere parameters kunnen echter naar wens worden toegewezen via de SETUP-submode KNOB ASSIGN-functie (pagina
74). De knoppen kunnen worden geswitched om een van de twee parametergroepen “A” en “B” te bedienen, met behulp
van de [KNOB]-knop. De “A” -parametergroep (de bovenste standaardparameters die op het paneel staan) worden geselec-
teerd als de [KNOB]-indicator brandt. De “B”-groep (de parameters aan de onderkant) wordt geselecteerd als de [KNOB]-
indicator niet brandt. Verschillende parameters kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”-groep met behulp
van de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven staat beschreven.
8. Cursorknoppen
De cursorknoppen bewegen de “cursor” op het LCD-displayscherm waarop de verschillende parameters staan die u voor
editing kunt gebruiken (de cursor van de RM1x verschijnt als een donker blok met ‘omgekeerde’ lettertekens).
9. [NO -1] en [YES +1] knoppen
Met de [NO -1] en [YES +1] knoppen kunt u de parameter, waarop de cursor staat, editten (de waarde ervan veranderen).
De [NO -1] knop verkleint stapsgewijs de waarde van de geselecteerde parameter, terwijl de [YES +1] knop de parameter
stapsgewijs vergroot. U kunt kort de knop indrukken om de parameter te verkleinen of te vergroten met een enkele eenheid,
of de knop ingedrukt houden voor continue vergroting of verkleining.
U kunt met de [NO -1] en de [YES +1] knoppen tevens op bepaalde vragen reageren die op het scherm verschijnen. Druk
op [YES +1] om door te gaan, of [NO -1] om te stoppen.
10. [<-] en [->] knoppen op de DISPLAY
Als de geselecteerde mode of submode (pagina 23) meer parameters bevat dan er op de display passen, verschijnen er
pijltjes aan de linker- of rechterkant van de display die aangeven dat er meer parameters beschikbaar zijn in de die richting.
Als dit gebeurt. Laat u met de [<-] en [->] knoppen de display in de corresponderende richting scrollen.
11. MODE- en SUBMODE-knoppen
De vier MODE-knoppen selecteren de belangrijkste werkwijzen op de RM1x (PATTERN, PATTERN CHAIN, SONG, en
UTILITY), terwijl de SUBMODE-knoppen verschillende submodes selecteren, waardoor u de gedetailleerde programma-
onderdelen van de RM1x's kunt bedienen. Nadere bijzonderheden over het selecteren van mode en submode vindt u in
“Algemene Werkwijze” op pagina 23.
12. [EXIT] knop
Met de [EXIT] knop kunt u iedere functie die u heeft geselecteerd met de functieknoppen verlaten, of van de edit- of
jobmodes (zoals hieronder staat beschreven) direct teruggaan naar de hoofdmode (d.w.z. SONG of PATTERN).
OPSTELLING
RM1x SEQUENCE REMIXER 13
Activeert de record-ready mode in de PATTERN- en SONG-modes van de RM1x. De
rode REC-knopindicator gaat branden, en het opnemen start zodra u de knop indrukt.
U kunt de knop weer indrukken om de record-ready -mode te verlaten voordat u bent
begonnen met het opnemen door op de knop te drukken.
Start het afspelen vanaf betreffende punt in het patroon of de song als de record-ready mode
niet actief is, of het opnemen vanaf hetzelfde punt als de record-ready mode actief is. De
groene PLAY-indicator knippert om de BPM tijdens het afspelen of opnemen aan te geven.
Stopt het afspelen of opnemen.
Snel achter- en voorwaarts. Door op de of knop te drukken kunt u snel voor- of
achterwaarts door het patroon of de song bewegen.
Top. Keert ogenblikkelijk terug naar het eerste begin van de song of het patroon (d.w.z.
de eerste tel of maat).
13. Sequencerknoppen en -indicators
De sequencerknoppen bedienen het opnemen en afspelen in de PATTERN-, PATTERN CHAIN-, en SONG-modes.
REC
PLAY
STOP
&
OPSTELLING
14. Toetsenbord
Dit met 26 toetsen uitgeruste toetsenbord maakt het mogelijk de RM1x te programmeren zonder deze aan te sluiten op een
extern MIDI-toetsenbord. Het toetsenbord is zelfs polyfonisch waardoor u direct akkoorden en enkele noten kunt invoeren.
Het enige wat mist is aanslaggevoeligheid. De RM1x accepteert echter wel aanslaggevoeligheidsinformatie van een extern
MIDI-toetsenbord.
Het toetsenbord voert tevens een hele serie handelingen uit die zijn geselecteerd met de toetsenbord-modeknop: trackselec-
tie, transpositie, invoeren van numerieke data, track-mute/solo, en het selecteren van gedeelten. De “zwarte toetsen” voe-
ren ook een aantal andere functies uit, zoals het selecteren van bepaalde trackgedeelten en het vasthouden van een aantal
track-mute-instellingen.
15. Toetsenbord-Modeknoppen
Deze knoppen wijzigen de functie van het RM1x-toetsenbord voor trackselectie, transpositie, het invoeren van numerieke
data, track mute/solo, en het selecteren van gedeelten. U vindt hierover meer details in “Algemene Werkwijze” op pagina
23.
16. [OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen
Hoewel het bereik van het RM1x-toetsenbord iets meer als 2 octaven is, kunt u met de [OCT DOWN] en [OCT UP]
knoppen de toetsenbordtoonhoogte in octaafstappen omhoog of omlaag transponeren, met een bereik van 8 (+/- 4) octaven.
Iedere keer als u de [OCT DOWN] indrukt, transponeert de toetsenbordtoonhoogte een octaaf totdat de grens daaronder is
bereikt. De [OCT UP] knop verplaatst de toetsenbordtoonhoogte op dezelfde manier naar boven. De octaafverplaatsing
wordt weergegeven op de LCD-display.
17. [SHIFT] knop
Met de [SHIFT] knop kunt u toegang krijgen tot verscheidene secundaire of “achtergrond”-functies waarvan u slechts
gebruik maakt in speciale gevallen. Met de [SHIFT] knop kunt u bijvoorbeeld een track “solo-en” in plaats van deze te
muten met de [MUTE] toetsenbord-modeknop.
U kunt de [SHIFT] knop in combinatie gebruiken met de Displayknoppen: houd de [SHIFT] knop ingedrukt terwijl u een
knop draait om data te selecteren.
18. [ARPEGGIO ON] knop
Schakelt de automatische arpeggio-functie van de RM1x aan of uit (pagina 62). De [ARPEGGIO ON] knopindicator gaat
branden als de ARPEGGIO aanstaat.
19. [TAP/ENTER] knop
Met deze knop met twee functies kunt u zowel de BPM-waarden intikken (pagina 20), als numerieke waarden invoeren
(pagina 26).
14 RM1x SEQUENCE REMIXER
Achterpaneel
4 3 7 5 6 2 1
1. STANDBY/ON-schakelaar
Druk in om RM1x aan te zetten, en druk nog een keer in om deze uit te zetten. Als de machine aanstaat, gaat één van de
mode-knopindicators branden en de PATTERN-modedisplay verschijnt op de LCD (Liquid Crystal Display).
2. DC IN-jack
De DC-outputkabel van de Yamaha PA-5C AC Power Adaptor, meegeleverd met de RM1x, dient u hier aan te sluiten.
3. CONTRAST-control
Met de CONTRAST-knop bereikt u de beste zichtbaarheid op de LCD-display (de zichtbaarheid op de LCD varieert sterk
afhankelijk van de hoek waaronder u naar de display kijkt).
4. MIDI IN & OUT-connectors
De RM1x is uitgerust met MIDI IN en MIDI OUT-connectors voor maximale flexibiliteit in het systeem. Als u met behulp
van een MIDI-toetsenbord of andere programma’s wilt spelen en programmeren op de RM1x, moet deze worden aangeslo-
ten op de RM1x MIDI IN-connector (zie “Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten,” op pagina 18). U kunt input-
“filters” naar wens instellen via de UTILITY-mode (pagina 137): deze filters bepalen welke data wel en welke data niet
worden ontvangen door de MIDI IN-connector.
De MIDI OUT-connector kan worden aangesloten op een externe toongenerator of synthesizer als u externe stemmen van
de RM1x-sequencer aan wilt sturen. Net zoals de MIDI IN-connector, kunnen MIDI-filters worden aangesloten voor de
MIDI OUT-connector via de UTILITY-mode.
5. L/MONO & R OUTPUT-jacks
Dit zijn de belangrijkste stereo-outputs van het toongeneratorsysteem van de RM1x (zie “Het Aansluiten van Audio-
apparatuur” op pagina 17). Het zijn allebei standaard 1/4” monofoonpluggen. Als u een plug in alleen de L/MONO-output
steekt, worden de linker- en rechterkanalen gemixt en verstuurd via die output waardoor het gebruik van mono-geluids-
systemen mogelijk wordt gemaakt. Het output-niveau kunt u wijzigen met de VOLUME-knop (pagina 12).
6. PHONES-jack
Iedere stereo-hoofdtelefoon met een 1/4” stereofoonplug kan hierop worden aangesloten voor afluisteren. Het output-
niveau van de PHONES wordt aangepast met de VOLUME-knop.
7. FOOT SW-jack
Een optionele Yamaha FC4 of FC5-voetschakelaar die op deze jack is aangesloten, kunt u gebruiken voor: start/stop, het
selecteren van gedeelten, sustain, of het aanslaan van de BPM-waarde, zoals bepaald door de instellingen van de FOOT
SWITCH-parameter in de UTILITY-mode (pagina 132).
OPSTELLING
RM1x SEQUENCE REMIXER 15
Floppy-diskdrive
1. Floppy diskslot
Hier voert u floppy disks in om data te bewaren of te laden. U kunt 3.5 inch 2HD (MF2HD) of 2DD (MF2DD) floppy disks
gebruiken. (pagina 42)
2. “Disk-in-gebruik”-indicator
Deze indicator gaat branden als data worden gelezen of geschreven op de floppy disk. De disk mag nooit worden verwij-
derd als de indicator brandt.
3. Ejectknop
Door op deze knop te drukken haalt u de floppy disk eruit. De disks moeten er stevig maar voorzichtig worden ingestoken
of verwijderd en alleen als de toegangsindicator niet brandt.
1. Floppy diskgleuf
2. Disk-in-gebruik
indicator 3. Ejectknop
.. Aan de achterkant van de floppy disk zit een schrijfbeveiligingsschuifje zoals is geïllustreerd in de onderstaande afbeelding. Als het
schuifje naar beneden is geschoven (met het venstertje open), is het niet mogelijk om data te wijzigen, toe te voegen of te wissen. Als
u belangrijke data wilt veilig stellen, moet u het schuifje in deze positie laten staan.
WAARSCHUWING!
Onthoud dat Yamaha geen verantwoording draagt ten aanzien van dataverlies als gevolg van oneigenlijk gebruik.
OPSTELLING
N.B.
16 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Het Aansluiten
Om de RM1x in gebruik te nemen, moeten de meegeleverde AC-adaptor en een amp-systeem enzovoort worden aangesloten.
Als u externe MIDI-apparaten en of controllers gebruikt, moeten deze tevens worden aangesloten.
Dit onderdeel legt uit hoe u deze verbindingen moet instellen.
WAARSCHUWING!
Voordat u aansluitingen maakt, doet u er goed aan eerst de STANDBY/ON-schakelaar op “uit” te zetten. Als u aansluitingen maakt terwijl
de STANDBY/ON-schakelaar op “aan” staat, bestaat de kans dat externe apparatuur zoals de amp of de speakers beschadigd raken.
Aansluiting op de Netspanning
1Zorg ervoor dat de STANDBY/ON-schakelaar van de RM1x ingesteld staat op STANDBY, en sluit de meegeleverde
AC-adaptor (PA-5C) aan op de netspanningsjack.
Bevestig de DC-outputkabel van de adaptor rond de kabelclip (zoals hieronder is geïllustreerd) om het niet opzettelijk
losraken ervan te voorkomen tijdens het werken met de RM1x.
2Stop de AC-adaptor in een stopcontact, en zet de RM1x STANDBY/ON-schakelaar aan.
Als u het instrument uitzet ga dan in omgekeerde volgorde te werk.
WAARSCHUWING!
Maak uitsluitend gebruik van de meegeleverde PA-5C AC-adaptor. Het gebruik van andere AC-adaptors veroorzaakt slecht
functioneren. Zorg er ook voor dat u de AC-adaptor uit het stopcontact haalt als u de RM1x niet gebruikt.
PAS OP!
Zelfs als de schakelaar in de “STANDBY” positie staat, stroomt er nog altijd een minimale hoeveelheid electriciteit naar het instru-
ment. Als u de RM1x voor langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam de AC-stroomadaptor niet op het electriciteitsnet aan te sluiten.
Onderbreek nooit de electriciteitspanning (bijvoorbeeld door de AC-adaptor eruit te halen) gedurende opname op de RM1x!
Als u dit wel doet, kan dit leiden tot dataverlies.
OPSTELLING
RM1x SEQUENCE REMIXER 17
PHANTOM +48V
OFF ON
PHANTOM +48V
INPUT (BAL)
2TR PHONES
L
R
IN
LEVEL LEVELGAIN
13/14 15/16
PHONES
MONITOR
OUT
OUT
MONITOR
2TR IN
15/16
2TR IN
13
14
15
16
26dB
1
26dB
2
26dB
3
26dB
4
26dB
5
26dB
6
26dB
7
26dB
8
26dB
9
26dB
10
26dB
11
26dB
12
PAD
DIGITAL MIXING CONSOLE
L STEREO R
CLIP
–3
–6
–9
–12
–15
–18
–24
–30
–36
–42
–48
EQ
SOLO
1 RETURN 2
PARAMETER
HIGH
SELECTED CHANNEL
1 RETURN 2
FUNCTION
MEMORY
HI-MID
LO-MID
LOW
PAN
F
G
PAN
F
G
UTILITY MIDI SETUP VIEW
EFFECT 1 EFFECT 2 OPTION I/O REMOTE
AUX 1
HOME
AUX 2 AUX 3 AUX 4
DYNAMICS EQ/ATT Ø/DELAY PAN/
ROUTING
SELSEL
MASTER
STEREO
STEREO
MASTER
SEL
SOLO SOLO
MEMORY
ON
–1/DEC
ENTER
+1/INC
CURSOR
ON ON
0
–5
–10
–15
–20
–30
–40
–50
–70
15/16
15/16
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
13/14
13/14
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
12
12
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
11
11
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
10
10
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
9
9
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
8
8
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
7
7
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
6
6
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
5
5
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
4
4
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
3
3
SEL
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
2
2
SEL 232221201918
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
1
1
SEL
17
SOLO
ON
6
0
5
10
20
40
60
17 18 19 20 21 22 23 24
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
+10 –34
–60–16 –20+10 100 100
GAIN
–20+10
GAIN
+10 –34
–60–16
GAIN
OFF ON
FADER MODE
24
–10dBV (UNBAL)
Het aansluiten van Audio-apparatuur
Om het geluid van de RM1x te versturen, moet u een amp of mixer op de uitgang aansluiten.
Het aansluiten op powered luidsprekers
Sluit twee powered luidsprekers (links en rechts) aan op de uitgang (L/MONO, R). Als u slechts één powered luidspreker
aansluit, dan gebruikt u de L/MONO-jack.
VOL
Op een Mixer Aansluiten
Sluit de uitgangen (L/MONO, R) aan op twee mixerkanalen. Het kanaal dat is aangesloten op de L/MONO-jack moet links
gepanned staan, en het kanaal dat is aangesloten op de R-jack moet rechts gepanned staan. Sluit op dezelfde manier aan als
wanneer u de RM1x op een MTR of cassettedeck aansluit.
Het Gebruik van Hoofdtelefoon
Als u een hoofdtelefoon gebruikt, sluit deze dan aan op PHONES (hoofdtelefoon)-jack op het achterpaneel.
Stel het volume zodanig in dat uw gehoor geen schade wordt toegebracht.
WAARSCHUWING!
Sluit de uitgangen van de RM1x niet aan op de mic-inputjacks van bijvoorbeeld een amp of cassette deck. Als deze ingesteld
zijn op mic-inputs, kan de geluidskwaliteit verslechteren, en het apparaat kan worden beschadigd. Als u de RM1x aansluit op
een mixer of dergelijk apparaat, moet u de mixerkanalen bovendien instellen op Line-Inputpositie.
OPSTELLING
18 RM1x SEQUENCE REMIXER
Het aansluiten van een voetschakelaar
Als u een los verkrijgbare FC4 of FC5-voetschakelaar aansluit, stop dan de plug van de voetschakelaar in de FOOT SW-
jack op het achterpaneel.
FC4 of FC5
Het Aansluiten van externe MIDI-apparaten
Het aansluiten van een MIDI-toetsenbord
Realtime opname-input wordt gemakkelijker als u een MIDI-toetsenbord gebruikt.
Met een MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT van het externe MIDI-toetsenbord aansluiten op de MIDI IN-connector op het
achterpaneel.
MIDI
OUT
Het aansluiten van een toongeneratormodule
Met song- en patroonafspeeldata van de RM1x kunt u een externe toongeneratormodule spelen.
Met de MIDI-kabel kunt u de MIDI OUT-connector op het achterpaneel aansluiten op de MIDI IN-connector van het
externe MIDI-apparaat..
MIDI IN
OPSTELLING
RM1x SEQUENCE REMIXER 19
Het aansluiten van een MTR (multitrack-recorder)
Aangezien de RM1x is uitgerust met een MTC (MIDI Time Code) en MMC (MIDI Machine Control), kunt u muziek produ-
ceren terwijl het apparaat is gesynchroniseerd met een MTC- of MMC-compatibele multitracker.
Met MIDI-kabels kunt u de MIDI OUT-connector van de RM1x aansluiten op de MIDI IN-connector van de MTR, en de
MIDI IN-connector van de de RM1x op de MIDI OUT-connector van de MTR. Als u MTC of MMC gebruikt om een MTR te
besturen, moet u de MIDI-Syncinstelling op de MIDI-pagina van de Utility-mode instellen op “MTC".
MTR
(MTC,MMC-compatibel)
MIDI OUT
MIDI IN
MTR
(MTC,MMC-compatibel)
MIDI IN
MIDI OUT
De RM1x met MTC synchroniseren vanuit een extern apparaat
Een extern apparaat controleren via MMC vanuit de RM1x
OPSTELLING
20 RM1x SEQUENCE REMIXER
3. Snel starten doet u als volgt
Als uw RM1x eenmaal correct is opgesteld en van stroom voorzien, probeer dan eens het volgende toe te passen. Het is
namelijk heel gemakkelijk om de vooringestelde patronen te remixen om daarmee uw eigen groove te creëren.
Maar onthoud: dit is slechts het topje van de ijsberg! De RM1x kan nog veel en veel meer.
OPSTELLING
4.
Een nieuwe BPM (Beat Per Minute)
instellen
Met Displayknop 4 kunt u de BPM aanpassen naar een waarde
die goed aanvoelt.
5. Een Nieuwe BPM Inslaan
Sla een paar keer op de [TAP] knop op de gewenste BPM. De
RM1x past de BPM aan naar wat u heeft aangeslagen.
6. Transponeren
Transponeer het patroon naar een willekeurige toets door het
indrukken van een toets op het toetsenbord van de RM1x ter-
wijl u de [TRANSPOSE] knop ingedrukt houdt.
De middelste E-toets op het toetsenbord (met
label “H” en “8”) correspondeert met geen
transpositie. Hogere of lagere toetsen geven
de transpositie aan van het corresponderende
aantal halftonen in de corresponderende
richting. De hoeveelheid transpositie wordt ook
aangegeven door de TRANS-parameter in de
display.
• Meer over transpositie op pagina 27.
1. Selecteer een Stijl
Met Displayknop 1 kunt u een vooringestelde stijl (P01 …
P60) kiezen.
2. Start het Afspelen
Druk op de PLAY knop. Het geselecteerde gedeelte van de
geselecteerde stijl begint met afspelen. Dit “patroon” zal door-
gaan met loop-en tot een ander gedeelte of stijl wordt gese-
lecteerd.
3. Switchgedeeltes
Zorg ervoor dat de [SECTION] knopindicator knippert (zo
niet, druk dan op de [SECTION] knop), en gebruik vervol-
gens de witte toetsen op het toetsenbord van de RM1x om
van gedeelte te switchen.
Een zojuist geselecteerd gedeelte zal meteen
beginnen. Dit gedeelte wordt aangegeven door een
knipperende indicator boven de corresponderende
toets, en een letter (“A” … “P”) naast de “SEC” in de
display.
Meer over gedeeltes op pagina 28.
RM1x SEQUENCE REMIXER 21
Als de mutemode bezet is, dan gaan de
indicators boven de tracks die data bevatten
branden. Druk eenmaal op een toets om een
track te muten die data bevat (de indicator
hiervan knippert en “M” verschijnt boven het
tracknummer in de display). Druk de toets
nogmaals in om een gemute track te un-muten.
• Meer over de Mute- en Solofuncties op
pagina 28.
9. Een Arpeggio afspelen
Druk op de [ARPEGGIO] knop waardoor de indicator gaat
branden. Speel dan een interval of akkoord op het toetsen-
bord van de RM1x. De RM1x creëert automatisch een arpeg-
gio dat is gebaseerd op de noten die u speelt.
Bij gebruik van de Arpeggio submode-parame-
ters kunt u kiezen uit verschillende soorten
arpeggio.
• Meer over de Arpeggiomode op pagina
62.
10. Experimenteer met verschillende
stijlen
Met controlknop 1 kunt u verschillende stijlen selecteren en
experimenteren met de vele gedeelten die elke stijl bevat.
Druk op de STOP knop om het afspelen te
stoppen als u klaar bent.
OPSTELLING
7. Het gebruik van de Realtime Con-
trollerknoppen
Draai aan de RM1x controllerknoppen om het effect te ho-
ren. De standaardparameters zijn van een label voorzien
onder iedere knop. De [KNOB] knop selecteert de “A” of
“B”-parametergroep.
De knoppen beïnvloeden de geselecteerde
track. U kunt snel een van de 16 tracks selecte-
ren door op de betreffende witte toets te
drukken op het RM1x toetsenbord (“1” …
“16”) terwijl u de [TRACK] knop ingedrukt
houdt. Het nummer van de geselecteerde track
verschijnt in de display.
• Meer over trackselectie op pagina 27.
De “A”-parametergroep (de bovenste
standaardparameters die op het paneel staan)
worden geselecteerd als de [KNOB] indicator
brandt, en de “B”-groep (de parameters aan
de onderkant) wordt geselecteerd als de
[KNOB] indicator uit staat.
• Meer over de controllerknoppen op pagina
29.
8. Mute- & Un-mutetracks
Druk op de [MUTE] knoppen om de indicator te laten knip-
peren, en gebruik vervolgens de witte toetsen op het toetsen-
bord van de RM1x om tracks naar wens te muten en te un-
muten.
22 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. De meegeleverde disk gebruiken
U kunt de meegeleverde disk gebruiken zoals hieronder is aangegeven.
Inhoud van de disk
De meegeleverde disk bevat 3 demosongs.
Met de demosongs kunt u demo’s en songs afspelen
terwijl u de toewijsbare knoppen (PLAY FX en VOICE)
wijzigt om de mogelijkheden van de RM1x te ontdekken.
Luisteren naar het afspelen van
een demo
Op de volgende manier kunt u een demo-songfile vanaf disk
OPSTELLING
laden en van het afspelen ervan genieten.
1Stop de disk in de floppy-diskslot met het label om-
hoog gericht.
Voer de disk in totdat u een klik hoort.
2Druk op de [SONG] knop.
U gaat naar Songmode.
3Druk op de [DISK] knop.
U gaat naar Disk-submode.
4Druk nogmaals op de [DISK] knop.
U gaat naar het laden van de pagina, en de bovenste regel
van de display geeft aan: “SONG DISK 2 Load”.
5Met de CURSOR-knop kunt u de cursor verplaatsen
naar de file die u wilt afspelen.
6Druk op de F1-knop (LOAD!) om het laden te star-
ten.
De display geeft aan: “Executing...".
7Druk op de [SONG] knop.
De bovenste regel van de display geeft de naam aan van
de geladen song.
8Druk op de PLAY knop om het afspelen te starten.
9Druk op de STOP knop om het afspelen te stop-
pen.
N.B.
Door de DISK FILE in stap 5 te wijzigen, kunt u andere
songs afspelen.
Algemene Handelingen
RM1x SEQUENCE REMIXER 23
1. Het selecteren van Modes & Submodes
De RM1x is uitgerust met 3 belangrijke afspeel- en opnamemodes: PATTERN, PATTERN CHAIN, SONG en een UTILITY-
mode. Ieder van deze modes behelst een aantal “submodes” die u toegang verschaffen tot meer gespecialiseerde parameters.
Houd er rekening mee dat een aantal stippen verschijnen aan de linkerkant van de MODE- en SUBMODE-knoppen. Het aantal
stippen naast iedere knop geeft het aantal pagina’s aan waar u toegang tot heeft met die knop. Een knop met een enkele stip
heeft slechts toegang tot een enkele pagina. Een knop met 3 stippen geeft bijvoorbeeld toegang tot 3 verschillende displaypagina’s
in sequence. U kunt terugkeren door de paginasequence vanaf iedere willekeurige bladzijde in het lijstje door het gewenste
aantal keren op de [EXIT] knop te drukken. De titels van de bladzijden waar u toegang tot kunt krijgen met alle multi-pagina
MODE- en SUBMODE -knoppen, staan aan de bovenkant van het paneel, rechts naast de knoppen zelf. Als u naar deze lijst
kijkt, ziet u dat de SUBMODE [EFFECT]-knop met vier stippen u bijvoorbeeld toegang geeft tot de pagina’s “Type”, “Variation
Edit”, “Chorus Edit” en “Reverb Edit”.
De Belangrijkste Modes
U kunt toegang krijgen tot de hoofdmodes door op de corresponderende MODE-knop te drukken: [PATTERN], [PATT CHAIN],
[SONG], of [UTILITY]. De corresponderende indicator brandt, en de naam van de geselecteerde mode verschijnt in de linker-
bovenhoek van de LCD-display. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van wat de modes doen, en paginareferenties
naar de betreffende gedeelten in deze handleiding.
Mode Beschrijving
PATTERN Dit is de mode die u waarschijnlijk het meest zult gebruiken voor het opnemen en afspelen. Het is
ook de standaardmode die verschijnt als de machine net is aangezet. De [PATTERN] knop selec-
teert ombeurten de belangrijkste PATTERN-mode en de PATCH-mode waarin frasen samen kun-
nen worden “ge-patched” om zodoende patronen te creëren.
Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort patroon bedoeld, bijvoorbeeld 4 tot 16
maten - waarmee ‘ge-looped’ wordt afgespeeld.
PATTERN CHAIN Met PATTERN CHAIN mode kunt u patronen samen- “chain-en” voor het automatisch sequentie-
afspelen.
SONG Hoewel u waarschijnlijk de PATTERN-mode gebruikt voor het afspelen en opnemen, kunt u met
de RM1x SONG ook hele songs op nemen en afspelen als u bijvoorbeeld een continue sequence
wilt creëren van meer dan 256 maten, of een oneven maatsoort wilt gebruiken.
UTILITY Zoals de naam al doet vermoeden, kunt u met de UTILITY mode toegang krijgen tot een groot
aantal utility-functies die het gehele systeem en de MIDI-handelingen beïnvloeden
Pagina
45
109
115
131
Algemene Werkwijze
Algemene Handelingen
24 RM1x SEQUENCE REMIXER
De Submodes
Met de SUBMODE-knoppen onder de MODE-knoppen heeft u toegang tot de submodes. Als u op een SUBMODE-knop
drukt, selecteert u de submode die correspondeert met de geselecteerde hoofd-MODE. De JOB-submode van de PATTERN-
mode verschilt bijvoorbeeld iets van de JOB-submode van de SONG-mode. In de onderstaande tabel vindt u een kort overzicht
van wat de submodes doen, en paginareferenties naar de betreffende gedeeltes in deze handleiding.
Mode Beschrijving
GROOVE Met deze submode kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity van noten via een 16e-nootsgrid wijzigen
om “grooves” te creëren die niet mogelijk zouden zijn met precieze sequencer-achtige programmering.
PLAY FX Een reeks afspeeleffecten die het geluid alleen tijdens het afspelen beïnvloeden zonder daarbij de
sequencedata te veranderen. Deze afspeeleffecten behelzen harmoniseren, beat stretch, clock
shift, gate-tijd, en velocity-offset.
MIDI DELAY MIDI-Delay creëert delay-effecten die bijna net zo klinken als de effecten gecreëerd door conven-
tionele delay effectunits, maar in dit geval worden de delays gecreëerd door manipulatie van de
MIDI-notedata in plaats van het audiosignaal.
ARPEGGIO Met dit onderdeel creëert u simpele automatische arpeggio’s gebaseerd op noten afgespeeld op
het toetsenbord van de RM1x.
VOICE Met de VOICE-submode kunt u iedere willekeurige voice van de RM1x toewijzen aan afzonderlijke
tracks, met daarin volume, pan en effect-sendknoppen van iedere track.
VOICE EDIT Met deze submode krijgt u toegang tot speciale voice-wijzigingsparameters die u kunt gebruiken
om voices geheel naar eigen smaak te creëren.
EFFECT Gedetailleerde effectwijzigingen geven de “finishing touch” aan uw geluid.
SETUP De SETUP-submode bevat een LOW BOOST-functie, knoptoewijzing voor de realtime
controlknoppen van de RM1x, en afzonderlijke outputkanaaltoewijzingen voor de interne toon-
generator en MIDI-versturing.
DISK U kunt toegang krijgen tot alle diskhandelingen via deze submode: opslaan, laden, filenaam, wis-
sen, opnieuw een naam geven, formatteren enz..
JOB Hiermee krijgt u toegang tot de reeks PATTERN-, PATTERN CHAIN-, en SONG-jobs van de RM1x.
EDIT Met de EDIT-submode kunt u sequencedata in detail wijzigen. Op deze manier houdt u controle
over de toonhoogte, timing, velocity, duur, en andere parameters van iedere noot.
SPLIT Met de PATTERN SPLIT-submode kunt u geselecteerde maten kopiëren van het ene naar het
andere gedeelte. De SONG SPLIT-submode lijkt hierop, maar in dit geval kunt u geselecteerde
maten kopiëren van een song naar een geselecteerd gedeelte.
Pagina
55, 119
57, 119
60, 119
62, 119
63, 120
65, 120
69, 120
73, 121
76, 111, 122
80, 123
99, 128
108, 129
Algemene Handelingen
RM1x SEQUENCE REMIXER 25
2. Navigeren in de Display
Menuselectie
In de JOB-submodes (pagina’s 80, 112, 123) treft u een “menu”
aan waaruit u een job kunt selecteren. Er zijn verschillende
manieren om dit te doen, zoals hieronder is aangegeven:
CURSOR-knoppen Met de CURSOR-knoppen kunt u naar
de gewenste job scrollen, om vervolgens
op de Select-functieknop te drukken
(F4, onder “Select ” op de display).
Displayknoppen Met de knop onder “JOB” op de dis-
play kunt u door de joblijst scrollen en
dan op de Select-functieknop (F4, on-
der “Select ” op de display. Maar u kunt
ook de CATEGORY-knop indrukken
om tussen jobcategorieën te switchen
(in lijst aan de linkerkant van de jobs).
[NO -1]/[YES +1]-knoppen Druk eenmaal kort op de [NO -1] of
[YES +1] om met een stap tegelijk door
het menu te gaan in de corresponde-
rende richting, of houd de knop inge-
drukt voor continue scrolling. Als de
gewenste job is gemarkeerd, druk dan
op de Select-functieknop (F4, onder “Se-
lect ” op de display).
Numerieke selectie Met de numerieke maniervan selecteren,
zoals hieronder staat beschreven, kunt u
het nummer van de gewenste job invoe-
ren. Het jobnummer gaat knipperen in de
rechterbovenhoek van de display. Druk
dan op de [ENTER]-knop.
In alle displays van de RM1x wordt de geselecteerde parameter of
functie aangegeven door een “cursor” die of onderstreept is of de vorm
heeft van een “inverse” blok (d.w.z. de geselecteerde waarde verschijnt
als witte lettertekens in een zwart blok, of omgekeerd als de “NEGA”-
mode is geselecteerd via de LCD MODE-functie van de UTILITY-
mode, zie pagina 133). De onderstreepte cursor wordt vaak gebruikt
voor parameters waartoe u toegang kunt krijgen via de displayknoppen
(zie onder). U kunt de cursor in de display verplaatsen met de CUR-
SOR-knoppen. Elk van deze vier knoppen verplaatst de cursor in de
richting die wordt aangegeven door de corresponderende pijl (als de
cursor in die richting verplaatst kan worden). Als u verdwaald bent in
een display en de cursor niet meer kunt vinden, druk dan op de CUR-
SOR-knoppen en u zult de cursor zien zodra deze beweegt.
Cursor
Cursor
Als een geselecteerde mode meer parameters bevat dan er
passen op een enkel displayscherm, verschijnt er een pijl aan
beide kanten van de display. Dit geeft aan dat u over meer
parameters beschikt door in de corresponderende richting(en)
te scrollen. Dit kan worden bereikt door of de cursor over het
einde van de display te verplaatsen met de CURSOR-knop-
pen, of door direct met de DISPLAY-knoppen de display te
scrollen.
Algemene Handelingen
26 RM1x SEQUENCE REMIXER
3. Het Wijzigen van Waarden (Editing)
Op de RM1x kunt u waarden op drie manieren wijzigen:
De Displayknoppen
Numeriek Invoeren
Numeriek invoeren kan handig zijn als u precies de waarde
weet die u wilt invoeren, waardoor het niet meer nodig is om
door lange lijsten waarden of parameters te scrollen om het
gewenste effect te krijgen.
Om numeriek in te voeren moet de cursor op de waarde staan
die moet worden gewijzigd. Houd de [NUM]-modeknop op
het toetsenbord ingedrukt. Hierdoor gaan de LEDs boven de
toetsen branden die zijn genummerd van “1” tot “9” en “0” .
Dit geeft aan dat u met die toetsen een numerieke waarde kunt
invoeren. Terwijl u de [NUM]-knop ingedrukt houdt, drukt u
op de nummertoetsen om een waarde in te voeren, beginnend
bij het meest links gelegen cijfer. Om bijvoorbeeld het cijfer
“104” in te voeren, drukt u op “1,” “0,” en dan “4”. Als de
gewenste waarde is geselecteerd, laat u de [NUM]-knop los.
De gekozen waarde moet nu knipperen in de display. Als laat-
ste drukt u op de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde
in te voeren.
Met de displayknoppen kunt u snel en gemakkelijk corres-
ponderende parameters aanpassen en wijzigen. Als u met de
displayknoppen toegang kunt krijgen tot parameters in de ge-
selecteerde display, verschijnen deze direct boven de knop-
pen zoals getoond in de figuur hieronder.
Om een knop-gerelateerde parameter te wijzigen hoeft u al-
leen maar de knop kloksgewijs te draaien om de waarde te
vergroten, en tegen de klok in om deze te verkleinen. Voor
snellere wijzigingen, als u bijvoorbeeld snel een groot waarde-
gebied moet dekken, draai dan de betreffende displayknop
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
De functie van de displayknoppen hangt niet af van de cur-
sorlokatie, dus u wijzigt de betreffende waarden met de cur-
sor terwijl deze op een andere plaats op de display staat.
De [NO -1] en [YES +1]-knoppen
Met de [NO -1] en [YES +1]-knoppen kunt u gemakkelijk en
precies de geselecteerde waarden steeds met een enkele een-
heid te vergroten of verkleinen. Nadat u ervoor heeft gezorgd
dat de cursor op de waarde staat die gewijzigd moet worden,
drukt u een keer kort op de [NO -1] of [YES +1] om een en-
kele eenheid in de corresponderende richting te verplaatsen,
of u houdt de knop ingedrukt voor continue scrolling.
Houd er rekening mee dat de [NO -1] en [YES +1] knoppen
ook worden gebruikt om bepaalde handelingen te bevestigen
of te annuleren, daarom zijn het ook “NO” en “YES”-labels.
n Voor nog snellere vergroting of verkleining drukt u op de
tegenovergestelde vergroot- of verkleinknop terwijl u de
knop die correspondeert met de richting waarin u wilt ver-
groten of verkleinen ingedrukt houdt.
Algemene Handelingen
RM1x SEQUENCE REMIXER 27
4. De Functieknoppen
De vier functieknoppen onder de LCD-display — F1 tot F4
— worden slechts waar nodig actief. Als een functieknop ac-
tief is, gaat de indicator ervan (de LED meteen links van de
knop) branden. De functieknoppen worden actief wanneer een
“doe het”-achtige knop wordt vereist zoals Disk “SAVE” bij-
voorbeeld, of de “DO!”-functie die voor de meeste jobs aan-
wezig is.
5. Toetsenbordmodes
Het toetsenbord van de RM1x doet veel meer dan alleen maar
noten invoeren. In samenwerking met de KEYBOARD-mode-
knoppen kunt u snel en efficiënt een hele reeks parameters
invoeren. Een van de functies waaruit u kunt kiezen — het
invoeren van numerieke waarden — is al besproken in het
gedeelte “Het Wijzigen van Waarden (Editing)”, (pagina 26).
Met het toetsenbord kunt u ook grid-typedata invoeren in de
Grid Groove- (pagina 55) en Grid Step Record (pagina 54)
modes. De resterende toetsenbordmodes worden hieronder
besproken:
TRACK
Hiermee kunt u direct tracks selecteren voor het opnemen en
andere handelingen die verband houden met de tracks. Om
een van de 16 tracks van de RM1x te selecteren, houdt u de
[TRACK]-knop ingedrukt. De indicator boven de toets op het
toetsenbord die correspondeert met de geselecteerde track gaat
knipperen. Terwijl u de [TRACK]-knop ingedrukt houdt, drukt
u op de knop die correspondeert met de track die u wilt selec-
teren (de corresponderende indicator gaat knipperen en de
geselecteerde track wordt gemarkeerd op de LCD-display),
en dan drukt u op de [TRACK]-knop.
TRANSPONEREN
Met deze mode kunt u op een snelle en gemakkelijke manier
de afspeeltoonhoogte transponeren in eenheden van halve to-
nen -12 halftonen tot +13 halftonen (in samenwerking met de
OCTAVE knoppen — pagina 13 — is het mogelijk om te trans-
poneren over een bereik van +/- 36 halftonen ). Als u de
[TRANSPOSE]-knop ingedrukt houdt, gaat(n) de
toetsenbordindicator(s) die corresponderen met de
transponeerwaarde knipperen. Een enkele knipperende LED
geeft de corresponderende witte toets aan, en twee knippe-
rende LEDs geven de zwarte toets daar tussenin aan.
De middelste E-toets op het toetsenbord (met labels “H” en
“8”) correspondeert met geen enkele tranponering. Hogere of
lagere toetsen geven transponeren aan met het corresponde-
rende aantal halftonen in de corresponderende richting. De
mate van transponeren wordt ook aangegeven door de
TRANS-parameter in de PATTERN- en SONG-displays.
Om de transponeerwaarde te wijzigen, hoeft u slechts de be-
treffende toets in te drukken terwijl u de [TRANSPOSE]-knop
ingedrukt houdt.
Algemene Handelingen
28 RM1x SEQUENCE REMIXER
NUM
Beschreven in “Numeriek Invoeren” in het gedeelte “Het Wij-
zigen van Waarden (Editing)” (pagina 26).
MUTE (SOLO)
In samenwerking met het toetsenbord, kunt u met deze knop
specifieke tracks muten of ‘solo-en’. Tracks die worden ge-
mute, produceren geen geluid tijdens het afspelen. Als een
track wordt ge-solo’d, dan is alleen die track te horen tijdens
het afspelen.
Om een willekeurig aantal tracks te muten in de PATTERN-
of SONG-mode, druk dan op de KEYBOARD [MUTE]-knop.
De [MUTE]-knopindicator gaat knipperen. Druk dan op de
toetsen die corresponderen met de tracks die u wilt muten—
een “M” verschijnt boven de tracknummers van gemute tracks
op de LCD-display. Elke keer dat een toets wordt ingedrukt
terwijl de MUTE-mode in gebruik is, wordt de corresponde-
rende track ombeurten gemute en ge’un-mute. U kunt dan de
MUTE-mode verlaten door een tweede keer op de [MUTE]-
knop te drukken (de [MUTE]-knopindicator gaat uit), en de
huidige mute-instellingen blijven geldig. Vijf aparte mute-
opstellingen kunnen worden onthouden om ogenblikkelijk
opgeroepen te worden. Dit wordt hieronder beschreven in het
gedeelte “Het Geheugen Muten”.
Terwijl de [MUTE]-knopindicator knippert is het ook moge-
lijk om alle tracks tegelijkertijd te muten door op de zwarte
toets te drukken met het label [ALL]. Op dezelfde manier
kunnen tracks 1 tot 8 in een keer gemute worden door het
indrukken van toets [1-8]. In dit geval worden de resterende
tracks (9 tot 16) allemaal ge’un-mute. De [9-16]-toets mute
tracks 9 tot 16 terwijl deze tegelijkertijd 1 tot 8 un-mute. Als u
de volgende zwarte toets indrukt (C#) of de volgende daar-
naast (BPM) dan worden alle gemute tracks ge’un-mute.
Slechts een enkele ge’un-mute track kan per keer worden ge-
solo’d, en niet zoals bij de mute-instellingen, verlaat u de solo-
functie als u de MUTE-mode verlaat. Om een track to solo’en,
druk dan de [MUTE]-knop in terwijl u de [SHIFT]-knop in-
gedrukt houdt. De [MUTE]-knopindicator gaat sneller knip-
peren als de MUTE-mode in gebruik is, en de indicator boven
de ge-solo’de track gaat knipperen. U hoeft slechts op een
verschillende toets te drukken om een verschillende track te
solo’en, druk dan een tweede keer op de [MUTE]-knop (de
[MUTE]-knopindicator gaat uit) om de SOLO-mode te verla-
ten.
Het Geheugen Muten
Terwijl de MUTE-mode in gebruik is, kunt u, in samen-
werking met de [SHIFT]-knop, met de MUTE MEMORY-
knoppen (de hoogste 5 zwarte toetsen) de huidige mutesta-
tus opslaan: druk op een MUTE MEMORY-knop terwijl
u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Maximaal 5 verschil-
lende mute-instellingen kunnen op deze manier worden
opgeslagen.
Opgeslagen mute-instellingen kunnen onmiddellijk wor-
den opgeroepen terwijl de MUTE-mode in gebruik is door
eenvoudig op de betreffende MUTE MEMORY-knop te
drukken.
SECTION (GEDEELTE)
Stijlen in de PATTERN-mode van de RM1x kunnen maxi-
maal 16 “gedeelten” bevatten — “A” tot “P”. Ieder gedeelte
is in feite een afzonderlijk patroon, en de verschillende ge-
deelten kunt u gebruiken voor introducties, variaties, pauzes,
endings, enz. Met de SECTION-mode kunt u direct gedeelten
selecteren op het toetsenbord, en bovendien kunt u hiermee
snel van gedeelten wisselen tijdens het afspelen. Als u de
KEYBOARD [SECTION]-knop indrukt, gaan de
[SECTION]-knopindicator en de toetsenbordindicators die
corresponderen met gedeelten die data bevatten, branden. Ook
de toetsenbordindicator die correspondeert met het huidig
geselecteerde gedeelte gaat knipperen. Het gedeelte wordt ook
getoond door de “SEC”-parameter op de LCD-display. Om
een verschillend gedeelte te selecteren, druk dan gewoon op
de betreffende toets. Druk een tweede keer op de [SECTION]-
knop om de SECTION-mode te verlaten (de [SECTION]-
knopindicator gaat uit).
Algemene Handelingen
RM1x SEQUENCE REMIXER 29
1 BEAT STRETCH MIDI DELAY
2 CLOCK SHIFT OCTAVER
3 GATE TIME HARMONIZE 1
4 VELOCITY HARMONIZE 2
5 CUTOFF VARIATION
6 RESONANCE CHORUS
7 EG DECAY REVERB
8 PITCH BEND TRACK VOLUME
6. De Realtime
Controllerknoppen
Een van de kenmerken die de RM1x tot een kwaliteitsproduct
maken, zijn de realtime controllerknoppen. Met de knoppen
kunt u de corresponderende parameters in realtime bedienen
gedurende het afspelen van een patroon of song. Op deze
manier bijvoorbeeld kunt u de cutoff frequentie van de filter
sweepen, de pitch bend effecten eruit halen of toevoegen, of
met de betreffende knoppen elke willekeurige parameter be-
dienen gedurende het afspelen. Met 8 extra controllerknoppen
kunt u direct meervoudige parameters bedienen, en meer dan
een parameter tegelijkertijd bedienen.
De parameters op het paneel onder de knoppen zijn de voorin-
gestelde standaardparameters, maar andere parameters kun-
nen naar wens worden ingesteld met de knop-toewijsfunctie
van de SETUP-submode (pagina 74). De knoppen kunnen
worden ingeschakeld om een of twee verschillende parameter-
groepen “A” en “B” te bedienen met de [KNOB]-knop. De
“A”-parametergroep (de bovenste standaardparameters op het
paneel) worden geselecteerd als de [KNOB]-indicator brandt,
en de “B”-groep (de onderste parameters) wordt geselecteerd
als de [KNOB]-indicator uit staat. Verschillende parameters
kunnen worden toegewezen aan zowel de “A”- als de “B”-
groepen met de KNOB ASSIGN-functie zoals hierboven be-
schreven. Hieronder vindt u de standaard “A”- en “B”-groep-
parameters.
7. Undo/Redo
Undo is een functie die de laatste opname of jobhandeling
annuleert of wijzigt, en de data in de oorspronkelijke staat
herstelt. Redo is een functie die de Undohandeling teniet doet
en de handeling opnieuw uitvoert.
Deze jobs zijn erg handig als belangrijke data zijn verminkt
door opname, een wijziging of door een job. Met deze jobs
kunt u opnemen, wijzigen en jobhandelingen uitvoeren (be-
halve het geven van een naam) in de Pattern-mode, de Pattern-
Chainmode, en de Song-mode, en voor het Patch-en in de
Pattern-mode.
Om te Undo-en drukt u op de [JOB]-knop terwijl u de [SHIFT]-
knop ingedrukt houdt. Om te Redo-en drukt u op de [JOB]
knop terwijl u de [SHIFT]-knop weer ingedrukt houdt.
Nadat opnemen, wijzigen of een jobhandeling zijn uitgevoerd
is het altijd mogelijk om te Undo-en. Het is bovendien ook
altijd mogelijk om te Redo-en nadat u heeft ge-Undo’d, en
Undo en Redo wisselen elkaar af.
N.B.
Deze procedure doet hetzelfde als de Undo/Redo-job in
de Pattern-job (pagina 82), Pattern-kettingjob (pagina 113),
en Song-job (pagina 124).
8. Display voor Gebruikt
Geheugen
Op de volgende manier kunt u de hoeveelheid gebruikt ge-
heugen controleren zodat u kunt zien hoeveel u precies nog
kunt opnemen.
Druk op de F1-knop terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt. Het “Gebruikte Geheugen” (Used Memory) verschijnt
dan net zolang als u deze knoppen ingedrukt houdt.
Algemene Handelingen
30 RM1x SEQUENCE REMIXER
9. Het Initialiseren van
het Systeem
Als u de instellingen van de RM1x in hun fabriekswaarden
terug wilt brengen kunt u initialiseren.
1Terwijl u de [OCT DOWN] en [OCT UP]-knoppen en
de F#/Gb-toets [ALL] rechts daarvan ingedrukt houdt,
doet u de STANDBY/ON-schakelaar aan.
2Als “RM1x” in het scherm verschijnt, kunt u de
toetsen loslaten.
3
Als het initialiseren klaar is, verschijnt “Factory Set”
kort in de display.
WAARSCHUWING!
Als het initialiseren klaar is, wordt al het interne geheugen
gewist. Als u data wilt behouden moet u deze op floppy º disk
opslaan voordat u initialiseert.
RM1x SEQUENCE REMIXER 31
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEGRIPPEN
Dit hoofdstuk geeft uitleg over de algemene begrippen, zoals de
modestructuur en de interne structuur van de RM1x, die u moet begrij-
pen voor u aan de slag kan.
1. Functietabel ...............................................32
2. Hoe de RM1x in elkaar zit ..........................34
3. Sequencerblok ...........................................35
4. Toongeneratorblok .....................................37
5. Controllerblok............................................38
6. Effectenblok...............................................39
7. Over floppy disks.......................................42
32 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. Functietabel
1. Functietabel
PATTERN-MODE
PATTERN Afspelen, Patch .............................................. pagina 46
Opnemen ........................................................... pagina 49
Realtime Opnemen ...................................... pagina 51
Stapsgewijs Opnemen ................................. pagina 52
Stapsgewijs Opnemen (Grid) ...................... pagina 54
GROOVE .............................................................. pagina 55
PLAY FX ............................................................... pagina 57
Harmoniseren .............................................. pagina 57
FX afspelen ................................................. pagina 58
MIDI DELAY ........................................................ pagina 60
Delay ........................................................... pagina 60
Feedback...................................................... pagina 61
ARPEGGIO ........................................................... pagina 62
Arpeggio-Instelling ..................................... pagina 62
VOICE ................................................................... pagina 63
Voicebalans .................................................. pagina 63
Effect Send .................................................. pagina 64
VOICE EDIT......................................................... pagina 65
EG................................................................ pagina 65
Toonhoogte-Bend/Portamento..................... pagina 66
LFO ............................................................. pagina 67
Filter ............................................................ pagina 68
EFFECT................................................................. pagina 69
Type ............................................................. pagina 69
Variatie wijzigen .......................................... pagina 70
Chorus wijzigen........................................... pagina 71
Reverb wijzigen........................................... pagina 71
SETUP ................................................................... pagina 73
Low Boost ................................................... pagina 73
Knoptoewijzing ........................................... pagina 74
Uitgangskanaal ............................................ pagina 75
DISK...................................................................... pagina 76
opslaan......................................................... pagina 76
Laden ........................................................... pagina 77
Opnieuw een naam geven ........................... pagina 78
Wissen/Formatteren/Informatie ................... pagina 79
JOB ........................................................................ pagina 80
Joblijs .......................................................... pagina 80
Undo/Redo
Job00 Undo/Redo ................... pagina 82
Noot
Job01 Quantize ....................... pagina 82
Job02 Velocity wijzigen ......... pagina 84
Job03 Gate-tijd wijzigen ........ pagina 85
Job04 Crescendo .................... pagina 86
Job05 Transponeren ............... pagina 87
Job06 Glide ............................ pagina 87
Job07 Roll creëren.................. pagina 88
Job08 Accoordsoort ................ pagina 88
Job09 Akkoord scheiden ........ pagina 89
Event
Job10 Shift Clock ................... pagina 89
Job11 Kopieerevent ................ pagina 89
Job12 Wisevent ...................... pagina 90
Job13 Extractevent ................. pagina 90
Job14 Continue data creëren .. pagina 91
Job15 Uitdunnen .................... pagina 91
Job16 Knopdata wijzigen ....... pagina 92
Job17 Time Stretch................. pagina 92
Frase
Job18 Frase kopiëren.............. pagina 92
Job19 Frase verwisselen......... pagina 93
Job20 Frase mixen.................. pagina 93
Job21 Frase toevoegen ........... pagina 93
Job22 Frase splitsen ............... pagina 94
Job23 Frase creëren ................ pagina 94
Job24 Frase plaatsen .............. pagina 95
Job25 Frase wissen................. pagina 95
Job26 Frase een naam geven .. pagina 95
Track
Job27 Track kopiëren ............. pagina 95
Job28 Track verwisselen ........ pagina 96
Job29 Track wissen ................ pagina 96
Job30 Afspeeleffect normaliseren pagina 96
Job31 Drumtrack verdelen ..... pagina 97
Patroon
Job32 Patroon kopiëren .......... pagina 97
Job33 Patroon toevoegen ....... pagina 97
Job34 Patroon splitsen............ pagina 98
Job35 Patroon wissen ............. pagina 98
Job36 Stijlnaam ...................... pagina 98
EDIT ...................................................................... pagina 99
Wijzigen ...................................................... pagina 99
Filter viewen .............................................. pagina 107
SPLIT .................................................................. pagina 108
Splitsen ...................................................... pagina 108
PATTERN CHAIN-MODE
PATTERN CHAIN Afspelen .......................................... pagina 110
DISK..................................................................... pagina 111
Opslaan ....................................................... pagina 111
Laden .......................................................... pagina 111
Opnieuw een naam geven .......................... pagina 111
Wissen/Formatteren/Informatie .................. pagina 111
JOB .......................................................................pagina 112
Joblijst ........................................................ pagina 112
Undo/Redo
Job00 Undo/Redo ..................pagina 113
Event
Job01 Event kopiëren ............ pagina 113
Job02 Event wissen ...............pagina 113
Maat
Job03 Maat creëren ............... pagina 113
Job04 Maat wissen ................ pagina 113
Converteren
Job05 Naar song converteren pagina 114
Chain
Job06 Chain kopiëren............ pagina 114
Job07 Chain wissen ...............pagina 114
Job08 Chainnaam .................. pagina 114
RM1x SEQUENCE REMIXER 33
1. Function tree
SONG-MODE
SONG afspelen ............................................................... pagina 116
Opnemen ..........................................................pagina 117
Realtime Opname .......................................pagina 118
Stapsgewijs Opnemen ................................ pagina 118
Stapsgewijs Opnemen (Grid) ..................... pagina 118
GROOVE ............................................................. pagina 119
Grid Groove................................................ pagina 119
PLAY FX ..............................................................pagina 119
Harmoniseren ............................................. pagina 119
Fx afspelen ................................................. pagina 119
MIDI DELAY ....................................................... pagina 119
Delay .......................................................... pagina 119
Feedback..................................................... pagina 119
ARPEGGIO ..........................................................pagina 119
Arpeggio-instelling..................................... pagina 119
VOICE ................................................................. pagina 120
Voicebalans................................................ pagina 120
Effect Send ................................................ pagina 120
VOICE EDIT....................................................... pagina 120
EG.............................................................. pagina 120
Toonhoogte Bend/Portamento ................... pagina 120
LFO ........................................................... pagina 120
Filter .......................................................... pagina 120
EFFECT............................................................... pagina 120
Type ........................................................... pagina 120
Variatie wijzigen ........................................ pagina 121
Chorus wijzigen......................................... pagina 121
Reverb wijzigen......................................... pagina 121
SETUP ................................................................. pagina 121
Low Boost ................................................. pagina 121
Knoptoewijzing ......................................... pagina 121
Uitgangskanaal .......................................... pagina 121
DISK.................................................................... pagina 122
Opslaan ...................................................... pagina 122
Laden ......................................................... pagina 122
Opnieuw een naam geven ......................... pagina 122
Wissen/Formatteren/Informatie ................. pagina 122
JOB ...................................................................... pagina 123
Joblijst ....................................................... pagina 123
Undo/Redo
Job00 Undo/Redo ................. pagina 124
Note
Job01 Quantize ..................... pagina 124
Job02 Velocity wijzigen ....... pagina 124
Job03 Gate-tijd wijzigen ...... pagina 124
Job04 Crescendo .................. pagina 125
Job05 Transponeren ............. pagina 125
Job06 Glide .......................... pagina 125
Job07 Roll creëren................ pagina 125
Job08 Accoordsoort .............. pagina 125
Job09 Akkoord splitsen ........ pagina 125
Event
Job10 Shift Clock ................. pagina 125
Job11 Kopieerevent .............. pagina 125
Job12 Wisevent .................... pagina 126
Job13 Extract Event ............. pagina 126
Job14 Continue data creëren pagina 126
Job15 Uitdunnen .................. pagina 126
Job16 Knopdata wijzigen ..... pagina 126
Job17 Time Stretch............... pagina 126
Maat
Job18 Maat creëren .............. pagina 126
Job19 Maat wissen ............... pagina 126
Track
Job20 Track kopiëren ............ pagina 127
Job21 Track verwisselen ...... pagina 127
Job22 Track mixen ............... pagina 127
Job23 Track wissen .............. pagina 127
Job24 Afspeeleffect normaliseren pagina 127
Job25 Drumtrack verdelen ... pagina 128
Song
Job26 Song kopiëren ............ pagina 128
Job27 Song toevoegen.......... pagina 128
Job28 Songnaam .................. pagina 128
EDIT .................................................................... pagina 128
Wijzigen .................................................... pagina 128
Filter viewen .............................................. pagina 128
SPLIT (Song naar patroon) ................................. pagina 129
Splitsen ...................................................... pagina 129
UTILITY-MODE
Systeem ................................................................... pagina 132
Master tune .................................................... pagina 132
Voetschakelaar............................................... pagina 132
Patroon-Quantize .......................................... pagina 132
Geheugenbeveiliging aan/uit......................... pagina 132
Klikmode ....................................................... pagina 133
Kliktel............................................................ pagina 133
Opnamecount ................................................ pagina 133
LED-display .................................................. pagina 133
Event chase ................................................... pagina 133
Systeem-exclusief ......................................... pagina 133
Edit view ....................................................... pagina 133
LCD-mode .................................................... pagina 133
MIDI-instelling ....................................................... pagina 135
MIDI-sync ..................................................... pagina 135
MTC-startoffset ............................................. pagina 135
MIDI-knop .................................................... pagina 135
Echo back ...................................................... pagina 135
TG-param out ................................................ pagina 136
Voice-instelling op TG .................................. pagina 136
Voice-instelling op MIDI .............................. pagina 136
MIDI-filter............................................................... pagina 137
34 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Hoe de RM1x in elkaar zit
Vijf blokken
De RM1x bestaat uit 5 blokken: het sequencerblok, het toongeneratorblok, het controllerblok, het effectenblok, en het
arpeggioblok.
Sequencerblok (pagina 35)
Toongeneratorblok (pagina 37)
Controllerblok (pagina 38)
Effectenblok (pagina 39)
Arpeggioblok (pagina 62)
Hoe de blokken zijn verbonden
De vijf blokken zijn als volgt aangesloten.
2. Hoe de RM1x is georganiseerd
Audio
signalen
MIDI-messages
Audio
signalen
Toongenerator-
blok Effectenblok
Sequencerblok
MIDI IN
MIDI OUT
Extern MIDI-apparaat,
MIDI-toongenerator
Extern MIDI-apparaat,
MIDI-toetsenbord
MIDI-
messages
Frase
Patroon Song
Patroon
ketting
Controller-
blok
Arpeggioblok
RM1x SEQUENCE REMIXER 35
3. Sequencerblok
3. Sequencerblok
Over het sequencerblok
Met dit blok kunt u patronen en songs creëren door muziek
op te nemen of te wijzigen die is opgenomen vanaf een extern
MIDI-apparaat of vanaf een controllerblok. Hierna speelt dit
blok de data weer af waarbij de data worden verstuurd naar
het toongeneratorblok of als MIDI-messages naar een externe
MIDI-toongenerator.
Het sequencerblok kan in drie modes worden bediend:
Patroonmode (pagina 45), Patroon-Chainmode (pagina 109),
en Songmode (pagina 115).
Door een track tegelijkertijd op te nemen om een multi-track
opname te creëren, kunt u patronen en songs creëren die maxi-
maal 16 tracks nodig hebben.
Als patronen of songs worden afgespeeld, zijn de muziekdata
output voor het toongeneratorblok en voor de MIDI OUT-
connector. Door het uitgangskanaal in te stellen, selecteert u
de outputbestemming van de muziekdata (pagina’s 75, 121).
“Tracks” zijn geheugengebieden waarin muziek wordt opge-
slagen. Muziek kan onafhankelijk voor ieder track worden
opgeslagen, gewijzigd, en afgespeeld.
Patroon
Bij de RM1x wordt met de term “patroon” een relatief kort
patroon bedoeld, ongeveer 4 tot 16 maten, waarmee u “looped”
kunt afspelen.
U creëert patronen door maximaal 16 delen vertikaal samen
te voegen met drums, bass en akkoord-backing. Terwijl fra-
ses muziekdata bevatten voor een enkel instrument, combine-
ren patronen twee of meer frases om zodoende een enkel
backingpatroon te creëren.
Patronen worden in de Patternmode gecreëerd. (pagina 45)
De RM1x schikt patronen naar Stijl, Gedeelte en naar frase.
De RM1x geeft u de beschikking over 60 x 16 = 960 patronen.
Stijl
“Stijlen” zijn groepen van 16 patronen of “gedeelten” (zie
“Gedeelte” hieronder) die op ieder willekeurig moment
en in iedere willekeurige volgorde in de RM1x PATTERN-
mode geselecteerd kunnen worden. Een gedeelte zou de
introductie van de stijl kunnen zijn, een ander het couplet,
een ander de brug enz.
De RM1x beschikt over 60 vooringestelde (preset) stijlen.
Gedeelte
“Gedeelten” zijn individuele componenten van een “stijl”
(hierboven). Ieder gedeelte speelt een enkel “patroon” af
(hierboven).
Voor iedere stijl heeft de RM1x 16 gedeeltes (A - P).
Frase
“Frases” zijn muziekfrases voor een enkel instrument, zoals
een ritmepatroon voor het ritmegedeelte, een bass-line voor
het bassgedeelte of een akkoordbacking voor het gitaar-
gedeelte. Frases zijn de kleinste eenheid waar een patroon
uit bestaat.
Vooringestelde frases en gebruiksfrases worden
gecategoriseerd door twee parameters: “frasecategorie” en
“frasenummer”. Hierdoor kunt u gemakkelijk de gewenste
frases opzoeken zonder dat u iedere frase apart hoeft te
kennen.
Frasecategorie
De frasecategorie verwijst naar het type instrument of
speeltechniek. “US” verwijst naar “User-frase” terwijl alle
andere vooringestelde frases zijn.
• Frasenummer
Het frasenummer bepaalt frases binnen een Frasecategorie
door een nummer 001 - 256. (User-frases zijn genummerd
van 001 tot 256.)
ABC P
16 gedeeltes
Stijlen (Vooringesteld x 60, User x 50)
Track
1
2
3
4
16
Frase
Frase
Frase
Frase
Frase
36 RM1x SEQUENCE REMIXER
Afspeelkanaal van iedere track
Als een patroon wordt afgespeeld, worden de muziekdata
van ieder track naar het toongeneratorblok en de MIDI
OUT-connector gestuurd volgens de Out Channel-instel-
lingen van de SETUP-submode. (pagina 75)
De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zoals
bepaald door de “TO TG”-instelling, en naar de MIDI OUT-
connector zoals bepaald door de “MIDI OUT“-instellingen.
Deel1
Deel2
Deel3
Deel16
MIDI
OUT
MIDI OUT
NaarTG
Sequencerblok (Patroon)
Toongenerator-
blok
TR 1
TR 2
TR 3
TR 16
Frase
Frase
Frase
Sequencetracks
Patroon-chain (lett. ketting)
Een patroon-chain is een sequence van patronen die zijn
geprogrammeerd in de PATTERN CHAIN-mode.
De patronen in de Patroon-chain spelen af in de geselec-
teerde sequence, en het afspelen kan worden gestart vanaf
iedere willekeurige maat in de ketting.
Een patroonketting kan patronen bevatten van elk van de
vooringestelde of userstijlen van de RM1x.
De RM1x heeft geheugen voor 20 Patroon-chains.
3. Sequencerblok
Songs
“Songs” zijn songs die gecreëerd zijn door het opnemen van
muziekdata in tracks in de Song-mode.
Het songgeheugen van de RM1x kan maximaal 20 songs bevatten.
Trackstructuur van een song
Iedere song bestaat uit 16 sequencetracks en een BPM-
(tempo)track.
Met de sequencetracks kunt u muziekdata opnemen. Vanaf
het controllerblok enz. kunnen data worden opgenomen
door middel van realtime-opname of stapsgewijze opname
enz. De RM1x heeft 16 sequencetracks, en iedere track
kan muziekdata opnemen voor één Deel.
Opnamekanalen van de Sequencetrack
Als een song afgespeeld wordt, worden de muziekdata van
iedere sequencetrack naar het toongeneratorblok en de
MIDI OUT-connector gestuurd volgens de Out Channel-
instellingen van de SETUP-submode. (page 75)
De data worden naar het toongeneratorblok gestuurd zo-
als ingesteld door de Out Channel “TO TG”, en naar de
MIDI OUT-connector op de kanalen zoals ingesteld door
de “MIDI OUT ”.
TR 1 muziekdata
TR 2 muziekdata
TR 3 muziekdata
TR 16 muziekdata
Sequencetracks
Sequencerblok (Song)
MIDI
OUT
MIDI OUT
NAAR
TG
Toongenerator-
blok
Deel1
Deel2
Deel3
Deel16
RM1x SEQUENCE REMIXER 37
4. Toongeneratorblok
Over het toongeneratorblok
Het toongeneratorblok produceert het eigenlijke geluid in ant-
woord op de MIDI-messages die deze ontvangt van het
sequencerblok, het controllerblok, en van de MIDI IN-connector.
Het is een 16-part, 32-stemmige polyfonische multitimbrale
toongenerator.
Voices
“Voices” zijn de individuele soundprogramma’s die u kunt wij-
zigen. Deze worden door de toongenerator gebruikt om geluid
te produceren.
Er zijn twee verschillende soorten voices: normale voices die
van toonhoogte veranderen als u verschillende tonen speelt op
uw toetsenbord, en drum-voices die een verschillend ritme-
instrumentgeluid produceren voor ieder noot op het toetsenbord.
4. Tone generator block
Banknummer
MSB=000 : LSB=000 Normale voices: GM System Level 1
MSB=063 : LSB=000 Normale voices: SyBa&Ld
MSB=063 : LSB=001 Normale voices: SyPd&Fx
MSB=063 : LSB=002 Normale voices: SyMater1
MSB=063 : LSB=003 Normale voices: Bandinstrument
MSB=063 : LSB=004 Normale voices: Cls & Wind
MSB=063 : LSB=005 Normale voices: Ethnic & Percussion
MSB=063 : LSB=006 Normale voices: SFX
MSB=126 : LSB=000 DrukKit
MSB=127 : LSB=000 GM-drum
Maximale polyfonie
Het toongeneratorblok heeft een maximale polyfonie van 32
noten, in elementeenheden. Dat wil zeggen 32 noten kunnen
tegelijkertijd worden afgespeeld als u normale voices gebruikt
die bestaan uit één element of drumvoices, en 16 noten kunnen
tegelijkertijd worden afgespeeld met normale voices die be-
staan uit twee elementen.
Het aantal elementen dat gebruikt wordt door iedere voice staat
vermeld in de voicelijsten van het losse “Lijstboek”.
Als MIDI-messages worden ontvangen en dit vereist meer dan
de maximaal beschikbare polyfonie, dan worden de dan klin-
kende geluiden uitgezet, en de later binnengekomen geluiden
worden afgespeeld. Dit soort noottoewijzing wordt ook wel
“last-note priority” (laatste noot prioriteit) genoemd.
Verbindingen tussen het
sequencerblok en het toon-
generatorblok
Het sequencerblok is intern aangesloten op het toongenerator-
blok via MIDI.
De verbindingen tussen elke track van het sequencerblok en
elk deel van het toongeneratorblok kunnen worden geselec-
teerd door het Uitgangskanaalsinstelling “TO TG” van de
SETUP-submode (pagina 75).
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
TO TG
Nummer van
toongenerator-
deel
Normale voices bestaan uit 1 of 2 “elementen”. Als u twee
elementen gebruikt, wordt het geluid voller, of kunt u een voice
creëren die een verschillend geluid produceert al naar gelang
de toonhoogte of de velocity.
Drumvoices zijn speciale voices waarin verschillende gelui-
den worden toegewezen aan de verschillende toetsen. U kunt
gedetailleerde wijzigingen aanbrengen op het geluid van ie-
dere noot.
Elementen zijn de bouwstenen waaruit elke voice is opge-
bouwd, en bestaan uit gesampelde golfvormen. U kunt gede-
tailleerde wijzigingen aanbrengen in de toonhoogte, toon en
het volume.
Banknummer (MSB, LSB) en
Programmanummer (Voicenummer)
De RM1x bevat 654 normale voices en 46 drumkits. Dit zijn
meer voices dan die geselecteerd kunnen door de programma-
nummers 1 tot 128. Voices worden dus op de RM1x geselec-
teerd door een combinatie van Banknummer MSB, Bank-
nummer LSB en Programmanummer. Als u MIDI gebruikt
om een voice te selecteren, verstuur deze drie MIDI messages
dan in de volgorde van Bank Select MSB, Bank Select LSB,
en Program Change.
De voices in de bank die zijn geselecteerd door de Bank Se-
lect messages worden geselecteerd door Program Change
messages.
Iedere voice wordt geplaatst in een drie-dimensionale ruimte
met drie assen, te weten de Bank Select MSB, LSB, en Pro-
gram Change (zie figuur hieronder).
38 RM1x SEQUENCE REMIXER
5. Het toongeneratorblok
5. Controllerblok
Over het controllerblok
Met het controllerblok kunt u het toetsenbord, de toewijsbare
knoppen, en voetschakelaar enz. gebruiken, u kunt muziek
afspelen en het toongeneratorblok besturen met het
sequencerblok, of het toongeneratorblok of het effectenblok
direct besturen.
De functies van de toewijsbare knoppen stelt u in in de
SETUP-submode (pagina 74).
De functies van de voetschakelaar kunt u instellen in de Utility-
mode (pagina 132).
De outputbestemming van de muziekdata die worden verstuurd
uit het controllerblok worden geselecteerd door de Keyboard
Track-instellingen (pagina 27). De muziekdata worden ge-
output zoals geselecteerd door de instellingen van de Uitgangs-
kanalen van de toetsenbordtrack naar een van de delen van de
toongenerator of naar de MIDI OUT-connector.
Relatie met andere blokken
In Pattern-mode, Pattern Chain-mode en Song-mode, wordt
het controllerblok verbonden met de verschillende delen van
de toongenerator en met de MIDI OUT-connector via de toe-
stenbord-track (opnametrack) van het sequencerblok.
Data vanuit het controllerblok passeren van de
toetsenbordtrack naar de delen van het toongeneratorblok en
externe MIDI-apparaten in overeenstemming met de instel-
lingen van het Uitgangskanaal “TO TG” en “MIDI OUT.”
Vanaf het controllerblok kunt u user-frases of songtracks op-
nemen, en het toongeneratorblok en externe MIDI-apparaten
bespelen.
N.B.
De “toetsenbordtrack” is de track die is gemarkeerd in de
pagina’s met Pattern Play en Song Play.
De “opnametrack” is de track die is gemarkeerd in de pa-
gina’s met Recording Standby.
RM1x SEQUENCE REMIXER 39
6. Effectenblok
Over het effectenblok
Dit blok verwerkt het audiosignaal dat wordt verstuurd vanuit
het toongeneratorblok, waardoor er reverb of ambiance enz.
aan wordt toegevoegd.
De RM1x beschikt over drie soorten effecten: het reverbeffect,
het choruseffect, en het variatie-effect.
Instellingen voor dit blok kunnen worden gekozen in de Ef-
fect-submode (pagina’s 69, 120).
Effectinstellingen van de Patroon/Song-mode kunnen worden
gemaakt in Effect-submode en in Voice-submode. In Effect
submode kunt u het effecttype en andere gedetailleerde in-
stellingen van de drie effecten voor ieder song opslaan waar-
door u de ideale akoestische ambiance kunt creëren voor de
stijl/song. In Voice-submode kunt u de effect-sendniveau-in-
stellingen van de drie effecten voor elk deel van de stijl/song
opslaan.
Reverbeffect
Het reverbeffect voegt galm toe aan het geluid.
In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Effect-
types, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het
klankbeeld van de reverb aan te passen. Effect-submode-
instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere
stijl/song.
Choruseffect
Het choruseffect voegt ruimte en diepte toe aan het ge-
luid.
In Effect-submode kunt u kiezen uit een van de 11 Effect-
types, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het
klankbeeld van de chorus aan te passen. Effectsubmode-
instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere
stijl/song.
Variatie-effect
Het variatie-effect bevat 43 soorten effecten, waaronder
reverb en chorus, maar ook distortion en overdrive enz.
In Effect-submode kunt u kiezen uit één van de 43 soorten
Effect, en de parameterwaarden wijzigen om zodoende het
klankbeeld van het effect aan te passen. Effect-submode
instellingen worden onafhankelijk onthouden voor iedere
stijl/song.
Systeemeffecten en Insertie-effecten
De effecten van het effectenblok zijn onderverdeeld in twee
soorten effecten: systeemeffecten en insertie-effecten.
Bij de RM1x zijn het reverbeffect en het choruseffect
systeemeffecten, terwijl het variatie-effect kan worden
ingesteld als zowel een systeemeffect als een insertie-ef-
fect..
Bij een systeemeffect worden effecten verwerkt door mid-
del van Send- en Returnknoppen op de mixer. Hiermee
worden signalen van ieder deel van de toongenerator ver-
stuurd naar het effect, waarna het verwerkte signaal wordt
teruggestuurd naar de mixer.
Bij een insertie-effect wordt het effect in series verbonden
tussen het instrument en de mixer, en aangepast door mid-
del van de Dry/Wet-balans. Op de RM1x kan een insertie-
effect op ieder willekeurig geselecteerd deel worden toe-
gepast.
6. Effect block
40 RM1x SEQUENCE REMIXER
rev send
cho send
dry
reverb
return
chorus
return
chorus naar reverb sturen
DRY LINE
PAN
reverbpan
choruspan OUTPUT
dikke lijn geeft een stereosignaal aan
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dry
rev send
cho send
dry
variatiedeel
deel 3
deel 16
Variatie kan slechts worden gebruikt door één deel
deel 1
deel 2
VAR
VAR
VAR
VAR
variatie aan/uit
variatie aan/uit
variatie aan/uit
variatie aan/uit
PAN
volume expressie
PAN
volume expressie
PAN
volume expressie
PAN
volume expressie
REVERB
CHORUS PAN
(pages 69, 120) (pages 64, 120)
De stereolokatie van de effect-output wordt bepaald door de
Reverb-Pan- (pagina’s 72, 121) en Chorus-Paninstellingen
(pagina’s 71, 121) van de Effectsubmode.
Een bus line die “Chorus Naar Reverb Sturen” heet (pagina’s
71, 121) verbindt het choruseffect met het reverbeffect. Met
deze bus line kunt u het choruseffect en het reverbeffect
seriegewijs verbinden.
6. Effectenblok
Hoe de effecten werken
Variatie = Insertie
Als de Variatieverbinding op Inserie wordt gezet worden
de drie effecten onderling aangesloten zoals is weergege-
ven in onderstaand diagram.
Op de 16 delen van het toongeneratorblok worden de signa-
len die zijn geselecteerd door “aan/uit” van de Voice-submode-
variatie (pagina’s 64, 120) ge-input naar het variatie-effect,
waardoor dit variatie-effect daar zal worden toegepast.
De signalen van alle toongeneratordelen, inclusief de boven-
staande deel, worden naar het reverbeffect en het choruseffect
gestuurd al naar gelang de instellingen van de Voice-submode
Sendniveau (pagina’s 64, 120) en Chorus Send Level (pagi-
na’s 64, 120). Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder
deel aanpassen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 41
Variatie = Systeem
Als Variatieverbinding op Systeem wordt gezet worden
de drie effecten aangesloten zoals weergegeven in onder-
staand diagram.
deel 1
VARIATIE
REVERB
chorus naar reverb sturen
variatie naar chorus sturen
variatie naar reverb sturen
DRY LIJN
PAN
reverb
return
reverbpan
OUTPUT
dikke lijn geeft stereosignaal aan
CHORUS
deel 2
deel 3
deel 16
chorus
return
choruspan
variation
return
variatiepan
var send
var send
var send
rev send
rev send
rev send
cho send
cho send
cho send
dry level
dry level
dry level
dry level
var send
rev send
cho send
PAN
PAN
PAN
volume expressie
PAN
volume expressie
PAN
volume expressie
PAN
volume expressie
6. Effectenblok
(pages 69, 120) (pages 64, 120)
De signalen van alle toongeneratordelen zullen naar het
reverb-, chorus-, en variatie-effect worden gestuurd al naar
gelang de instellingen van de Voicesubmode: Reverb-
Sendniveau (pagina’s 64, 120), Chorus-Sendniveau (pa-
gina’s 64, 120), en Variatie-Sendniveau (pagina’s 64, 120).
Hier kunt u de diepte van het effect voor ieder deel instel-
len.
De stereolokatie van de effectoutput wordt bepaald door
de instellingen Reverb Pan (pagina’s 72, 121), Chorus Pan
(pagina’s 71, 121), en Variatie Pan (pagina’s 70, 121) van
de Effect-submode.
Als de Variatieverbinding = Systeem, dan worden drie bus
lines aangesloten. Chorus Naar Reverb Sturen (pagina’s
71, 121) is een bus line die het Choruseffect aansluit op
het Reverbeffect. Variatie Naar Chorus Sturen (pagina’s
70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op
het Choruseffect. Variatie Naar Reverb Sturen (pagina’s
70, 121) is een bus line die het Variatie-effect aansluit op
het Reverbeffect. Met deze drie bus lines kunt u de effec-
ten op veel verschillende manieren toepassen, bijvoorbeeld
door deze in serie aan te sluiten of te verdelen.
42 RM1x SEQUENCE REMIXER
7. Over floppy disks
Op de RM1x kunt u met floppy disks data bewaren die u aan-
maakt, of data uitwisselen met andere apparaten. Dit gedeelte
geeft uitleg over het soort floppy disks dat past bij de RM1x,
en wat u zou moeten weten over het omgaan met floppy disks.
Soorten floppy disks
Op de RM1x kunt u twee soorten floppy disks gebruiken: 3.5
inch 2HD en 3.5 inch 2DD.
Voordat u data-files kunt opslaan op een floppy disk, moet
deze worden geformatteerd (geïnitialiseerd) (pagina 79).
De RM1x formatteert 2HD disks in 1.44 MB (megabytes) en
2DD disks in 720 KB (kilobytes) MS-DOS-formaat. (MS-DOS
is een gedeponeerd handelsmerkvan Microsoft Corporation.)
Omdat dit formaat gebruikt wordt door zowel computers als
Yamaha-produkten en de produkten van andere fabrikanten,
is deze disk gebruikscompatibel.
3.5 inch 2HD
1.44 MB 3.5 inch 2DD
720 KB
Een floppy disk invoeren
Met de labelkant van de floppy disk naar boven gericht, stopt
u deze in de floppy disk drive waarbij u als eerste het sluiter-
einde invoert.
Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort.
Stop de disk er voorzichtig in totdat u een klik hoort
7. Over floppy disks
Een floppy disk verwijderen
Nadat u heeft vastgesteld dat de floppy disk drive niet meer in
gebruik is, drukt u stevig op de ejectknop. Zorg ervoor dat de
floppy disk in zijn geheel is verwijderd en neem deze vervol-
gens uit de drive.
Druk stevig en toch voorzichtig op de ejectknop
en verwijder de disk
Als de disk erin blijft zitten en er niet soepel uitkomt, druk
dan nogmaals stevig op de ejectknop, of stop de disk er nog
een keer in terug en druk dan op de ejectknop.
Als het “disk-in-gebruik”-indicatorlampje brandt, worden data
uitgewisseld tussen de floppy disk en de RM1x. Als dit het
geval is, zet dan het apparaat nooit uit of haal de disk er nooit
uit.
Als u dit wel doet bestaat de kans dat behalve de floppy disk
ook de floppy disk-drive beschadigd raakt.
Regelmatig schoonmaken van
de disk-drivekoppen
Floppy-diskdrives bevatten een hoge-precisie magnetische
kop. Als u een floppy-diskdrive gedurende langere tijd ge-
bruikt, raken de koppen bevuild met magnetische deeltjes van
de floppy disk. Hierdoor neemt de kans op fouten toe als data
worden gelezen of geschreven.
Om de floppy-diskdrive in goede conditie te houden, is het
raadzaam de koppen regelmatig (een keer per maand) schoon
te maken.
Omgaan met, en opbergen van
Floppy disks
Floppy disks mogen nooit worden blootgesteld aan direct zon-
licht of extreme temperaturen, of worden bewaard op extreem
vochtige of stoffige plaatsen.
Zorg ervoor dat de floppy disks niet in de buurt komen van
sterk magnetische velden, zoals bijvoorbeeld televisietoestel-
len of luidsprekers.
Voordat u de machine uitzet, kunt u het beste de floppy disk
uit de drive halen. Als u de floppy disk gedurende een lange
tijd in de drive laat zitten terwijl de machine uitstaat, dan be-
staat de kans dat de disk vuil wordt waardoor er lees/schrijf-
fouten optreden.
RM1x SEQUENCE REMIXER 43
Voorkomen van onopzettelijk
wissen
Floppy disks zijn uitgerust met een schrijfbeveilingingsschuifje waar-
mee u onopzettelijk verlies van data kunt voorkomen. Op floppy disks
die belangrijke data bevatten verplaatst u het schrijfbeveiligingsschuifje
in de schrijfbeveiligingspositie (het venstertje open) zodat er geen data
op de disk kunnen worden geschreven.
schrijfbeveiligingsschuifje
schrijven
toegestaan
schrijven
niet toegestaan
Data-backup
De data op een floppy disk kunnen door ongelukken bescha-
digd raken. Als u erg belangrijke data heeft die u wilt bewaren,
is het aan te raden hiervan een backup-kopie te maken.
Filesoorten gehanteerd op de RM1x
Alle data
Deze files verwerken alle data van het interne geheugen
van de RM1x als één enkele file.
Alle data behelst de volgende data.
Songs 20
Stijlen (User) 50
Systeem-setup 1
Songdata bevatten de muziekdata voor songs 01 - 20 van
de instellingen voor elke song van de Songmode, de Voice-
submode en Effect-submode, de Play FX-instellingen van
de Song mode en Uitgangskanaalinstellingen.
Stijldata bevatten data voor de acht Patronen van elke stijl
(50 16 = 800), en 99 User-Frases voor elke Stijl (50
99 = 4950). De data voor elk Patroon bevatten naast de
muziekdata instellingen van Afspeeleffect, Pattern-Voice,
en Patrooneffect.
System-setup bevat de instellingen van Utility mode.
Stijlen (User)
Stijlfiles bevatten alle data in een stijl (16 gedeelten en
256 user-frases) van Pattern-mode.
Stijl-files bevatten de volgende data.
Muziekdata opgenomen in de Stijl
Play FX-instellingen
Uitgangskanaalinstellingen
Voice-submode-instellingen
Effect-submode-instellingen
Song
Songfiles bevatten alle data in één song van Songmode.
Songfiles bevatten de volgende data.
Muziekdata opgenomen in de song
Play FX-instellingen
Uitganskanaalinstellingen
Voice-submode-instellingen
Effect-submode-instellingen
SMF
SMF (Standard MIDI File) is een aanbevolen formaat voor MIDI-
muziekdata, en een sequencer-dataformaat dat wordt toegepast
door veel fabrikanten van muziekinstrumenten en computer-
softwarebedrijven. Apparaten die compatibel zijn met standaard
MIDI-files kunnen data uitwisselen met floppy disk, enz.
SMF verwerkt één Song of één Gedeelte (stijl) als een en-
kele file. De instellingen Play FX, Uitgangskanaal, Voice-
submode en Effect-submode zitten niet in een SMF-file.
SMF+TG Header
Als u een patroon/song in dit formaat opslaat, worden 1 of
2 setupmaten toegevoegd aan het begin van de muziek-
data. Program Change, Volume, Pan, Reverb Sendniveau,
Chorus Sendniveau, Variatie-Sendniveau, and Toonhoogte-
Bend Sensitivity worden aan deze setupmaten toegevoegd
in de vorm van MIDI-data.
Als u een file laadt die is opgeslagen met een TG header en
vervolgens opnieuw word opgeslagen met de TG Header-
instelling, worden de setupdata van de toongenerator opnieuw
ingevoerd aan het begin van het patroon/song waardoor dub-
bele data ontstaan. Om deze reden moet u, voordat u de data
een tweede keer opslaat, met de “Delete Measure” van de
Pattern/Song-job de vorige setup-maten wissen.
Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een
TG-header, is het tempo iets vertraagd gedurende maat 1.
Dit heeft echter geen effect op het afspelen van het oor-
spronkelijke deel van de songdata.
Als u een file laadt en afspeelt die is opgeslagen met een
TG header, worden alle instellingen van Voice-submode
genegeerd. Als u de Voice-submode-instellingen wilt be-
houden, wis dan de toegevoegde setupmaten met de
“Delete Measure” van de Pattern/Song-job.
Data-filenaamuitbreidingen
Als u de vijf hierboven genoemde datasoorten met de RM1x
opslaat, wordt automatisch een filenaam-uitbreiding (drie let-
tertekens om het soort file aan te geven) aan de filenaam toe-
gevoegd:
1. Alle Data .R1A
2. Stijl .R1P
3. Song .R1S
4. SMF .MID
7. Over floppy disks
44 RM1x SEQUENCE REMIXER
MEMO
RM1x SEQUENCE REMIXER 45
Hoofdstuk 2. PATTERN-MODE
De PATTERN-mode bevat 60 vooringestelde stijlen - inclusief ritmes,
beats, en instrumentale delen, en omvat het gehele spectrum aan dans
en hedendaagse muziek!
Met de PATTERN-mode kunt u maar liefs 50 originele user-stijlen
opnemen die u op dezelfde manier kunt toepassen als de voorin-
gestelde stijlen.
Dit hoofdstuk geeft uitleg over alle
PATTERN-modehandelingen.
1. PATTERN afspelen ......................................46
2. Opnemen..................................................49
3. Groove .....................................................55
4. FX afspelen................................................57
5. MIDI-delay ................................................60
6. Arpeggio ..................................................62
7. Voice ........................................................63
8. Voice wijzigen ...........................................65
9. Effect ........................................................69
10. Setup ........................................................73
11. Disk ..........................................................76
12. Job ...........................................................80
13. Wijzigen ...................................................99
14. Splitsen ...................................................108
46 RM1x SEQUENCE REMIXER
Parameter Waarden Functie
Stijlnummer/ naam P01 ... P60, U01 ... U50 Selecteert de stijl.
Springen OFF, 001 ... 256 Selecteert de maat waar de RM1x naartoe “springt” als op de STOP knop
wordt gedrukt. Als deze op “OFF” staat, zal de afspeelpositie op dezelfde
plaats blijven als het afspelen wordt gestopt. Als u de maat wilt selecteren,
druk dan op de STOP knop terwijl u de [SHIFT] -knop ingedrukt houdt.
Toets-velocity 001 ... 127, RND1 ... RND4 Selecteert de waarde van de noot-velocity voor het toetsenbord van
de RM1x. Hogere waarden produceren een sterker geluid. Er zijn
tevens vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate
van “random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de
kleinste variatie en “RND4” de grootste variatie.
BPM 25 ... 300 Stelt het tempo in van het afspelen van patronen.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Met deze parameter kunt u
tracknummers selecteren, of met het toetsenbord zoals beschre-
ven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. Met deze parameter kunt u transpo-
neren, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 27.
Maat Stelt de startpositie van het afspelen in, of toont de afspeellokatie.
Lengte Toont de totale lengte van het patroon.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Stelt de maatsoort van het patroon in.
Gedeelte A ... P Toont het geselecteerde gedeelte. Met het toetsenbord kunt u ge-
deeltes selecteren, zoals beschreven op pagina 28.
Trackstatus M, S Toont track-SOLO of track-MUTE.
Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track.
Frasenaam Geeft de geselecteerde frase aan.
1. PATTERN afspelen
1. PATTERN afspelen
Afspelen
Maatsoort
Track nummer
Track status
Transpose Measure (maat)
Lengte
Section
Style naam
Phrase naam
Een stijl selecteren en een patroon afspelen
1Zorg ervoor dat PATTERN-mode wordt geselecteerd
(druk indien nodig op de MODE [PATTERN]-knop).
“PATT 1” moet nu verschijnen in de linkerbovenhoek
van de LCD-display.
2Selecteer een stijl met displayknop 1 (P01 … P60
zijn vooringestelde stijlen. U01 …U50 zijn user-stij-
len).
3Selecteer een gedeelte via het toetsenbord zoals is
beschreven op pagina 28.
4Druk op PLAY om af te spelen.
De PLAY knopindicator gaat branden op de BPM-
waarde, de velocity-balkjes boven actieve tracks ge-
ven het afspeelniveau aan in de corresponderende
tracks, en de MEAS-parameter geeft de afspeelmaat
aan..
5Wijzig waar gewenst gedeelten of andere parame-
ters tijdens het afspelen.
In de PATTERN-mode loop’t het gedeelte voortdu-
rend totdat een ander gedeelte is geselecteerd of het
afspelen stopt.
6Druk op STOP om het afspelen te stoppen als u klaar bent.
* Voor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 47
Patch
Maatsoort
Track nummer
Track status
Transpose Maat
Lengte
Section
Phrase naam
U kunt dit scherm gebruiken om een patroon te creëren (door
frases te schikken in 16 patroontracks), of door een bestaand
patroon te selecteren en af te spelen.
Een patroon creëren
1Nadat u de stijl heeft geselecteerd waarop u wilt wer-
ken in de PATTERN-mode, gebruik dan de MODE
[PATTERN] knop pm de PATCH-mode te selecteren.
“PATT 2 PATCH” moet dan in de linkerbovenhoek
van de LCD-display verschijnen.
2Selecteer het gedeelte dat u wilt programmeren met
het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28.
3Stel de lengte van het gedeelte in met de lengte-
parameter.
4Druk op de PLAY knop om het afspelen te starten
als u het geluid van het patroon wilt afluisteren terwijl
u eraan werkt. De PLAY knopindicator knippert in
overeenstemming met de BPM-waarde, de velocity-
balkjesnaast de actieve tracks geven het afspeel-
niveau aan in de corresponderende tracks, en de
MEAS-parameter geeft de maat tijdens het afspelen
aan.
Parameter Waarden Functie
Frasecategorie Selecteert de frasecategorie.
Frasenummer Selecteert het frasenummer.
Noot-shift -99 ... +99 Verplaatst de toonhoogte van de geselecteerde frase met het be-
paalde aantal halftonen.
BPM 25 ... 300 Stel het tempo in voor het afspelen van patronen.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U selecteert een tracknum-
mer met deze parameter, of met het toetsenbord zoals beschreven
op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U transponeert met deze pa-
rameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina
27.
Maat Stelt de startlokatie in voor het afspelen, of toont afspeelpositie.
Lengte Toont totale lengte van patroon.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Stelt de maatsoort in van het patroon.
Gedeelte A ... P Toont het geselecteerde gedeelte. U selecteert een gedeelte met deze
parameter, of met het toetsenbord zoals beschreven op pagina 28.
Trackstatus M, S Geeft track-SOLO of track-MUTE aan.
Het gemarkeerde tracknummer geeft het nummer aan van de geselecteerde track.
Frasenaam Toont de geselecteerde frase.
5Selecteer de track waaraan u een frase wilt toewij-
zen met het toetsenbord zoals is beschreven op pa-
gina 27. Het corresponderende tracknummer is ge-
markeerd op de display.
6Met displayknoppen 1 en 2 kunt u de frasecategorie
en -nummer selecteren die u wilt toewijzen aan de
track (frasetitels bestaan uit twee delen: een catego-
rie-afkorting aan de linkerkant, en een nummer aan
de rechterkant).
7U kunt doorgaan met het selecteren van tracks en
het toewijzen van frases totdat uw patroon compleet
is.
8Druk op STOP om het afspelen te stoppen als u
klaar bent.
1. PATTERN Playback
* Voor informatie over hoe u de waarden dient te veranderen, zie Algemene Handelingen (pagina 26)..
48 RM1x SEQUENCE REMIXER
Houd er rekening mee dat de rechterkant van de “hokje” (in de PATCH-modedisplay) dat om de frasenamen staat, aangeeft of
de lengte van de frase kleiner, gelijk of langer is aan die van het patroon.
Fraselengte kleiner of gelijk aan patroonlengte. Fraselengte groter dan patroonlengte.
1. PATTERN Afspelen
RM1x SEQUENCE REMIXER 49
2. Opnemen
Hoewel de RM1x is uitgerust met veel vooringestelde frases,
kunt u ook uw eigen user-frases opnemen. Met de Phrase
Recording-submode kunt u dit opnemen.
Met de RM1x kunt u op twee manieren opnemen: realtime-
en stapsgewijs (step) opnemen.
Bij realtime opname is de RM1x vergelijkbaar met een tape recorder
omdat deze de data opneemt zoals deze worden afgespeeld. Hierdoor
kunt u alle nuances van een werkelijke performance opnemen.
Met stapsgewijs opnemen input u de frase met één noot tege-
lijk, bijna alsof u de noten op een stuk muziekpapier zou schrij-
ven. Hiermee kunt u ingewikkelde frases creëren zonder deze
in realtime af te spelen op het toetsenbord.
Het opnemen voorbereiden
1Ga naar de VOICE-submode en wijs de voice(s) die
u wilt gebruiken toe aan de track(s) die u wilt opne-
men, zoals beschreven op pagina 63.
2Keer terug naar de PATTERN-mode.
Hoewel u zowel in het hoofd-PATTERN als in de
PATCH-mode kunt opnemen, moet u vanaf de
PATTERN-mode starten om de op te nemen stijl te
selecteren en de opnamemode
(REPLACE, OVERDUB,
STEP, of GRID — hieronder apart beschreven).
3Met displayknop 1 selecteert u de stijl waarop u wilt opne-
men
(user-stijlen “U01 … U50” kunnen slechts worden opgenomen).
4Met de lengteparameter selecteert u de fraselengte
die u wilt opnemen, en met de maatsoortparameter
selecteert u de gewenste maatsoort. Deze wijzigin-
gen kunnen alleen worden gemaakt voor “lege” pa-
tronen (patronen kunnen worden gewist met behulp
van de Clear Pattern-job, pagina 98).
5Druk op REC om de opname-standby-mode in te gaan.
De rode REC knopindicator brandt en de PATTERN-
modedisplay verschijnt zoals hieronder is getoond.
6
Met displayknop 2 selecteert u de opnamemode die u
wilt gebruiken (“REPL” = REPLACE, “OVER” = OVER-
DUB, “STEP” = STEP, en “GRID” = GRID). U kunt nu
ook displayknop 1 gebruiken om te bepalen of het pa-
troon zal loop’en of niet tijdens het opnemen.
Maatsoort
Tracknummer Trackstatus
Transponeren Maat
Lengte
Frasenaam
Parameter Waarden Functie
Loop aan-uit ON, OFF Bepaalt of het patroon zal loop’en tijdens de opname.
Opnametype
Replace (Realtime) Overdub (Realtime)
Selecteert de opnamemethode.
Step (Step) Grid (Step)
Toetsenbord-velocity 001 ... 127, RND1 ... 4 Selecteert de noot-velocitywaarde voor het toetsenbord van de
RM1x. Hogere waarden produceren sterkere geluiden. Er zijn ook
vier “random velocity”-instellingen die een verschillende mate van
“random velocity”-variatie produceren. “RND1” produceert de klein-
ste variatie en “RND4” de grootste.
BPM 25 ... 300 Stelt het tempo in voor het afspelen van patronen.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde gedeelte. Dit kunt u bereiken met het toet-
senbord zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36
Toont de transponeerwaarde. U kunt met deze parameter transpone-
ren, of met het
toetsenbord zoals beschreven op pagina 27
.
Maat Stelt de beginpositie in van het opnemen, of toont huidige opnamepositie.
Lengte Stelt de fraselengte in, in maten.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Stelt de maatsoort in van het patroon
Trackstatus Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track aan.
Frasenaam Geeft de geselecteerde frase aan.
2. Opnemen
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
50 RM1x SEQUENCE REMIXER
Manieren van opnemen
De PATTERN-mode biedt vier verschillende manieren (types) om fra-
ses op te nemen: twee realtime-manieren, en twee stapsgewijze manie-
ren.
Het REPLACE-type neemt performance-data in realtime
op, waarbij reeds bestaande data worden overschreven in
de user-frase van bestemming. De nieuwe data vervangen
de oude. U moet op deze manier opnemen indien u een
frase wilt redo’en waar u niet tevreden over bent, of die u
niet meer nodig hebt. (pagina 51)
Het OVERDUB-type - het tweede realtime-type - neemt data
op over een geselecteerde frase terwijl de oude data onaange-
tast blijven. U moet op deze manier opnemen als u een inge-
wikkelde frase wilt creëren met verschillende lagen (pagina
51)
2. Opnemen
Maatsoort
Tracknummer Trackstatus
Transponeren Maat
Lengte
Frasenaam
Met het STEP-type kunt u een performance componeren door
deze per event te “schrijven”. Dit is een niet-realtime,
stapsgewijze opnamemethode die lijkt op het neerzetten van
muzieknotaties op muziekpapier. Bij deze methode kunt u
“overdubben” omdat events niet worden verwijderd tenzij u
deze zelf daadwerkelijk wist. (pagina 52)
Met het GRID-type kunt u 1-maatsfrases opnemen door
noten in te voeren op een 16e-noots “grid” die zich onder
de witte toetsen van het RM1x-toetsenbord bevindt. De
toonhoogte, de gate-tijd en de velocity van iedere inge-
voerde noot kunnen met behulp van de displayknoppen
worden ingesteld. (pagina 54)
Als u de opnamestijl en de opname-mode reeds heeft in-
gesteld in de PATTERN-mode, kunt u de “record ready”-
mode direct ingaan vanuit de PATCH-display. In dit geval
ziet de PATCH-display er als volgt uit.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Parameter Waarden Functie
Bank MSB / LSB Selecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen.
Zie het losse Lijstboek.
Programmanummer Selecteert de voice die wordt gebruikt om de frase af te spelen.
Zie het losse Lijstboek.
Transponeren aan/uit Zet transponeren aan of uit .
Tracknummer 01 ... 16 Geeft geselecteerde tracknummer aan. Het selecteren van het track-
nummer kunt u uitvoeren met deze parameter, of met de
toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Geeft geselecteerde transponeernummer aan. Het transponeren
kunt u uitvoeren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode
zoals beschreven op pagina 27.
Maat Stelt de startlokatie van het opnemen in, of toont de huidige opname-
positie.
Lengte 001 ... 256 Geeft fraselengte in maten weer.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Geeft de maatsoort van het patroon weer.
Trackstatus M, S Geeft track-SOLO of track-MUTE weer.
Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track weer.
Frasenaam Geeft de geselecteerde frase weer.
U selecteert het nummer in het PATCH-scherm. (pagina 47)
Met de Phrase name pattern-job kunt u de frase een willekeurige
frasenaam toewijzen. (pagina 95)
RM1x SEQUENCE REMIXER 51
Realtime Opnemen (Vervan-
gen, Overdubben)
Met deze opneemmethode kunt u uw frase invoeren in real
time. U kunt de frase direct invoeren met het microtoetsenbord
of anders met een remote MIDI-toetsenbord of ander MIDI-
apparaat. Of u kunt een frase vanuit een computer of andere
sequencer opnemen (kopiëren).
De PATTERN-mode biedt twee opnamemethoden voor
realtime-frasen: REPLACE en OVERDUB.
Met de REPLACE-methode kunt u een geheel nieuwe frase
creëren of een reeds bestaande frase overschrijven. Deze me-
thode wist alle bestaande data in de geselecteerde frase.
Met OVERDUB “overdub’t” u nieuwe data op de bestaande
data van de frase. Hiermee kunt u ingewikkelde meerlagige
frases opbouwen.
1Nadat de “Preparing to Record”-procedure zoals hier-
boven beschreven af is, selecteert u de track om op
te nemen via het toetsenbord van de RM1x zoals
beschreven op pagina 27.
2Stel de BPM in naar de waarde waarop u wil opne-
men.
Het is soms handiger een langzaam tempo in te stel-
len voor realtime-opname. Hierdoor heeft u vol-
doende tijd om de data in te voeren.
3Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. U zult de metronoom horen en u krijgt een 1-
maats count-in voor de eerste op te nemen maat. De
count-in wordt aangegeven door negatieve getallen
in de “MEAS”-parameter.
Speel het gewenste deel af op het toetsenbord van
de RM1x of op een extern MIDI -toetsenbord
4Druk op de STOP knop als u met opnemen wilt
stoppen. De normale PATTERN-afspeelmode wordt
automatisch opnieuw geselecteerd als u stopt met
opnemen, en u keert automatisch terug naar de top
(eerste maat) van het patroon.
5Herhaal indien gewenst stappen 1 tot en met 4 om
andere tracks op te nemen.
Als u een onjuiste mode input, kunt u deze in een
volgende ronde verwijderen door de [SHIFT]-knop
samen met dezelfde noottoets ingedrukt te houden.
2. Opnemen
U houdt beide toetsen tegelijk ingedrukt terwijl de
opname het punt passeert waar de (slechte) oor-
spronkelijke noot werd ingevoerd.
N.B.
Met patroonjob 00 (Undo/Redo) kunt u een opname wis-
sen die u net heeft gemaakt. Hiermee kunt u data herstel-
len die u per ongeluk heeft overschreven met nieuwe data.
(pagina 82)
Onthoud dat u, alvorens op te nemen, ook andere juiste
parameters dient in te stellen zoals BPM, kliktel, klikmode,
en opname-count (zie pagina 133).
Als u velocity-waarden “true” wilt opnemen, voer dan de
data in vanaf een remote MIDI-toetsenbord.
52 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Opnemen
Stapsgewijs Opnemen
Met deze opnamemode neemt u slechts een enkele noot tegelijk op. U stelt dan de meest geschikte waarden in voor de lengte,
velocity enz.
Als EVENT TYPE = Noot:
Tracknummer Eventtype
Maatsoort
Wijzer
Als EVENT TYPE = PB:
Tracknummer Eventtype
Maatsoort
Wijzer
Als EVENT TYPE = CC:
Tracknummer Eventtype
Maatsoort
Wijzer
Parameter Waarden Functie
Wijzer Nootpositie.
Stap De “afmeting” van de opnamestap. Dit bepaalt naar welke positie
de wijzer gaat nadat een noot is ingevoerd.
Velocity van de Toetspad 001 ... 127, RND1 ... 4 De velocity-waarde van de in te voeren noot.
Waarde
Selecteert de waarde voor alle eventtypes behalve “Noot. Deze parameter ver-
schijnt als u een willekeurige EVENT TYPE selecteert (behalve “Noot”). Druk op
de [ENTER]-knop om de geselecteerde waarde werkelijk in te voeren.
Gate-tijd 001 ... 200 De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato-, stac-
cato-, en andere effecten creëren.
Pauze Voert een pauze in in geselecteerde nootlengte op de nootwijzerpositie.
Verbinden Verlengt de vorig opgenomen noot door deze te verbinden met een
andere noot van dezelfde lengte en toonhoogte.
Wissen Wist de noot of akkoord bij de nootwijzer.
Bk Delete Verplaatst de nootwijzer achterwaarts met de geselecteerde noot-
lengte en wist de corresponderende noot of het akkoord.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Dit kan gebeuren met
deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals be-
schreven op pagina 27.
Eventtype Note, PB, CC[000] ... CC[119] Selecteert welk type event er wordt ingevoerd.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Geeft de maatsoort van het patroon aan.
-8192 ... +8191 (EVENT TYPE=PB),
000 ... 127 (EVENT TYPE=CC),
PAD
0060, 0080, 0120, 0160, 0240,
0320, 0480, 0960, 1920
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 53
1Nadat u de “Preparing to Record”-procedure heeft
doorlopen zoals hierboven beschreven, selecteer dan
de track om op het toetsenbord van de RM1x op te
nemen zoals beschreven op pagina 27.
2Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. De STEP-opneemdisplay verschijnt zoals hier-
boven getoond .
3Met de displayknoppen stelt u de STEP-, PAD
VELO-, en GATE TIME-parameters naar wens in.
4Voer een noot in.
Als u de nootparameters heeft geselecteerd, kunt u
de noot invoeren door gewoon de juiste toets te druk-
ken op het toetsenbord van de RM1x (of op uw ex-
terne MIDI-toetsenbord). Een stip die correspondeert
met de ingevoerde noot verschijnt in de notendisplay
en de nootwijzer zal naar de volgende positie gaan.
Akkoorden kunnen worden ingevoerd door eenvou-
digweg de nootwijzer naar een noot terug te bren-
gen en een andere noot op dezelfde plaats in te voe-
ren (dit kunt u zo vaak doen als nodig is). Zie “Op de
Display Navigeren”, hieronder.
Tijdens het STEP-opnemen kunt u op de PLAY
knop drukken om het opnemen te starten en het
materiaal dat u opneemt af te luisteren.
5Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is,
en druk dan op STOP om het opnemen te stop-
pen.
N.B.
Bij stapsgewijs opnemen, worden noten geregistreerd bij
het loslaten van de toetsen in plaats van bij het indrukken
ervan. Hiermee kunt u gemakkelijk een blokakkoord in-
voeren: u kunt de noten er één voor één uitkiezen en deze
allemaal tegelijkertijd loslaten.
De Notendisplay
De notendisplay toont maximaal vier kwartnoten met data
tegelijkertijd (dat is een maat in 4/4-tijd). Ieder driehoekje
op de display is gelijk aan een stap van een 32e-noot. Als
de geselecteerde maatspoort uit meer dan 4 kwartnoten
per maat bestaat, dan scroll’t de display om de extra noten
te tonen.
Op de Display Navigeren
Met displayknop 1 kunt u de nootwijzer naar elke positie
brengen waar u een noot wilt invoeren, of naar iedere noot
die u wilt wissen. U hoort de juiste noot of het juiste ak-
koord als de nootwijzer naar een nootsymbool wordt ge-
bracht. Als u met de nootwijzer het einde van de
notendisplay passeert, verschijnt de volgende maat. Als u
voorbij de laatste maat in de frase gaat, verschijnt de eer-
ste maat.
2. Opnemen
De numerieke POINTER-display
Het POINTER-gebied van de display van het stapsgewijs
opnemen geeft de positie aan van de nootwijzer in maten,
1/4-noottellen, en klokken (er zijn 480 klokken per 1/4-
noot). Als u tijdens het opnemen niet zeker weet welke
maat u ziet op de notendisplay, controleer dan de
POINTER-display.
PAD-invoerpunt van niet-nootwaarden
Als tijdens het stapsgewijs opnemen geen nootevent maar
een ander eventtype wordt geselecteerd, kunnen waarden
worden ingevoerd via het toetsenbord van de RM1x als de
VALUE-parameter is ingesteld op PAD.
• PB-Events
Als het Pitch Bend (PB)-eventtype wordt geselecteerd en
de VALUE-parameter is ingesteld op PAD, dan wordt de
volledige -8192 … +8191 parameterreeks toegewezen aan
het toetsenbord van de RM1x.
Als u de meest linkse toets indrukt terwijl u de [OCT UP]-
knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in en
iedere toets daar rechts van verhoogt de waarde met onge-
veer 341 per halftoon. De uiterst rechtse toets voert
“+8191” in.
Als u de uiterst rechtse toets indrukt terwijl u de [OCT
UP]-knop ingedrukt houdt, voert u de waarde “±0000” in
en iedere toets daar links van verlaagt de waarde met on-
geveer 341 per halftoon. De uiterst linkse toets voert “-
8192” in.
Het toetsenbord kan ook worden gebruikt zonder de [OCT
UP] of [OCT DOWN]-knop ingedrukt te houden, maar in
dit geval produceert de middelste toets een waarde van
±0000” terwijl toetsen daar links en rechts van de waarde
respectievelijk verlagen en verhogen met ongeveer 341
per halftoon. De meest linkse toets voert
“-4096” en de meest rechtse toets voert “+4096” in.
• CC-Events
Als u het Control Change (CC)-eventtype selecteert en u
stelt de VALUE-parameter in op PAD, dan wordt de vol-
ledige 000 … 127 parameterreeks toegewezen aan het toet-
senbord van de RM1x.
De meest linkse toets voert een waarde van “000” in en
elke toets rechts daarvan verhoogt de waarde met 5 of 6
per halftoon. De meest rechtse toets voert “127” in.
54 RM1x SEQUENCE REMIXER
Stapsgewijs Opnemen (Grid)
Met de GRID-opnamemode kunt u snel eenmaatsfrases opnemen via een 16e-noots “grid” door het bedienen van de witte
toetsen van het toetsenbord van de RM1x.
1Nadat u klaar bent met “Het Opnemen Voorbereiden”
zoals hierboven beschreven, kies dan de track die u
wilt opnemen met het toetsenbord van de RM1x zo-
als beschreven op pagina 27.
2Druk op de PLAY knop om het opnemen te starten.
De GRID-opnamedisplay verschijnt (zie figuur hier-
boven).
3Met de Displayknoppen kunt u naar wens de NOTE-
(toonhoogte), GATE TIME-, en PAD VELO-parame-
ters instellen. De NOTE-parameter kunt u ook instel-
len door de juiste toets op het RM1x toetsenbord in
te drukken terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
4Voer een noot in.
Als de nootparameters eenmaal zijn geselecteerd,
kunt u noten op iedere willekeurige 16e-nootspositie
invoeren binnen het 1-maatspatroon door eenvou-
digweg op de juiste witte toets te drukken op het toet-
senbord van de RM1x. Elk van de 16 witte toetsen
correspondeert met een 16e noot. Als een noot op
2. Opnemen
de grid wordt ingevoerd, gaat de corresponderende
toets-LED branden. Noten kunnen worden gewist
door eenvoudigweg een tweede keer op de betref-
fende witte toets te drukken zodat de indicator uit
gaat. Alleen noten waarvan de toonhoogte is gese-
lecteerd, worden aangegeven door de toets-LEDs.
U kunt akkoorden invoeren door een andere noot met
een verschillende toonhoogte op dezelfde plaats in
te voeren. Als u een oneven maatsoort selecteert
zoals 5/4, kunt u met de
[OCT DOWN] en [OCT UP] knoppen de grid ver-
plaatsen waardoor u toegang krijgt tot de extra noot-
posities.
Tijdens GRID-opname kunt u op de PLAY knop druk-
ken om met afspelen te beginnen en het materiaal af
te luisteren dat u opneemt.
5Herhaal stappen 3 en 4 totdat de track compleet is, en
druk dan op STOP om de opname te stoppen.
Parameter Waarden Functie
Noot C-2 ... G8 Bepaalt de toonhoogte van de in te voeren noot.
Gate-tijd 001% ... 999% De lengte van de ingevoerde noot. Hiermee kunt u legato, staccato
en andere effecten bereiken.
Toetspad velocity 001 ... 127, RND1 ... RND4 De velocity-waarde van de in te voeren noot.
BPM 025 ... 300 Stelt de BPM in waarmee het patroon zal spelen tijdens het opnemen.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het tracknummer. U kunt een tracknummer selecteren met
deze parameter or via de toetsenbordmethode zoals beschreven
op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. Transpositie kunt u instellen met deze
parameter, or via de toetsenbordmethode zoals beschreven op pa-
gina 27.
Maat Toont de startlokatie van het afspelen, of toont huidige afspeellokatie.
Lengte Geeft fraselengte in maten aan.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Geeft de maatsoort weer van het patroon.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Tracknummer Transponeren
Maatsoort
Maat
Lengte
RM1x SEQUENCE REMIXER 55
3. Groove
Grid-Groove
Met de RM1x Grid-Groovefunctie kunt u de toonhoogte, timing, lengte, en velocity van noten in een geselecteerde track
wijzigen met een 1-maats16e-nootsgrid “grooves” te creëren die u niet zou kunnen creëren met precieze sequencer-achtige
programmering. De Grid-Groovefunctie beïnvloedt het afspelen van patroon en arpeggio zonder de sequencedata te verande-
ren. Voor iedere user-stijl worden de Grid-Groove-instellingen afzonderlijk in het geheugen opgeslagen. Voor een voorin-
gestelde stijl echter gaan de Grid-Groove-instellingen verloren zodra u een andere stijl kiest.
N.B.
Als de GRID GROOVE-display wordt getoond, produceert het spelen op het toetsenbord van de RM1x geen geluid en solo
tracktoewijzingen kunnen niet worden gewijzigd.
Track nummer Grid nummer
1Vanuit de PATTERN- of PATCH-mode drukt u op de SUBMODE
[GROOVE] knop om naar de Grid-Groovedisplay te gaan.
2Druk op de PLAY knop om het afspelen van patro-
nen te starten als u het afspelen daarvan wilt afluis-
teren tijdens het instellen van de groove.
3Selecteer de track waarop u wilt werken via het toetsen-
bord van de RM1x zoals beschreven op pagina 27.
4Met de witte toetsen van het toetsenbord van de RM1x
kunt u de nootpositie selecteren die u wilt wijzigen. In de
GRID-parameter in de rechterbovenhoek van de display
kunt u ook nootposities selecteren. Geselecteerde noot-
posities worden gemarkeerd weergegeven op de grid in
de LCD-display, en de indicators op de corresponderende
toetsen van het toetsenbord gaan branden. Iedere witte
toets correspondeert met een 16e-nootslokatie in de 1-
maatsgroove. Als u dezelfde toets indrukt, zet dit beurte-
lings de corresponderende noot aan en uit. U kunt
3. Groove
ook een enkele nootpositie selecteren en alle andere
tegelijkertijd de-selecteren door op een witte toets te
drukken terwijl u de [SHIFT] knop ingedrukt houdt.
5Wijzig de groove-parameters waar nodig voor de ge-
selecteerde nootposities met de NOTE OFFSET-,
CLOCK SHIFT-, GATE OFFSET-, en VELO OFFSET-
knoppen. Icoontjes die aangeven dat offset is toege-
past verschijnen op de betreffende plaatsen. De
icoontjes geven tevens de richting van de offset aan
en bij benadering de mate van offset. Als het patroon
langer dan 1 maat is, zullen de groove-instellingen
op dezelfde manier worden toegepast op elke maat
van het patroon.
N.B.
•Als het patroon waarop Grid Groove is toegepast een
maatsoort heeft die langer is dan 4 tellen (d.w.z. 6/4,
12/8), wordt de 5e tel op dezelfde manier beïnvloed als de
1e in de Grid-Groovedisplay, de 6e tel correspondeert met
de 2e tel op de display, enzovoort.
Parameter Waarden Functie
Noot-offset -99 ... 00 ... +99 Verhoogt of verlaagt de toonhoogte van de geselecteerde noot/no-
ten met cent-eenheden.
Klokverplaatsing -120 ... 000 ... +120 Verplaatst de timing van de geselecteerde noot/noten voor- of ach-
terwaarts met klokeenheden.
Gate-offset -120 ... 000 ... +120 Verlengt of verkort de geselecteerde noot/noten
Velocity-offset -127 ... 00 ... +127 Verkleint of vergroot de velocity van de geselecteerde noot/noten.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt dut tracknummer
selecteren via deze parameter, of via de toetsenbordmethode zo-
als beschreven op pagina 27.
Gridnummer -36 ... +36 Toont het gridnummer.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
56 RM1x SEQUENCE REMIXER
De Grid-Groove opnemen
De gridgroove-instellingen kunnen op de volgende manier
worden samengevoegd met de sequencedata.
1Stel de Grid Groove in zoals boven beschreven.
2Druk op de [PATTERN] knop om naar de Pattern-
afspeelmode te gaan.
3Druk op de REC knop om in de opname-standby
mode te komen.
4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.
5Druk op de PLAY knop om opnemen te beginnen.
U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de instellin-
gen van de grid groove worden automatisch opge-
nomen.
6Druk op de STOP knop om opnemen te stoppen
nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De in-
stellingen van de Grid Groove worden automatisch
geïnitialiseerd als het opnemen wordt gestopt.
3. Groove
RM1x SEQUENCE REMIXER 57
4. FX afspelen
Met de PLAY FX-submode kunt u een aantal patroon-afspeelparameters wijzigen om het geluid en het ‘gevoel’ van het pa-
troon te veranderen zonder daarbij de sequencedata te veranderen. De PLAY FX-instellingen beïnvloeden het afspelen van
zowel patroon als arpeggio. Naast timing- en articulatieparameters waaronder beat stretch, clock shift, gate-tijd, en velocity-
offset, bevat de PLAY FX-submode een mogelijkheid tot harmoniseren waarmee u unison harmony, octave harmony, en
parallel harmony voor nog betere sonische flexibiliteit kunt bewerkstelligen.
Iedere stijl slaat zijn eigen PLAY FX-instellingen op. Als u overgaat op een andere stijl, worden de instellingen van die stijl
automatisch effectief. Houd er rekening mee dat de PLAY FX-instellingen gelden voor alle 16 gedeeltes in de stijl.
U kunt doorgaan met het afspelen van het geselecteerde patroon terwijl u in de PLAY FX-submode werkt. De Sequencerknop-
pen ( , , , / ) kunnen als normaal worden bediend. Dit betekent dat u de resultaten van uw wijzigingen kunt afluiste-
ren terwijl u daaraan werkt.
Harmoniseren
Met Harmonize kunt u op een nog flexibelere manier gebruik maken van de afspeeleffecten van de RM1x, door middel van
unison harmonizatie waardoor u opzettelijk buiten-de-fase effecten creëert, maar ook, octave harmony, en de toevoeging van
2 parallelle harmony lines.
De Harmonize-instellingen zullen afzonderlijk worden opgeslagen in het geheugen van iedere user-stijl, maar de Harmonize-
instellingen gaan verloren bij toepassing op een vooringestelde stijl, zodra een verschillende stijl wordt geselecteerd.
Parameter Waarden Functie
Unison OFF, x2 ... x8 Bepaalt het aantal unison-noten dat gespeeld gaat worden (op de-
zelfde toonhoogte). Hiermee kunt u het geluid ‘verdikken’ en opzet-
telijke buiten-de-fase effecten produceren.
Octaver -10 ... OFF ... +10 Produceert een octave harmony line het geselecteerde aantal oc-
taven boven of onder de oorspronkelijke noten.
Harmoniseren 1 -99 ... OFF ... +99 Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve
tonen boven of onder de oorspronkelijke noten.
Harmoniseren 2 -99 ... OFF ... +99 Produceert een parallel harmony line het geselecteerde aantal halve
tonen boven of onder de oorspronkelijke noten.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren hiervan kunt
u doen met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
4. FX afspelen
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
58 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. FX afspelen
Parameter Waarden Functie
Beat stretch W ijzigt proportioneel de afspeellengte van frases op track.
Als de meter bijvoorbeeld wordt ingesteld op 4/4, en u stelt de schaaltijd in
op 50%, dan zal dit de meter comprimeren tot op 2/4. Als u deze op 75%
instelt, comprimeert dit de meter tot op 3/4. Een 150% schaaltijd vergroot
de meter tot op 6/4 en een instelling van 200% vergroot deze tot op 8/4.
Noot-timing wijzigt u op dezelfde manier. Op een 50%-schaal, cover-
teert een kwartnoot in de oorspronkelijke frase in een achtste noot;
op 66%, ineen kwartnoottriplet; op 75%, in een dotted achtste noot;
op 150%, in een dotted kwartnoot; op 200%, ineen halve noot.
Met deze schalingsmogelijkheid kunt u gemakkelijk complexe rit-
mes in uw patronen invoeren.
Clock Shift -480 ... 0 ... +480 Verplaatst afspeel-timing, met klok-cycle-eenheden. Zie ook de-
tails hieronder.
Gate-tijd 000% ... 100% ... 200% Gate-tijd wijziger waarmee u de oorspronkelijke gate-tijden kunt
wijzigen. Zie ook details hieronder.
Velocity-offset -127 ... 0 ... 127 Offset-waarde, toegepast op oorspronkelijke velocities. Zie details hieronder.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer U kunt een tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zo-
als beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
25%, 33%, 50%, 66%, 75%,
100%, 125%, 150%, 200%,
300%, 400%
Clock Shift
Met deze parameter kunt u de afspeeltijd met een bepaald
aantal clock cycles verplaatsen.
Op de RM1x is een clock cycle gelijk aan 1/480 kwartnoot.
Een negatieve verplaatsingswaarde verplaatst de timing
achterwaarts (naar het begin van de song), terwijl een po-
sitieve waarde de timing voorwaarts verplaatst. Een in-
stelling van +480, bijvoorbeeld, vertraagt de afspeeltiming
met een tel.
Oorspronkelijke data
CLOCK SHIFT = +240
CLOCK SHIFT = -240
N.B.
•Het is niet mogelijk de afspeeltiming achterwaarts voor-
bij het oorspronkelijke startpunt van de song te verplaat-
sen. Als u de waarde instelt op bijvoorbeeld -300 worden
alle songdata in de eerste 300 clock cycles van de opname
exact naar het beginpunt terugverplaatst.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
Track nummer Transpose
Fx afspelen
RM1x SEQUENCE REMIXER 59
Gate-tijd
Deze waarde wijzigt de gate-tijden van de noten op de
track. U kunt deze wijzigen door de oorspronkelijke gate-
tijd te vermenigvuldigen met de wijzigingswaarde (per-
centage).
De gate-tijd geeft de lengte aan van de tijd dat een noot
wordt aangehouden. Voor niet-percussieve voices is de
gate-tijd gelijk aan de tijd nodig voor het afspelen.
Als u deze waarde instelt op 100% dan wordt de oorspron-
kelijke gate-tijd gebruikt. Als u deze instelt op minder dan
100% dan worden de gate-tijden verlaagd, terwijl hogere
waarden de gate-tijd verhogen.
Al de gewijzigde gate-timewaarde minder dan 1 is, dan
gebruikt de RM1x een waarde van 1.
Original data
Gate time modifier = 50%
Gate-time modifier = 150%
(Gate)
(Gate)
(Gate)
48 48 95 86 48
24 24 47 43 24
72 72 142 129 72
Velocity offset
Met deze parameter kunt u een offset toewijzen aan de
velocity-waarden van de track.
Positieve waarden verhogen de afspeel-velocity, terwijl
negatieve waarden deze verlagen.
Original data
VELOCITY OFFSET = -20
(Vel)
96 64 32 127 96
VELOCITY OFFSET = +20
(Vel)
116 84 52 127 116
(Vel)
76 44 12 107 76
Het opnemen van de PLAY FX-instellingen
De instellingen van de grid groove kunnen op de volgende
manier worden samengevoegd met de sequencedata.
1Stel de PLAY FX in zoals hierboven beschreven.
2Druk op de [PATTERN] knop om naar Pattern-afspeel-
mode te gaan.
3Druk op de REC knop om in de opneem-standby
mode te komen.
4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.
5Druk op de PLAY knop om het opnemen te starten.
U hoeft geen enkele nieuwe data op te nemen want
de instellingen voor de grid-groove worden automa-
tisch opgenomen.
6Druk op de STOP knop om het opnemen te stop-
pen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De
PLAY FX-instellingen worden automatisch geïnitiali-
seerd als het opnemen wordt gestopt.
4. Play FX
60 RM1x SEQUENCE REMIXER
5. MIDI-delay
5. MIDI-delay
MIDI-Delay-submode creëert delay-effecten die erg veel lijken op de conventionele delay-effecten, maar in dit geval worden
de delays gecreëerd door manipulatie van de MIDI-nootdata in plaats van het audiosignaal.
Delay
Track nummer Transpose
Parameter Waarden Functie
Delay-tijd Bepaalt de lengte van het delay. Houd er rekening mee dat de waar-
den niet continue veranderen als u Displayknop 1 gebruikt. De de-
lay-tijd kan met 1-stapseenheden worden aangepast van 0030 tot
1920 door de cursor op de DELAY TIME-parameter te zetten en
door de [NO -1]/[YES +1] knoppen te gebruiken.
De waarden corresponderen met MIDI-klokken (480 klokken per
kwartnoot). Een instelling van “120” produceert een 16e-nootsdelay,
een instelling van “240” produceert een 8th-nootsdelay, enz.
Delay-niveau 000 ... 127 Selecteert het niveau (volume) van het delay-geluid als een per-
centage. Hoe hoger de waarde, hoe sterker het delay-geluid.
Herhalingen 00 ... 64 Stelt het aantal delay-herhalingen in.
Een instelling van bijvoorbeeld “3”, produceert 3 herhalingen.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren van het track-
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbord-
methode zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
0030, 0040, 0060, 0080, 0120,
0160, 0240, 0320, 0360, 0480,
0720, 0960, 1920
(0030 ... 1920)
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 61
Parameter Waarden Functie
Feedback-velocity -127 ... 000 ... +127 De velocity van de delayed’e noten wordt ge-offset, waarbij het ni-
veau van het delay-geluid wordt beïnvloed.
Als u de feedback-velocity van de delayed’e noot offset, beïnvloedt deze pa-
rameter het niveau van het delay-geluid en op welke manier de herhalin-
gen wegsterven. Positieve waarden produceren een toenemend herhalings-
niveau, terwijl negatieve waarden een afnemend herhalingsniveau produce-
ren .
Feedback-noot -24 ... 00 ... +24, RND De toonhoogte van de delayed’e noten wordt ge-offset zodat iedere herha-
ling een andere toonhoogte heeft. Door een correcte FB NOTE-waarde in
te stellen is het mogelijk om delays te produceren die lijken op glissandos of
zelfs arpeggios. Iedere eenheid correspondeert met een halftoon.
De “RND”-instelling produceert delay-herhalingen met een random toon-
hoogte. De gate-tijd van de delayed’e noten wordt ge-offset door het
Feedback gate-tijd -100 ... 000 ... +100 geselecteerde percentage zodat de herhaalde noten langer of korter wor-
den. Positieve instellingen produceren geleidelijk langer herhaalde noten,
terwijl negatieve instellingen het tegenovergestelde effect hebben.
Feedback klok -100 ... 000 ... +100 De timing van de delayed’e noten wordt met klok-eenheden ge-offset. Posi-
tieve instellingen resulteren in een toenemende langere delay-tijd van herha-
ling naar herhaling, terwijl negatieve instellingen het tegenovergesteld effect
hebben.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren van het track-
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbord-
methode zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
5. MIDI-delay
Feedback
Track nummer Transpose
Het opnemen van de MIDI-delay-instellingen
De MIDI-delay-instellingen kunnen op de volgende manier
worden samengevoegd met de sequencedata.
1Stel de MIDI-delay in zoals hierboven beschreven.
2Druk op de [PATTERN] knop om naar de Pattern-
afspeelmode te gaan.
3Druk op de REC knop om de record-standbymode
in te gaan.
4Stel de REC TYPE-parameter in op “OVERDUB.
5Druk op de PLAY knop om het opnemen te star-
ten. U hoeft geen nieuwe data op te nemen; de MIDI-
delay-instellingen worden automatisch opgenomen.
6Druk op de STOP knop om het opnemen te stop-
pen nadat het patroon eenmaal is doorgespeeld. De
instellingen voor het MIDI-delay-niveau worden au-
tomatisch op 0 ingesteld als het opnemen wordt ge-
stopt.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
62 RM1x SEQUENCE REMIXER
6. Arpeggio
6. Arpeggio
Met deze submode kunt u simpele automatische arpeggios creëren die gebaseerd zijn op noten gespeeld op het toetsenbord van
de RM1x.
Arpeggio-instellingen
Track nummer Transpose
OFF, UP, DOWN, ALTER1,
ALTER2, RANDOM
Parameter Waarden Functie
Type Selecteert het soort arpeggio.
Gewoonlijk speelt de arpeggio af al naar gelang de volgorde van de
aangeslagen toetsen. Maar als de SORT-parameter (onder) “ON”
staat, dan speelt de arpeggio af al naar gelang het geselecteerde
TYPE ongeacht de volgorde van de aangeslagen toetsen.
“UP” produceert een opgaande arpeggio. “DOWN” produceert een
neergaande arpeggio. “ALTER1” en “ALTER2” produceren verschil-
lende soorten afwisselende arpeggio’s. En “RANDOM” produceert
een random arpeggio.
Soort ON, OFF Bepaalt of de noten van de arpeggio al of niet worden “uitgezocht”
volgens het geselecteerde arpeggio TYPE (boven).
Aanhouden ON, OFF Bepaalt of de arpeggio al of niet zal blijven spelen als de noten
worden losgelaten
Als deze parameter op “ON” staat, dan blijft de arpeggio afspelen
wanneer de noten gespeeld op het toetsenbord van de RM1x of
een ander extern toetsenbord worden losgelaten. Als deze op “OFF”
staat, dan stopt de arpeggio zodra de noten worden losgelaten.
Octaafreeks 1 ... 4 Bepaalt de reeks octaven die de arpeggio bestrijkt. Als deze op “1” is inge-
steld, dan bevat de arpeggio slechts de noten die worden gespeeld op het
toetsenbord. Als deze is ingesteld op “2”, “3”, of “4”, dan zal de arpeggio auto-
matisch worden uitgebreid om het geselecteerde aantal octaven te dekken.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren van het track-
nummer kunt u doen met deze parameter, of met de toetsenbord-
methode zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Voor informatie over het wijzigen van waarden, zie Algemene Handelingen (pagina 26).
RM1x SEQUENCE REMIXER 63
7. Voice
Met de Voice-submode kunt u verschillende parameters instellen (zoals voice, pan, volume, en effecten) van alle patroontracks.
U kunt de voice-waarden afzonderlijk voor iedere stijl instellen. De waarden zijn op alle gedeelten (Gedeelte A tot P) van de
stijl van toepassing .
Voor algemene informatie over voice en effect, zie Hoofdstuk 1. (pagina’s 37, 39)
N.B.
De afspeelknoppen ( , , , / ) blijven werken terwijl u de instellingen wijzigt. U kunt zodoende de resultaten van uw wijzigin-
gen afluisteren terwijl u aan het werk bent.
Voicebalans
Parameter Waarden Functie
Bank (Zie het losse Lijstboek) Selecteert de voicebank.
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de
RM1x .
Als “*** ***Frase” verschijnt, worden de bank en het wijzigingsnummer
van het programma geschakeld al naar gelang de frasedata. Als een
ander banknummer wordt geselecteerd, dan worden de displaybank
en programmanummers gebruikt voor alle gedeelten.
Programmanummer
(
Zie het losse Lijstboek
)
Selecteert de voice (voicenummer).
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met de voices van de
RM1x.
Pan Random, L63 ... C ... R63 Stelt geluidsbalans in voor stereo-afspelen.
L63 stelt de positie helemaal naar links in; R63 stelt de positie hele-
maal naar rechts in.
Als u de pan op Random instelt, dan verandert de positie willekeu-
rig iedere keer dat een nieuwe noot wordt afgespeeld .
De panwaarde verandert tijdens het afspelen al naar gelang de MIDI-
pandata van de track.
Volume 000 ... 127 Stelt geluidsvolume in.
Tijdens het afspelen verandert het volume al naar gelang de MIDI-
volumedata van de track.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
7. Voice
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
Transponeren
Tracknummer
64 RM1x SEQUENCE REMIXER
Transponeren
Tracknummer
Effect Send Als variatie-verbinding = Systeem
Transponeren
Tracknummer
Als variatie-verbinding = Insertie
Parameter Waarden Functie
Variatie send level 000 ... 127 Stelt signaalniveau in op variatie-effectblok.
(When variation
connection =System)
ON, OFF Selecteert gebruik/niet-gebruik van variatie-effect.
Houd er rekening mee dat u de schakelaar slechts voor 1 track ON
kunt zetten. (Als u de waarde op ON instelt, veranderen de andere
ON-instellingen in OFF.
Chorus sendniveau 000 ... 127 Stelt signaalniveau in op het chorus-effectblok.
Reverb sendniveau 000 ... 127 Stelt signaalniveau in op het reverb-effectblok.
000 ... 127
Selecteert op iedere track de hoeveelheid die wordt verstuurd naar de
Dry line van het effect.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type is ingesteld op Systeem.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
7. Voice
Variation switch
(Als variatie
verbinding =Insertie)
Dry level
(Als variatie
verbinding =Systeem)
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
Effect Send
Als de variation verbinding = System
RM1x SEQUENCE REMIXER 65
8. Voice Wijzigen (‘Editten’)
Met deze pagina kunt u de geluidseigenschappen van de voice(s) wijzigen die worden gespeeld in de geselecteerde track. U
kunt afzonderlijke edit-instellingen maken van iedere track.
Instellingen zijn niet van toepassing op de voices zelf, maar alleen in de track. Als de voice in de track wijzigt, dan werken de
instellingen voor de nieuwe voice. Als u dezelfde voice met verschillende edit-instellingen op verschillende tracks toepast, dan
kunnen de geluidseigenschappen geheel anders zijn.
Deze instellingen worden toegepast als offsets op de oorspronkelijke, interne instellingen van de voice.
EG
Tracknummer
Transponeren
Parameter Values Function
Attack-tijd -64 ... 00 ... +63 Stelt de tijd in die het geluid nodig heeft om naar het piekvolume te klim-
men, vanaf het allereerste 0-niveau (op het moment dat de toets voor het
eerst wordt aangeraakt). Lage waarden produceren een snelle toename
in volume, terwijl hogere waarden een meer geleidelijke klim produceren.
Uitsterftijd -64 ... 00 ... +63 Stelt de tijd in die het volume er over doet om van het piekniveau naar het
“sustain”-niveau te gaan. Lagere waarden produceren een helder en fris geluid.
Loslaat-tijd -64 ... 00 ... +63 Stelt de tijd in die het volume nodig heeft om naar het 0-niveau te
dalen nadat de noot “fysiek” is losgelaten. Hoe lager het niveau,
hoe sneller het geluid uit is
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Wegsterf-
tijd
Loslaat-
rijd
EG
Attack-
tijd
Toets in Toets los Tijd
Niveau
8. Voice Edit
* Zie Algemene Bediening (pag. 26) voor meer informatie over het wijzigen van waarden.
Deze waarden besturingen wijzigingen in het volume in tijd, beginnend met het moment waarop de noot aangeslagen wordt en
eindigend op het punt waar het geluid is weggestorven. (“EG” staat voor envelope generator.)
66 RM1x SEQUENCE REMIXER
Pitch Bend/Portamento
Tracknummer
Transponeren
8. Voice Edit
Parameter Values Function
Pitch-Bendbereik -24 ... 0 ... +24 Stelt het bereik in van de toonhoogteverandering die voor ieder deel
kan worden bestuurd door de PITCH BEND-knop.
Met een instelling van +12, verandert de toonhoogte een octaaf als
toonhoogte-bend maximaal wordt verhoogd of verlaagd. Bij negatieve
instellingen wordt de richting van de toonhoogtewijziging omgedraaid.
Pitch Bend -8192 ... 0000 ... +8191 Selecteert een “vooringestelde” pitch-bendwaarde voor de track.
Portamento-schakelaar aan/uit ON, OFF Bepaalt of portamento op ieder deel wordt toegepast.
Portamento is een functie die de toonhoogte tussen twee noten
met een verschillende toonhoogte zachtjes wijzigt.
Portamento kan niet worden toegepast op drum voices of SFX kit- voices.
Portamento-tijd 000 ... 127 Bepaalt de snelheid van toonhoogtewijziging op ider deel als de
Portamento Schakelaar = ON.
Hogere waarden zorgen ervoor dat de toonhoogte langzamer wij-
zigt. Lagere waarden produceren een snellere wijziging
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 67
LFO
Met de RM1x LFO (Low Frequency Oscillator) kunt u toonhoogte, filter cutoff frequentie of amplitude moduleren, waardoor
een groot aantal modulatie effecten ontstaan..
Tracknummer
Transponeren
8. Voice Edit
Parameter Waarden Functie
LFO-snelheid -64 ... 00 ... +63 Stelt de snelheid in van de LFO.
Hogere waarden produceren een snellere LFO-variatie.
Toonhoogte-diepte 000 ... 127 Stelt de mate van LFO-toonhoogtemodulatie in.
Periodieke toonhoogtemodulatie produceert een vibrato-achtig effect.
Deze parameter bepaalt in welke mate de LFO de pitch moduleert,
en daarmee ook de diepte van de vibrato die daarvan het gevolg is.
Filter-diepte 000 ... 127 Stelt de diepte in van LFO-filtermodulatie.
Periodieke modulatie van de filter-cutoff-frequentie produceert een
wah-wah pedaaltype-effect. Deze parameter bepaalt in welke mate
de LFO de filter-cutoff-frequentie moduleert, en daarmee de diepte
van het effect dat daarvan het gevolg is.
Amp. diepte 000 ... 127 Stelt de diepte in van de LFO-amplitudemodulatie.
Periodieke amplitudemodulatie produceert een tremolo-effect. Deze
parameter bepaalt in welke mate de LFO de amplitude moduleert,
en daarmee de diepte van de tremolo die daarvan het gevolg is
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
68 RM1x SEQUENCE REMIXER
Filter
Tracknummer
Transponeren
Cutoff
De CUTOFF-waarde stelt de cutoff-frequentie in van het
low-passfilter van de RM1x. Als u deze waarde wijzigt,
dan verandert het timbre van de voice. Instellingen wor-
den afzonderlijk opgeslagen op iedere track.
Houd er rekening mee dat het filter een low-passfilter is:
het filtert de frequenties uit die boven (hoger dan) het cutoff
point.
Als u de cutoff op een hoge waarde instelt, passeren de
hoge frequentie harmonischen (boventonen), waardoor een
relatief helder geluid ontstaat die in overeenstemming blijft
met de golfvorm van de voice. Als u de cutoff op een lage
waarde instelt, dan worden de hogere harmonischen te-
gengehouden, waardoor een donker en zacht geluid ge-
produceerd wordt.
Loudness
Frequentie
Deze componenten
worden tegenge-
houden
Deze conponenten
passeren.
Harmonischen Cutoff-frequentie
Resonantie
De RESONANCE-waarde stelt de resonantie voor het low-
passfilter in. Net zoals bij de CUTOFF-waarde, beïnvloedt
de RESONANCE-instelling het timbre van de voice. U
kunt, zoals reeds eerder gesuggereerd, de waarde afzon-
derlijk instellen op iedere track.
De term resonantie verwijst hier naar de amplificatie
(boost) die wordt toegevoegd op de frequenties in de na-
bijheid van het cutoff-punt. Een ‘boost’ op de overtones in
dit bereik kan een groot effect hebben op het geluid. Door
voorzichtig te wijzigen, kunt u heel effectieve resonantie-
effecten bewerkstelligen, zoals body-resonantie van een
snaarinstrument, of de kenmerkende slur van een analoge
synthesizer.
Volume
Frequentie
Resonantie
Cutoff-frequentie
FILTER
8. Voice Editten
Parameter Waarden Functie
Cutoff -64 ... 0 ... +63 Stelt de filter cutoff-frequentie in.
Zie hieronder voor details.
Resonantie -64 ... 0 ... +63 Stelt de filterresonantie in.
Zie hieronder voor details.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... 0 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 69
9. Effecten
Met de Patrooneffecten-submode kunt u de effecten selecteren en instellen die zijn toegepast op het patroon.
De instelling van de variatie-verbinding bepaalt hoe de RM1x effecten verwerkt. Zie Hoofdstuk 1 (pagina 39) voor meer
informatie.
N.B.
De afspeelknoppen ( , , , / ) blijven werken terwijl u de instellingen aanpast, zodat u de resultaten van uw wijzigingen
kunt afluisteren terwijl u deze aan het maken bent.
Type
Als de variatie-verbinding = Systeem: Als de variatie-verbinding = Insertie:
9. Effecten
Parameter Waarden Functie
Variatietype
(Zie losse Lijstboek )
Selecteert het variatie-effecttype.
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Chorus-type
(Zie losse Lijstboek )
Selecteert het chorus-effecttype.
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Reverb-type
(Zie losse Lijstboek )
Selecteert het reverb-effecttype.
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Variatie-verbinding Insertie, Systeem Selecteert het verwerken van het variatie-effect.
Deze instelling bepaalt of het variatie-effect wordt verwerkt als een
insertie-effect of als een systeemeffect. (zie de illustraties op pagi-
na’s 40, 41) Als u deze waarde instelt op Insertie, dan kunt u het
variatie-effect toepassen op niet meer dan één enkele track. In dit
geval kunt u met de toewijsbare controller een van de parameters
besturen voor het effect in realtime.
Als u de waarde instelt op Systeem, dan werkt het variatie-effect op de-
zelfde manier als chorus- en reverb effecten, waardoor u deze kunt toe-
passen op alle tracks, en waarden kunt instellen van de send- en return-
niveaus.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
70 RM1x SEQUENCE REMIXER
Variatie Wijzigen (‘Editten’)
pagina1
Als de variatie-verbinding = Systeem: Als de variatie-verbinding = Insertie:
Chorus Wijzigen (‘Editten’)
9. Effecten
Parameter Waarden Functie
(
Zie losse Lijstboek
)
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
(Beschikbare parameters
variëren al naar gelang
het type.)
pagina 2
Als de variatie-verbinding = Systeem: Als de variatie-verbinding = Insertie:
Parameter Waarden Functie
(
Zie losse Lijstboek
)
Zie losse lijstboek voor een complete lijst met effecttypes van de
RM1x.
Variatie naar Chorus Sturen 000 ... 127 Stelt niveau in van bus van variatie-effectblok naar chorusblok.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
Dry/wet-balans D63>W ... D=W ... D<W63 Stelt balans in tussen wet geluid (geluid gepasseerd door variatie-
effect) en dry geluid (geen effecten toegepast)..
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Insertie.
Variatie naar Reverb Sturen 000 ... 127 Stelt niveau in van bus van variatie-effectblok naar reverbblok.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
Variatie Pan L63 ... C ... R63 Stelt stereobalans in van signaal vanuit variatie-effectblok.
Instelling verschijnt alleen als variatie-type wordt ingesteld op Systeem.
(Beschikbare parameters varië-
ren al naar gelang het type.)
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 71
pagina1
pagina 2
Reverb Wijzigen (‘Editten’)
pagina1
pagina 2
9. Effecten
Parameter Waarden Functie
LFO-frequentie 0.00Hz ... 39.7Hz Stelt delay-modulatiefrequentie in.
LFO-diepte 000 ... 127 Stelt delay-modulatiediepte in.
FB-niveau -63 ... 00 ... +63 Stelt het niveau in waarop de delay-output wordt teruggestuurd naar
de input (negatieve waarden keren de frase om).
Delay Offset 000 ... 063 Stelt offset-waarde in van delay-modulatie.
Parameter Waarden Functie
Stuurt Chorus naar Reverb 000 ... 127 Stelt niveau in van bus in vanuit chorusblok naar reverbblok.
Chorus-Pan L63 ... C ... R63 Stelt stereobalans in van signaal vanuit chorusblok.
Parameter Waarden Functie
Reverb-tijd 0.3s ... 30s Stelt lengte van reverb in.
Diffusie 00 ... 10 Stelt spreiding van reverb in.
InitDelay 00 ... 63 Stelt delay-tijd in tot de early reflections.
HPF Cutoff THRU, 22Hz ... 8.0kHz Stelt frequentie in waarop het high-passfilter het lage bereik zal cutten.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
72 RM1x SEQUENCE REMIXER
9. Effecten
Parameter Waarden Functie
LPF Cutoff 1.0Hz ... 18kHz, THRU Stelt frequentie in waarop het low-passfilter het hoge bereik zal cutten.
Reverb-Pan L63 ... C ... R63 Stelt stereobalans in van signaal vanuit reverbblok.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 73
10. Opstelling
Lage (low) Boost
Met dit onderdeel kunt u de lage frequenties cutten. U kunt zowel de cutoff-frequentie als de gain aanpassen voor maximale
flexibiliteit.
10. Opstelling
Parameter Waarden Functie
Frequentie 50Hz ... 2.0KHz Stelt de cutoff-frequentievan de low boost equalizer.
Gain -24 dB ... 0dB ... +24dB Stelt de hoeveelheid lage-frequentieboost of - cut in. Positieve instellingen ‘boost’en’
de lage, terwijl negatieve instellingen een lage-frequentie-cut produceren.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
74 RM1x SEQUENCE REMIXER
Knoppen Toewijzen
Met deze functie kunt u verschillende parameters toewijzen aan de 8 realtime-controllerknoppen van de RM1x (zie pagina 29
voor meer informatie over de controllerknoppen).
Parameter Waarden Functie
Template Met deze parameter kunt u vooringestelde knoptoewijzingen selecteren,
inclusief de standaardtoewijzingen van de RM1x (meer hieronder). De
“DEFLT”-instelling roept de standaard knopinstelling van de RM1x op (die
correspondeert met de toewijzingen zoals gelabeld op het paneel). De “VO-
LUME”-template wijst elke knop toe om de corresponderende track te kun-
nen besturen: groep “A” bestuurt tracks 1 tot en met 8, en groep “B” bestuurt
tracks 9 tot en met 16. De “PAN, “REVERB,“CHORUS, en “VARI. templates
wijzen de knoppen toe om op dezelfde manier respectievelijk pan, reverb-
sendniveau, chorus-sendniveau, en het sendniveau van het variatie-effect
te besturen op de corresponderende knoppen.
Knopnummer A1 ... A8, B1 B8 Selecteert een knop die u wilt toewijzen. Groep “A”-toewijzingen
(A1 … A8) kunt u selecteren als de [KNOB] knopindicator brandt,
en groep “B”-toewijzingen (B1 … B8) kunt u selecteren als de [KNOB]
knopindicator uit staat.
Parameter Selecteert de parameter die u wilt toewijzen aan de geselecteerde
knop. “DEFLT” is de standaardparameter. “CC007” is master-vo-
lume. “CC010” is pan. “CC091” is reverbsendniveau. “CC093” is
chorus sendniveau. “CC094” is variatie-effect sendniveau. Houd er
rekening mee dat de waarden niet continu veranderen als u dis-
play-knop 3 gebruikt. U kunt parameters met stappen van 1 selec-
teren van CC001 tot CC119 door de cursor op de PARAMETER te
plaatsen en de [NO -1]/[YES +1] knoppen te gebruiken.
Track AUTO, 01 ... 16 Selecteert de track waarop control zal worden toegepast door de
geselecteerde controllerknop. Als u “AUTO” selecteert, dan wordt
control toegepast op de geselecteerde track in de PATTERN- of
SONG-afspeelmode.
DEFLT, VOLUME, PAN,
REVERB, CHORUS, VARI.,
DEFLT, CC007, CC010, CC091,
CC093, CC094
(CC001 ... CC030, CC032 ...
CC119)
10. Opstelling
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 75
Uitgangskanaal
Met de TO TG-instelling kunt u het uitgangskanaal van de track naar het toongeneratorblok instellen.
Met de MIDI OUT-instellingen kunt u iedere track aan een MIDI OUT-kanaal toewijzen.
De RM1x slaat afzonderlijke kanaalarrangementen op van iedere stijl. De toewijzingen veranderen iedere keer automatisch als
u wilt overschakelen naar een andere stijl.
Tracknummer
10. Opstelling
Parameter Waarden Functie
TO TG-kanaalinstelling OFF, 01 ... 16 Stelt kanaaltransmissie in op het toongeneratorblok. Als deze op OFF is
ingesteld, worden er geen data naar TG-blok gestuurd.
MIDI OUT-kanaalinstelling OFF, 01 ... 16 Stelt kanaaltransmissie in naar de MIDI OUT connector. Als deze op
OFF is ingesteld, dan stuurt RM1x geen data naar de MIDI OUT.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
76 RM1x SEQUENCE REMIXER
11. Disk
In de Disk-submode kunnen data worden uitgewisseld tussen een floppy disk en de RM1x.
De Disk-submode bevat de volgende vijf groepen handelingen.
Opslaan
Opslaan Hiermee kunt u data opslaan vanaf interne geheugen naar floppy disk.
Laden Hiermee kunt u files laden vanaf floppy disk naar interne geheugen.
Opnieuw een naam geven Hiermee kunt u de filenaamwijzigen van een file die is opgeslagen op floppy disk.
Wissen Hiermee kunt u een file wissen vanaf floppy disk.
Formatteren Hiermee kunt u een floppy disk formatteren (initialiseren).
1Voer een juist geformatteerde floppy disk in de
RM1x-diskdrive in: sluiting eerst met het gelabelde
kant naar boven. Stop de disk er voorzichtig in tot
deze op zijn plaats klikt. Zie “Formatteren” op pagina
79 als u eerst een disk moet formatteren.
2Met de Displayknoppen 1 en 2 selecteert u het type en
het nummer van de file die u wilt opslaan. Houd er reke-
ning mee dat als u een patroon als een SMF-file opslaat,
u met het toetsenbord tevens het gedeelte selecteert die
u wilt bewaren (de toetsenbordindicator die correspon-
deert met het geselecteerde gedeelte gaat knipperen).
3Voer indien nodig een nieuwe filenaam in. Met
Displayknoppen 3 en 4 selecteert u een (letter)teken-posi-
tie en (letter)teken. Druk dan op de F4-functieknop (Enter)
om het geselecteerde (letter)teken op de geselecteerde
plaats in te voeren. Herhaal totdat de filenaam compleet is.
4
Druk op de F1-functieknop (SAVE!). U dient het bericht
“Are you sure? (Yes/No)” op de display bevestigen.
11. Disk
5Druk op de [YES+1] knop om verder te gaan met
opslaan, of de [NO-1] knop om te annuleren. Het
bericht “Executing” verschijnt terwijl de data worden
opgeslagen.
N.B.
Voordat u een floppy disk kunt gebruiken om er data in op
te slaan, moet deze eerst worden geformatteerd. (pagina
79)
Als de hoeveelheid data groter is dan de beschikbare ruimte
op de floppy disk, dan verschijnt het bericht “Disk Full”.
In dit geval kunt u files van de disk wissen die u niet nodig
heeft en opnieuw beginnen met opslaan.
Zorg ervoor dat u niet per ongeluk belangrijke data van
disk verwijdert.
Als u een stijl opslaat, dan worden geheugennummers zon-
der data getoond als “********”. Als u deze stijlen wilt
opslaan, verschijnt het bericht “No Data”, waardoor het
onmogelijk is om door te gaan met opslaan.
Het schrijfbeveiligingsschuifje moet in de “schrijven toe-
gestaan”-positie staan om op te slaan. Als dit niet het ge-
val is, dan verschijnt de foutmelding “Write Protected!”
als u probeert op te slaan.
Parameter Waarden Functie
Filetype
PATT, SMF, SMF+TG Header, ALL
Selecteert het filetype. U kunt een van de vijf types files selecteren
om deze op te slaan. Zie “Filesoorten gehanteerd op de RM1x.”
voor details over de filetypes (pagina 43)
Stijlnummer U01 ... U50 Selecteert de user-stijl die wordt opgeslagen.
Filenaamlokatie
Stelt de (letter)tekencursor in op een willekeurige lokatie in de filenaam van 8 (letter)tekens.
Filenaam(letter)teken A ... ~ Selecteert een (letter)teken om deze in te voeren op de (letter)tekenpositie.
SAVE! - Voert het opslaan uit.
Standaardnaam - Voert automatisch de standaard filenaam in.
(Letter)teken wissen - Verplaatst de (letter)tekencursor een lokatie terug en wist het
(letter)teken op die lokatie.
Invoeren - Voert het (letter)teken (geselecteerd met lettertekenknop 4,
CHARACTER) in op de (letter)tekenpositie in de filenaam.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 77
Laden
1Stop de disk met de file die u wilt laden in de RM1x-
diskdrive.
2Met Displayknop 1 kunt u het filetype selecteren dat
u wilt laden: “PATT” om alleen patroonfiles in de file-
lijst te tonen, of “ALL” om alle beschikbare files in de
filelijst te tonen.
3Met Displayknop 2 kunt u de file selecteren die u wilt
laden uit de filelijst op de display.
4Met Displayknop 4 kunt u het user-patroon selecte-
ren waarin u de data wilt laden. Houd er rekening
mee dat als u een SMF-file laadt, u met het toetsen-
bord tevens het gedeelte moet selecteren waarop u
de data wilt laden via (de toetsenbordindicator die
correspondeert met het geselecteerde gedeelte gaat
knipperen).
11. Disk
Parameter Waarden Functie
Filetype PATT, ALL Selecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op de RM1x” op pagina 43
voor details over de filetypes.
Diskfile Selecteert de file die u wilt laden.
Stijl/gedeelte U01 ... U50 / A ... P Selecteert de stijl en/of gedeelte van de laadbestemming.
LOAD! - Voert het laden uit.
PrePlay - Speelt de file af voordat u laadt, als u Patroon heeft geselecteerd
als het filetype, en als een Standaard MIDI-Fileformaat 0-file is ge-
selecteerd.
Op deze manier kunt u handig de inhoud van de file controleren.
5Druk op de F1-functieknop (LOAD!). Het bericht “Are
you sure? (Yes/No)” verschijnt op het scherm.
6Druk op de [YES + 1] knop om verder te gaan met
laden, of de [NO - 1] knop om te annuleren. Het be-
richt “Executing” verschijnt terwijl de data worden
opgeslagen.
N.B.
Als u een “Alle-Datafile” laadt, worden alle data zoals
Patronen, Patroon-chains, Frases, Songs, en Systeem-op-
stelling overschreven. Als het interne geheugen data be-
vat die u wilt bewaren, dan moet u deze bewaren op disk
voordat u andere data laadt.
Als de data die u wilt bewaren meer ruimte in beslag ne-
men dan er beschikbaar is, verschijnt het bericht “Memory
Full”. U moet in dit geval data wissen die u niet meer no-
dig heeft en het laden herhalen.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
78 RM1x SEQUENCE REMIXER
Opnieuw een naam geven
1Zorg ervoor dat u de disk die u opnieuw een naam
wilt geven juist invoert in de RM1x floppy-diskdrive.
2Met Displayknop 1 selecteert u het filetype die u op-
nieuw een naam wilt geven: “PATT” om alleen
patroonfiles in de filelijst te tonen, of “ALL” om alle
beschikbare files in de filelijst te tonen.
3Met Displayknop 2 selecteert u de file die u opnieuw
een naam wilt geven uit de filelijst op de display.
4Voer een nieuwe filenaam in. Use Displayknoppen 3
en 4 om een (letter)tekenpositie en (letter)teken te
selecteren. Druk dan op de F4 functieknop (Enter)
om een geselecteerd (letter)teken in te voeren op de
geselecteerde plaats. Herhaal totdat de filenaam
compleet is.
11. Disk
Parameter Waarden Functie
Filetype PATT, ALL Selecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op deRM1x” op pagina 43
voor details over de filetypes.
Diskfile Selecteert de file die u opnieuw een naam wilt geven.
Filenaamlokatie Stelt de (letter)tekencursor in op willekeurige lokatie in de filenaam
van 8 (letter)tekens.
(Letter)teken van Filenaam A ... ~ Selecteert een (letter)teken die u wilt invoeren op de (letter)tekenpositie.
RENAME! - Voert het opnieuw een naam geven uit.
(Letter)tekens verwijderen - Verplaatst de (letter)tekencursor een plaats terug en wist het
(letter)teken op die plaats.
Invoeren - Voert het (letter)teken die u heeft geselecteerd met Displayknop 4
(CHARACTER) in op de (letter)tekenpositie in de filenaam.
5Druk op de F1 functieknop (RENAME!). “Executing”
verschijnt vervolgens terwijl een nieuwe naam wordt
toegewezen.
N.B.
Als u de filenaam-extension van een SMF-file opnieuw
een naam geeft, kunt u de file wellicht niet meer laden.
Het schrijfbeveiligingsschuifje moet in de “schrijven toe-
gestaan”-positie staan om op te slaan. Als dit niet het ge-
val is, dan verschijnt de foutmelding “Write Protected!”
als u probeert op te slaan.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 79
11. Disk
Wissen/Formatteren/Informatie
Parameter Waarden Functie
Filetype PATT, ALL Selecteert het filetype. U kunt een of twee filetypes selecteren die u
wilt laden. Zie “Filesoorten gehanteerd op deRM1x” op pagina 43
voor details over de filetypes.
Diskfile Selecteert de file die u wilt wissen.
DELETE! Voer het wissen uit.
FORMAT! Voert het formatteren uit.
Delete
1Stop de disk met de file die u wilt wissen in de RM1x-
diskdrive.
2Met Displayknop 1 selecteert u het filetype die u wilt
wissen: “PATT” om alleen patroonfiles in de filelijst te
tonen, of “ALL” om alle beschikbare files in de filelijst
te tonen.
3Met Displayknop 2 selecteert u de file die u wilt wis-
sen van de filelijst op de display.
4Druk op de F1-functieknop (DELETE!). Het “Are you
sure? (Yes/No)” bericht verschijnt op de display.
5Druk op [YES + 1] knop om door te gaan met het
wissen, of de [NO - 1] knop om te annuleren.
“Executing” verschijnt terwijl de data worden gewist.
Formatteren
1Stop de disk die u wilt formatteren in de disk-drive
van de RM1x .
2Druk op de F4-functieknop (FORMAT!). Het “Are you
sure? (Yes/No)” bericht verschijnt in de display.
3Druk op [YES + 1] knop om door te gaan met format-
teren , of de [NO - 1] knop om te annuleren.
“Executing” verschijnt terwijl de disk wordt geformat-
teerd.
N.B.
Als u wist, dan gaat de geselecteerde file voor altijd verlo-
ren en kan niet meer worden hersteld. Voordat u deze han-
deling uitvoert, dient u zeker te weten of u wilt wissen.
Als de data al op disk zijn opgeslagen, let er dan op deze
niet te formatteren. Als u dit doet, gaan alle eerder opge-
slagen data verloren.
Het “Disk Information”-gebied aan de rechterkant van het
scherm toont de afmeting van de geselecteerde file, de to-
tale afmeting van alle files en vrije gebied op de floppy
disk. U kunt in dit gebied aflezen welke files u wilt wis-
sen.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
80 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Met de patroonjobs van de RM1x kunt u verschillende handelingen uitvoeren op frases en patronen.
U selecteert de job uit de joblijst met de Displayknop 1, 2 of de CURSOR-knoppen. U kunt tevens selecteren met de F4-knop.
Joblijst
Categorie Waarden Functie
UNDO/REDO 00 Undo/Redo Als UNDO: Annuleert de laatste handeling. Als REDO: Annuleert de laatste UNDO
NOTE 01 Quantize Quantize’t noot-events in geselecteerd segment van geselecteerde user frase
NOTE 02 Velocity wijzigen Wijzigt velocities in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase.
NOTE 03 Gate Time wijzigen Wijzigt gate-tijden in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase.
NOTE 04 Crescendo Vergroot/verkleint geleidelijk de velocity op geselecteerd segment.
NOTE 05 Transponeren Transponeert alle noten op geselecteerd segment.
NOTE 06 Glide Produceert geleidelijke overgang van een noot naar de andere in het geselecteerde segment.
NOTE 07 Roll creëren Voegt herhaalde nootdata toe aan het geselecteerde segment om snelle rolls te creëren.
NOTE 08 Akkoord sorteren Sorteert elke noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) op toonhoogte.
NOTE 09 Akkoord scheiden Breekt iedere noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) in afzonder-
lijke noten, gescheiden door aangegeven delay-tijd.
EVENT 10 Shift Clock Verplaatst alle data (in geselecteerd segment) op geselecteerd aantal clock cycles.
EVENT 11 Kopieerevent Kopieert alle events in geselecteerd segment naar betreffend gebied.
EVENT 12 Wisevent Wist alle events in een geselecteerd segment (en vervangt deze met pauzes).
EVENT 13 Extract Event Verplaatst events van een bepaald type uit een geselecteerd segment uit 1
frase naar hetzelfde segment in een andere frase.
EVENT 14 Continue data creëren Selecteert bepaald type continue control-changedata in het geselecteerde
segment.
EVENT 15 Uitdunnen Vermindert herhalingen van geselecteerd eventtype (in geselecteerd segment)
EVENT 16 Control Data wijzigen Wijzigt of offset de waarden van alle voorkomende geselecteerde types
control change data met het geselecteerde segment.
EVENT 17 Time Stretch Vergroot/verkleint de timing in een geselecteerd segment.
PHRASE 18 Frase kopiëren Kopieert frase in geselecteerd gebied.
PHRASE 19 Frase uitwisselen Verwisselt de inhoud van twee geselecteerde frases.
PHRASE 20 Frase mixen Mixt een frase in een ander.
PHRASE 21 Frase toevoegen Voegt een frase toe aan een ander.
PHRASE 22 Frase splitsen Splitst frase in twee frases.
PHRASE 23 Frase creëren Creëert user-frase uit geselecteerde songdata.
PHRASE 24 Frase neerzetten Kopieert user-frase in de song.
PHRASE 25 Frase wissen Wist alle data uit user-frase.
PHRASE 26 Frasenaam Wijst naam toe aan user-frase.
TRACK 27 Track kopiëren Kopieert de data uit een geselecteerde track naar een tweede geselecteerde track.
TRACK 28 Track uitwisselen Wisselt de inhoud van twee geselecteerde tracks.
TRACK 29 Track wissen Wist all data van geselecteerde track, wist voice-instellingen, en initialiseert
afspeeleffecten opnieuw..
TRACK 30 Afspeeleffecten normaliseren Past de PLAY FX en GRID GROOVE instellingen toe op de sequencedata,
waarbij de bestaande sequencedata worden overschreven.
TRACK 31 Drumtrack verdelen Splitst de nootevents in een geselecteerde track en plaatst de noten die
corresponderen met verschillende druminstrumenten in andere tracks.
PATTERN 32 Patroon kopiëren Kopieert data uit geselecteerde patroontrack in patroontrack van bestemming.
PATTERN 33 Patroon toevoegen Voegt een patroon bij de andere.
PATTERN 34 Patroon splitsen Splitst een patroon in twee patronen.
PATTERN 35 Patroon wissen Wist alle data uit geselecteerd patroon.
PATTERN 36 Stijlnaam Geeft een naam aan de geselecteerde stijl.
pagina
82
82
84
85
86
87
87
88
88
89
89
89
90
90
91
91
92
92
92
93
93
93
94
94
95
95
95
95
96
96
96
97
97
97
98
98
98
12. Job
RM1x SEQUENCE REMIXER 81
Een job selecteren
1Druk op de SUBMODE [JOB] knop. U krijgt een job-
“menu” te zien.
2Selecteer een job. U kunt dit op verschillende ma-
nieren doen, zoals hieronder aangegeven:
3Druk op de F4-functieknop (Select) om naar de ge-
selecteerde job te gaan.
CURSOR-knoppen Met de CURSOR-knoppen kunt u naar de gewenste job scrollen. Druk
dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select” op de display).
Displayknoppen Met de knop onder “JOB” op de display kunt u door de joblijst scrol-
len. Druk dan op de Select-functieknop (F4, onder “Select” op de
display). U kunt bovendien met de CATEGORY-knop tussen job-
categorieën te switchen (deze staan aan de linkerkant van de jobs).
[NO - 1]/[YES + 1] knoppen
Druk een keer kort op de [NO - 1] of [YES + 1] knop om stapsgewijs door
het menu te gaan in de corresponderende richting, of houd de knop voor
continu scrolling ingedrukt. Als de gewenste job staat gemarkeerd, druk
dan op de S
elect
-functieknop
(F4, onder “Select” op de display).
Numerieke Selectie Met de numerieke invoermethode zoals beschreven op pagina 26 kunt
u het gewenste jobnummer invoeren. Het jobnummer gaat knipperen in
de rechterbovenhoek van de display. Druk daarna op de [EXIT] knop.
Parameter Waarden Functie
Categorie UNDO/REDO, NOTE, EVENT, Selecteert de categorie.
PHRASE, TRACK, PATTERN
Job 00 ... 36 Selecteert de job.
Selecteren Springt naar de geselecteerde job in de joblijst.
4Stel de jobparameters als gewenst in. De job-
parameters worden beschreven in de job-beschrij-
vingen die hieronder volgen.
12. Job
N.B.
Zet de elektriciteit niet uit terwijl een job bezig is (terwijl
het bericht “Executing...” op het scherm staat), daar dit
verlies van uw opgenomen data ten gevolge kan hebben.
5Druk op de F4-functieknop (DO!) om de job uit te
voeren.
82 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Undo/Redo
Job 00 Undo/Redo
1
2
De Undo-job annuleert de wijzigingen die u heeft aangebracht
in uw meest recente patch-sessie, opnamesessie, editsessie,
of job, waarbij de data hersteld worden in hun oorspronke-
lijke staat. Hiermee kunt u onopzettelijk dataverlies herstel-
len.
De Redo-job, die slechts beschikbaar is nadat u een Undo uit-
voert, annuleert de Undo en herstelt de wijzigingen.
De Undo/Redo-job is effectief op patch-sessies in de
PATTERN-mode, en opnamesessies in PATTERN-mode en
SONG-mode, editsessies, en jobs (met uitzondering van de
Songnaam- en Frasenaamjobs).
De Undo-job is slechts effectief op de meest recente data-
wijzigingen. Als u bijvoorbeeld een opnamesessie uitvoert en
daarna een editsessie, is de Undo alleen beschikbaar voor de
editsessie. (Maar houd er rekening mee dat als u naar een op-
name-, edit-, of jobscherm gaat, en vervolgens de handeling
verlaat zonder wijzigingen aan te brengen, dit niet geldt als
een sessie.)
U kunt dezelfde wijziging zo veel keren als u wilt undo’en en
vervolgens redo’en (verondersteld dat u in de tussentijd geen
andere wijzigingen maakt). Dit is handig als u twee versies
van uw data wilt vergelijken.
1. Undo/Redo-indicatie
Het scherm toont het woord Undo of Redo om aan te
geven dat de job beschikbaar is.
Zodra u een Undo uitvoert verandert de jobnaam in
Redo. De Redo blijft beschikbaar totdat u opnieuw data
wijzigt.
2. Undo/Redo-doel
De twee teksten aan de onderkant van het scherm ge-
ven de data-wijziging die voor undo’en of redo’en be-
schikbaar is. Dit zal de meest recent uitgevoerde edit,
opname, of job gerelateerde datawijziging zijn. (In het
bovengenoemde voorbeeld werd de meeste recent wij-
ziging gemaakt door de Quantize-job uit te voeren in
de PATTERN-mode.)
Noot
Job 01 Quantize
1
3
2
4
5
6
Deze job quantize’t nootevents in een geselecteerd gedeelte
van een geselecteerde track. Quantize is het aanpassen van de
timing van nootevents door deze dichter naar de dichtstbij-
zijnde pauzegrens te trekken (of quantize-regel). Met dit on-
derdeel kunt u bijvoorbeeld de timing van een performance
die u heeft opgenomen in realtime verbeteren.
Alvorens u de job uitvoert, moet u de muziekpauze (of quan-
tize-waarde) instellen die u wilt gebruiken. Deze waarde stelt
de afstand in tussen aangrenzende quantize-regels. De figuur
hieronder illustreert het concept van kwartnoot en achtste-noot
quantize-waarde.
Oorspronkelijke nootdata
Kwartnoot-lengte
Resultaat als quantizing-waarde is (op 100% sterkte
Resultaat als quantizing-waarde is (op 100% sterkte
De quantize-sterkte bepaalt hoe dicht noten naar de dichtstbij-
zijnde quantize-regel worden getrokken.
Met de swing-snelheid kunt u de nootevents in iedere even
genummerde nootpauze licht delay’en. Daarbij voegt u een
“swing” toe aan de muziek. Bij bijvoorbeeld een achtste-
noots quantize-waarde is de delay van toepassing op alle
noten die beginnen in de tweede, vierde, zesde of achtste
pauze van de maat, zoals boven geïllustreerd.
Oorspronkelijke timing
Quantizing-waarde= , Swing-snelheid= 50% (geen delay)
Quantizing-waarde= , Swing-snelheid = 60% (delay toegepast
Kwartnoot-lengte
U kunt ten slotte de swing verder verbeteren door de gate-
tijden in iedere tweede pauze aan te passen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 83
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelf de frase in waarin wijziging wordt gemaakt.
Instellingen:001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het gebied van de frase in waarop wijzigingen
worden gemaakt. Het eerste gedeelte stelt de maat in,
de tel en klok voor het beginpunt; het tweede gedeelte
stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 999:8:479
3. Quantize-waarde
De Quantize-waarde stelt de quantize-pauze in. U kunt
deze waarde instellen met de [NO - 1] of [YES + 1]
knop, of door op de betreffende toetsen te drukken op
het numerieke toetsenpad.
Houd er rekening mee dat de instellingen zowel “nor-
male” als “triool”-pauzes creëren in dezelfde ruimte.
De bijvoorbeeld stelt quantize-regels in op iedere
achtste-noot ruimte en op iedere achtste-noot triool-
spacing.
Instellingen: 32e-nootpauzes
16e-trioolpauzes
16e-nootpauzes
8e-trioolpauzes
8e-nootpauzes
Kwartnoot-trioolpauzes
Kwartnootpauzes
16e-noot en 16e-triool
pauzes
8e-noot en 8e-triool
pauzes
4. Sterkte
De Sterktewaarde stelt de waarde in waarmee de noot
events naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel worden
getrokken.
Een instelling van 100% trekt iedere nootevent hele-
maal naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel. Een in-
stelling van 50% trekt iedere noot slechts voor de helft
naar de dichtstsbijzijnde quantize-regel.
Oorspronkelijke data (verondersteld 4/4 meter)
Quantize-sterkte = 50% (waarbij quantize-waarde = )
Quantize-sterkte = 100% (waarbij quantize-waarde = )
Instellingen: 000% ... 100%
5. Swing-snelheid
Met deze instelling kunt u een delay instellen op de no-
ten in iedere even genummerde quantize-interval (maar
zie ook onder) om een meer swingend ritme te produce-
ren. Deze wijziging kunt u maken nadat quantize com-
pleet is: eerst worden de noten ge-quantize’d, en vervol-
gens wordt de swing-delay (zo u wenst) toegepast.
Bij een 32e, 16e, 8e, of kwartnoot quantize-waarde, past
de RM1x de delay toe op iedere even genummerde pauze.
Bij bijvoorbeeld een 8e-noot, zijn de noten in de eerste
8e-nootpauze normaal, de noten in de tweede 8e-noot
pauze worden ge-delay’d, de noten in de derde pauze
zijn normaal enzovoort.
Bij een van de triool quantize-waarden, past de RM1x de
delay toe op de noten in iedere derde pauze. Bij de of
quantize-waarde, past de RM1x de delay toe op slechts
het niet-triool deel van het ritme (alleen op de of ritme).
De “swing-snelheid” wordt gegeven als een schaalwaarde
die de positie aangeeft van de verplaatste “beat.” Bij niet-
triool ritmes, laat een waarde van 50% de positie onge-
wijzigd, terwijl hogere waarden een delay toepassen. (In
dit geval betekent 100% de dubbele lengte van de quan-
tize-pauze.) De beschikbare instellingen hangen af van
het type ritme, zoals hieronder beschreven.
Waarbij quantize-waarde , , of is:
0% 50% 75% 100%
Instellingsbereik
Bij de hierboven genoemde quantize-waarden, een in-
stelling van 50% produceert geen wijziging, waardoor
de even genummerde pauzes precies gecentreerd blij-
ven. Hogere waarden brengen de pauze naar rechts, en
produceren een toegevoegde swing. De maximale in-
stelling is 75%, die de pauze met een hoeveelheid ver-
plaatst die gelijk is aan anderhalf keer de quantize-
waarde.
12. Job
84 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Waar quantize waarde is , of :
0% 66%33% 83% 100%
Instellingsbereik
Bij de triool quantize-waarden (zie boven), past de
RM1x de verplaatsing alleen toe op de derde pauze. In
dit geval, produceert een instelling van 66% geen wij-
ziging (waardoor de derde pauze op de oorspronkelijke
plaats blijft). Hogere waarden verplaatsen de pauze naar
rechts. De maximale instelling is 83%, die de pauze
verplaatst met een waarde van anderhalf keer de quan-
tize-waarde. (Houd er rekening mee dat in dit geval de
100%-schaal drie keer de quantize-lengte betekent.)
Waarbij quantize-waarde , is:
0% 50%33% 66% 100%
Instellingsbereik
Bij normale plus-triool quantize-waarden past de RM1x
de verplaatsing slechts toe op het niet-trioolgedeelte van
het ritme, zoals hierboven is geïllustreerd. In dit geval pro-
duceert een instelling van 50% geen verplaatsing, terwijl
hogere waarden de even pauze naar rechts verplaatsen.
Houd er rekening mee dat de maximale instelling 66% is,
waardoor de pauze helemaal naar rechts, naar de positie
van de derde noot in het triool-ritme gaat. (De 100%-schaal
betekent dubbele of quantize-lengte.)
Instellingen:
Quantize-waarde is , , , : 50% ... 75%
Quantize-waarde is , of : 66% ... 83%
Quantize-waarde is of : 50% ... 66%
N.B.
Als u STRENGTH onder 100% instelt, kunnen noten op
willekeurige posities binnen de pauze voor de “swing-snel-
heid”-verplaatsing liggen . In dit geval schuift de RM1x
alle noten binnen de pauze met een zelfde hoeveelheid.
Als de STRENGTH minder dan 100% is, is het mogelijk
dat de swing-wijziging enkele noten in de volgende pauze
drukt. Als de RM1x een noot achter een of meer noten in
de volgende pauze moet drukken, dan worden deze an-
dere noten tevens naar dezelfde lokatie verplaatst.
6. Swing Gate-Tijd
Deze waarde past een proportionele wijziging toe op de gate-
tijd van de noten in de pauzes waarvan de swing is gewijzigd.
De gate-tijd is de tijdslengte waarop een noot wordt aange-
houden. Met deze instelling kunt u dus de noten in de pauzes
waarvan de swing is aangepast, verlengen of verkorten.
Een instelling van 100% laat de oorspronkelijke gate-
tijd ongewijzigd. Hogere instellingen verhogen de gate-
tijd, terwijl lagere instellingen deze verkleinen.
Als een gewijzigde gate-tijdwaarde minder dan 1 is,
dan stelt de RM1x de waarde in op 1.
Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
Job 02 Velocity wijzigen
1
3
2
4
5
Deze job wijzigt de velocity-waarden van het geselecteerde bereik no-
ten (toonhoogten) in het geselecteerde gedeelte van de bestemmingstrack.
Onthoud dat velocity verwijst naar de kracht waarmee een noot wordt
aangeslagen. Het precieze effect van een velocity-wijziging al naar ge-
lang de voice: meestal produceert een hogere velocity een harder geluid.
Met deze job kunt u alle betreffende noten op een identieke
velocity-waarde instellen, of u kunt een relatieve (lineaire)
wijziging aanbrengen op de oorspronkelijke velocity-waar-
den.
Voor het maken van een relatieve wijziging heeft u twee para-
meters nodig: de Range en de Offset. De Range-waarde past
een proportionele wijziging toe op de velocity-waarde, terwijl
de Offset-waarde (die wordt toegepast na de Range-waarde)
een vaste waarde toevoegt. De relatie is als volgt:
Gewijzigde velocity = (oorspronkelijke velocity X Range) + Offset.
Als het resultaat van de wijziging minder dan 1 is, dan stelt de
RM1x de waarde op 1 in. Als het resultaat hoger is dan 127,
dan stelt de RM1x de waarde in op 127.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijziging er wordt toege-
past.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in op welke wijziging er wordt
gemaakt. Het eerste gedeelte stelt de maat, tel, en klok
voor het beginpunt in; het tweede gedeelte stelt het eind-
punt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ...
999:8:479
RM1x SEQUENCE REMIXER 85
3. Set All (alles instellen)
Met deze parameter kunt u de velocities van alle be-
treffende noten instellen op dezelfde vaste waarde (1
tot 127). Als u dit onderdeel niet wilt gebruiken (als u
in plaats hiervan de lineaire wijziging wilt maken), dan
stelt u de waarde in op Off.
Houd er rekening mee dat als de instelling een andere is
dan Off, de waarden Bereik en Offset worden genegeerd.
Instellingen: Off (0), 001 ... 127
4. Range (bereik)
De Bereikparameter past een proportionele wijziging
toe op de velocities van alle betreffende noten. Een in-
stelling van 100% produceert geen verandering; een
instelling van 50% verdeelt de velocities in de helft;
een instelling van 200% verdubbelt de velocities.
Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
oorspronkelijke velocities
Bereik= 50%
(Vel)
96 64 32 127 96
Bereik= 150%
(Vel)
127 96 48 127 127
(Vel)
48 32 16 63 48
5. Offset
Deze parameter voegt een vast waarde toe aan alle velocity-
waarden waarvan het Bereik is aangepast. Een instelling van
0 produceert geen wijziging. Positieve waarden verhogen de
velocity, terwijl negatieve waarden deze verlagen.
Instellingen: -99 ... +00 ... +99
Oorspronkelijke velocities
Offset = -20
(Vel)
96 64 32 127 96
Offset = +20
(Vel)
116 84 52 127 116
(Vel)
76 44 12 107 76
Job 03 Gate-tijd wijzigen
1
3
2
4
5
Deze job wijzigt de gate-tijden van het geselecteerde bereik
noten (toonhoogtes) in het geselecteerde gedeelte van de be-
stemmingstrack. De gate-tijd verwijst naar tijdsduur waarmee
een noot wordt aangehouden. Bij niet-percussieve voices, is
de gate-tijd gelijk aan de afspeeltijd.
Met deze job kunt u alle betreffende noten wijzigen in enkele
vaste gate-tijden, of u kunt een relatieve (lineaire) wijziging
toepassen op de oorspronkelijke gate-tijden.
Bij het maken van een relatieve wijziging, maakt u gebruik
van twee parameters: het Bereik en de Offset. De Bereikwaarde
past een proportionele wijziging toe op de gate-tijd, terwijl de
Offset-waarde (die wordt toegepast na de wijziging van Be-
reik) een vaste waarde toevoegt. De relatie is als volgt:
Aangepaste gate-tijd
= (oorspronkelijke gate-tijd X Bereik) + Offset.
Als de wijziging minder dan 1 is, dan stelt de RM1x de waarde in op 1.
1. Frase-instelling: Phrs
12. Job
86 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Stelt de frase in naar welke wijziging is gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: clock 001:1:000 ...
257:1:000
3. Set All (alles instellen)
Met deze parameter kunt u alle betreffende noten in-
stellen op een identieke gate-tijd (1 tot 9999). Als u
geen gebruik maakt van dit onderdeel (als u in plaats
hiervan een lineaire wijziging wilt maken), stel dan de
waarde in op Off.
Houd er rekening mee dat als de instelling een andere is
dan Off, de Bereik- en Offset-waarden genegeerd wor-
den.
Instellingen: Off (0), 0001 ... 9999
4. Range (bereik)
De Bereikparameter maakt een proportionele wijziging
op de gate-tijd van alle betreffende noten. Een instel-
ling van 100% produceert geen wijziging; een instel-
ling van 50% verdeelt de gate-tijd in tweeën; een in-
stelling van 200% verdubbelt de gate-tijd.
Instellingen: 000% ... 100% ... 200%
Oorspronkelijke gate-tijd
Bereik= 50%
Bereik= 150%
(Gate)
(Gate)
(Gate)
32 32 32 48 48
16 16 16 24 24
48 48 48 72 72
5. Offset
Deze parameter voegt een vaste waarde toe aan alle gate-
tijden die door het Range zijn gewijzigd. Een instelling
van 0 produceert geen wijziging. Positieve waarden
vergroten de gate-tijd, terwijl negatieve waarden deze
verkleinen.
Instellingen:-9999 ... +0000 ... +9999
Oorspronkelijke gate-tijd
Offset = -20
Offset = +20
(Gate)
(Gate)
(Gate)
32 32 32 48 48
12 12 12 28 28
52 52 52 68 68
Job 04 Crescendo
1
3
2
Met deze job kunt u een crescendo of decrescendo aan de
geselecteerde reeks noten (toonhoogten) toevoegen in het ge-
selecteerde gedeelte van de bestemmingstrack. De RM1x pro-
duceert het effect door een lichte wijziging te maken op de
velocity (offset) aan het begin van het gedeelte, met de offset
die langzaam toeneemt tot het einde van het gedeelte.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden ge-
maakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte: (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ...
257:1:000
3. Velocity-bereik
Met de Velocity-bereikparameter kunt u de intensiteit
van de crescendo instellen.
Deze instelling selecteert de waarde die is toegevoegd
aan de velocities van noten bij de eindmeter en -tel van
RM1x SEQUENCE REMIXER 87
het gedeelte. De RM1x verhoogt geleidelijk de hoeveel-
heid die wordt toegevoegd aan (of afgehaald van) de
velocities binnen het gedeelte, beginnend met een “0”-
hoeveelheid aan het begin van het gedeelte, en eindi-
gend met het volledige aantal uit het bereik aan het einde
van het gedeelte.
De velocity kan niet minder zijn dan 1 of hoger dan
127. Gewijzigde waarden onder 1 worden verhoogd
naar 1, en gewijzigde waarden boven 127 worden op
127 ingesteld.
Instellingen: -127 ... 0 ... +127
Oorspronkelijke velocities
Bereik= +50 (M: 001:1 ~ 003:1)
(Vel)
64 64 64 64 6464
64 74 84 94 114104
64 54 44 34 1421
Bereik= –50 (M: 001:1 ~ 003:1)
(Vel)
(Vel)
Job 05 Transponeren
1
3
2
4
Met deze job kunt u een geselecteerde reeks noten (toonhoog-
ten) instellen in een geselecteerd gedeelte van de bestem-
mingstrack. U kunt het transponeerniveau in toenamewaar-
des van halftonen instellen.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden ge-
maakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ...
257:1:000
3. Notenbereik (Note = C-2~G8)
Stelt het notenbereik in dat moet worden getranspo-
neerd.
Instellingen: C-2 ... G8
4. Transponeren
De transponeerwaarde stelt het aantal transponeerpauzes
in (halftonen). Een waarde van +12 transponeert alle
betreffende noten met exact 1 octaaf, terwijl een waarde
van 12 naar beneden transponeert met een octaaf.
Instellingen: -127 ... +000 ... +127
Job 06 Overgang (Glide)
1
3
2
4
Vervangt alle noten die op de eerste noot volgen in het gese-
lecteerde gedeelte met pitch-benddata, waardoor zachte over-
gangen van de ene noot naar de andere worden geproduceerd.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden ge-
maakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok001:1:000 ... 257:1:000
3. Tijd
Selecteert de lengte van het overglijden. Hogere waar-
den produceren een langere overgang tussen de noten.
Instellingen: 000 ... 100
4. PB-Bereik
Selecteert het maximale pitch-bendbereik (in toename-
waarden van halftonen) die wordt toegepast door de
‘glide’-job.
Instellingen: 01 ... 24
12. Job
88 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Job 07 Roll creëren
1
3
2
4
5
Creëert een serie herhaalde noten in het geselecteerde gebied
met met de geselecteerde continue wijzigingen (klok-
stapsgewijs) en de velocity. Deze job is ideaal voor het creë-
ren van snelle “rolls.”
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok001:1:000 ... 257:1:000
3. Noot (C3)
Stelt de noot in die ge-rolled moet worden.
Instellingen: C-2 ... G8
4. StepClock
Selecteert de maat van de ‘step’ (d.w.z. het aantal klok-
ken) tussen de noten in de roll. Zowel de begin- als
eind-velocity waarden kunt u selecteren waardoor u
gemakkelijk rolls kunt creëren waarin de velocity wij-
zigt van noot tot noot.
Instellingen: 001 ... 999
5. Velocity
Selecteert de velocity van iedere noot in de roll. Zowel
de begin- als eind-velocity waarden kunt u selecteren
waardoor u gemakkelijk rolls kunt creëren waarin de
velocity wijzigt van noot tot noot.
Instellingen: 001 ... 127
Job 08 Akkoorden sorteren
1
3
2
4
Deze job “sorteert” akkoordevents (gelijktijdige nootevents)
op orde van toonhoogte. Het sorteren wordt gegeven in de
EDIT -paginalijst, en bepaalt de scheidingsvolgorde die wordt
toegepast door de Chord Seperate-job (zie volgende pagina).
Het sorteren gebeurt op orde van toonhoogte. Als noten E3,
C3, en G3 allemaal op het zelfde ogenblik beginnen, dan wij-
zigt de job de volgorde in C3, E3, G3 (als de Type-instelling
‘opwaarts’ is) naar G3, E3, C3 (als deze “neerwaarts” is).
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Type
Bepaalt hoe de akkoordnootdata worden gesorteerd. Als
de Type “opwaarts” is, dan worden de noten in opgaande
volgorde gesorteerd. Als de Type “neerwaarts” is, dan
worden de noten in neergaande volgorde gesorteerd.
“opwaarts & neerwaarts” sorteert akkoordnoten op
downbeats in opgaande volgorde en akkoordnoten op
up beats in neergaande volgorde.
Instellingen: up, down, up & down, down & up
4. Grid
Selecteert de “grid”-tijd die zal bepalen welke noot-
groepen gezien worden als akkoorden. Noten die val-
len binnen de geselecteerde grid-step worden behan-
deld als akkoorden.
Instellingen: 32e-nootpauzes
16e-trioolpauzes
16e-nootpauzes
8e-trioolpauzes
8e-nootpauzes
Kwartnoot-trioolpauzes
Kwartnoot-nootpauzes
RM1x SEQUENCE REMIXER 89
Job 09 Akkoorden scheiden
1
3
2
Deze job verdeelt iedere akkoordformatie (binnen het geselecteerde
gedeelte van de geselecteerde track) in de afzonderlijke noten,
waarbij een geselecteerde delay wordt ingevoerd tussen iedere noot.
Al s de Clock -waarde ingesteld wordt op 30, wordt een blok
akkoorden dat bestaat uit de elementen C3, E3, G3 afgespeeld
als een C3 (op de oorspronkelijke timing van het akkoord) die
30 cycles later wordt gevolgd door de E3, en nog 30 cycles
later door de G3. Dit onderdeel is bijvoorbeeld handig als u
gitaar-aanslagen wilt openen.
Houd er rekening mee dat het niet mogelijk is akkoorden te
breken in de volgende maatgrens of in het volgende akkoord.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257:1:000
3. Clock cycles
De Clock-waarde stelt het aantal clock cycles in dat is
ingevoerd tussen naast elkaar gelegen akkoordnoten.
Houd er rekening mee dat er 480 clock cycles per tel zijn.
Instellingen: 000 ... 999
Event
Job 10 Clock verplaatsen
1
3
2
4
Deze job voert een tijdsverplaatsing van alle data-events in het
geselecteerde gedeelte van de geselecteerde track. De verplaat-
sing wordt uitgevoerd in toenamewaarden van clock-cycles.
Als u events wilt verplaatsen met een of meer volle tellen of
maten, dan is het misschien handiger om dit te doen met de
Copy Event-job. (onder)
Houd er rekening mee dat deze job nooit een event verplaatst
voorbij de betreffende begin- of eindpunten van het gedeelte;
alle events die voorbij dit punt komen, worden op de grens
van het gedeelte geplaatst.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in naar welke wijzigingen worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de tel en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 257: 1:000
3. Clock
De Clock-waarde stelt het nummer van de maat, tel, en
clock voor de data-shift.
Houd er rekening mee dat er 480 cycles per tel zijn.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 255: 3:479
4. Richting
Selecteert de richting waarin de data verplaatst worden.
“ADVANCE” verplaatst de data naar het begin van het stuk
(d.w.z. noten klinken eerder), terwijl “DELAY” de data naar
het einde van het stuk verplaatst (d.w.z. noten klinker later).
Instellingen: ADVANCE, DELAY
Job 11 Kopieer-event
1
3
2
4
Deze job kopieert alle data vanuit een geselecteerd bron-
gebied (frase) naar een geselecteerde bestemming, waarbij
de data worden overschreven die al in de bestemming staan.
1. Bronfrase
De Phrs-waarde selecteert de track van waaruit de data
worden gekopieerd.
Instellingen: 001 ... 256
12. Job
90 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
2. Brongedeelte
De bovenste “M” -waarden stellen het frasegedeelte in
vanaf welke data die worden gekopieerd.
Instellingen: Maat: tel: klok
001:1:000 ... 257:1:000
3. Beginpunt van bestemmingsgedeelte
De laagste “M” -waarde stelt het beginpunt in van de
kopie op de bestemmingsfrase.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ...
257:4:479
4. Times
Deze multiplier stelt het aantal keren in dat het gedeelte
wordt gekopieerd.
Instellingen: 01 ... 99
Job 12 Wisevent
1
3
2
Deze job wist alle data van het geselecteerde gedeelte van de
betreffende stijl, waardoor het gedeelte stil wordt.
1. Frase-instellingen: Phrs
Stelt de frase in van welke data worden gewist.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het gedeelte in van de frase die moet worden ge-
wist.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ... 999:8:479
3. Event
Stelt het eventtype in dat moet worden gewist (in het
midden van het scherm).
Instellingen:Note Nootevents
PC Programmawijziging
PB Pitch bend
CC Control change (Willekeurige
control-change message type
000 tot 127, of alle control-
change messages)
CAT Kanaal-aftertouch
PAT Polyfonische aftertouch
EXC Exclusief voor Systeem
ALL Alle events
Job 13 Event Onttrekken (Extraction)
1
3
2
4
Deze job verplaatst alle passages van geselecteerde event-data
vanuit een geselecteerd segment van een frase naar hetzelfde
gedeelte op een verschillende frase. Na afloop hiervan be-
staan de betreffende gedeelten niet langer in het brongedeelte.
Als er al datazijn aan de bestemmingskant, worden de be-
staande en nieuwe (die er zijn uitgehaald) data gemengd.
1. Bronfrase
De bovenste Phrs-instelling selecteert de frase waaruit
u events onttrekt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Brongedeelte (M001:1:000~M257:1:000)
Selecteert het frasegedeelte van het onttrekken.
Instellingen: Maat: tel: klok 001:1:000 ...
257:1:000
3. bestemmingsfrase
De laagste Phrs-instellingen selecteert de bestemmings-
frase.
Instellingen: 001 ... 256
4. Event
Selecteert het eventtype die wordt onttrokken (in het
midden van het scherm).
Instellingen:Note Nootevents
PC Programmawijziging
PB Pitch bend
CC Control change (Willekeurige
control-change message type
000 tot 127, of alle control-
change messages)
CAT Kanaal-aftertouch
PAT Polyfonische aftertouch
EXC Exclusief voor Systeem
RM1x SEQUENCE REMIXER 91
Job 14 Continue Data Creëren
1
3
2
4
5
6
7
8
Creëert continue control-changedata in het bereik van het ge-
selecteerde gedeelte. Dit is handig voor het invoeren van pre-
cieze pitch-bends en andere control-variaties.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in op welke wijzigingen er worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok
001:1:000 ... 999:8:479
3. Eventtype
Selecteert het eventtype in dat moet worden gecreëerd
(in het midden van het scherm).
Instellingen: PB (Pitch bend), CC (Control
change), CAT (Channel aftertouch),
EXC (System exclusive)
4. Control Change-nummer.
Als “CC” wordt geselecteerd, dan kan de cursor worden ver-
plaatst naar het control change-nummer om het type control-
changedata te selecteren die moeten worden gecreëerd.
Instellingen: 000 ... 127
5. Times
Deze multiplier stelt het aantal malen in dat de data die
zijn gecreëerd binnen het geselecteerde gedeelte, her-
haald moet worden.
Instellingen: 01 ... 99
6. Data
Selecteert de onderste en bovenste grenzen van de data
die moeten worden gecreëerd. De linkerwaarde is de
lage grens, en de rechterwaarde is de hoge grens.
Instellingen: 000 ... 127, -8192 ... +8191 (Event
Type=PB)
7. Clock
Selecteert het aantal clocks tussen elke gecreëerde event
die moet worden ingevoerd.
Instellingen: 001 ... 999
8. Curve
Selecteert de mate van positieve of negatieve verbuiging
(“curvature” ) die wordt toegepast op de continue data.
“+00” produceert een lineaire curve. Positieve waar-
den creëren een toenemende positieve curve (d.w.z. een
opwaartse curve). En negatieve waarden produceren een
toenemende negatieve curve (d.w.z. een neerwaartse
curve).
Instellingen: -16 ... +16
Job 15 Uitdunnen
1
3
2
Met deze job kunt u bepaalde geselecteerde niet-nootevent
verwijderen binnen het betreffende gedeelte van een geselec-
teerde track. Het doel is het datavolume te reduceren en extra
geheugen vrij te maken.
De job verwijdert iedere event in gebieden waar de event voor-
komt binnen 60 clock-cycles. De job verwijdert geen event
die is gescheiden van de vorige event met tenminste 60 clock-
cycles.
1. Frase-instelling: Phrs
Selecteert de doelfrase.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in dat moet worden uitgedund. Het
eerste gedeelte stelt de maat in, tel, en clock van het
beginpunt ; de tweede stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok
001:1:000 ... 257:1:000
3. Eventtype
Selecteert het doel-eventtype.
Instellingen: PB (Pitch bend), CC (Any single
Control Change message type, 000
to 127), CAT (Channel aftertouch),
PAT (Polyphonic aftertouch)
12. Job
92 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
Job 16 Control Data Wijzigen
1
3
2
4
5
6
Wijzigt of offset de waarden van alle geselecteerde control-
changedata van het geselecteerde gedeelte.
1. Frase-instelling: Phrs
Stelt de frase in op welke wijzigingen er worden gemaakt.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het frasegebied in waarop de wijziging is uitgevoerd.
Het eerste gedeelte stelt de maat in, de beat en klok voor
het beginpunt; het tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok
001:1:000 ... 257:1:000
3. Eventtype
Selecteert het eventtype in dat moet worden gecreëerd
(in het midden van het scherm).
Instellingen: PB (Pitch bend), CC (Any single
Control Change message type, 000
to 127), CAT (Channel aftertouch),
PAT (Polyphonic aftertouch)
4. Alles instellen
Selecteert een vaste waarde waarop alle types control-
changedata worden ingesteld. Stel deze parameter op
“OFF” in als u de waarden wilt offset’ten met de Rate-
en Offset-parameters, hieronder.
Instellingen: OFF, 000 ... 127, -8192 ... +8191
(Event Type=PB)
5. Bereik
Stelt de ratio in tussen de hoogste en laagste control- changewaarden.
Een instelling van “100%” behoudt de oorspronkelijke relatie
tussen de controlwaarden. Lage instellingen produceren een klei-
ner bereik, en hoge waarden produceren een groter bereik.
Instellingen: 000 ... 200
6. Offset
Bepaalt de hoeveelheid offset die wordt toegepast op
de control-changewaarden. “-”-waarden reduceren de
waarden terwijl “+”-instellingen de waarden vergroten.
Nieuwe Control-Changewaarden
= Oorspronkelijke Control-Changewaarden x rate/100
+ offset
(Als de rechterkant van de vergelijking minder is
dan 0, dan wordt de nieuwe waarde 1)
Instellingen:
-127 ... 127, -8192 ... +8191 (Event Type=PB)
Job 17 Time Stretch
12
3
Deze job breidt de timing uit of comprimeert deze in het gese-
lecteerde gedeelte in de geselecteerde frase.
De handeling beïnvloedt alle event-timing, noot-steptijd, en
noot-gate-tijden.
1. Frase-instelling: Phrs
Selecteert de doelfrase.
Instellingen: 001 ... 256
2. Gedeelte (M001:1:000 ~ M257: 1:000)
Stelt het doelgebied in van de frase. Het eerste gedeelte
stelt de maat in, de tel, en klok van het beginpunt; het
tweede gedeelte stelt het eindpunt in.
Instellingen: Maat: tel: klok
001:1:000 ... 257:1:000
3. Tijd
De Time-parameter stelt de tijdsmultiplier in.
Instellingen: 025% ... 400%
Frase
Job 18 Frase Kopiëren
12
3 4
Deze job kopieert een geselecteerde frase (een user-frase of
vooringestelde frase) naar de betreffende user-frase.
De Style-parameter aan de bronkant is alleen van betekenis
als u kopieert vanuit een user-frase.
Als de bestemmingsfrase nog niet bestaat, creëert deze job
die frase. Als deze bestaat, dan wist de job de bestaande data
ervan.
1. Bronstijl
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl die de user-
frase bevat die u wilt kopiëren. De waarde is slechts van
betekenis als u een user-frase kopieert; de RM1x negeert
de instellingen als u een vooringestelde frase kopieert.
Instellingen: U01 ... U50 P01 .... P60
RM1x SEQUENCE REMIXER 93
2. Bronfrase
De bovenste Phrase-waarde selecteert de frase die u wilt
kopiëren.
Instellingen: Willekeurige vooringestelde frase,
of user-frase 001 to 256
3. Bestemmingsstijl
De onderste Style-waarde selecteert de stijl die de
bestemmingsfrase bevat.
Instellingen: U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase
De onderste Phrase-waarde selecteert de bestemmings-
frase (user-frase).
Instellingen: 001 ... 256
Job 19 Frases verwisselen
12
3 4
Verwisselt de inhoud van twee geselecteerde frases.
1. Stijl
Selecteert de eerste stijl met de frasedata die u wilt ver-
wisselen.
Instellingen: U01 ... U50
2. Frase
Selecteert de eerste frase met de data die u wilt verwis-
selen.
Instellingen: 001 ... 256
3. Stijl
Selecteert de tweede stijl met de frasedata die u wilt
verwisselen.
Instellingen: U01 ... U50
4. Frase
Selecteert de tweede frase met de data die u wilt ver-
wisselen.
Instellingen: 001 ... 256
Job 20 Frase mixen
12
3 4
a
b
b
Deze job mixt alle data uit twee geselecteerde user-frases in
de tweede frase hiervan.
1. Bronstijl (Style “a”)
De eerste Style-waarde selecteert de stijl met de bron-
frase (phrase “a”).
Instellingen: U01 ... U50
2. Bronfrase (Frase “a”)
De eerste Phrase-waarde selecteert de bronfrase. Dit is
de frase met de data die u wilt mixen in de bestemmings-
frase. Nadat het mixen klaar is, blijft de inhoud van de
bronfrase onveranderd.
Instellingen: 001 ... 256
3. Bestemmingsstijl (Style “b”)
De tweede Style-waarde selecteert de stijl met de
bestemmingsfrase (frase “b”).
Instellingen: U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase (Phrase “b”)
De tweede Phrase-waarde selecteert de bestemmings-
frase. De oorspronkelijke inhoud van deze frase wordt
gemixt met de inhoud van frase “a”.
Instellingen: 001 ... 256
Job 21 Frase toevoegen
12
3 4
a
a
b
Deze job voegt de inhoud van een geselecteerde user-frasetoe
(frase “a”) aan het einde van een andere user-frase (frase “b”).
Nadat deze job klaar is, blijft “a” onveranderd.
Als u probeert data toe te voegen waardoor frase “b” langer
zou worden dan 256 maten (de maximale fraselengte), dan
laat de RM1x het “Illegale Input”-bericht terugkeren en de
job wordt niet uitgevoerd.
1. Bronstijl (Stijl “a”)
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl met de bron
user-frase (frase “a”).
Instellingen: U01 ... U50
2. Bronfrase (Frase “a”)
De bovenste Phrase-waarde selecteert de bronfrase
(user-frase). Nadat de job klaar is, blijft de inhoud van
de bronfrase onveranderd.
Instellingen: 001 ... 256
12. Job
94 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
3. Bestemmingsstijl (Stijl “b”)
De onderste Style-waarde selecteert de stijl met de
bestemmingsfrase (frase “b”).
Instellingen:U01 ... U50
4. Bestemmingsfrase (Frase “b”)
De onderste Phrase-waarde selecteert de frase waaraan
de bronfrase wordt toegevoegd.
Instellingen: 001 ... 256
Job 22 Frase splitsen
12
5 6
3 4
Deze job splitst een geselecteerde user-frase in twee user-fra-
ses.
De job splitst de frase op de eerste tel van de geselecteerde
maat. Het begindeel van de frase (tot op de het splitsingspunt)
blijft op de oorspronkelijke plaats staan, terwijl de rest van de
frase naar de geselecteerde bestemming gaat.
De job overschrijft alle data die al in de bestemmingsfrase ston-
den.
1. Bronstijl
De bovenste Style-waarde selecteert de stijl met de user-
frase die u wilt splitsen.
Instellingen:U01 ... U50
2. Bronfrase
De bovenste Phrase-waarde selecteert de user-frase die
style moet worden.
Instellingen:001 ... 256
3. Splitsingsmaatsoort
Stelt de maatsoort van de bestemmingsstijl in.
Instellingen:1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
4. Splitsingspunt
De “M”-waarde selecteert de maat waar de frase wordt
gesplitst. Dit wordt het beginpunt van de bestemmings-
frase.
Instellingen:001 ... source-phrase length
5. Bestemmingsstijl
De onderste Style-waarde selecteert de bestemmingsstijl.
Instellingen:U01 ... U50
6. Bestemmingsfrase
De onderste Phrase-waarde selecteert de splitsings-
bestemming.
Instellingen:001 ... 256
Job 23 Frase creëren
12
4
3
Deze job creëert een user-frase vanuit een geselecteerd ge-
deelte songdata. Om precies te zijn, kopieert deze een ge-
deelte van een sequence-trackdata uit een song in de betref-
fende bestemmingsfrase.
De RM1x stelt de maatsoort (meter) in van de nieuwe frase,
gelijk aan de meter die in de beginmaat van het brongedeelte
is opgenomen. (Houd er rekening mee dat de meterwaarde
van toepassing is op de gehele frase. Alle meter-wijzigingen
die voorkomen in daaropvolgende maten van het brongedeelte
worden genegeerd.)
De maximale fraselengte is 256 maten. Als u probeert een
gedeelte te kopiëren dat langer is dan 256 maten, dan toont
het scherm het bericht “Illegal Input” en de job wordt niet
uitgevoerd.
De job overschrijft alle data die al in de bestemmingsfrase
staan.
De job kopieert niet voice- en tempo-instellingen.
1. Bronsong
De Song-waarde selecteert de song met de brondata.
Instellingen:01 ... 20
2. Brontrack
De Track-waarde selecteert de sequence-track met de
brondata.
Instellingen:01 ... 16
3. Gedeelte
De “M”-waarde selecteert het brongedeelte, met zijn
lokatie (in maten) op de brontrack. De eerste waarde
geeft de beginmaat; de tweede waarde geeft de eind-
maat.
Instellingen:Beginmaat: 001 ... 999
Eindmaat: 001 ... 999
(waarbij eindmaat - beginmaat 256,
en eindmaat beginmaat)
4. Bestemmingsfrase
De Phrase-waarde stelt het frasenummer in van de
bestemmings user-frase.
Instellingen:001 ... 256
RM1x SEQUENCE REMIXER 95
Job 24 Frase plaatsen
1
2
4
3
Deze job kopieert de geselecteerde user-frase in een geselec-
teerd gebied van de geselecteerd song. Alle data die al be-
stonden in het bestemmingsgebied worden gewist.
U selecteert de bronfrase met zijn stijl- en frasenummers. U
selecteert de bestemming met het songnummer, tracknummer
(sequencetrack), en maatnummer (lokatie op de track).
De job kopieert de meter, voice, of tempo-instellingen niet. De
meter van de frase (maatsoort) heeft geen effect op de kopie.
1. Bronfrase (Categorie, Nummer )
De Phrase-waarde selecteert de frase die u wilt kopië-
ren.
Instellingen:001 ... 256
2. Bestemmingssong
De Song-waarde selecteert de bestemmingssong.
Instellingen:01 ... 20
3. Bestemmingstrack
De Track-waarde selecteert de sequence-track waarin
de frase wordt gekopieerd.
Instellingen:01 ... 16
4. Tracklokatie
De “M”-waarde selecteert de beginmaat van de kopie
in de sequence-track.
Instellingen:001 ... 999
Job 25 Frase wissen
1
Deze job wist alle data van de geselecteerde user-frase, en
initialiseert de frasetabel opnieuw.
1. Frase
De Phrase-waarde selecteert de user-frase die u wilt
wissen.
Instellingen:001 ... 256
Job 26 Frasenaam
Met deze job kunt u de naam van een (niet-lege) user-frase
instellen of wijzigen. De naam kan maximaal 8 lettertekens
bevatten.
Met Displayknoppen 1 en 2 selecteert u de lettertekenpositie
en letterteken. Druk dan op de F2-functieknop (Enter) om het
geselecteerde letterteken in te voeren op de geselecteerde lo-
katie. Met de F1-functieknop (Delete) kunt u een letterteken-
lokatie back-uppen en het letterteken op die lokatie wissen.
Herhaal totdat de frasenaam compleet is.
Track
Job 27 Track kopiëren
1
23
Deze job kopieert alle data (van het geselecteerde type) van
geselecteerde brontrack naar geselecteerde bestemmingstrack.
U kunt trackdata kopiëren vanuit een enkel gedeelte van een
geselecteerde stijl.
Het kopiëren overschrijft alle data die al op de bestem-
mingstrack stonden.
1. Bronstijl, gedeelte en track
De eerste drie instellingen selecteren de brontrack.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P
Track 1 ... 16
2. Bestemmingsstijl, gedeelte, en track
De tweede groep instellingen selecteert de bestem-
mingstrack.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P
Track 1 ... 16
12. Job
96 RM1x SEQUENCE REMIXER
12. Job
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het type data die u wilt
kopiëren. Verplaats de cursor naar een controlevakje.
Met de [YES +1] knop kunt u het vakje vinken als u de
corresponderende datatype(s) wilt kopiëren, of met de
[NO -1] knop om het vinken ongedaan te maken als u
de corresponderende datatype(s) niet wilt kopiëren.
Instellingen: Kopieer het corresponderende
datatype.
Kopieer dit datatype niet.
Job 28 Tracks verwisselen
1
23
Verwisselt het geselecteerde datatype tussen twee geselec-
teerde tracks.
1. Track
Selecteert de eerste van de twee tracks waartussen de
data worden verwisseld.
2. Track
Selecteert de tweede van de twee tracks waartussen de
data worden verwisseld.
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het datatype dat u wilt
verwisselen tussen de geselecteerde tracks. Verplaats
de cursor naar een controlevakje. Met de [YES +1] knop
kunt u dit vakje vinken als u het corresponderende data-
type wilt verwisselen, of met de [NO -1] knop als u het
vinken ongedaan te maken als u het corresponderende
datatype niet wilt verwisselen.
Instellingen: Verwissel het corresponderende
datatype.
Verwissel dit datatype niet.
Job 29 Track wissen
1 2
3
Deze job wist alle data (van het geselecteerde type) vanuit het
geselecteerde patroontrack, of vanuit alle patroontracks.
1. Gedeelte
De Sec-instelling selecteert het gedeelte dat u wilt wis-
sen.
Instellingen:A ... P
2. Track
De TR-instelling selecteert de track die u wilt wissen.
Instellingen:01 ... 16
3. Datatype
Deze controlevakjes bepalen het type data dat u wilt
verwisselen tussen de geselecteerde tracks. Verplaats
de cursor naar een controlevakje. Met de [YES +1] knop
kunt u dit vakje vinken als u het corresponderende data-
type wilt verwisselen, of met de [NO -1] knop om het
vinken ongedaan te maken als u het corresponderende
datatype niet wilt verwisselen.
Instellingen: Verwissel het corresponderende
datatype.
Verwissel dit datatype niet.
Job 30 Afspeeleffect normaliseren
1
Deze job herschrijft de data in de geselecteerde Sequencet-
rack zodat de nieuwe data de Play Fx/Groove/MIDI Delay -
instellingen incorporeert (pagina’s 57, 55, 60). Met andere
woorden, de externe Play Fx/Groove/MIDI Delay-waarden
worden geïnternaliseerd door de MIDI-eventdata van de track.
Na het herschrijven van de sequencedata van de track, initiali-
seert de job de afspeeleffectparameters van de track opnieuw.
1. Track
De TR-waardeselecteert die u wilt normaliseren.
Instellingen: 01 ... 16 Normaliseert de corres-
ponderende
sequencetrack.
All Normaliseert alle se-
quencetracks.
RM1x SEQUENCE REMIXER 97
Job 31 Drumtrack verdelen
1
Verdeelt de nootevents in een geselecteerde track en plaatst
de noten die corresponderen met de verschillende drum-
instrumenten in aparte tracks (tracks 1 tot en met 8). Als de
brontrack een track is tussen 1 en 8, worden de data in die
track overschreven. Alle data behalve nootevents worden ge-
kopieerd naar alle 8 tracks. Door de druminstrumenten op deze
manier te scheiden, kunt u dan editten of effecten afzonder-
lijk toepassen, maar ook tijdens het afspelen realtime-control
toepassen op aparte druminstrumenten.
1. Track
Selecteert de brontrack die u wilt verdelen.
Instellingen:01 ... 16
Patroon
Job 32 Patroon kopiëren
1
23
Deze job kopieert alle data van een geselecteerde bronstijl
naar een geselecteerde bestemmingsstijl. U kunt trackdata
vanuit een enkel gedeelte van een geselecteerde stijl kopië-
ren, of vanuit alle gedeelten van de stijl.
Het kopiëren overschrijft alle data die ervoor in de
bestemmingsstijl stonden.
1. Bronstijl, gedeelte
De eerste groep instellingen selecteert de bronstijl en
gedeelte(n).
Als u Sec instelt op “ALL”, dan stelt de RM1x automa-
tisch de corresponderende waarde in op “ALL”. (Als u
een “ALL”-instelling wijzigt in een nummer of een let-
ter, dan doet de RM1x automatisch de selectie van de
“ALL”-instelling aan de bestemmingskant teniet.)
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P, ALL
2. Bestemmingsstijl, gedeelte
De tweede groep instellingen selecteert de
bestemmingsstijl en gedeelte(n).
Nogmaals, als u Sec instelt op “ALL”, dan stelt de
RM1x automatisch de corresponderende waarde in op
“ALL”. (Als u een “ALL”-instelling wijzigt in een num-
mer of een letter, dan doet de RM1x automatisch de
selectie van de “ALL”-instelling aan de bestemmings-
kant teniet.)
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P, ALL
3. Vooringestelde frase User
Controleer dit vakje als u een vooringestelde frase wilt
kopiëren naar een user-frase.
Job 33 Patroon toevoegen
1
23
Deze job voegt een kopie toe van het geselecteerde user-pa-
troon (patroon “a”) op het einde van een ander user-patroon
(patroon “b”). Nadat deze job klaar is, blijft het oorspronke-
lijke patroon “a” ongewijzigd.
Als u probeert data toe te voegen waardoor het patroon “b”
langer zou worden dan 256 maten, dan toont de RM1x het
bericht “Illegal Input” en de job wordt niet uitgevoerd.
1. Bronpatroon (patroon “a”)
De bovenste Style- en Section-instellingen selecteren
het bronpatroon.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P
2. Bestemmingspatroon (patroon “b”)
De onderste Style- en Section-instellingen selecteren
het patroon waaraan het bronpatroon wordt toegevoegd.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P
3. Oorspronkelijke frase behouden
Controleer dit vakje als u de oorspronkelijke frasedata
niet wilt wijzigen.
12. Job
98 RM1x SEQUENCE REMIXER
Job 34 Patroon Splitsen
1
34
2
Deze job splitst een geselecteerd patroon in twee patronen.
De job splitst het patroon op de eerste tel van de geselecteerde
maat. Het begindeel van het patroon (tot op het splitsings-
punt) blijft op zijn oorspronkelijke positie, terwijl het deel dat
begint na het splitsingspunt wordt verplaatst en de
bestemmingslokatie wordt. (Als er geen frases beginnen na
het splitsingspunt, wordt het bestemmingspatroon leeg.)
De job overschrijft alle data die al in het bestemmingspatroon staan.
1. Bronstijl, gedeelte
De bovenste Style- en Section-instellingen selecteren
het patroon dat u wilt splitsen.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P
2. Splitsingspunt
De “M”-waarde selecteert de maat waarin het patroon
wordt gesplitst. Dit wordt het beginpunt van de
bestemmingsfrase.
Instellingen:001 ... lengte van bronpatroon
3. Bestemmingsstijl, gedeelte
De onderste Style- en Section-instellingen selecteren
de nieuwe lokatie van het deel van het patroon dat be-
gint bij het splitsingspunt.
Instellingen:Stijl U01 ... U50
Gedeelte A ... P
4. Oorspronkelijk frase behouden
Controleer dit vakje als u de oorspronkelijke frasedata
niet wilt wijzigen.
12. Job
Job 35 Patroon wissen
1
Deze job wist alle data van de geselecteerde patroon/patro-
nen.
Als u de Style op “ALL” instelt, dan wist de job alles, inclu-
sief alle delen van alle stijlen. In dit geval initialiseert de job
alle afspeeleffecten en patroon-voice-instellingen van alle stij-
len opnieuw.
Houd er rekening mee dat het onmogelijk is om het wissen
van alles te Undo’en. Zorg ervoor dat u zeker weet of u inder-
daad alle patronen wilt wissen voordat u met Style=ALL de
gegevens wist.
Als u Style instelt op een numerieke waarde en Section instelt
op “ALL”, dan wist de job alle gedeelten (alle patronen) bin-
nen de geselecteerde stijl. Het initialiseert ook alle afspeel-
effecten en patroon-voice-instellingen voor die stijl opnieuw.
(Als u bij het wissen een fout maakt, dan kunt u de gegevens
herstellen door Undo uit te voeren.)
1 .Stijl en gedeelte
De style- en section-waarden selecteren de patronen die
u wilt wissen.
Als u Style instelt op “ALL”, dan staat Section auto-
matisch ook op “ALL”.
Instellingen:Stijl U01 ... U50, ALL
Gedeelte A ... P, ALL
Job 36 Stijlnaam
Met deze job kunt u de stijlnaam instellen of wijzigen.
De maximale lengte van een naam is 8 lettertekens.
Met displayknoppen 1 en 2 kunt u een lettertekenpositie en
letterteken selecteren. Druk dan op de F2-functieknop (Enter)
om het geselecteerde letterteken op de geselecteerde lokatie
in te voeren. Met de F1-functieknop (Delete) kunt u een
lettertekenpositie back-uppen en het letterteken op die lokatie
verwijderen. Herhaal totdat de stijlnaam compleet is.
RM1x SEQUENCE REMIXER 99
13. Editten
Met de Pattern EDIT-submode kunt u de inhoud van een user-frase editten. U kunt iedere willekeurige MIDI-events, die de
bouwstenen zijn van de frase, aanpassen of wissen, en u kunt nieuwe events toevoegen.
De RM1x biedt twee verschillende edit-schermen: een Event-lijst en een View Filter-display.
Editten
In de eventlijst staan de MIDI-events van de RM1x opgesomd, in volgorde van verschijnen. Ieder titelwoord toont een tijds-
lokatie van de event, de naam, en de numerieke onderwerpen. Het staat u vrij de lokatie of elk van de argument-waarden aan te
passen. U kunt alle events wissen, of nieuwe invoeren.
Als u een performance opneemt in een sequencetrack, dan neemt u deze op als een serie MIDI-events. Elke event correspondeert met een specifieke
MIDI-handeling. De aanslag van een noot is een “noot-event”, het schakelen van een voice is een “programma change-event”, enzovoort.
De meeste eventspecificaties moeten informatie bevatten die aangeeft hoe de event uitgevoerd dient te worden. Een note-eventspecificatie,
bijvoorbeeld, moet de noot identificeren (de nootnaam), de tijdsduur van een noot (de gate-tijd), en de kracht van een noot (de velocity).
Het eerste onderdeel van de eventlijst is Top, en de laatste event is End. Deze onderdelen zijn alleen bedoeld voor het markeren
van doelen, vertegenwoordigen geen events, en kunnen niet worden ge-edit.
Maat
Tel Clock
Parameter Waarden Functie
Eventtype Noot, PB, PC, CC, CAT, PAT, Selecteert het eventtype dat u wilt invoegen.
RPN, NRPN, Exc, XG RPN,
XG NRPN, XG Exc System,
XG Exc Effect, XG Exc Multi,
XG Exc Drum
DO! Voert de geselecteerde event in op de wijzerlokatie.
13. Editten
* Zie “Algemene Handelingen (pagina 26) over hoe u waarden wijzigt.
* Zie “Algemene Handelingen (pagina 26) over hoe u waarden wijzigt.
Parameter Waarden Functie
Wijzer - Verplaatst de wijzer naar afzonderlijke events.
Wissen - Wist de event op de wijzerlokatie.
Invoegen - Voegt een geselecteerd event in op de wijzerlokatie.
Maat 001 ... 999 Het maatnummer waarin de corresponderende event zich be-
vindt..
Tel 1 ... 16
Het telnummer
waarin de corresponderende event zich bevindt.
Clock 000 ... 479
Het clock-nummer
waarin de corresponderende event zich bevindt
.
100 RM1x SEQUENCE REMIXER
13. Editten
Eventtype Functie
Noot (Nootnummer) Deze messages brengen performance-data van het toetsenbord over. Iedere message
bevat een geselecteerd nootnummer die correspondeert met de toets die wordt
aangeslagen, een velocity, en een gate-tijd.
PB (Pitch Bend) Deze message brengt bewegingen van de PITCH BEND-knop over.
PC (Program Change) Met deze message kunt u voices selecteren.
Zie het losse Lijstboek voor een complete lijst met voices van de RM1x.
CC (Control Change) Deze messages bestuurt volume of pan enz.
Iedere controller heeft zijn eigen knopnummer.
CAT (Kanaal-aftertouch) Deze message brengt de druk over die wordt toegepast op het toetsenbord na het
afspelen van een noot om tonale wijzigingen te creëren (van een heel MIDI-kanaal)
PAT (Polyphonische aftertouch) Deze message brengt de druk over die wordt toegepast op het toetsenbord na het
afspelen van een noot (voor afzonderlijke nootnummers)
RPN (Geregistreerd Parameternummer) Met deze message kunt u deelparameters selecteren zoals Pitch Bend Sensitivity of
Tuning (stemming) enz.
NRPN (Niet-Geregistreerd Parameternummer) Met deze message kunt u geluidsparameters instellen zoals vibrato of detune, enz.
Exc (Exclusief voor Systeem) Met dit type MIDI-message kunt u data verwisselen die uniek zijn voor een specifiek
model of apparaattype.
XG RPN (XG Geregistreerd Parameternummer) RPN-data die een XG-parameternaam gebruiken
XG NRPN (XG Niet-Geregistreerd Parameternummer) NRPN-data die een XG-parameternaam gebruiken
XG Exc System (XG Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG System) die een XG-parameternaam gebruikt.
XG Exc Effect (XG Effect Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Effect) die een XG-parameternaam gebruikt.
XG Exc Multi (XG Multi part Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Multi-deel) die een XG-parameternaam gebruikt.
XG Exc Drum (XG Drum-opstelling Exclusief voor Systeem) Message exclusief voor Systeem (XG Drum-opstelling) die een XG-parameternaam gebruikt.
Bestaande events editten
U kunt de data in de datadisplay editten met de Displayknop
1 (POINTER) of de verticale cursorknoppen. U kunt de wij-
zer naar een event verplaatsen die u wilt editten, met de laterale
cursorknoppen om de cursor naar het dataonderdeel te ver-
plaatsen dat u wilt editten. Edit vervolgens naar wens met de
[NO -1] en [YES +1] knoppen of het toetsenbord (met het
toetsenbord kunt u zowel noten invoeren als numeriek invoe-
ren zoals beschreven op pagina 26). Het gewijzigde event
knippert op de display. Druk op de F4-functieknop (DO!) om
de ge-editte waarde daadwerkelijk in te voeren (de event zal
ophouden met knipperen). Om editten vroegtijdig af te bre-
ken hoeft u slechts de wijzer naar een nieuwe eventlokatie te
verplaatsen zonder de F4 (DO!)-functieknop in te drukken.
[Eventtypelijst]
N.B.
Zie het gedeelte “MIDI-Dataformaat” van het losse Lijst-
boek voor meer details.
XG is een toongeneratorformaat ontwikkeld door Yamaha
die de GM-specificatie uitbreidt om een grotere
expressiviteit uit te drukken en opwaartse data-compatibi-
liteit die tegenwoordig wordt vereist door computer-rand-
apparatuur van hoogstaande kwaliteit.
Events invoegen
Met Displayknop 1 (POINTER) voegt u een event in. Met de ver-
ticale cursorknoppen kunt u de wijzer naar een event verplaatsen
die op de lokatie staat waarop u een nieuwe event wilt invoeren.
Druk dan op de F3-functieknop (Insert). Het EDIT-Insertdisplay
verschijnt. Met Displayknop 1 kunt u het eventtype selecteren dat
u wilt invoeren. Vervolgens kunt u met de cursorknoppen naar
data-onderdelen gaan binnen de events die getoond worden in
de display en u kunt naar wens editten. De exacte invoerpositie
kan ook op deze manier worden geselecteerd. De eventtypes die
beschikbaar zijn om in te voeren zijn hieronder aangegeven. Als
het gewenste event is geselecteerd, druk dan op F4-functieknop
(DO!) om de event daadwerkelijk in te voeren, of de [EXIT] knop
om de handeling vroegtijdig af te breken en naar het hoofd-
editscherm terug te keren.
Houd er rekening mee dat waarden van “Exc”-events (exclusief
voor systeem) ingevoerd moeten worden in hexadecimaal for
maat.
RM1x SEQUENCE REMIXER 101
Noot Gate Velocity
C-2 ... G8 00 : 001 ... 99 : 479 001 ... 127
13. Edit
1) Noot
2) Pitch Bend
3) Program change
Data
-8192 ... +8191
Bank Select MSB Bank Select LSB PC#
000 ... 127 000 ... 127 000 ... 127
4) Control Change
5) Channel aftertouch
Ctrl# Data
000 ... 127 000 ... 127
Data
000 ... 127
Evenparameters die u kunt editten
De parameters en waardebereiken van onderdelen die kunnen worden ge-edit staan hieronder opgesomd. Voor ieder eventtype is
de hoofd-editdisplay aan de linkerkant getoond, terwijl de corresponderende invoer-editdisplay aan de rechterkant wordt getoond.
102 RM1x SEQUENCE REMIXER
13. Editten
6) Polyfonische aftertouch
7) RPN
Noot Data
C-2 ... G8 000 ... 127
8) NRPN
Parameter Data
Display Naam MSB LSB
PB Sens Pitch Bend Sensitivity 000 000 000 ... 127, ***
FnTune Fine tune 000 001 -64 ... .+63, ***
CsTune Coarse tune 000 002 -64 ... .+63, ***
Null Nul 127 127 ***
9) Exclusief
Data (Hex) moeten worden ingevoerd met behulp van hexadecimale waarden.
Zie het “MIDI Data Format”-gedeelte van het losse Lijstboek voor meer details.
MSB LSB Data
000 ... 127 000 ... 127 000 ... 127
RM1x SEQUENCE REMIXER 103
10) XG RPN
11) XG NRPN
Parameter Data
Display Name MSB LSB
VibRte Vibrato rate 001 008 000 ... 127, ***
VibDpt Vibrato depth 001 009 000 ... 127, ***
VibDly Vibrato delay 001 010 000 ... 127, ***
Cutoff Filter Cutoff Frequency 001 032 000 ... 127, ***
Resonan Filter Resonance 001 033 000 ... 127, ***
AtckTm EG Attack time 001 099 000 ... 127, ***
DcayTm EG Decay time 001 100 000 ... 127, ***
RlseTm EG Release time 001 102 000 ... 127, ***
DrCut Drum Filter Cutoff Frequency 020 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrReso Drum Filter Resonance 021 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrAtRt Drum EG Attack Rate 022 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrDcRt Drum EG Decay Rate 023 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrPtCs Drum Pitch Coarse 024 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrPtFn Drum Pitch Fine 025 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrLevl Drum Level 026 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrPan Drum Pan 028 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrRev Drum Reverb Send Level 029 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrCho Drum Chorus Send Level 030 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
DrVar Drum Variation Send Level 031 Note (C-2 ... G8 ) 000 ... 127, ***
Parameter Data
Display Name MSB LSB
PB Sens Pitch Bend Sensitivity 000 000 000 ... 127, ***
FnTune Fine tune 000 001 -64 ... .+63, ***
CsTune Coarse tune 000 002 -64 ... .+63, ***
Null Null 127 127 ***
13. Editten
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
* Niet ondersteund door het toongeneratorblok.
104 RM1x SEQUENCE REMIXER
12) XG Systeem-exclusief (systeem)
13) XG Systeem-exclusief (effect)
Parameter Data
M.Tune (Master Tune) -102.4 ... +102.3
M.Vol (Master Volume) 000 ... 127
M.Attn (Master Att 000 ... 127
Trans (Transpose) -64 ... +63
DrRset (Drum Setup Reset) Dr1 ... Dr9
XG On (XG
system on) -
PmRset (All Parameter Reset) -
GM On -
Parameter Data
Display Naam
RevTyp Reverb Type Zie de “Effectenparameterlijst” van het losse Lijstboek
voor details.
RevP1 Reverb Parameter 1
••
••
RevP10 Reverb Parameter 10
RevRtn Reverb Return 000 ... 127
RevPan Reverb Pan L64 ... C ... R63
RevP11 Reverb Parameter 11 Zie de “Effectparameter List” van het losse Lijstboek voor
details.
••
RevP16 Reverb Parameter 16
ChoType Chorus Type
ChoP1 Chorus Parameter 1
••
••
ChoP10 Chorus Parameter 10
ChoRtn Chorus Return 000 ... 127
ChoPan Chorus Pan L64 ... C ... R63
ChToRv Send Chorus to Reverb 000 ... 127
ChoP11 Chorus Parameter 11 Zie de “Effectenparameterlijst” van het losse Lijstboek
voor details.
••
ChoP16 Chorus Parameter 16
VarTyp Variation Type
VarP1 Variation Parameter 1
••
••
VarP10 Variation Parameter 10
VarRtn Variation Return 000 ... 127
VarPan Variation Pan L64 ... C ... R63
13. Edit
* Niet ondersteund door het toongeneratorblok.
*
*
RM1x SEQUENCE REMIXER 105
Parameter Data
VrToRv Stuurt Variation naar Reverb 000 ... 127
VrToCh Stuurt Variation naar Chorus 000 ... 127
VrCnct Variatieverbinding INS, SYS
VrPart Variation Part 000 ... 127
MWVar
MW Variation Control Depth
-64 ... +63
BndVar
Bend Variation Control Depth
-64 ... +63
CATVar
CAT Variation Control Depth
-64 ... +63
AC1Var
AC1 Variation Control Depth
-64 ... +63
AC2Var
AC2 Variation Control Depth
-64 ... +63
VarP11 Variation Parameter 11 Zie het onderdeel “Effectenparameterlijst” uit het losse
Lijstboek voor meer details.
••
VarP16 Variation Parameter 16
14) XG Systeem-exclusief (multi)
Parameter Deel Data
Display Naam
ElRsrv Element Reserve PT01 ... PT99 000 ... 127
Bank-M Bank Select MSB PT01 ... PT99 000 ... 127
Bank-L Bank Select LSB PT01 ... PT99 000 ... 127
Pgm# Program Number PT01 ... PT99 001 ... 128
RcvCh. Receive Channel PT01 ... PT99 001 ... 127, OFF
M/P Mono / Poly PT01 ... PT99 POLY, MONO
KOnAsn Same Note Number PT01 ... PT99 SNGL, MULT, INST
Key On Assign
PtMode Part Mode PT01 ... PT99 NORM, DRUM, DrS1 ... DrS9
NtShft Note Shift PT01 ... PT99 -64 ... +63
Detune Detune PT01 ... PT99 -12.8 ... +12.7
Vol Volume PT01 ... PT99 000 ... 127
VelDep Velocity Sens Depth PT01 ... PT99 000 ... 127
VelOfs Velocity Sens Offset PT01 ... PT99 000 ... 127
Pan Pan PT01 ... PT99 Rnd(Random), L63 ... C ... R63
NLim-L Note Limit Low PT01 ... PT99 C-2 ... G8
NLim-H Note Limit High PT01 ... PT99 C-2 ... G8
DryLvl Dry Level PT01 ... PT99 000 ... 127
ChoSnd Chorus Send PT01 ... PT99 000 ... 127
RevSnd Reverb Send PT01 ... PT99 000 ... 127
VarSnd Variation Send PT01 ... PT99 000 ... 127
VibRte Vibrato Rate PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
VibDep Vibrato Depth PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
VibDly Vibrato Delay PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
Cutoff Filter Cutoff Frequency PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
Resnan Filter Resonance PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
Attack EG Attack Time PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
Decay EG Decay Time PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
Relese EG Release Time PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
MWP-Cn MW Pitch Control PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
MWF-Cn MW Filter Control PT01 ... PT99 -9600 ... 0 ... +9450
MWA-Cn MW Amplitude Control PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
MWP-Dp MW LFO Pitch PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
MWF-Dp MW LFO Filter PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
13. Edit
* Niet ondersteund door het toongeneratorblok.
*
*
*
106 RM1x SEQUENCE REMIXER
Parameter Deel Data
Display Naam
MWA-Dp
MW LFO Amplitude Modulation Depth PT01 ... PT99 000 ... 127
Bnp-Cn Bend Pitch Control PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
BnF-Cn Bend Filter Control PT01 ... PT99
-9600 ... 0 ... +9450
BnA-Cn Bend Amplitude Control PT01 ... PT99 -64 ... 0 ... +63
BnP-Dp Bend LFO Pitch PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
BnF-Dp Bend LFO Filter PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
BnA-Dp Bend LFO Amplitude PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
CATP-C
CAT Pitch Control (Handled as LFO Pitch Depth by de tone generator block.)
PT01 ... PT99 -64, ... 0 ... +63
CATF-C
CAT Filter Control (Handled as LFO Filter Depth by de tone generator block.)
PT01 ... PT99
-9600 ... 0 ... +9450
CATA-C
CAT Amplitude Control (Handled as LFO Amp Depth by de tone generator block.)
PT01 ... PT99 -64, ... 0 ... +63
CATP-D CAT LFO Pitch PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
CATF-D CAT LFO Filter PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
CATA-D CAT LFO Amplitude PT01 ... PT99 000 ... 127
Modulation Depth
PortSw Portament Switch PT01 ... PT99 OFF, ON
PortTm Portament Time PT01 ... PT99 000 ... 127
PEGInt Pitch EG Initial Level PT01 ... PT99 -64, ... 0 ... +63
PEGAtk Pitch EG Attack Time PT01 ... PT99 -64, ... 0 ... +63
PEGRLv
Pitch EG Release Level PT01 ... PT99 -64, ... 0 ... +63
PEGRtm
Pitch EG Release Time PT01 ... PT99 -64, ... 0 ... +63
VelLmL Velocity Limit Low PT01 ... PT99 000 ... 127
VelLmH Velocity Limit High PT01 ... PT99 000 ... 127
15) XG Systeem-exclusief (drum)
Parameter Set Noot Data
Display Naam
DrPcCs Drum Pitch Coarse Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 -64 ... 0 ... +63
DrPcFn Drum Pitch Fine Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 -64 ... 0 ... +63
DrLevl Drum Level Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 000 ... 127
DrAltG Drum Alternate Group Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 OFF, 001 ... 127
DrPan Drum Pan Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 Rnd, L63 ... C ... R63
DrRev Drum Reverb Send Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 000 ... 127
DrCho Drum Chorus Send Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 000 ... 127
DrVar Drum Variation Send Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 000 ... 127
DrKyAs Drum Key Assign Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 SNGL, MULT
DrNtOf Drum Receive Note Off Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 OFF, ON
DrNtOn Drum Receive Note On Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 OFF, ON
DrCut
Drum Filter Cutoff Frequency
Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 -64 ... 0 ... +63
DrResn Drum Filter Resonance Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 -64 ... 0 ... +63
DrAttk Drum EG Attack Time Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 -64 ... 0 ... +63
DrDcy1 Drum EG Decay 1 Time Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 -64 ... 0 ... +63
DrDcy2 Drum EG Decay 2 Time Dr1 ... Dr9 C-2 ... G8 -64 ... 0 ... +63
13. Editten
* Niet ondersteund door het toongeneratorblok.
* Niet ondersteund door het toongeneratorblok.
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
RM1x SEQUENCE REMIXER 107
Het Filter bekijken (‘View’)
Met het “View Filter” van de RM1x kunt u de eventtypes selecteren die op de editschermen verschijnen. Om een event te
selecteren van de display, plaats dan een vinkje in het vakje naast de eventnaam. Om een eventtype uit te filteren (waardoor het
niet op de lijst verschijnt), verwijder de vink waardoor het vakje leeg wordt.
In de standaardopstelling worden alle events getoond, en het View Filter-teken verschijnt niet. Als u een of meer eventtypes uit wilt
filteren, dan verschijnt het View Filter-teken aan de bovenkant van het editschermen om aan te geven dat het filter aan staat.
Stel dat u bijvoorbeeld alleen wilt werken op nootevents. U moet dan alle andere eventtypes uit de eventlijst filteren, waardoor de
lijst gemakkelijker te volgen is, en beschermt tegen onopzettelijke wijzigingen op ander events. Om het filter zodanig in te stellen
dat deze alle niet-nootevents blokkeert, verwijder dan alle vinken uit de vakjes, behalve die van het Note-vakje.
U kunt alle vinken in een keer verwijderen door op de F3-knop te drukken (ClearAll). Om alle vakjes te vinken drukt u op de
F4-knop (Set All).
Parameter Waarden Functie
Control Number 000 ... 119, ALL Selecteert Control-Changenummer.
Clear All Verwijdert alle vinken in een keer.
Set All Plaatst vinken in alle vakjes.
13. Edit
108 RM1x SEQUENCE REMIXER
14. Splitsen
14. Splitsen
Splitsen
Met deze functie kunt u een geselecteerde reeks maten kopiëren vanuit het betreffende gedeelte (patroon) in een geselecteerd
gedeelte in een geselecteerde user-stijl.
Tracknummer Transponeren
Parameter Waarden Functie
Start-maat 001 ... 256 Selecteert de eerste maat in het bereik die u wilt kopiëren.
Eind-maat 001 ... 256 Selecteert de laatste maat in het bereik die u wilt kopiëren.
Stijlnummer U01 ... U50 Selecteert het stijlnummer van bestemming.
Gedeelte A ... P Selecteert het bestemmingsgedeelte.
DO! - Druk op de F4-functieknop om het geselecteerde patroon te cutten
ente kopiëren naar de geselecteerde stijl en gedeelte.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. Het selecteren van het
tracknummmer kunt u doen met deze parameter, of met de
toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Maat 001 ... 256 Stelt de afspeel-startlokatie in; of toont afspeellokatie.
Nadat u de start- en eindmaten heeft ingesteld van de reeks
patroondata die u wilt kopiëren vanuit de stijl en gedeelte, en
nadat u de bestemmingsstijl en -gedeelte heeft ingesteld, druk
dan op de F4 -functieknop (DO!). “Executing” verschijnt dan
kort op de display terwijl de data worden gekopieerd.
Met de SPLIT-functie kunt u snel en gemakkelijk een gedeelte
in meervoudige gedeelten van dezelfde lengte splitsen. Nadat
u voor de eerste maal gebruik heeft gemaakt van de SPLIT-
handeling, worden vervolgens de START MEAS en END
MEAS parameters automatisch ingesteld als voorbereiding om
de volgende reeks maten te kopiëren: START MEAS wordt
ingesteld op de vorige END MEAS + 1, en END MEAS wordt
ingesteld om een maatbereik van dezelfde lengte te selecteren
als de vorige gekopieerde reeks.
* Zie “Algemene Handelingen” op pagina 26 voor meer informatie over het wijzigen van waarden.
RM1x SEQUENCE REMIXER 109
Hoofdstuk 3. PATTERN CHAIN-MODE
Met de PATTERN CHAIN-mode kunt u een patronensequence selecte-
ren en deze automatisch afspelen.
1. PATTERN CHAIN afspelen ........................110
2. Disk ........................................................111
3. Job .........................................................112
110 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. PATTERN CHAIN afspelen
Met de hoofd PATTERN CHAIN-display kunt u een patronensequence selecteren en editten om deze af te spelen in de
Pattern Chain-mode.
Pattern chain number Time signature Pattern chain name
1. PATTERN CHAIN afspelen
Parameter Waarden Functie
Maat Plaatst de wijzer (aan de linkerkant van de display) aan het begin van
alle maten in de chain om een patroon in te voeren of af te spelen.
Stijl
OFF, P01 ... P60, END, U01 ... U50
Plaatst de stijl. “OFF” wijzigt de corresponderende maat (d.w.z. er
wordt geen geluid geproduceerd), en “END” stopt het afspelen van
de pattern chain in die maat.
Gedeelte A ... P Selecteert het gedeelte.
CLEAR! - Wist de stijl of het gedeelte op de cursorlokatie.
Pattern chain-nummer/ 01 ... 20 Selecteert een van de 20 beschikbare pattern chains.
Pattern chain-naam
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Selecteert de maatsoort van de betreffende maat.
Een Chain creëren en afspelen
1Selecteer een maat.
Met Displayknop 1 kunt u de maatwijzer op de maat
plaatsen waarin u een patroon wilt invoeren (norma-
liter begint u een chain op maat 001). Een patroon
speelt slechts af tot aan het volgende geselecteerde
patroon. Als een patroon van 8 maten bijvoorbeeld
wordt geselecteerd op maat 001, dan wordt het vol-
gende patroon geselecteerd op maat 005; het eerste
patroon speelt slechts af tot aan maat 004 waarna
het volgende patroon begint met afspelen op maat
005.
2Voer een patroon in op de geselecteerd maat.
Met Displayknop 2 kunt u een stijl selecteren, en met
displayknop 4 kunt u het gedeelte selecteren van de
stijl die correspondeert met het gewenste patroon.
“OFF”- en “END”-maten kunt u invoeren met
Displayknop 2. U kunt ook het gedeelte selecteren
met het toetsenbord zoals is beschreven op pagina
28. U hoeft de stijl en het gedeelte niet opnieuw in te
voeren voor daaropvolgende maten waarin u het
patroon wil laten afspelen. Bij een patroon van 8
maten bijvoorbeeld dat u wilt afspelen voor de volle
8 maten voordat de volgende maat begint, kunt u de
volgende 7 maten leeg laten. Dan voert u het vol-
gende patroon in op de volgende maat.
Geselecteerde stijlen en gedeelten kunt u wissen door
de wijzer naar de betreffende maat te verplaatsen,
en dan op de F4-functieknop (CLEAR!) te drukken.
3Selecteer indien gewenst een maatsoort.
Verplaats de cursor naar de maatsoortparameter. Met
de [NO -1]/[YES +1] knoppen kunt u waar nodig de
maatsoort wijzigen van de geselecteerde maat. Als
de nieuwe instelling van de maatsoort minder tellen
blijkt te bevatten dan de corresponderende patroon/
patronen, dan worden de overtollige tellen afgekne-
pen om de geselecteerde maatsoort passend te
maken. Als de nieuwe instelling van de maatsoort
een groter aantal tellen blijkt te hebben dan het oor-
spronkelijke patroon, dan wordt het patroon ge-
looped om het aantal geselecteerde tellen op te vul-
len.
4Speel de chain af. Druk op de PLAY knop om de
chain af te spelen vanaf de betreffende maat.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
Pattern chain-nummer Maatsoort Pattern Chain-naam
RM1x SEQUENCE REMIXER 111
2. Disk
De diskfuncties in de PATTERN CHAIN-mode zijn in wezen het zelfde als die van de PATTERN-mode, behalve dat alleen de
“ALL”-filetype beschikbaar is. Zie de functies van de PATTERN-modedisk op pagina 76 en verder.
Opslaan Laden
Opnieuw een naam geven Wissen/Formatteren/Informatie
2. Disk
112 RM1x SEQUENCE REMIXER
3. Job
Met de pattern chain-jobs van de RM1x kunt u verschillende handelingen uitvoeren op frases en patronen.
Met Displayknop 1, 2 van de CURSOR-knoppen selecteert u de job uit het jobmenu. U kunt dit ook doen met de F4-knop.
Houd er rekening mee dat het jobmenu te groot is waardoor deze niet volledig op het scherm past. Maar u kunt door de lijst
scrollen met Displayknop 1, 2 of de CURSOR-knoppen.
Joblijst
3. Job
Categorie Waarden Functie
UNDO/REDO 00 Undo/Redo Bij UNDO: annuleert de laatste handeling. Bij REDO: annuleert de laatste UNDO
EVENT 01 Kopieerevent Kopieert alle events in geselecteerde gedeelten naar betreffende bestemming.
EVENT 02 Wisevent Wist alle events in geselecteerde gedeelte (en vervangt deze met pauzes).
MEASURE 03 Maar creëren Voert lege maten in alle tracks in.
MEASURE 04 Maat wissen Wist geselecteerde maten vanuit alle tracks.
CONVERT 05 Converteren naar Song Converteert de Pattern-Chaindata in Songdata en plaatst de resultaten in de
normale songtracks na het converteren van de data in standaard MIDI-formaat.
CHAIN 06 Chain kopiëren Kopieert data vanuit een geselecteerde pattern chain naar pattern chain van bestemming.
CHAIN 07 Chain wissen Wist alle data van een geselecteerde pattern chain.
CHAIN 08 Chain-naam Wijst een naam toe aan de geselecteerde pattern chain.
Parameter Waarden Functie
Categorie UNDO/REDO, EVENT, Selecteert de categorie.
MEASURE, CONVERT, CHAIN
Job 00 ... 08 Selecteert de job.
Selecteren Springt naar de job die is geselecteerd uit de joblijst.
Zie pag.
113
113
113
113
113
114
114
114
114
Een Job selecteren
Zelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 81.
WAARSCHUWING!
Schakel de elektriciteit niet uit terwijl u een job uitvoert (terwijl het bericht “Executing...” is te zien op het scherm), omdat dit kan
leiden tot verlies van uw opgenomen data.
RM1x SEQUENCE REMIXER 113
Undo/Redo
Job 00 Undo/Redo
Precies hetzelfde als in de PATTERN-mode (pagina 82).
Event
Job 01 Event kopiëren
1
23
Deze job kopieert alle data van een geselecteerd brongebied
(pattern chain ) naar een geselecteerde bestemming, waarbij
alle data worden overschreven die al op de bestemming staan.
1. Brongedeelte
De bovenste “M”-waarde stelt het gedeelte in waarvan
data worden gekopieerd.
Instellingen:Maat 001 ... 999
2. Beginpunt van bestemmingsgedeelte
De onderste “M”-waarde stelt het beginpunt in voor de
kopie op de bestemmingsfrase.
Instellingen:Maat 001 ... 999
3. Times
Deze multiplier selecteert het aantal keren dat het ge-
deelte wordt gekopieerd.
Instellingen:01 ... 99
Job 02 Event wissen
1
Deze job wist alle data vanuit het geselecteerde gedeelte van
de betreffende pattern chain, waardoor het gedeelte stil wordt.
1. Gedeelte (M001 ~ M999)
Stelt het gebied van de pattern chain in dat u wilt wis-
sen.
Instellingen:Maat 001 ... 999
3. Job
Maat
Job 03 Maat creëren
12
3
Deze job voert een of meer lege maten in in dezelfde lokatie
in alle tracks.
1. Insertiepunt
De “M”-waarde stelt de insertiepositie in. Deze waarde
stelt het maatnummer in (binnen de pattern chain) voor
de eerste ingevoegde maat. Een waarde van 001 bij-
voorbeeld, voert de maat in helemaal aan het begin (zo-
dat de eerste ingevoerde maat Maat 1 wordt).
Instellingen:001 ... 999
2. Maatsoort
U kunt alle maatsoorten selecteren die u maar wenst. U
kunt met deze parameter gemakkelijk een patroon creë-
ren die meterwijzigingen incorporeert.
Instellingen:1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
3. Aantal maten dat u wilt invoeren
U kunt het aantal maten instellen die u wilt invoeren.
Instellingen:01 ... 99
Job 04 Maat wissen
1
Deze job verwijdert een gedeelte dat bestaat uit een of meer
maten. Het gedeelte wordt uit alle tracks verwijderd.
Het gebied dat volgt op het gewiste gedeelte gaat naar voren
(naar het begin van de pattern chain) om het gat op te vullen.
1. Bereik
De “M”-waarden stellen het gedeelte in dat u wilt wis-
sen. De eerste waarde het nummer van de eerste maat
van het gedeelte; de tweede waarde geeft het nummer
van de eindmaat.
Instellingen:001 ... 999
114 RM1x SEQUENCE REMIXER
Converteren
Job 05 Converteren naar Song
1
Deze job conveert de Pattern-Chaindata naar Songdata en
plaatst de resultaten in de normale songtracks na het con-
verteren van de data naar standaard MIDI-formaat. De uitge-
breide data worden in songtracks 1 tot en met 16 geplaatst.
Alle eerdere data in die tracks gaan verloren!
1. Song
Selecteert het Songnummer waarin de geconverteerde
data worden opgeslagen.
Instellingen:01 ... 20
2. Startmaat
Selecteert de maat van waaruit de geconverteerde data
zullen starten in de bestemmingssong.
Instellingen:001 ... 999
Chain
Job 06 Chain kopiëren
1
2
Deze job kopieert het geselecteerde pattern chain (inclusief
PLAY FX en VOICE-submode-instellingen) in een andere
pattern-chainlokatie. Nadat het kopiëren klaar is, staat de ge-
selecteerde pattern chain op twee pattern-chainlokaties.
Door het kopiëren gaan alle bestaande data in de pattern chain
van bestemming verloren.
1. Bron-pattern chain
De eerste Chain-waarde selecteert de Pattern chain die
u wilt kopiëren.
Instellingen:01 ... 20
2. Pattern chain van bestemming
De tweede Chain-waarde selecteert de bestemming.
Instellingen:01 ... 20
3. Job
Job 07 Chain wissen
1
Deze job wist alle data uit het geselecteerde pattern chain.
1. Chain
Selecteert de pattern chain die u wilt wissen.
Instellingen: 01 ... 20
Job 08 Chain-naam
Met deze job kunt u de naam van de geselecteerde pattern
chain instellen of wijzigen.
Met Displayknoppen 1 en 2 kunt u een lettertekenlokatie
en een letterteken selecteren. Druk dan op de F2-functie-
knop (Enter) om het geselecteerde letterteken in te voe-
ren op de geselecteerde lokatie. Met de F1-functieknop
(Delete) kunt u een letterteken back-uppen en het
letterteken op die positie wissen. Herhaal totdat de chain-
naam compleet is.
RM1x SEQUENCE REMIXER 115
Hoofdstuk 4. SONG-MODE
1. SONG afspelen .......................................116
2. Opnemen................................................117
3. Groove ...................................................119
4. FX spelen ................................................119
5. MIDI-delay ..............................................119
6. Arpeggio ................................................119
7. Voice ......................................................120
8. Voice Editten............................................120
9. Effect ......................................................120
10. Opstellen.................................................121
11. Disk ........................................................122
12. Job .........................................................123
13. Editten.....................................................128
14. Splitsen ...................................................129
In de SONG-mode kunt u uw songs afspelen, editten, en opnemen. Dit
hoofdstuk legt alle SONG-modehandelingen uit.
Het songgeheugen van de RM1x heeft ruimte voor 20 songs.
Iedere song bevat maar liefst 16 sequencetracks en 1 BPM (tempo) tracks.
Het afspelen en opnemen in de SONG-mode is in weze het-
zelfde als die in de PATTERN-mode. Het enige verschil is dat de
SONG-mode is ontworpen voor het opnemen en afspelen van
complete songs, terwijl de PATTERN-mode bedoeld is voor het
opnemen en afspelen van kortere frases en patronen. Het enige
functionele verschil is dat u met de SONG-mode oneven maats-
oorten, inprikopname, en multitrack-
opname kunt instellen waarin u alle
tracks gelijktijdig kunt opnemen
(vanaf een externe MIDI-sequencer of
computer).
116 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. SONG afspelen
Maatsoort
Tracknummer
Songnaam
Trackstatus
Transponeren
Maat
1. SONG afspelen
Parameter Waarden Functie
Songnummer / naam U01 ... U20 Selecteert de song.
Jump OFF, 001 ... Selecteert de maat waar de RM1x naartoe “springt” als de STOP
knop wordt ingedrukt. In de “OFF”-stand blijven de afspeellokaties
op hun plaats staan als het afspelen wordt gestopt.
Toetspad-velocity 001 ... 127, RND1 ... RND4 Selecteert de noot-velocitywaarde van het toetsenbord van de RM1x.
Hoge waarden produceren een harder geluid.
BPM 25 ... 300 Stelt tempo in van het afspelen van de song.
Tracknummer 01 ... 16, BPM Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Maat Stelt de startlokatie in van het afspelen; of toont de afspeellokatie.
Maatsoort 1/16 ... 16/16; 1/8 ... Stelt de maatsoort van de song in.
16/8; 1/4 ... 8/4
Trackstatus M, S Geeft track-SOLO of track-MUTE.
Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track aan.
Een song selecteren en afspelen
1Zorg ervoor dat u de SONG-mode selecteert (druk
indien gewenst op de MODE [SONG] knop). “SONG”
zou nu moeten verschijnen in de linkerbovenhoek van
de LCD-display.
2Met Displayknop 1 selecteert u een song (01 … 20).
3Druk op PLAY om af te spelen.
De PLAY knopindicator knippert op de BPM-snel-
heid, de velocity-balkjes boven actieve tracks geven
het afspeelniveau aan in de corresponderende
tracks, en de MEAS-parameter geeft de maat tijdens
het afspelen aan.
4Selecteer tracks met het toetsenbord zoals beschre-
ven op pagina 27, en met de realtime controller knop-
pen moet u de parameters wijzigen tijdens het af-
spelen.
In de SONG-mode stopt het afspelen automatisch
als het einde van een song is bereikt.
5Druk op STOP als u het afspelen wilt stoppen voor
het einde van de song.
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wij-
zigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 117
2. Opnemen
Met de SONG RECORDING-mode neemt u uw songs op.
U begint een opnamesessie vanuit het SONG PLAY-scherm door op de REC-knop te drukken. Hierdoor komt u in Recording Standby.
U kunt daarna de opneemmethode selecteren en de relevante parameters instellen, voordat u daadwerkelijk met opnemen begint.
Zie de instructies op pagina 49 voor details over het opnemen met de REPLACE, OVERDUB, STEP, en GRID-opnamemodes
in PATTERN-opnamemode. Met de SONG-mode kunt u ook nog PUNCH-IN-opnames uitvoeren, iets wat hieronder wordt
beschreven.
Maatsoort
Tracknummer
Trackstatus
Transponeren
Maat
Parameter Waarden Functie
Tracktype Enkel, Multi Selecteert SINGLE of MULTI-TRACK-opnemen. Als u SINGLE se-
lecteert, dan neemt u een enkele track per keer op net als in de
PATTERN-mode. Als u MULTI selecteert, dan kunt u alle 16 tracks
tegelijkertijd opnemen met de corresponderende MIDI-kanalen.
Onthoud dat alleen de REPLACE, OVERDUB, en PUNCH-IN
opnamemodes beschikbaar zijn als u MULTI selecteert.
Opmametype Vervang (Realtime) Selecteert de opnamemethode.
Overdub (Realtime)
Punch In (Realtime)
Step (Step)
Grid (Step)
Toetspad-velocity 001 ... 127, RND1 ... RND4 Selecteert de noot-velocitywaarde van het toetsenbord van de RM1x.
Hoge waarden produceren een harder geluid.
BPM 25 ... 300 Stelt tempo in van het afspelen van de song.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Maat Stelt de startlokatie in van het afspelen; of toont de afspeellokatie.
Maatsoort
1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ... 8/4
Stelt de maatsoort van de song in.
Trackstatus MUTE, SOLO Geeft track-SOLO of track-MUTE.
Het gemarkeerde tracknummer geeft de geselecteerde track aan.
2. Opnemen
* Zie “Algemene Handelingen” (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wij-
zigt.
118 RM1x SEQUENCE REMIXER
Realtime Opnemen (Vervan-
gen, Overdub)
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 51.
N.B.
Als u Replace-opname toepast in de SONG-mode, dan
worden alleen de opgenomen maten vervangen (de gehele
track wordt in de PATTERN-mode vervangen).
Realtime Opnemen (Inprikken)
Punch-in opnemen is een speciaal type realtime-opname waar-
bij u een reeks maten selecteert die u wilt opnemen. Hierbij
blijft de rest van het materiaal in de track intact. Dit is erg han-
dig als u een kort gedeelte opnieuw opneemt van een perfecte
track. U hoeft dus niet de gehele track opnieuw op te nemen.
1Voor het punch-in opnemen kunt u met Displayknop 2
de PUNCH-mode selecteren nadat u de record ready-
mode bent ingegaan (stap 6 van “Het Opnemen Voor-
bereiden” opnameproces, beschreven op pagina 49).
2Indien nodig kunt u de track selecteren die u wilt opne-
men met het toetsenbord, zoals beschreven op pagina
27.
3Selecteer de “punch-in” en “punch-out”-punten. Het
inprikpunt is de maat en tel waarop het opnemen
begint, en het uitprikpunt is de maat en tel waarop
het opnemen stopt.
Verplaats de cursor naar de maat en -telparameters
van de inprik- en uitprikt en stel deze in zoals het
hoort. Vervolgens stelt u, voordat u daadwerkelijk
begint met opnemen, de maatparameter een paar
maten voor het inprikpunt in zodat u klaar bent om
op te nemen als het inprikpunt is bereikt.
4Start de inprikhandeling door op de PLAY knop te
drukken (er is geen count-in als u het inprik opne-
men start). Het opnemen begint automatisch op het
geselecteerde punch-in-punt.
5Het opnemen stopt, maar het afspelen gaat door, als
het uitprikpunt is bereikt. Druk op de STOP knop
om het afspelen te stoppen.
De BPM-Track Opnemen
De SONG-mode bevat een BPM-track naast de standaard
opnametracks 1 tot en met 16. Met de BPM-track kunt u BPM-
wijzigingen opnemen die worden gereproduceerd als u de song
afspeelt.
Om BPM-data op te nemen hoeft u slechts de BPM-track te
selecteren voor opname. Start het opnemen in de Replace- of
Punch In-mode, en met displayknop 4 kunt u indien gewenst
naar de BPM-wijzigingen gaan.
2. Opnemen
Stapsgewijs Opnemen
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 52.
N.B.
U kunt BPM-data op dezelfde manier opnemen op de
BPM-track in de STEP-opnamemode als andere control-
changedata worden opgenomen in de normale tracks.
Stapsgewijs Opnemen (Grid)
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 54.
N.B.
U kunt de GRID-opnamemode niet selecteren als de BPM-
track voor opname is geselecteerd.
RM1x SEQUENCE REMIXER 119
3. Groove
Grid Groove
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 55.
4. FX afspelen
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 57. Het enige
verschil is dat u in de SONG-mode geen gedeelte hoeft te
selecteren omdat het concept “gedeelten” alleen van toepas-
sing is in de PATTERN-mode.
Harmoniseren
Fx afspelen
5. MIDI-delay
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 60. Het enige
verschil is dat u in de SONG-mode geen gedeelte hoeft te
selecteren omdat het concept “gedeelten” alleen van toepas-
sing is in de PATTERN-mode.
Delay
Feedback
6. Arpeggio
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 62. Het enige
verschil is dat u in de SONG-mode geen gedeelte hoeft te
selecteren omdat het concept “gedeelten” alleen van toepas-
sing is in de PATTERN-mode.
Arpeggio-instelling
3. Groove/4. FX afspelen/5. MIDI-delay/6. Arpeggio
120 RM1x SEQUENCE REMIXER
7. Voice
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 63. Het enige
verschil is dat u in de SONG-mode geen gedeelte hoeft te
selecteren omdat het concept “gedeelten” alleen van toepas-
sing is in de PATTERN-mode.
Voicebalans
Effect Send
8. Voice Editten
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 65. Het enige
verschil is dat u in de SONG-mode geen gedeelte hoeft te
selecteren omdat het concept “gedeelten” alleen van toepas-
sing is in de PATTERN-mode.
EG
Pitch Bend/Portamento
LFO
Filter
9. Effecten
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 69.
Type
Als variatie-verbinding = Systeem:
Als variatie-verbinding = Insertie:
7. Voice/8. Voice Editten/9. Effecten
RM1x SEQUENCE REMIXER 121
Variatie editten
pagina 1
Als variatie-verbinding = Systeem:
Als variatie-verbinding = Insertie:
pagina 2
Als variatie-verbinding = Systeem:
Als variatie-verbinding = Insertie:
Chorus editten
pagina 1
pagina 2
Reverb editten
pagina 1
page2
10. Opstelling
Hetzelfde als de PATTERN-mode. Zie pagina 73.
Low Boost
Knoptoewijzing
Uitgangskanaal
9. Effecten/10. Opstelling
122 RM1x SEQUENCE REMIXER
11. Disk
De diskfuncties in de SONG-mode zijn in wezen hetzelfde
als in de PATTERN-mode, behalve dat de “PATT”-filetype
niet beschikbaar is. Zie de diskfuncties van de PATTERN-
mode op pagina 76 en verder. Zie ook het gedeelte “Over
Floppy Disks” op pagina 42 voor nadere informatie.
Opslaan
Laden
Opnieuw een naam geven
Wissen/Formatteren/Informatie
11. Disk
RM1x SEQUENCE REMIXER 123
12. Job
Met de songjobs van de RM1x kunt u verscheidene handelingen uitvoeren op de songs die u heeft opgenomen.
U selecteert de job uit het jobmenu met Displayknop 1, 2 of de CURSOR-knoppen. U kunt ook met de F4-knop selecteren.
Houd er rekening mee dat het jobmenu te groot is waardoor deze niet helemaal op het scherm te zien is. Maar u kunt door de
lijst scrollen met Displayknop 1, 2 of de CURSOR-knoppen.
Joblijst
12. Job
Categorie Waarden Functie
UNDO/REDO 00 Undo/Redo Als UNDO: Annuleert de laatste handeling. Als REDO: Annuleert de laatste UNDO
NOTE 01 Quantize Quantize’t noot-events in geselecteerd segment van geselecteerde user frase
NOTE 02 Velocity wijzigen Wijzigt velocities in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase.
NOTE 03 Gate Time wijzigen Wijzigt gate-tijden in geselecteerd segment van geselecteerde user-frase.
NOTE 04 Crescendo Vergroot/verkleint geleidelijk de velocity op geselecteerd segment.
NOTE 05 Transponeren Transponeert alle noten op geselecteerd segment.
NOTE 06 Glide Produceert gladde overgang van een noot naar de andere in het geselecteerde segment.
NOTE 07 Roll creëren Voegt herhaalde nootdata toe aan het geselecteerde segment om rapid rolls te creëren.
NOTE 08 Akkoord sorteren Sorteert elke noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) op toonhoogte.
NOTE 09 Akkoord scheiden Breekt iedere noot-event van een akkoord (in geselecteerd segment) in afzonder-
lijke noten, gescheiden door aangegeven delay-tijd.
EVENT 10 Shift Clock Verplaatst alle data (in geselecteerd segment) op geselecteerd aantal clock cycles.
EVENT 11 Kopieerevent Kopieert alle events in geselecteerd segment naar betreffend gebied.
EVENT 12 Wisevent Wist alle events in een geselecteerd segment (en vervangt deze met pauzes).
EVENT 13 Extract Event Verplaatst events van een bepaald type uit een geselecteerd segment uit 1
frase naar hetzelfde segment in een andere frase.
EVENT 14 Continue data creëren Selecteert bepaald type continue control-changedata in het geselecteerde
segment.
EVENT 15 Uitdunnen Vermindert herhalingen van geselecteerd eventtype (in geselecteerd segment)
EVENT 16 Control Data wijzigen Wijzigt of offset de waarden van alle voorkomende geselecteerde types con-
trol change data met het geselecteerde segment.
EVENT 17 Time Stretch Vergroot/verkleint de timing in een geselecteerd segment.
MEASURE 18 Maat creëren Voegt lege maten in alle tracks in.
MEASURE 19 Maat wissen Wist geselecteerde maten uit alle tracks.
TRACK 20 Track kopiëren Kopieert de data uit een geselecteerde track in een tweede geselecteerde track.
TRACK 21 Track verwisselen Verwisselt de inhoud van twee geselecteerde tracks.
TRACK 22 TrackMix en Mixt een track in een andere. (Doeltrack kan in een verschillende song staan.)
TRACK 23 Track wissen Wist alle data uit geselecteerde track, annuleert voice-instelling, en initiali-
seert afspeeleffecten opnieuw.
TRACK 24 Afspeeleffecten normaliseren Past de PLAY FX en GRID GROOVE instellingen toe op de sequencedata,
waarbij de bestaande sequencedata worden overschreven.
TRACK 25 Drumtrack verdelen Splitst de nootevents in een geselecteerde track en plaatst de noten die cor-
responderen met verschillende druminstrumenten in andere tracks.
SONG 26 Song kopiëren Kopieert data uit een geselecteerde song in bestemmingssong.
SONG 27 Song wissen Wist alle data uit geselecteerde song.
SONG 28 Songnaam Wijst een naam toe aan de geselecteerde song.
Ziepag.
124
124
124
124
125
125
125
125
125
125
125
125
126
126
126
126
126
126
126
127
127
127
127
127
127
128
128
128
128
124 RM1x SEQUENCE REMIXER
Een Job Selecteren
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 81.
WAARSCHUWING!
Schakel de elektriciteit niet uit als een job wordt uitgevoerd (terwijl het bericht “Executing...” op het scherm staat), omdat dit tot
verlies van uw opgenomen data kan leiden.
Undo/Redo
Job 00 Undo/Redo
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 82.
Noot
Job 01 Quantize
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 82.
Job 02 Velocity wijzigen
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 84.
Job 03 Gate-tijd wijzigen
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 85.
12. Job
Parameter Waarden Functie
Categorie UNDO/REDO, NOTE, EVENT, Selecteert de categorie.
MEASURE, TRACK, SONG
Job 00 ... 28 Selecteert de job.
Selecteren Springt naar de job die is geselecteerd uit de job lijst.
RM1x SEQUENCE REMIXER 125
Job 04 Crescendo
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 86.
Job 05 Transponeren
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 87.
Job 06 Glide
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 87.
Job 07 Roll creëren
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 88.
Job 08 Akkoordsorteren
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 88.
Job 09 Chord scheiden
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 89.
Event
Job 10 Shift Clock
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 89.
Job 11 Event kopiëren
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 89.
12. Job
126 RM1x SEQUENCE REMIXER
Job 12 Wisevent
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 90.
Job 13 Extract Event
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 90.
Job 14 Continue Data creëren
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 91.
Job 15 Uitdunnen
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 91.
Job 16 Controldata wijzigen
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 92.
Job 17 Time Stretch
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat een
TRACK wordt geselecteerd in plaats van een PHRASE, en
het geselecteerde maatbereik is groter. Zie pagina 92.
Maat
Job 18 Maat creëren
1
3
2
Deze job voegt een of meer lege maten in op dezelfde lokatie
in alle tracks.
1. Insertiepunt
De “M”-waarde stelt de insertiepositie in. Meer in het
bijzonder stelt deze het waardenummer in (binnen de
song) van de eerste geselecteerde song. Een waarde van
001 voegt bijvoorbeeld de maat in aan het begin (waar-
door de eerste ingevoegde maat Maat 1 wordt).
Instellingen: 001 ... 999
N.B.
Als u het insertiepunt na het einde van de song instelt, dan
voegt de RM1x de lege maat/maten slechts aan het einde
van Track 1 toe.
2. Maatsoort
U kunt een willekeurige meter selecteren. Het is wel-
licht handig om met deze parameter een song te creë-
ren die meterwijzigingen incorporeert.
Instellingen: 1/16 ... 16/16; 1/8 ... 16/8; 1/4 ...
8/4
12. Job
RM1x SEQUENCE REMIXER 127
3. Aantal maten dat u wilt invoeren
Instellingen: 01 ... 99
Job 19 Maat wissen
1
4
Deze job verwijdert een gedeelte dat bestaat uit een of meer
maten. Het gedeelte wordt uit alle tracks verwijderd.
Het gebied dat volgt op het gewiste gedeelte gaat naar voren
(naar het begin van de song) om het gat op te vullen.
1. Bereik
De “M”-waarde stelt het gedeelte in dat u wilt verwij-
deren. De eerste waarde geeft het nummer van de eer-
ste maat van het gedeelte; de tweede waarde geeft het
nummer van de laatste maat.
Instellingen: 001 ... 999
Track
Job 20 Track kopiëren
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat in
de SONG-mode u geen gedeelte hoeft te selecteren, en de
datatypes zijn verschillend. Zie pagina 95.
Job 21 Track verwisselen
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat de
datatypes zijn verschillend. Zie pagina 96.
Job 22 Track mixen
1
4
2
a
b
b
Deze job mixt alle data uit een geselecteerde sequencetrack
in een andere sequencetrack. De twee tracks hoeven niet in
dezelfde song te staan.
Als de handeling klaar is, blijft de brontrack ongewijzigd, ter-
wijl de bestemmingstrack zowel de oorspronkelijke data als
een kopie van de brontrackdata bevat.
1. Brontrack (Track “a”)
De eerste TR-waarde selecteert de brontrack. Dit is de
track die de data bevat die u wilt mixen in de bestem-
mingstrack. Nadat u heeft gemixt, blijft de inhoud van
de brontrack ongewijzigd.
Instellingen: 01 ... 16
2. Bestemmingstrack (Track “b”)
De tweede TR-waarde selecteert de brontrack. De oor-
spronkelijke inhoud van deze track wordt gemixed met
de inhoud van Track “a”.
Instellingen: 01 ... 16
Job 23 Track wissen
In wezen hetzelfde als in de PATTERN-mode behalve dat in
de SONG-mode u geen gedeelte hoeft te selecteren, en de
datatypes zijn verschillend. Zie pagina 96.
Job 24 Afspeeleffect Normaliseren
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 96.
12. Job
128 RM1x SEQUENCE REMIXER
Job 25 Drumtrack verdelen
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 97.
Song
Job 26 Song kopiëren
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 97. Het enige
verschil is dat u in de SONG-mode geen gedeelte hoeft te
selecteren omdat het concept “gedeelten” slechts van toepas-
sing is in de PATTERN-mode.
Instellingen: Song U01 ... U20
Job 27 Song wissen
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 98. Het enige
verschil is dat u in de SONG-mode geen gedeelte hoeft te
selecteren omdat het concept “gedeelten” slechts van toepas-
sing is in de PATTERN-mode.
Instellingen: Song U01 ... U20
Job 28 Songnaam
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 98.
12. Job/13. Editten
13. Editten
Hetzelfde als in de PATTERN-mode. Zie pagina 99.
Editten
Filter viewen
RM1x SEQUENCE REMIXER 129
14. Song Splitsen (Song naar Pattern)
14. Song Splitsen (Song naar Pattern)
Splitsen
Met deze functie kunt u een geselecteerd bereik maten uit de song kopiëren naar een geselecteerd gedeelte in een geselecteerde
user-stijl.
Tracknummer Transponeren
Maat
Nadat u de start- en eindlokaties heeft geselecteerd van
het bereik songdata die u wilt kopiëren, en de
bestemmingsstijl en gedeelte, druk dan op de F4-functie-
toets (DO!). “Executing” verschijnt dan kort op de dis-
play terwijl de data worden gekopieerd.
Met de SPLIT-functie kunt u snel en gemakkelijk een
song in meervoudige gedeelten splitsen. Na de eerste
Parameter Waarden Functie
Beginmaat 001 ... 999 Selecteert de eerste maat in het bereik die u wilt kopiëren.
Eindmaat 001 ... 999 Selecteert de laatste maat in het bereik die u wilt kopiëren.
Stijlnummer U01 ... U60 Selecteert het nummer van de bestemmingsstijl.
Gedeelte A ... P Selecteert het bestemmingsgedeelte.
DO! Druk op de F4-functieknop (DO!) om daadwerkelijk de geselecteerde
songdata naar de geselecteerde stijl en gedeelte te kopiëren.
Tracknummer 01 ... 16 Toont het geselecteerde tracknummer. U kunt het tracknummer
selecteren met deze parameter, of met de toetsenbordmethode zoals
beschreven op pagina 27.
Transponeren -36 ... +36 Toont de transponeerwaarde. U kunt transponeren met deze para-
meter, of met de toetsenbordmethode zoals beschreven op pagina
27.
Maat 001 ... 999 Stelt de startlokatie van het afspelen in, of toont afspeellokatie.
SPLIT-handeling, worden de START MEAS- en END
MEAS-parameters automatisch ingesteld zodanig dat de
volgende reeks maten worden gekopieerd: START
MEAS wordt ingesteld op de voorgaande END MEAS +
1, en END MEAS wordt ingesteld om een maatbereik
van dezelfde lengte te selecteren als de voorgaande
gekopieerde reeks.
* Zie “Algemene Handelingen” op pagina 26 over hoe u waarden wijzigt.
130 RM1x SEQUENCE REMIXER
MEMO
RM1x SEQUENCE REMIXER 131
Hoofdstuk 5. UTILITY-MODE
Dit hoofdstuk legt de Utility-mode uit.
Met de Utility-mode kunt u systeeminstellingen en MIDI-gerelateerde
instellingen maken.
1. Systeem...................................................132
2. MIDI-Opstelling .......................................135
3. MIDI-filter ................................................137
132 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. Systeem
Hier kunt u instellingen maken van systeem-gerelateerde parameters, zoals Master Tune.
pagina1
1. Systeem
[Functielijst van de voetschakelaar]
START/STP Elke keer dat de voetschakelaar wordt bediend, begint/stopt de song of het patroon.
SEC Elke keer dat de voetschakelaar wordt bediend, wordt het Gedeelte van het patroon geswitched in de volgorde A - P.
SUS Alle noten die worden afgespeeld terwijl de voetschakelaar ingedrukt wordt, worden behouden totdat de voetschakelaar wordt losgelaten.
TAP Met deze handige functie kunt u met de voetschakelaar de BPM (Tempo) intappen en automatisch een geselecteerde song
of patroon beginnen op de ingetapte snelheid. Tap drie maal op de voetschakelaar (druk in/laat los), en de song of het
patroon begint automatisch op de BPM die u heeft ingetikt. De BPM kan tevens worden gewijzigd tijdens het afspelen door
de voetschakelaar met de gewenste snelheid drie maal in te tappen.
Parameter Waarden Functie
Master tune -102.4 ... 0 ... +102.3 Stelt de algehele stemming in van de gehele RM1x met stappen
van 0.1 cents. De toonhoogte van de drum-voices kan hier niet wor-
den aangepast. Een cent is 1/100ste van een halftoon.
Voetschakelaar START/STP, SEC, SUS, TAP Stelt de functie van de voetschakelaar in op de FOOT SW -connec-
tor die is verbonden op het achterpaneel.
Zie de lijst hier onder voor details
Patroon-Quantize 1, 1/16 Stelt de quantize-waarde in van patroon-switching tijdens het afspelen. Als
deze staat ingesteld op “1”, schakelen patronen (gedeelten) altijd de eerste tel
van de maat tijdens het afspelen in. Als “1/16” is geselecteerd, kunnen patro-
nen worden geschakeld op een willekeurige 16e tel tijdens het afspelen.
Geheugenbeveiliging aan/uit ON, OFF Schakelt geheugenbeveiliging aan of uit. Als deze staat op “ON”, kunnen
geen handelingen worden uitgevoerd die de inhoud van het geheugen
van de RM1x wijzigen of overschrijven (d.w.z. opnemen, editten of job),
waardoor onopzettelijke wijzigingen in het geheugen worden voorkomen.
* Zie “Algemene Handelingen” op pagina 26 over hoe u waarden wijzigt.
RM1x SEQUENCE REMIXER 133
pagina 2
1. System
Parameter Waarden Functie
Klik-mode OFF, REC, REC/PLAY, ALL Bepaalt wanneer het klikken (metronoom) wordt toegepast.
“OFF” zet het klikken uit. Met “REC” kunt u alleen opnemen in
realtime; met “REC/PLAY” kunt u zowel opnemen als afspelen in
realtime recording;
“ALL” past klikken altijd toe.
Kliktel 16, 08, 04, 02, 01 Stelt de klikpauze in.
Opname aftellen Stel het aantal voorafgaande maten in die als lead-in worden toe-
gepast voor het opnemen in realtime.
LED-display BPM, MEAS Bepaalt of de BPM-display normaliter tellen per minuut aangeeft,
(BPM) of maatnummers (MEAS).
pagina 3
OFF, 1 Meas, 2 Meas, 3 Meas,
4 Meas, 5 Meas, 6 Meas, 7
Meas, 8 Meas
Parameter Waarden Functie
Event chase OFF Zie hieronder.
PC
PC, PB, CTRL
ALL
Systeem-exclusieve pauzetijd
Zie hieronder.
Edit-view NORM, RM1x TG Bepaalt de normale (NORMAL) of RM1x TG-edit view-mode van
de PATTERN- en SONG EDIT-modes. Als de “RM1x TG-mode wordt
geselecteerd, dan komt de EDIT-modedisplay overeen met de pa-
rameters van het toongeneratorblok van de RM1x.
LCD-mode POSI, NEGA Bepaalt of de LCD-display bestaat uit zwarte lettertekens op een
lichte achtergrond (POSI), of lichte lettertekens op een zwarte ach-
tergrond (NEGA).
000 ms, 100 ms, 200 ms, 300
ms, 400 ms, 500 ms, 600 ms,
700 ms, 800 ms, 900 ms
* Zie “Algemene Handelingen” op pagina 26 over hoe u waarden wijzigt.
* Zie “Algemene Handelingen” op pagina 26 over hoe u waarden wijzigt.
134 RM1x SEQUENCE REMIXER
Event chase
Event Chase is een functie die snel de geselecteerde eventtypes
afspeelt als een song, patroon, or frase vanaf het midden wordt
afgespeeld of als deze wordt terug- of vooruitgespoeld. Dit zorgt
ervoor dat het selecteren van voice en toonhoogtewijzigingen
enz. juist worden geplaatst als het afspelen begint.
Als een song of frase, waarvan het programma of de toon-
hoogte is gewijzigd, vanaf het midden wordt afgespeeld of
wordt terug- of vooruitgespoeld, dan kan deze tijdens het af-
spelen onverwachte voices of de verkeerde toonhoogte toe-
passen. Dit soort problemen kunnen zich voordoen als het
gedeelte van de song/frase die was ge-skipped events bevat
zoals programmawijzigingen of pitch bends.
Met de Event Chase-functie worden het/de eventtype(s) vanaf
het begin op hoge snelheid afgespeeld als de song wordt afge-
speeld vanaf het midden. Dit betekent dat er tijd zal verlopen
vanaf het moment dat u het startcommando geeft totdat het
afspelen echt begint, of dat het terug- of vooruitspoelen lang-
zamer gaat.
Als Event Chase wordt ingesteld op ALL, dan worden grote
hoeveelheden MIDI-data verstuurd vanuit de MIDI OUT-con-
nector, die MIDI-fouten kan veroorzaken op het externe MIDI-
apparaat dat data ontvangt.
Instellingen:
OFF Event Chase wordt niet uitgevoerd.
PC Program Change-events.
PC, PB, CTRL Program Change, Pitch Bend, en Control
Change-events.
ALL Alle events behalve noten.
1. Systeem
Systeem-exclusieve pauzetijd
Als systeem-exclusieve data (bulkdata) worden afgespeeld,
die zijn opgenomen in een sequencetrack, wordt een pauze
geselecteerd door deze instelling ingevoegd tussen iedere hoe-
veelheid data van 1KB (1 kilobyte).
Als opgenomen bulk-data worden teruggestuurd naar een ex-
tern MIDI -apparaat, kunnen beperkingen van de processing-
power van de bulkdata op het ontvangende apparaat leiden
tot MIDI-fouten. Door een juiste pauzetijd in te stellen, kunt
u bulkdata versturen op een snelheid die het ontvangende ap-
paraat in staat is te verwerken.
In sequencetracks wordt iedere eenheid systeem-exclusieve
data opgenomen op een enkele tijdlokatie. Als deze data ech-
ter worden afgespeeld, dan voert de Pauzetijdfunctie een de-
lay in tussen iedere hoeveelheid data van 1KB (1 kilobyte).
De delay is gegeven in eenheden van 100 ms (1/10 seconde).
Als MIDI-fouten voorkomen op het ontvangende apparaat,
wijzig dan de instelling van de Pauzetijd zodat deze groter
wordt en probeer de data opnieuw te versturen.
RM1x SEQUENCE REMIXER 135
2. MIDI-opstelling
Met de MIDI-bladzijden kunt u MIDI-instellingen maken van de RM1x.
pagina 1
2. MIDI-Opstelling
Parameter Waarden Functie
MIDI-sync INTR, MIDI, MTC Bepaalt of de RM1x de interne klok gebruikt, de MIDI-Klok of MTC-
messages ontvangen vanaf de MIDI IN-connector.
U moet deze instelling maken als u de RM1x synchroniseert met
extterne MIDI-apparaten.
Zie de instellingen van de MIDI-sync hieronder.
MTC Start-offset Selecteert de delay vanaf het moment dat de MIDI Time Code wordt
ontvangen totdat de sequencer wordt gestart, in uren: minuten: se-
conden: frames.
Als u synchroniseert met een MTC-compatibele MTR enz., kunt u
met deze instelling de song gelijktijdig laten beginnen.
MIDI-control OFF, IN, OUT, IN/OUT Bepaalt of de data van MIDI Song Position Pointer (F2), Start (FA),
Continue (FB), en Stop (FC) worden verstuurd en/of ontvangen door
de RM1x.
Bij “OFF” worden geen van de bovengenoemde data verstuurd of ontvangen.
Bij “IN” worden de bovengenoemde data alleen ontvangen.
Bij “OUT” worden de bovengenoemde data alleen verstuurd.
Bij “IN/OUT” worden de bovengenoemde data ontvangen en verstuurd.
Echo back OFF, THRU, RecM Echo Back is een functie waardoor data die worden ontvangen op
een MIDI IN-connector, opnieuw worden verstuurd vanuit een MIDI
OUT-connector. Deze parameters zijn de instellingen van echo-back.
uren:minuten:seconden:frames
Uren 00 - 23
Minuten00 - 59
Seconden00 - 59
Frames 00 - 29
Intern Bij de Internal-instelling, gebruikt de RM1x de interne klok. Selecteer deze instelling als u alleen de RM1x gebruikt, of
als het masterapparaat in een systeem dat is gesynchroniseerd door MIDI Clock-messages.
MIDI Bij de MIDI-instelling, wordt de RM1x bestuurd door MIDI Clock-messages die worden ontvangen van MIDI IN.
Selecteer deze instelling als u de RM1x gebruikt als een ondergeschikt apparaat voor het gesynchroniseerd afspelen.
Met deze instelling synchroniseert u de RM1x met een extern MIDI-apparaat.
MTC MTC is een acroniem (MIDI Time Code), en is een type tijdcode die kan worden uitgewisseld met een MIDI-apparaat
via een MIDI-kabel. MTC geeft de tijd in “uren:minuten;seconden:frames”. Een seconde bestaat uit 30 frames.
De RM1x kan geen MTC outputten. Als u met de MTC wilt synchroniseren, dan heeft u een apparaat nodig dat in
staat is MTC te outputten, zoals een Yamaha MD8.
Instelling van MIDI-sync:
* Zie “Algemene Handelingen” op pagina 26 over hoe u waarden wijzigt.
136 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. MIDI-Opstelling
Echo back-instellingen :
Off Echo back wordt niet uitgevoerd.
Als u de MIDI IN en MIDI OUT-connectors van de RM1x verbindt naar een extern MIDI-apparaat, selecteer dan Off.
Through Echo back wordt uitgevoerd vanaf de MIDI OUT-connector.
RecMonitor Echo back wordt uitgevoerd volgens de instellingen van de Out Channel MIDI OUT op het Keyboard Track of de
Recording Track.
Als u op tracks opneemt van de RM1x met een extern MIDI-toetsenbord en extern MIDI-toongeneratorblok, selecteer
dan RecMonitor.
Parameter Waarden Functie
TG param out OFF, ON Als parameterwaardenworden gewijzigd in Voice-submode of Ef-
fect-submode, bepaalt deze instelling of de handeling wordt ver-
stuurd in realtime vanuit de MIDI OUT-connector als MIDI-data.
Als ingesteld op OFF, dan wordt MIDI niet verstuurd.
Voice-opstelling naar TG OFF, ON Bepaalt of de corresponderende voice- en effectinstellingen verstuurd
worden naar de toongenerator van de RM1x bij het selecteren van
een song of stijl. De voice- en effectinstellingen worden naar de toon-
generator verstuurd als deze parameter op “ON” staat
Voice-opstelling naar MIDI OFF, ON Bepaalt of de corresponderende voice- en effectinstellingen wor-
den verstuurd via de MIDI OUT-connector bij het selecteren van
een song of stijl. De voice- en effectinstellingen worden verstuurd
via MIDI als deze parameter op “ON” staat.
* Zie “Algemene Handelingen (pagina 26) voor informatie over hoe u waarden wijzigt.
pagina 2
System exclusive messages van 128 bytes of langer worden niet terug ge-echo’d.
RM1x SEQUENCE REMIXER 137
3. MIDI-Filter
Noot Bepaal of MIDI Note On en Note Off messages worden doorgelaten.
MIDI Note On messages worden geproduceerd als een noot op het toetsenbord aangeslagen, en Note Off messages
als een noot wordt losgelaten. Als deze MIDI messages worden ge-cut, is er geen geluid.
Pitch Bend Bepaal of MIDI Pitch Bend messages worden doorgelaten.
MIDI Pitch Bend messages worden geproduceerd als het PITCH-wiel (knop) wordt bediend. Met deze knop wijzigt u
langzaam de toonhoogte.
Program Change
Bepaal of MIDI Program Change messages en de control change messages Bank Select MSB en LSB worden
doorgelaten.
Program Change, Bank Select MSB en LSB zijn MIDI messages waarmee u voice(s) kunt selecteren.
Control Change Bepaal of MIDI Control Change messages worden doorgelaten.
MIDI Control Change messages brengen veel soorten informatie over, zoals Modulation Wheel, Pan, en Volume.
Channel Bepaal of MIDI Channel Aftertouch messages worden doorgelaten.
Aftertouch
Polyfonische Bepaal of MIDI Polyfonische Aftertouch messages worden doorgelaten.
Aftertouch
Systeem- Bepaal of MIDI System Exclusive messages worden doorgelaten.
Exclusief Met de MIDI System Exclusive messages kunt u de toongenerator opnieuw instellen en de interne parameters bedienen.
3. MIDI-Filter
Met MIDI-Filterinstellingen kunt u geselecteerde types MIDI events verwijderen uit de stroom MIDI-data die door de MIDI
IN- of MIDI OUT-connector passeren.
MIDI Filter-instellingen zijn van toepassing op het opnemen en afspelen van het sequencer-blok en hebben geen effect op het
toongeneratorblok.
De display geeft aan of het corresponderende type MIDI-event zal worden doorgestuurd of ge-cut.
Het geselecteerde MIDI-event wordt niet doorgestuurd.
Het geselecteerde MIDI-event wordt doorgestuurd.
Om een filteronderdeel te vinken of deze weer te verwijderen, kunt u met de cursorknoppen het gewenste vakje
markeren. Met de [NO -1] knop om het vinkje in het vakje te verwijderen of de [YES +1] om het vakje te vinken.
138 RM1x SEQUENCE REMIXER
MEMO
RM1x SEQUENCE REMIXER 139
APPENDIX
1. Specificaties .............................................140
2. Troubleshooting (In de problemen?) ............142
3. Foutmeldingen ..........................................144
4. Woordenlijst.............................................146
5. Index .......................................................150
140 RM1x SEQUENCE REMIXER
1. Specificaties
Sequencerblok
Datacapaciteit ongeveer 110,000 noten
Nootresolutie 480 clocks per kwartnoot
Polyfonie 64 noten
BPM (Tempo) 25.0 - 300.0
Opnamemethode Realtime Opname (Vervangen)
Realtime Opname (Overdubben)
Realtime Opname (Inprikken) - alleen de Song-mode
Stapsgewijze Opname
Stapsgewijze Opname (Grid)
Tracks Patroon : 16 tracks
Song : 16 tracks, BPM track
Patronen 960 vooringestelde patronen (60 stijlen x 16 gedeelten)
800 user-patronen (50 stijlen x 16 gedeelten)
Maten: maximaal 256
Frases Meer dan 7,000 vooringestelde frases
256 user-frases/1 user-stijl
Pattern Chain 20 chains
Songs 20 user-songs
Editten Frase editten
Song editten
Jobs Patroonjobs : 36
Patroon-chainjobs : 8
Songjobs : 28
Splitsen Song splitsen, patroon splitsen
Groove Grid Groove (Note offset, Clock shift, Gate-tijd offset, Velocity-offset)
Fx afspelen Harmoniseren (Unison, Octaver, Harmonize1, 2)
Fx afspelen (Beat stretch, Clock shift, Gate-tijd, Velocity-offset)
MIDI-delay MIDI delay editten, Feedback editten
Arpeggio Type (Naar boven, Naar beneden, Alternate1, 2, Willekeurig), Sorteren, Vast-
houden, Octaafbereik
Sequence-fileformaten RM1x native sequenceformaat, SMF formaat 0
Demo-song 4 (Meegeleverde disk)
Toongeneratorblok
Type AWM2-toongenerator
Maximale polyfonie 32 noten
Multi-timbral vermogen 16 timbres (met DVA)
Vooringestelde voices Normale voices 654 ( behalve GM-voices )
Drum-voices 46 kits ( behalve GM kits )
Effecten 3 systemen (Reverb-effect, Chorus-effect, Variatie-effect)
Reverb 11 types
Chorus 11 types
Variatie 43 types
Digital low boost Frequentie (50Hz - 2.0kHz), Gain (+
_ 24dB)
Controls Standby / Aan-knop ( STANDBY / ON )
Volume-control (VOLUME)
Toewijsbare knoppen ( x 8 )
Displayknoppen ( x 4 )
CONTRAST-control
Mode-knoppen ( [PATTERN], [PATT CHAIN], [SONG], [UTILITY] )
1. Specificaties
RM1x SEQUENCE REMIXER 141
Submode-knoppen ( [GROOVE], [PLAY FX], [MIDI DELAY], [ARPEGGIO],
[VOICE], [VOICE EDIT], [EFFECT], [SETUP], [DISK], [JOB], [EDIT],
[SPLIT] )
Functieknoppen ( [F1] - [F4])
Knop A/B-knop
Ejectknop
Displayknop (Left, Right)
Sequencerknoppen (p,s ,e,r ,f,t )
Data entryknoppen ( [-1 NO], [+1 YES] )
Cursorknoppen
Shiftknop
Toetsenbord-modeknoppen ( [TRACK], [TRANSPOSE], [NUM], [MUTE],
[SECTION] )
Arpeggio-aanknop
Octaafknop ( [OCT DOWN] , [OCT UP] )
Toetsenbordpad ( E2 - F4 )
Tempo-intikknop
Display (LCD) 64 x 240 punts grafische LCD
(met CFL backlight, aanpasbaar contrast)
LED-indicators MODE ( x 4) (groen)
REC (rood)
PLAY (groen)
TRACK (x 16) (rood)
KEYBOARD MODE - MUTE (rood), SECTION (rood),
ARPEGGIO ON (rood)
FUNCTION BUTTON (rood x 4)
KNOB A/B (rood)
MIDI IN (rood), MIDI OUT (groen)
7 gedeelten LED (x 4)
Connectors PHONES (stereo-phonejack)
OUTPUT (phone-jack x 2) (L/MONO, R)
FOOT SW
DC IN
MIDI IN, MIDI OUT
Floppy-diskdrive 3.5 inch 2HD (MF2HD) en 2DD (MF2DD) types
Elektriciteit AC adaptor (PA-5C)
Dimensies 420 mm (W) x 282 mm (D) x 98 mm (H)
Gewicht 4.4kg
Meegeleverde onderdelen Netspanningsadaptor (PA-5C)
Floppy disk (Demo-song)
Handleiding
* Specificaties en uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder nader bericht voor
de verbetering van het produkt.
1. Specificaties
142 RM1x SEQUENCE REMIXER
2. Troubleshooting (In de problemen?)
Als u te maken krijgt met problemen als “geen geluid”, “onjuist geluid”, of “sequencer werkt niet”, controleer dan de volgende
punten voordat u denkt dat de machine stuk is. In veel gevallen helpt het om deze punten te checken waardoor u problemen
oplost.
Als het probleem niet is opgelost, neem dan contact op met de dichtst bijzijnde Yamaha-dealer of bevoegde distributeur in
Nederland.
Probleem Mogelijke oorzaken pagina
Geen geluid • Staat het volume hoog genoeg? ................................................................................................Pag. 12
• Staat het volume van iedere track hoog? ..................................................................................Pag. 63
• Worden Note On-data er door het MIDI-filter uitgefilterd? .....................................................Pag. 137
• Zijn de effect-instellingen verkeerd? ........................................................................................Pag. 69
Bepaalde filter cutoff frequentie-instellingen in de VOICE EDIT-display kunnen zorgen voor geen geluid. .. Pag. 68
• Worden er tracks gemute? .........................................................................................................Pag. 28
• Staat het TO TG-kanaal uitgeschakeld?....................................................................................Pag. 75
• Zijn de luidsprekers niet aangesloten? ......................................................................................Pag. 17
• Bevatten de afspeeldata een onjuist Volume of Expression-data? ............................................Pag. 46
• De Groove of PLAY FX-velocity-offsetwaarde kan te laag ingesteld staan.........................Pag. 55, 58
Geluid is vervormd • Het kan hoger staan dan het clippingniveau. ............................................................................Pag. 12
• Staan onnodige effecten ingesteld? ...........................................................................................Pag. 69
Sommige filterresonantie-instellingen in de VOICE EDIT-display kunnen leiden tot vervormd geluid Pag. 68
• Staat de gain van de Low Boost-functie te hoog ingesteld? .....................................................Pag. 73
• Gebruikt u een PLAY FX-Harmonize “UNISON”-instelling?
Dit kan soms op vervorming lijken. ..........................................................................................Pag. 57
Toonhoogte verschilt van de noot die is afgespeeld met het toetsenbord
• Is de Master Tune-parameter op een extreme waarde ingesteld? .............................................Pag. 132
• Is de Note Shift-instelling een andere dan 0? ...........................................................................Pag. 47
• Is de Transponeerwaarde een andere dan 0? .............................................................................Pag. 46
• Is de Groove-functie ingesteld zodat deze noten offset? ..........................................................Pag. 55
• Zorg ervoor dat pitch-bendknop is ingesteld om te centreren (d.w.z. geen pitch bend). ..........Pag. 66
Noten worden telkens onderbroken (noten sputteren of stotteren)
• Overtreft het aantal noten dat te horen is de maximale polyfonie? ..........................................Pag. 37
Het afspelen begint niet als u de PLAY knop indrukt.
• Bevat de geselecteerde song, patroon, of frase data? ..........................................................Pag. 46, 116
• Is de MIDI-Syncinstelling een andere dan “INTR”? ................................................................Pag. 135
Ritme- of nootttiming worden anders afgespeeld dan deze werden opgenomen
• Gebruikt u de Groove- of Play FX-instellingen? ..................................................................Pag. 55, 58
Als het patroon of de song begint, verdwijnen de voice- of effectinstellingen die u heeft ingesteld
• Bevat het begin van het patroon/song data die de toongenerator opnieuw instellen? ..............Pag. 136
• Zijn er data (Filetype “TG Header” ) geladen? .........................................................................Pag. 43
De instellingen van Voice-submode en Effect-submode worden beïnvloed door de Control Change
of Exclusive-data binnen het patroon/song.
Kan het geluid van de disk niet horen
• Staat de Click uitgeschakeld in de Utility-mode Systeempagina?...........................................Pag. 133
2. Troubleshooting
RM1x SEQUENCE REMIXER 143
Kan de lengte van een frase niet wijzigen
• Probeert u de lengte van een reeds opgenomen frase te wijzigen? ...........................................Pag. 46
Het geheugen is vol zelfs als er nog ongebruikte patronen/songs zijn
• Zijn er songs of frases die grote hoeveelheden data bevatten? .................................................Pag. 29
De geheugencapaciteit van de RM1x (ongeveer 110,000 noten) geldt voor alle data van alle songs en ..
frases. Dit betekent dat er songs of data zijn die grote hoeveelheden data bevatten, waardoor het geheu-
gen vol is als er toch ongebruikte songs of patronen zijn.
Kan geen frase of song opnemen
• Heeft u een vooringesteld patroon of frase geselecteerd?
U kunt slechts opnemen naar user patronen of frases. ..............................................................Pag. 46
• Staat de Memory Protect aan? ..................................................................................................Pag. 132
Kan geen MIDI-bulkdata ontvangen of versturen
• Is de Systeem-exclusive pauze op een te kleine waarde ingesteld? ..........................................Pag. 134
2. Troubleshooting
144 RM1x SEQUENCE REMIXER
3. Foutmeldingen
•Monitor
No Data Als een job wordt uitgevoerd, dan wordt deze getoond in de geselecteerde track of het
gebied bevat geen data, waardoor de job ongeldig wordt. Selecteer het gebied op-
nieuw.
Illegal Input Dit bericht verschijnt als u een onjuiste handeling uitvoert. Check uw input-methode.
Illegal Track Number U heeft een niet-beschikbaar of anderszins onjuist tracknummer geselecteerd. Selec-
teer een andere track.
Illegal Phrase Number U heeft een niet-beschikbaar of anderszins onjuist frasenummer geselecteerd. Selec-
teer een ander frasenummer.
Illegal Measure U heeft een niet-beschikbaar of anderszins onjuist maatnummer geselecteerd. Selec-
teer een ander maatnummer.
Illegal Check Box Dit bericht verschijnt als geen vakjes zijn geselecteerd in de corresponderende track-
jobs. U moet er tenminste een vinken.
No F7 (End of Exc.) Dit bericht geeft aan dat u geen “End of Exclusive” byte (F7) heeft ingevoerd met een
MIDI-exclusieve data-invoer of -edit. Zorg ervoor dat u F7 invoert.
Preset Phrase Dit bericht verschijnt als u een vooringestelde frase probeert te editten. Als u dit
probeert, dan moet u deze eerst kopiëren naar een User-frase.
Preset Pattern Dit bericht verschijnt als u probeert op te nemen naar een vooringesteld patroon. Dit is
niet mogelijk.
Pattern Length Mismatch Met een job heeft u een patroon gecreëerd die meer dan het maximum van 256 maten
lang is.
Phrase Number Overflow Alle beschikbare use-frases (maximaal 256) zijn verbruikt als u opneemt, een job
uitvoert of edit.
•Systeem
Backup Battery Low Dit bericht verschijnt als de interne backup-batterij van de RM1x kapot is. Neem
contact op met de dichtstbijzijnde Yamaha dealer of een bevoegde distributeur in
Nederland om de batterij te vervangen.
Memory Full Dit bericht verschijnt als het interne geheugen vol is waardoor opnemen, editten, het
uitvoeren van een job, MIDI ontvangen of van een floppy disk laden onmogelijk
wordt. Wis songs, patronen, of user-frases die u niet meer nodig heeft, en probeer de
handeling opnieuw uit te voeren.
Factory Set Nadat de elektriciteit is aangezet, wordt een systeemdiagnosis uitgevoerd op het
systeem van de RM1x. Als bij die diagnose blijkt dat de RAM beschadigd is, ver-
schijnt dit bericht en het geheugen wordt opnieuw ingesteld op de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen. Data van User Song, User Patterns, en User Phrases worden
allemaal gewist.
Memory Protect U heeft geprobeerd op te nemen, te editten, of een jobfunctie uit te voeren terwijl de
Memory Protectfunctie in de UTILITY-mode aan staat
•MIDI
Exc. Adrs Error Dit bericht verschijnt als de ontvangen Exclusieve data een adresfout bevatten.
Exc. Data Error Dit bericht verschijnt als de ontvangen Exclusieve data een data-afmetingsfout
bevatten.
MIDI Buffer Full Dit bericht verschijnt als de MIDI-ontvangstbuffer van de RM1x vol is, en het bewer-
ken niet mogelijk is. Probeer de hoeveelheid data te verkleinen of de pauzetijd te
vergroten om vervolgens de data opnieuw te versturen.
3. Foutmeldingen
RM1x SEQUENCE REMIXER 145
•Disk
Disk Full Dit bericht verschijnt als de floppy disk vol is en geen ruimte meer heeft om de file op
te slaan. Gebruik of een nieuwe floppy disk, of wis onnodige files alvorens u de
handeling opnieuw uitvoert.
File Not Found Dit bericht verschijnt tijdens het laden als de geselecteerde file niet op de floppy disk
bestaat. Voer de disk nogmaals in, en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.
Bad Disk Format Now? De floppy disk bevat fouten. Druk op de [Yes +1] knop om de disk te formatteren.
(Y/N)
No Disk Dit bericht geeft aan dat de floppy niet correct is ingevoerd in de RM1x. Voer de disk juist in.
Unformat Format Now? Dit bericht verschijnt als de floppy disk niet geformatteerd is. Druk op de [Yes +1]
knop om de disk te formatteren
(Y/N)
Write Protected Dit bericht verschijnt als het schrijfbeveiligingsschijfje van de floppy disk in de
‘schrijven niet toegstaan’-positie staat. Haal de floppy disk er uit, sluit het schrijf-
beveiligingsschijfje, en probeer de handeling opnieuw uit te voeren.
Bad File Dit bericht verschijnt als u probeert een foutieve file te laden.
Illegal Format Dit bericht verschijnt als de floppy disk een formaat heeft die de RM1x niet kan
verwerken. Controleer de inhoud van de disk.
Disk Changed Dit bericht verschijnt als u disk heeft uitgewisseld terwijl u dit niet had moeten doen.
Voer de handeling opnieuw en van het begin af uit.
Can’t Change File Name Als u opnieuw een naam geeft, verschijnt dit bericht als de floppy disk al een file bevat met
een naam die identiek is aan de geselecteerde filenaam. Selecteer een verschillende filenaam.
Illegal File Dit bericht verschijnt tijdens het laden als de geselecteerde file niet door de RM1x
verwerkt kan worden. Controleer de inhoud van de file.
No Data Als u data op een floppy disk bewaart, verschijnt dit als de geselecteerde song of stijl
geen data bevat, en het opslaan ongeldig is. Selecteer een verschillende song of stijl.
•Overige berichten (naast foutmeldingen)
Can’t Undo. Ok? (Y/N) Dit bericht verschijnt als het uitvoeren van een job het interne geheugen in beslag zou
nemen waardoor Undo niet meer beschikbaar is. Als u zeker weet dat u Undo niet
nodig heeft voor deze job, druk dan op de [YES +1] knop. Om te annuleren zonder de
job uit te voeren, druk op de [NO -1] knop, en wis songs, patronen of user-frases die u
niet meer nodig heeft alvorens de handeling nogmaals uit te voeren.
Are you sure? (Y/N) Dit bericht vraagt u om bevestiging voordat een job wordt uitgevoerd. Met de [YES
+1]/[NO -1] knop kunt u annuleren of uitvoeren.
Completed Dit bericht verschijnt als het betreffende proces gedaan is. Druk op een willekeurige
knop en het bericht verdwijnt Press .
Executing... Dit bericht verschijnt als de handelingen laden, opslaan of formatteren worden uitge-
voerd. Wacht u alstublieft een ogenblikje.
3. Error messages
146 RM1x SEQUENCE REMIXER
4. Woordenlijst
A
Aftertouch: MIDI-messages die worden verstuurd als u extra kracht
uitoefent op het toetsenbord nadat u noten heeft afgespeeld.
Attack time: De tijd, bij het afspelen van een noot, waarin het vo-
lume toeneemt vanaf 0 tot het maximale volume is bereikt.
AWM2 tone generation: Een door Yamaha ontwikkelde methode
om geluid te genereren, gebaseerd op digitaal opgenomen
golfvormen. Omdat deze methode de complexe golfvorm
genereert van akoestische instrumenten, zijn deze geluiden
erg realistisch. Digitale filtering is tevens ingebouwd. Hier-
mee heeft u exacte controle op de toon. AWM2 is een
acroniem voor Advanced Wave Memory 2 (Geavanceerd
Golfgeheugen 2).
B
Bank number: Een nummer dat een variatie-voice selecteert uit een
XG-extension bank, die direct verbonden is met de voice die
is geselecteerd door het Program Number uit de 128 voices
van de XG-basic bank (GM-systeemniveau 1)
Beat: Als u een song afspeelt of opneemt, is dit een “tel” (een ritmi-
sche onderverdeling van een maat).
BPM (Beat Per Minute): De track die data bevat bepaalt het afspeel-
tempo van de song.
Brilliance: Een knop of parameter die de helderheid van de toon
instelt. De cutoff-frequentie van de filters van de RM1x kun-
nen worden bestuurd zodat de helderheid wijzigt.
Bulk data: Een soort Systeem-Exclusieve message die een verza-
meling data bevat van de interne instellingen van een appa-
raat.
Bus line: Een route (line) die audiosignalen overbrengt vanaf elk
deel van het blok. De bus-lines van de RM1x bevatten onder
meer “SendVar Cho,” “SendVar Rev” en “SendCho
Rev,” en de stereo-busline die de stereo-output verzamelt uit
elk blok.
C
Channel: Het middel waardoor de ontvanger alleen die MIDI-mes-
sages ontvangt die worden verstuurd vanuit de geselecteerde
verstuurbron.
Chorus: Een effect-type dat diepte en volheid aan het geluid toe-
voegt, vergelijkbaar met hetgeen er gebeurt als meervoudige
geluidsbronnen tegelijkertijd worden beluisterd.
Click: Een metronoom die aanstaat als u afspeelt of opneemt op
een sequencer.
Clock: Een tijdsresolutie-eenheid. Op de RM1x is een clock een
lengte van 1/480ste van een kwartnoot.
Control change: Een group MIDI-messages die worden ge-output
als een controller (modulatiewheel, voet-controller enz.)
wordt bediend. Iedere controller heeft zijn eigen control-num-
mer.
Cutoff frequency: Filters laten slechts een deel van de signalen door,
d.w.z. lager dan een bepaalde frequentie, waardoor het ge-
deelte van de frequentie dat daarboven zit wordt ge-cut. Deze
frequentie wordt ook wel cutoff-frequentie genoemd.
D
Decay time: (Wegsterftijd) De tijd die het volume erover doet om
van het maximale niveau van een noot tot op het sustain-
niveau te dalen.
Delay: Een effect ( of apparaat) dat een audiosignaal delayt. Met het
Variatie-effect van de RM1x kunt u een delay toepassen.
Depth: (Diepte) De hoeveelheid of mate van een instelling of effect.
Dry sound: Het audiosignaal dat niet wordt verwerkt door een ef-
fect. Als u een effect toepast, dan wordt normaliter niet het
gehele audiosignaal door het effect gepasseerd. De mate van
het effect wordt eerder aangepast door het geluid dat door
het effect passeert (het ‘wet sound’) te mixen met het geluid
dat het effect niet passeert (het ‘dry sound’).
Dump out: Het versturen van bulkdata als Systeem-Exclusieve MIDI-
messages.
E
Echo back: De handeling of proces waarbij data ontvangen op de
MIDI IN-connector opnieuw worden verstuurd vanuit de
MIDI OUT-connector.
Edit: Het wijzigen of editten van data.
Effect: Een blok (apparaat) dat het geluid verwerkt waardoor ver-
schillende effecten worden toegevoegd. De RM1x is uitge-
rust met twee systeemeffecten (reverb en chorus), en een ef-
fect (variatie) die u kunt toepassen als een systeemeffect of
als insertie-effect.
Element: Een blok in de AWM2-toongenerator dat een geluid gene-
reert. De voices van de RM1x bestaan uit 1 tot 2 elementen.
Envelope Generator (EG): Een blok dat het niveau van de toon-
generator wijzigt vanaf het moment dat een noot wordt afge-
speeld totdat het geluid wegsterft en stil wordt. De AEG be-
stuurt het volume, de PEG bestuurt de toonhoogte, en de
FEG bestuurt het filter.
Event: Een enkel stuk van de data die samen een sequence vormen
(zoals Note On/Off of Program Change-messages).
Exclusive: Zie ‘System Exclusive’.
Expression: Een MIDI-control change message waarmee u het vo-
lume van een deel kunt besturen.
F
Filter: Een blok dat de toon wijzigt door de output van een bepaald
frequentiegedeelte van het geluid te cutten. De RM1x bevat
low-passfilters voor ieder element van de voice, waarmee u
de toon zachter kunt maken door de hogere overtonen te cut-
4. Woordenlijst
RM1x SEQUENCE REMIXER 147
ten, of helderder door deze te laten passeren.
Floppy disk: Een type data-opslagmedium, beschikbaar in 2DD en
2HD. Om ervoor te zorgen dat een apparaat data kan lezen
en schrijven van/op een floppy disk, moet deze eerst juist
zijn geformatteerd voor het apparaat.
Foot controller: Een control device waarmee u toon, volume of ef-
fecten enz. kunt besturen gedurende een performance.
Formatting: Het initialiseren van een floppy disk waardoor u deze
kunt gebruiken op een bepaald apparaat.
G
Gate time: De tijdsduur dat een noot daadwerkelijk is te horen.
GM: Een specificatie geschikt bevonden door de MIDI-Standards
Committee, waarbij het algemeen functioneren van een toon-
generator is gestandaardiseerd, en waarbij het aantal voices
en geluiden enz. is vastgesteld.
H
Hexadecimal: Een nummeringssysteem met 16 als basisnumnmer,
waarbij de getallen toenemen in waarden van een zoveelste
deel van 16. De letters A – F worden gebruikt om de getallen
10 – 15 weer te geven.
I
Insertion (effect): Een effect toegepast in Voice-submode als een
belangrijke factor in het geluidskarakter. In Song-mode is
een insertie-effect alleen van toepassing op het geselecteerde
gedeelte (anders dan een systeemeffect), wat betekent dat u
het insertie-effect op een “aggressieve” manier kunt gebrui-
ken
Interval time: Een delay-tijd die met regelmatige pauzes wordt in-
gevoerd als u bulkdata verstuurt die u heeft opgenomen in
een sequencetracks.
L
Length: Op de RM1x staat dit voor het aantal maten in de geselec-
teerde frase.
LFO: Een acroniem voor Low Frequency Oscillator, een blok dat
een signaal op lage frequentie produceert. Met het signaal
van de LFO kunt u toonhoogte, volume of toon moduleren
om effecten zoals vibrato, tremolo en wah te produceren.
Load: Het lezen van data van floppy disk naar het interne geheu-
gen.
Location: De plaats in een song waarop noten worden ge-input of
waar het afspelen start, aangegeven als een maat, tel, en clock.
Low pass filter: Een filtertype dat de hoge frequenties cut. Het ge-
luid kan helderder worden gemaakt door de cutoff-frequen-
tie van het filter te verhogen, of juist minder helder door
deze te verlagen.
LSB: Een acroniem voor Least Significant Byte, dat verwijst naar
de lagere data-byte als MIDI-control change data worden
verdeeld in twee bytes om deze te kunnen versturen.
M
Master tune: Een parameter die het algehele tuning-niveau van de
gehele machine aanpast.
Maximum polyphony: Het maximale hoeveelheid noten die in een
keer kan worden afgespeeld. De RM1x kan 32 gelijktijdige
noten produceren (counted in 1-element units). Als MIDI-
messages worden ontvangen die meer noten vereisen dan de
maximale polyfonie toestaat, dan worden noten die op dat
moment afspelen uitgezet, en de later ontvangen noten wor-
den afgespeeld.
MDF3:De productnaam van een MIDI-data filer. Dit apparaat ont-
vangt data van de interne instellingen van een MIDI-appa-
raat in de vorm van Systeem-Exclusieve messages, en slaat
deze op floppy disk op.
Measure: Een eenheid muziektijdsduur die bestaat uit verscheidene
tellen.
MIDI: Een acroniem voor Musical Instruments Digital Interface,
een standaard om data te versturen tussen muziekinstrumen-
ten. De meeste elektronische muziekinstrumenten van tegen-
woordig zijn gemaakt volgens de MIDI-specificaties en zijn
uitgerust met MIDI-connectors. Deze instrumenten kunnen
samen worden verbonden om remote performance of auto-
matische performance-systemen te creëren.
MIDI data filer: Een MIDI-apparaat dat data ontvangt van de in-
terne instellingen van een MIDI-apparaat in de vorm van
Systeem-Exclusieve messages, en slaat deze op floppy disk
op. Een voorbeeld hiervan is de Yamaha MDF3 MIDI-data
filer.
Modulation wheel: Een controller waarmee u volume, toon of toon-
hoogte zacht kunt wijzigen terwijl u uitvoert.
MSB: Een acroniem voor Most Significant Byte, dat verwijst naar
de bovenste byte van data als MIDI-control change data
worden verdeeld in twee bytes om deze te kunnen versturen.
Multi-timbral tone generator: Een toongenerator die gelijktijdig
meer dan een geluidssoort kan produceren.
Mute: Een functie die tijdelijk een track stil legt of het volume er-
van verlaagt.
N
Note name: De naam die de toonhoogte van een noot bepaalt, in de
vorm van een (letter)teken, een kruis of mol symbool, en een
nummer die het octaaf aangeeft.
NRPN: Een acroniem voor Non Registered Parameter Number. Dit
zijn een soort MIDI-control change messages waarmee u
geluiden kunt editten via MIDI, maar ook filter of EG-in-
stellingen, of de toonhoogte/niveau van ieder instrument van
een drum-voice kunt aanpassen.
O
Overdub: Een methode van realtime-opname waarin nieuw materi-
aal wordt opgenomen zonder dat eerder opgenomen tracks
worden gewist.
P
Pan: De parameter die de stereo-lokatie instelt van een geluid als
deze in stereo wordt afgespeeld. (“Pan” of “panpot” zijn af-
kortingen van “panoramic potentiometer”). De pan-parame-
ters in Voice Edit, song play Multi, en Effect Edit zijn onder-
ling verbonden.
Parameter: Een instelling of data-onderdeel die u kunt wijzigen in
de verschillende mode- en submode-displays.
4. Woordenlijst
148 RM1x SEQUENCE REMIXER
Patch: Een schermpagina in Pattern-mode waarmee u patronen kunt
selecteren en afspelen, en patronen kunt creëren door frases
aan iedere track van het patroon toe te wijzen.
Pattern: Een begeleidingspatroon die uit drums, bass en akkoord
backing bestaat en die wordt gecreëerd door frases staart-
aan-staart te verbinden of door maximaal 16 delen verticaal
op te stapelen.
Phrase: Een eenheid muzikale begeleiding gespeeld door een
begeleidingsdeel zoals bijvoorbeeld een ritmepatroon van een
ritmedeel, een bass line van een het bass-deel, of akkoord
backing van het gitaardeel. Frases zijn de kleinste eenheid
waarvanuit de begeleiding van een song wordt gecreëerd.
Pitch bend: Een soort MIDI-message die zacht de toonhoogte wij-
zigt.
Portamento: Een effect dat zacht de toonhoogte van de ene naar de
andere noot wijzigt. Hogere instellingen van Portamento Time
produceren een langzamere wijziging, en er is geen effect
bij een instelling van 0.
Program change: Een MIDI-message die een voice selecteert.
Program number: Op de RM1x is dit een getal dat een van de voorin-
gestelde geluiden selecteert.
Punch in recording: Een methode van realtime-opname waarbij
in- en uitprikpunten geselecteerd worden, waardoor het op-
nemen alleen in dat gebied plaats vindt.
Q
Quantize: Een functie die de niet-exacte timing van noten of andere
events “op orde brengt” die zijn ingevoerd in realtime.
R
Realtime recording: Een opnamemethode waarbij uw performance
wordt opgenomen op het moment van afspelen, net zoals bij
een conventionele multitracker. Omdat de performance wordt
opgenomen tijdens het afspelen, worden de muzikale expres-
sie en nuances van uw performance nauwkeurig opgenomen.
Release time: De tijdsduur dat het volume daalt van het sustain
level (vanaf het moment dat de noot wordt losgelaten) totdat
stilte is bereikt.
Replace: Een realtime- of prikopnamemethode waarin eerder op-
genomen data worden gewist (vervangen) zodra nieuw ma-
teriaal wordt opgenomen.
Resonance: Een parameter die het signaalniveau ‘boost’in het ge-
bied van de cutoff-frequentie. Door de nadruk te leggen op
de overtonen, kan dit een opvallende “piekige” toon veroor-
zaken, waardoor het geluid helderder en harder wordt.
Reverb: Een effect dat de akoestische weergalming simuleert van
een kamer of ruimte. Het geluid dat ons oor bereikt bevat
gewoonlijk niet alleen het directe geluid, maar ook het ge-
luid dat wordt weerkaatst door de muren of het plafond. Re-
verb creëert deze indirecte weerkaatsingen kunstmatig. Hoe-
wel sommige weerkaatsingen kunnen worden opgevat als
afzonderlijke echo’s, vertwijst de term “reverb” gewoonlijk
alleen naar de onduidelijke “wash” van weerkaatst geluid.
RPN: Een acroniem voor Registered Parameter Number. Met deze
MIDI-messages kunt u Part-instellingen maken zoals Pitch
Bend Sensitivity of Tuning.
S
Save: Het opslaan van data of songs van het interne geheugen naar
floppy disk.
Section: (Gedeelte) Een term die verwijst naar elk van de 16 patroon-
types die een stijl vormen. Patronen worden geselecteerd
door het selecteren van de stijl en het gedeelte.
Send level: De hoeveelheid signaal die naar geselecteerde bus-line
wordt verstuurd waardoor deze wordt verwerkt door een ef-
fect. De hoeveelheid signaal die wordt teruggestuurd van het
effect is het “return-niveau.”
Sensitivity: De mate waarmee een aspect van het geluid (bijvoor-
beeld volume) antwoordt op een control (bijvoorbeeld noot-
velocity).
Sequencer: Een blok (of apparaat) dat een muziekperformance
opneemt, edit, wijzigt, en afspeelt in de vorm van MIDI-
messages.
Sequence tracks: Tracks die normale MIDI-sequencedata opne-
men en afspelen.
SMF: zie “Standard MIDI File”.
Song: Een muziekcompositie die wordt gecreëerd door
performance-data op een of meer tracks op te nemen.
Standard MIDI File (SMF): SMF is een acroniem voor Standard
MIDI File: een formaat waarmee u gemakkelijk songdata
tussen verschillende sequencers kunt verwisselen. De meeste
software- en hardwarefabrikanten van tegenwoordig leve-
ren software/hardware die Standaard MIDI-Files kan lezen
en schrijven.
Step recording: (Stapsgewijs opnemen) De opnamemethode waar-
bij muziek wordt ge-input door noten één voor één in te voe-
ren, en de nootlengte, -velocity, en toonhoogte enz. van ie-
dere noot wordt geselecteerd.
Stereo location: De lokatie in het stereo-gebied van waar een ge-
luid te horen is. Deze kan worden gewijzigd door de Pan-
instelling.
Style: De collectieve naam voor een serie van 16 gedeelten (A-P).
Gedeelten worden samengebracht om een backing-patroon
te creëren.
Synchronization: De functie of het proces van het koppelen van het
afspeel- of opnametempo van een apparaat met een afzon-
derlijk, extern apparaat zoals een andere sequencer of een
ritme-apparaat.
Sync: Zie “Synchronization”.
System (effect): Een effect dat op alle delen kan worden toegepast
door de Send Levels en het Return Level aan de passen. Met
systeemeffecten kunt u reverb of chorus enz. toepassen op
het algehele geluid. De RM1x is uitgerust met Reverb en
Chorus als systeemeffecten. Het Variatie-effect kan ook als
een systeemeffect worden toegepast.
System exclusive message: Een MIDI-messagetype waarmee u
data kunt verwisselen die uniek zijn voor een bepaald model
of bepaald type apparaat.
T
Track: Een lokatie waar muzikale performancedata worden opge-
4. Woordenlijst
RM1x SEQUENCE REMIXER 149
nomen.
Transpose: De toonhoogte verplaatsen in stappen van halftonen.
Tremolo: Een effect dat wordt geproduceerd door het cyclisch
moduleren van het volume.
Tuning: Het koppelen van de toonhoogte van twee of meer instru-
menten als er in een ensemble wordt gespeeld. A3 wordt
gewoonlijk op 440 Hz getuned.
U
Utility mode: Een mode op de RM1x waarin u systeem- of MIDI -
instellingen kunt maken.
V
Variation effect: Een van de effecten van de RM1X. In de Voice-
submode kan dit effect “aggressief” worden toegepast als
een belangrijke component van het geluid. Het Variatie-ef-
fect kan als een insertie-effect functioneren, of als een
systeemeffect, en biedt een brede keuze aan effect-
programma’s zoals, naast reverb en chorus, delay, leslie, auto-
pan, amp-simulatie en auto-wah.
Velocity: Een numerieke waarde die de snelheid (kracht) aanduidt
waarmee een noot wordt gespeeld.
Vibrato: Een performance-effect dat wordt voortgebracht door de
toonhoogte cyclisch te wijzigen.
Voice: Een geluid dat in de toongenerator is ingebouwd en dat u
kunt selecteren en afspelen.
Volume: Een parameter of control dat het volume aanpast. Track
Volume past het volume van iedere track aan, en Master Vo-
lume past het algehele volume aan.
W
Wah effect: Een effect die de toon cyclisch wijzigt. De RM1x pro-
duceert dit effect door middel van een LFO-signaal waar-
mee deze de cutoff-frequentie van het filter moduleert.
Wet sound: Het audiosignaal dat wordt verwerkt door een effect.
Bij het toepasssen van een effect, worden normaliter niet alle
audiosignalen gepasseerd door het effect. De mate van het
effect wordt in plaats daarvan aangepast door het geluid dat
passeert door het effect (het ‘wet sound’) te mixen met het
geluid dat niet wordt gepasseerd (het ‘dry sound’).
X
XG: Een toongeneratorformaat dat is ontwikkeld door Yamaha
die de GM-specificatie uitbreidt om grotere expressiviteit te
bereiken en opwaartse datacompatibiliteit die vereist wordt
door de geavanceerde computer-randapparatuur van tegen-
woordig.
4. Woordenlijst
150 RM1x SEQUENCE REMIXER
5. Index
5. Index
A
Akkoord scheiden ..............................................................89, 125
Akkoord sorteren ...............................................................88, 125
Achterpaneel ..............................................................................14
Afspeeleffect normaliseren................................................96, 127
Afspelen.....................................................................................46
Arpeggio ............................................................................62, 119
Arpeggio-blok ...........................................................................34
ARPEGGIO ON-knop ...............................................................13
Arpeggio-instelling ............................................................62, 119
Attack ........................................................................................65
B
Banknummer (MSB, LSB) ........................................................37
Beat Strech ................................................................................58
BPM-Display ............................................................................. 11
C
CC-events ..................................................................................53
Chain kopiëren ........................................................................ 114
Chain-naam ............................................................................. 114
Chain wissen............................................................................ 114
Channel aftertouch...................................................................101
Chorus editten....................................................................71, 121
Chorus-effect .............................................................................39
Click-mode ..............................................................................133
Click-tel ...................................................................................133
Clock shift .................................................................................58
Continue Data creëren .......................................................91, 126
CONTRAST-control .................................................................. 14
Control Change........................................................................101
Control Data wijzigen .......................................................92, 126
Controller block ...................................................................34, 38
Converteren naar Song ............................................................ 114
Crescendo ..........................................................................86, 125
Cursorknoppen ..........................................................................12
Cutoff .........................................................................................68
D
Data backuppen .........................................................................43
DC IN-ack .................................................................................14
Delay ................................................................................. 60, 119
Delay-niveau .............................................................................60
Delay-tijd ...................................................................................60
Disk ........................................................................... 76, 111, 122
“Disk-in-gebruik”-indicator ......................................................15
DISPLAY-knoppen ....................................................................12
Displayknoppen ...................................................................12, 26
Drumtrack verdelen ...........................................................97, 128
Dry niveau .................................................................................64
E
Echo back-instellingen ............................................................136
Editten ...............................................................................99, 128
Edit-view .................................................................................133
Effect .................................................................................69, 120
Effectblok ............................................................................34, 39
Effect Send ................................................................................64
EG ......................................................................................65, 120
Ejectknop ...................................................................................15
Event .................................................................................. 89, 113
Event chase ..............................................................................134
Event eruit halen ................................................................90, 126
Event kopiëren ...........................................................89, 113, 125
Event wissen ...................................................................... 90, 113
Exclusief ..................................................................................102
EXIT-knop .................................................................................13
F
Feedback ............................................................................ 61, 119
Filter ..................................................................................68, 120
Filter viewen ....................................................................107, 128
floppy disk .................................................................................42
Floppy-diskdrive .......................................................................15
Floppy-diskslot ..........................................................................15
FOOT SW-jack ..........................................................................14
Frase ....................................................................................35, 92
Frasecategorie ............................................................................35
Frase creëren ..............................................................................94
Frase kopiëren ...........................................................................92
Frase mixen ...............................................................................93
Frasenaam ..................................................................................95
Frasenummer .............................................................................35
Frase plaatsen ............................................................................95
Frase splitsen .............................................................................94
Frase toevoegen .........................................................................93
Frase verwisselen ......................................................................93
Frase wissen ..............................................................................95
Frequentie ..................................................................................73
Functieknoppen ...................................................................12, 27
Functietabel ...............................................................................32
FX afspelen.................................................................. 57, 58, 119
G
Gain ...........................................................................................73
Gate-tijd .....................................................................................59
Gate-tijd wijzigen ..............................................................85, 124
Gebruikt Geheugen Display ......................................................29
Gedeelte ...............................................................................28, 35
Geheugenbeveiliging ...............................................................132
Geheugen muten ........................................................................28
Glide ..................................................................................87, 125
Grid Groove ....................................................................... 55, 119
Groove ............................................................................... 55, 119
RM1x SEQUENCE REMIXER 151
5. Index
H
Harmoniseren .................................................................... 57, 119
Herhalingen ...............................................................................60
Hoofdmodes ..............................................................................23
I
Indicators ...................................................................................12
Inprikken ................................................................................. 118
Insertie-effecten .........................................................................39
J
Job ............................................................................. 80, 112, 123
Joblijst ....................................................................... 80, 112, 123
K
Knop ..........................................................................................12
Knoppen Toewijzen ...........................................................74, 121
KNOB-knoppen.........................................................................12
L
Laden ......................................................................... 77, 111, 122
Lage Boost .........................................................................73, 121
L/MONO & OUTPUT-jacks .....................................................14
LCD-display .............................................................................. 11
LCD-mode ...............................................................................133
LED-display ............................................................................133
LFO ...................................................................................67, 120
Loslaten .....................................................................................65
M
Maat ................................................................................. 113, 126
Maat creëren .................................................................... 113, 126
Maat wissen .....................................................................113, 127
Master-tune ..............................................................................132
Maximale polyfonie ..................................................................37
MIDI-Datamonitors ................................................................... 11
MIDI-delay ........................................................................60, 119
MIDI-Filter ..............................................................................137
MIDI IN & OUT-Connectors ....................................................14
MIDI-Opstelling ......................................................................135
MIDI-sync-instelling ...............................................................135
MODE- en SUBMODE-knoppen .............................................12
Modes ........................................................................................23
MUTE (SOLO)..........................................................................28
N
[NO - 1] en [YES + 1] knoppen ..........................................12, 26
Noot ...........................................................................82, 101, 124
Nootdisplay ...............................................................................53
Noot-shift...................................................................................47
NRPN ......................................................................................102
NUM ..........................................................................................27
Numeriek Invoeren ....................................................................26
Numerieke POINTER-display ..................................................53
O
Octaver ......................................................................................57
OCT DOWN- en OCT UP-knoppen .........................................13
Opname Count .........................................................................133
Opname-type .............................................................................50
Opnemen ........................................................................... 49, 117
Opnieuw een naam geven.......................................... 78, 111, 122
Opslaan ...................................................................... 76, 111, 122
Opstelling ..........................................................................73, 121
Overdubben .......................................................................51, 118
P
PAD-Invoer................................................................................53
PAD VELO ................................................................................46
Pan .............................................................................................63
Patch ..........................................................................................47
Patroon.................................................................................35, 97
Patroon kopiëren........................................................................97
Patroon Quantize .....................................................................132
Patroon splitsen .........................................................................98
Patroon toevoegen .....................................................................97
Patroon wissen ...........................................................................98
PATTERN CHAIN afspelen ....................................................110
PATTERN CHAIN MODE .......................................................32
PATTERN afspelen....................................................................46
PATTERN MODE .....................................................................32
PB-Events ..................................................................................53
PHONES-Jack ...........................................................................14
Pitch Bend .................................................................66, 101, 120
Polyfonische aftertouch ...........................................................102
Portamento.........................................................................66, 120
Program change .......................................................................101
Programmanummer (Voice-nummer) ........................................37
Q
Quantize.............................................................................82, 124
R
Realtime Controllerknoppen ...............................................12, 29
Realtime-opname (Inprikken) ................................................. 118
Realtime-opname (Vervangen, Overdubben) .................... 51, 118
Resonantie .................................................................................68
Reverb editten....................................................................71, 121
Reverb-effect .............................................................................39
Roll creëren .......................................................................88, 125
RPN .........................................................................................102
S
Sequencerblok .....................................................................34, 35
Sequencerknoppen en -indicators ..............................................13
SHIFT-knop ...............................................................................13
Shift Clock .........................................................................89, 125
SMF (Standaard MIDI-File) ......................................................43
SONG afspelen ........................................................................ 116
songdata .....................................................................................43
152 RM1x SEQUENCE REMIXER
songfiles.....................................................................................43
Song kopiëren ..........................................................................128
SONG MODE ................................................................... 32, 115
Songnaam ................................................................................128
Song splitsen (Song naar Patroon) ..........................................129
Song wissen .............................................................................128
Sorteren .....................................................................................62
Splitsen ............................................................................108, 129
Springen............................................................................. 46, 116
STANBY-schakelaar ..................................................................14
Stapsgewijs Opnemen ....................................................... 52, 118
Stapsgewijs Opnemen (Grid) ............................................ 54, 118
Stijl ............................................................................................35
stijldata ......................................................................................43
stijl-files .....................................................................................43
Stijlnaam ....................................................................................98
Submodes ..................................................................................23
Systeem ...................................................................................132
Systeemeffecten .........................................................................39
Systeemexclusieve pauzetijd ...................................................134
Systeem-initialisatie ..................................................................30
T
TAP/ENTER-knop ....................................................................13
TG Header .................................................................................43
Time stretch .......................................................................92, 126
Toetsenbord ...............................................................................13
Toetsenbord-Modeknoppen .......................................................13
Toetsenbordmodes .....................................................................27
Toongeneratorblok ...............................................................34, 37
Track ............................................................................27, 95, 127
Track kopiëren ...................................................................95, 127
Track mixen .............................................................................127
Track verwisselen ..............................................................96, 127
Track wissen ......................................................................96, 127
Transponeren ...............................................................27, 87, 125
Type ...................................................................................69, 120
U
Uitdunnen ..........................................................................91, 126
Uitgangskanaal ..................................................................75, 121
Unde/Redo ........................................................... 29, 82, 113, 124
Unison .......................................................................................57
UTILYTY MODE .............................................................33, 131
V
Variatie editten ...................................................................70, 121
Variatie-effect ............................................................................39
Vasthouden ................................................................................62
Velocity-offset ...........................................................................59
Velocity wijzigen ...............................................................84, 124
Vervangen ..........................................................................51, 118
Voetschakelaar-functielijst.......................................................132
Voice ..................................................................................63, 120
Voicebalans ........................................................................63, 120
Voice Editten .....................................................................65, 120
Voices ........................................................................................37
5. Index
Volume .......................................................................................63
Volume Control ......................................................................... 12
Voorpaneel ................................................................................. 11
W
Wegsterven ................................................................................65
Wijzigbare Eventparameters ....................................................101
Wissen/Formatteren/Informatie ................................. 79, 111, 122
X
XG NRPN................................................................................103
XG RPN ..................................................................................103
XG systeem-exclusief (drum)..................................................106
XG systeem-exclusief (effect) .................................................104
XG systeem-exclusief (meervoudig) .......................................105
XG systeem-exclusief (systeem) .............................................104

Navigation menu