Yamaha S90NL S90 Owner's Manual

User Manual: Yamaha S90 Owner's Manual

Open the PDF directly: View PDF PDF.
Page Count: 137

DownloadYamaha S90NL S90 Owner's Manual
Open PDF In BrowserView PDF
HANDLEIDING
Appendix

Referentie

Snelgids

MUSIC SYNTHESIZER
Basissectie

SPECIALE MEDEDELINGEN
PRODUCT VEILIGHEIDSMARKERINGEN: De elektronische
producten van Yamaha zijn voorzien van labels, zoals hieronder
afgebeeld, of gegoten, gestempelde of gestanste afbeeldingen met
deze aanduidingen. De uitleg van deze aanduidingen wordt op deze
bladzijde beschreven. Neem nota van alle hier genoemde
waarschuwingen alsook van de waarschuwingen in het veiligheidsinstructiegedeelte.

MILIEU ZAKEN: Yamaha streeft ernaar om producten te maken die
zowel veilig als milieuvriendelijk zijn. Wij menen oprecht dat onze
producten en de gebruikte productiemethodes aan deze
doelstellingen voldoen. Om ons zowel aan de letter als de geest van
de wet te houden, willen we dat u zich bewust bent van de volgende
zaken:

Kennisgeving batterij: Dit product KAN een kleine, niet-oplaad-

CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN

bare batterij bevatten, die (indien van toepassing) vastgesoldeerd is.
De gemiddelde levensduur van zo’n batterij is ongeveer vijf jaar. Als
vervanging noodzakelijk wordt, neem dan contact op met gekwalificeerd servicepersoneel om de vervanging uit te voeren.

Waarschuwing: Probeer deze batterij niet op te laden, te demonCAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK.
DO NOT REMOVE COVER (OR BACK).
NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE.
REFER SERVICING TO QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.

Het uitroepteken in de gelijkzijdige driehoek is
bedoeld om u te wijzen op de aanwezigheid van
belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de handleiding van het product.

De bliksemschicht met pijlpunt, in de gelijkzijdige driehoek, is bedoeld om de gebruiker te
waarschuwen voor de aanwezigheid van ongeisoleerde gevaarlijke spanningen in de behuizing van het product, die voldoende groot kunnen zijn om een gevaar voor een elektrische
schok te vormen.

BELANGRIJKE MEDEDELING: Alle elektronische producten van
Yamaha zijn getest en goedbevonden door een onafhankelijk laboratorium om er zeker van te zijn dat, als het product op de juiste wijze geïnstalleerd is en gebruikt wordt, er geen voorspelbare risico’s
zullen zijn. Modificeer het instrument NIET en vraag ook anderen
niet om het instrument te modificeren wanneer Yamaha zelf hier niet
de toestemming voor heeft gegeven. Hierdoor kan de kwaliteits- en/
of veiligheidsstandaard van het product verlaagd worden. Als er
aanspraak wordt gemaakt op de garantie, kan dit geweigerd worden
indien het product toch gemodificeerd is. Dit kan ook van invloed zijn
op andere garanties.

SPECIFICATIES ONDERHEVIG AAN WIJZIGINGEN: Wij menen
dat de informatie die deze handleiding bevat juist is op het moment
van drukken. Yamaha houdt zich echter het recht voor de specificaties te veranderen of aan te passen, zonder kennisgeving en zonder
de verplichting reeds bestaande modellen daaraan aan te passen.

teren of te verbranden. Houd alle batterijen bij kinderen vandaan.
Gooi gebruikte batterijen meteen en volgens de plaatselijke wettelijke bepalingen weg. Opmerking: In sommige landen bent u volgens de wet verplicht defecte onderdelen te retourneren. U kunt de
dealer vragen om deze onderdelen voor u weg te gooien.

Opmerking over verwijdering: Als u dit product weg wilt doen
omdat het kapot is en niet meer gemaakt kan worden of omdat het
apparaat om een of andere reden aan het eind van zijn bruikbare
levensduur is, vergewis u er dan van wat de wettelijke regelingen op
dat moment zijn voor het verwijderen van producten die lood,
batterijen, plastics, etc. bevatten.
OPMERKING: Servicekosten die te wijten zijn aan gebrek aan kennis betreffende een functie of een effect (mits het apparaat werkt
zoals het hoort) vallen niet onder de aankoopgarantie en zijn derhalve uw eigen verantwoordelijkheid. Bestudeer deze handleiding
zorgvuldig en raadpleeg uw dealer voordat u om service verzoekt.

POSITIE NAAMPLAATJE: De illustratie hieronder geeft de locatie
van het naamplaatje aan. U vindt hierop het modelnummer, serienummer, vereisten voor de spanningsvoorziening, etc. Het is verstandig om het modelnummer, het serienummer en de aankoopdatum in de hieronder gereserveerde ruimte te noteren. Bewaar ook
uw officiële aankoopbon, aangezien dat uw garantiebewijs is.

POWER
ON/ OFF
BREATH ASSIGNABLE SUSTAIN
Plug-in SLOT

Model
Serienummer
Aankoopdatum

92-469-1(achter)

3
2
1

GREEN
YELLOW
ORANGE

THRU

OUT
MIDI

2

1

IN
FOOT SWITCH

A/D INPUT

GAIN

R
L
ASSIGNABLE OUTPUT

R

L/MONO
OUTPUT

PHONES

FOOT CONTROLLER
USB

AC INLET

3.3V

CARD

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
INFORMATIE MET BETREKKING TOT PERSOONLIJK LETSEL, ELEKTRISCHE SCHOK,
EN BRAND MAKEN ONDERDEEL UIT VAN DIT OVERZICHT.
WAARSCHUWING- Als u een willekeurig elektrisch of elektronisch product gebruikt, moeten altijd de basisvoorzorgsmaatregelen in acht genomen worden. De maatregelen houden in, maar zijn
niet beperkt tot:

1.

Lees alle Veiligheidsinstructies, Installatie-instructies, Speciale
Mededelingenitems en alle Assemblage Instructies die in deze
handleiding staan VOORDAT u enige aansluiting maakt, inclusief
aansluitingen naar de spanningsvoorziening.

2.

Voer zelf geen onderhoudswerkzaamheden uit, behalve die
beschreven staan in de onderhoudsvoorschriften. Alle overige
werkzaamheden dienen verricht te worden door gekwalificeerd
servicepersoneel.

3.

Spanningsvoorzieningsverificatie: Yamaha producten zijn speciaal gefabriceerd voor de spanningsvoorziening in het gebied waar
de producten worden verkocht. Als u gaat verhuizen, of als er enige
twijfel is over de spanningsvoorziening in uw gebied, neem dan
alstublieft contact op met uw leverancier om de spanningsvoorziening te verifiëren en voor (indien van toepassing) instructies. De
vereiste netspanning staat op het naamplaatje. Kijk voor de positie
van het naamplaatje alstublieft naar de illustratie in de sectie
SPECIALE MEDEDELINGEN van deze handleiding.

4. GEVAAR- Aardingsinstructies: Dit product moet worden geaard
en is daarom uitgerust met een randaardestekker. Mocht dit product
niet naar behoren functioneren, dan voorziet de aarde-aansluiting in
een weg met een lage weerstand voor de elektrische stroom waardoor het risico van een elektrische schok wordt verkleind. Indien u
geen geaard stopcontact heeft, neem dan contact op met een elektricien om dit te laten vervangen in overeenstemming met de plaatselijke elektriciteitsnormen. Modificeer de stekker NIET en vervang
hem niet door een ander type!

5.

WAARSCHUWING: Plaats het netsnoer niet in de buurt van
warmtebronnen zoals kachels of radiatoren. Verbuig of beschadig
het netsnoer of de aansluitsnoeren niet, plaats er geen zware voorwerpen op en leg ze niet op een plaats waar mensen er over kunnen
struikelen of er voorwerpen over kunnen rollen. Het gebruik van een
verlengsnoer wordt niet aanbevolen! Als u toch een verlengsnoer
moet gebruiken, dan is de minimum draaddoorsnede voor een snoer
van 8 meter (of minder) 18 AWG. OPMERKING: Des te lager het
AWG-nummer, des te groter het stroomdoorlatendvermogen.
Raadpleeg voor langere verlengsnoeren een plaatselijke elektricien.

6.

Ventilatie: Elektronische producten zouden, tenzij ze speciaal ontworpen zijn voor een afgesloten installatie, moeten worden geplaatst
op lokaties die een goede ventilatie niet belemmeren. Als er geen instructies zijn over de installatie in gesloten ruimten, moet worden aangenomen dat een onbelemmerde ventilatie een vereiste is.

8. Dit product is niet ontworpen voor gebruik in natte/vochtige lokaties en dient niet te dicht bij water te worden gebruikt of aan regen of
sneeuw te worden blootgesteld. Voorbeelden van natte, vochtige
lokaties zijn: bij een zwembad, bron, vat, gootsteen of een vochtige
kelder.

9. Dit product zou alleen gebruikt mogen worden met de bijgeleverde componenten of een kar, rek of standaard die speciaal wordt
aanbevolen door de fabrikant. Als een kar, of iets dergelijks, wordt
gebruikt, neem dan alstublieft alle veiligheidsmarkeringen en instructies die het product vergezellen, in acht.

10.

Het netsnoer (de stekker) moet uit het stopcontact worden gehaald als elektronische producten langere tijd niet gebruikt worden.
Netsnoeren zouden ook losgehaald moeten worden als er een grote
kans is op onweer en/of een elektrische storm.

11. Zorg ervoor dat er geen voorwerpen in enige opening vallen en
ook dat daarin geen vloeistoffen worden gemorst.

12.

Elektrische/elektronische producten dienen te worden nagekeken door gekwalificeerd servicepersoneel als:
a. het netsnoer is beschadigd; of
b. er voorwerpen of vloeistoffen door de openingen in de
behuizing van het apparaat zijn gevallen; of
c. het product aan regen blootgesteld is geweest; of
d.het product niet werkt, of opvallend anders functioneert; of
e.het product is gevallen of de behuizing van het product
is beschadigd.

13.

Dit product, alleen of in combinatie met een versterker en
hoofdtelefoon of luidspreker(s), kan in staat zijn geluidsniveaus voort
te brengen die tot permanente gehoorbeschadiging kunnen leiden.
Gebruik het instrument NIET te lang met een hoog volume of op een
oncomfortabel geluidsniveau. Mocht u gehoorbeschadiging of oorsuizen ervaren, dan kunt u het beste contact opnemen met een
KNO-arts of gehoordeskundige.
BELANGRIJK: Des te harder het geluid, des te korter de tijd die
nodig is om tot gehoorbeschadiging te leiden.

14.

Sommige Yamaha producten zijn voorzien van banken en/of
accessoirebevestigingsmontagebeugels die of zijn bijgeleverd of als
een onderdeel van een optionele accessoire leverbaar zijn.
Sommige hiervan zijn zo ontworpen dat ze door de dealer moeten
worden gemonteerd of geïnstalleerd. Zorg er alstublieft voor dat banken stabiel zijn en eventuele optionele bevestigingen (waar toepasbaar) goed bevestigd zijn VOOR gebruik. Door Yamaha geleverde
banken zijn uitsluitend ontworpen om op te zitten. Ander gebruik
wordt afgeraden.

7.

Temperatuur: Elektronische producten dienen niet op een plaats
gezet te worden die sterk bijdraagt tot hun oververhitting. Plaatsing
van dit product in de nabijheid van warmtebronnen zoals radiators,
kachels, enz., moet vermeden worden.

BEWAAR DEZE HANDLEIDING ALSTUBLIEFT
92-469-3

VOORZORGSMAATREGELEN
LEES DIT ZORGVULDIG DOOR VOORDAT U VERDER GAAT
* Bewaar deze handleiding op een veilige plaats voor eventuele latere bestudering.

WAARSCHUWING
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als
gevolg van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De maatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Spanningsvoorziening/Netsnoer

Waarschuwing tegen water

• Gebruik uitsluitend de spanning die als juist wordt aangegeven
voor het instrument. Het vereiste voltage wordt genoemd op het
naamplaatje van het instrument.
• Controleer zo nu en dan de stekker en verwijder stof en vuil dat
zich erop verzameld heeft.

• Stel het instrument niet bloot aan regen, gebruik het niet in de
buurt van water of onder natte of vochtige omstandigheden en
plaats geen voorwerpen op het apparaat die vloeistoffen bevatten
die in de openingen kunnen vallen.
• Haal nooit een stekker uit het stopcontact met natte handen.

• Gebruik alleen het/de bijgeleverde netsnoer/stekker.
• Plaats het netsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals kachels of radiatoren. Verbuig of beschadig het snoer niet, plaats er
geen zware voorwerpen op en leg het niet op een plaats waar mensen er over kunnen struikelen of er voorwerpen over kunnen rollen.

Waarschuwing tegen brand
• Plaats geen brandende voorwerpen, zoals kandelaars, op het instrument. Een brandend voorwerp kan omvallen en brand veroorzaken.

Als u onregelmatigheden opmerkt

Niet openen
• Dit instrument bevat geen door de gebruiker te repareren onderdelen. Open het apparaat niet, haal de interne onderdelen niet uit
elkaar en modificeer het apparaat niet.

• Als het netsnoer of de stekker beschadigd is of stuk gaat, als er plotseling geluidsverlies optreedt in het instrument, of als er plotseling
een geur of rook uit het instrument komt, moet u het instrument onmiddellijk uitzetten, de stekker uit het stopcontact halen en het instrument na laten kijken door gekwalificeerd Yamaha servicepersoneel.

PAS OP
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u of iemand anders gewond
raakt of dat het instrument of andere eigendommen beschadigd raken. De maatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Spanningsvoorziening/Netsnoer

Locatie

• Sluit de driepolige stekker altijd aan op een op juiste wijze geaarde spanningsbron. (Zie blz. 14 voor meer informatie over de
spanningsvoorziening.)
• Als u de stekker uit het stopcontact haalt, moet u altijd aan de
stekker trekken, nooit aan het snoer. Aan het snoer trekken kan
het beschadigen.
• Haal de stekker uit het stopcontact als u het instrument lange tijd
niet gebruikt, of tijdens elektrische stormen, zoals onweer.
• Sluit het apparaat niet aan op een stopcontact met een stopcontactverdeelstekker Dit kan resulteren in een verminderde geluidskwaliteit en het stopcontact oververhitten.

• Stel het instrument niet bloot aan extreme schokken of stof, extreem koude of warme omstandigheden (zoals in direct zonlicht,
bij de verwarming, of in de auto) om vervorming van het paneel of
schade aan de interne elektronica te voorkomen.
• Gebruik het instrument niet in de nabijheid van een TV, radio, stereo-installatie, mobiele telefoon of andere elektrische apparaten.
Anders kan het instrument, de TV of radio bijgeluiden opwekken.
• Plaats het instrument niet op een onstabiele plek waar het kan
omvallen.
• Verwijder alle aangesloten kabels alvorens het instrument te verplaatsen.
• Gebruik uitsluitend de standaard die voor uw instrument wordt
aanbevolen. Als u het instrument vastmaakt aan de standaard of
het rek gebruik dan uitsluitend de bijgeleverde schroeven. Anders
kan dit leiden tot beschadiging van de interne componenten of het
vallen van het instrument.
• Plaats geen voorwerpen voor de ventilatie-openingen van het
instrument, aangezien dit kan een adequate ventilatie van de
interne componenten kan belemmeren en dit mogelijk tot oververhitting van het instrument kan leiden.

(2)-8

1/2

Aansluitingen

Data wegschrijven

• Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componenten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u
alle betreffende apparatuur aanzet moet u alle volumes op het
minimum zetten. Voer de volumes van alle componenten, na het
aanzetten, geleidelijk op tot het gewenste luisterniveau.

Wegschrijven en back-up van uw data
• DRAM-data (zie blz. 27) gaan verloren als u het instrument uitzet.
Sla data op naar de Flash ROM (USER geheugen; zie blz. 73).
Opgeslagen data kunnen verloren raken ten gevolge van een
storing of foutieve handelingen. Sla belangrijke data op op een
Memory Card (SmartMedia).

Onderhoud
• Gebruik bij het schoonmaken een zachte droge doek. Gebruik
geen verfverdunners, oplosmiddelen, schoonmaakmiddelen of
chemisch geïmpregneerde schoonmaakdoekjes.

Zet nooit het instrument uit als er data naar Flash ROM worden geschreven (terwijl er een “Executing...” of “Please keep
power on” boodschap wordt weergegeven). Het instrument
uitzetten in deze situatie heeft het verliezen van alle userdata tot gevolg en kan er voorzorgen dat het systeem vastloopt(ten gevolgen van corrupte data de Flash ROM).

Zorgvuldig behandelen
• Steek geen vinger of hand in de openingen van het instrument.
• Steek of laat nooit papier, metaal of andere voorwerpen in de
openingen op het paneel of het toetsenbord vallen. Als dit gebeurt, zet dan onmiddellijk het instrument uit en trek de stekker uit
het stopcontact. Laat vervolgens uw instrument nakijken door gekwalificeerd Yamaha servicepersoneel.
• Plaats geen vinylen, plastic of rubberen voorwerpen op het instrument, aangezien dit het paneel of het toetsenbord kan verkleuren.

Als u de Utilitymode of Favorites Categoriefunctie verlaat,
wordt de parameter die u in de display gewijzigd heeft automatisch opgeslagen. Deze data gaan echter verloren als u het
instrument uitzet zonder eerst netjes de display te verlaten.

• Leun niet op en plaats geen zware voorwerpen op het instrument,
ga voorzichtig om met de knoppen, schakelaars en aansluitingen.
• Gebruik het instrument niet te lang op een oncomfortabel geluidsniveau aangezien dit permanent gehoorverlies kan veroorzaken. Consulteer een KNO-arts als u geruis in uw oren of gehoorverlies constateert.

Back-ups maken van de Memory Card (SmartMedia)/
externe media
• Om verlies van data door beschadiging van media te voorkomen,
bevelen wij u aan om belangrijk data op twee Memory Cards
(SmartMedia)/externe media op te slaan.

Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade veroorzaakt door oneigenlijk gebruik of modificaties aan het instrument, of data
die verloren zijn gegaan of gewist.
Zet het instrument altijd uit als u het niet gebruikt.

(2)-8

2/2

Introductie
Dank u voor de aanschaf van de Yamaha S90 Muziek Synthesizer. Om het meeste uit uw nieuwe S90 te halen en om de geavanceerde functies te kunnen gebruiken, raden we u aan om deze handleiding aandachtig door te lezen. Bewaar het ook
op een veilige, gemakkelijke plaats, zodat u het regelmatig, wanneer maar ook, kunt raadplegen.

Verpakkingsinhoud
• AC Netsnoer
• Handleiding

• CD-ROM x 2
• Data List

• Installation Guide
• Owner’s Manual Set

Over de meegeleverde CD-ROM
Applicatie software voor uw S90 is meegeleverd op deze CD-ROM. Met de Voice Editor kunt u de voices van de S90 bewerken met een zeer intuïtieve grafische interface, en een File Utility, waarmee u gemakkelijk data tussen de Memory Card en
een computer kunt uitwisselen. Met de meegeleverde Sequence-software (alleen Windows), kunt u gemakkelijk uw eigen
originele songs op uw computer creëren en bewerken. Zie voor details de aparte installation Guide of de on-line handleiding
die bij de software is meegeleverd.
Speel de CD-ROM nooit af op een audio-CD-speler. Als u dit wel doet kan dit uw gehoor en tevens uw CD-speler/
luidsprekers beschadigen.

Belangrijke eigenschappen
• Groot bereik aan dynamische en authentieke voices — meer dan 512 in totaal, met 49 drumkits (blz. 25). Gebruik de
category searchfunctie om snel de geluiden die u wilt gebruiken op te roepen, gebaseerd op hun instrumenttype (blz. 38).
• In de performancemode kunt u vier verschillende voices tegelijkertijd gebruiken — in een layer of met een toetsenbordsplit (blz. 25).
• Uitgebreide effectprocessing, met reverb (12 types), chorus (25 types), twee aparte insertie-secties (totaal 104 types),
een variatiesectie (25 types) en een master 5-bands EQ (blz. 67).
• Uitgebreide real-time besturing met vier schuiven — waarmee u filter, niveaus, effecten, EG en nog veel meer kunt aanpassen terwijl u speelt (blz. 53).
• Met de ingebouwde arpeggiofunctie heeft u niet alleen een schat aan hippe ritmische sequences tot uw beschikking, maar
ook speciale “menselijke” patterns — zoals gitaargetokkel en trilklanken van blaasinstrumenten (blz. 45).
• Een mastermode waarmee u de S90 als een masterkeyboard kunt gebruiken (met onafhankelijke zones), en het instrument kunt herconfigureren tussen voice/performance play-mode en sequence play-mode tijdens live optredens (blz. 48).
• Bijzonder eenvoudige en gemakkelijk te begrijpen interface met twee rijen bedieningsknoppen: [F1] - [F6] en [SF1] [SF5](blz. 32)
• Remote Control — voor het bedienen van uw favoriete sequence-software via de paneelregelaars van de S90. Tracks
muten, het transport regelen (spelen, stoppen, enz.), zowel MIDI- als audiotracks mixen (maximaal 16) met de CSschuiven van de S90, de tracks pannen, de EQ regelen en de effectverzending bijstellen — en dit alles zonder de muis te
gebruiken (blz. 57).
• Met drie Modular Synthesis Plug-in Systemslots kunt u de S90 upgraden met een complete nieuwe synthesizer- of
geluidsprocessing unit. Deze plug-inboards geven u meer voices, meer effecten, meer polyfonie en meer instrumentparts. Teven zijn er al speciale plug-in voices in de S90 geprogrammeerd en opgeslagen, die u meteen kunt afspelen als u
het juiste board heeft geïnstalleerd (blz. 25).
• Uitgebeide I/O aansluitingen — inclusief toewijsbare uitgangen, audio-ingangen, MIDI, USB voor multipoortaansluitingen op een computer, en een SmartMedia Card voor data-opslag.
• Uitbreidingsslot voor los verkrijgbare mLAN — met Yamaha’s nieuwe mLAN interface technologie kunt u al uw
digitale audio- en MIDI data via één breedbandkabel versturen.
• Een 88-toets gebalanceerde hamereffecttoetsenbord dat op een natuurlijke wijze reageert (met aftertouch), waarmee u
uw ervaring en expertise in uw pianospel kunt vergroten.
6

Over deze handleiding
Deze handleiding bestaat uit de volgende secties.
■ Basissectie (blz. 12)
Deze sectie geeft u een overzicht van de hoofdfuncties en -eigenschappen van de S90 en geeft u een introductie in
de basisbedieningsafspraken.
■ Snelgids (blz. 36)
Deze sectie legt u uit hoe u de basisfuncties moet uitvoeren.
■ Referentie (blz. 98)
De encyclopedie van de S90. Deze sectie legt u alle functies en parameters uit.
■ Appendix (blz. 114)
Deze sectie bevat gedetailleerde informatie over de S90, zoals MIDI, instructies over het installeren van los
verkrijgbare apparatuur, displayboodschappen, problemen oplossen en specificaties.
■ Installation Guide (apart Engelstalig boekje)
Raadpleeg dit voor instructies voor het installeren van de meegeleverde softwareprogramma’s (op de CD-ROM) op
uw computer.
■ Data List (apart Engelstalig boekje)
Dit bevat verschillende belangrijke overzichten, zoals het voice-overzicht, het wave-overzicht, het performanceoverzicht en het MIDI implementatie-overzicht.

Over de referentienummers
Behalve de reguliere bladzijdenreferenties, bevat deze handleiding ook speciale referentienummers (zoals Ref.nr. 15).
Hiermee kunt u gemakkelijk en snel een verwijzing vinden van de corresponderende parameters in de parametertabel
op blz. 93. (Zie, voor meer informatie, ook blz. 96.)

● Het kopiëren van commerciele beschikbare muzieksequencedata en/of digitale audiobestanden is ten strengste
verboden, met uitzondering van kopiëren voor eigen gebruik door de koper.
● Dit product bevat computerprogramma’s en inhoud waarvan Yamaha alle auteursrechten bezit of waarvan het
over de licenties beschikt om gebruik te mogen maken van de auteursrechten van derden. Onder dergelijke auteursrechten vallen, zonder enige beperkingen, alle computersoftware, stijlfiles, MIDI-files, WAVE-data en geluidsopnamen. Elk ongeautoriseerd gebruik van dergelijke programma’s en inhoud buiten het persoonlijk gebruik
van de koper, is volgems de betreffende wettelijke bepalingen niet toegestaan. Elke schending van auteursrechten
heeft wettelijke consequenties. MAAK GEEN KOPIEËN EN DISTRIBUEER OF GEBRUIK GEEN ILLEGALE
KOPIEËN.
● De afbeeldingen en LCD schermen zoals die in deze handleiding getoond worden, zijn uitsluitend bedoeld voor
instructiedoeleinden en kunnen dus enigszins afwijken van die op uw instrument.
● De naam “mLAN” en zijn logo zijn handelsmerken of Yamaha Corporation.
● De bedrijfsnamen en productnamen in deze handleiding zijn de handelsmerken of geregistreerde handelsmerken
van hun respectieve bedrijven.

7

Toepassingsindex
Deze handige, gemakkelijk te gebruiken index is in algemene categorieën verdeeld om u te helpen bij het zoeken naar
informatie over een bepaald onderwerp of bepaalde functie.
■ Luisteren/afspelen/bespelen
• Naar demosongs luisteren ............................................................................................................................................. Demo Afspelen (blz. 19)
• De voices bespelen..................................................................................................................................................................................... (blz. 36)
• Voices in een gewenste instrumentgroep oproepen............................................................... De Category Searchfunctie gebruiken (blz. 38)
• Songs afspelen vanaf Memory Cards ...................................................................................................................................................... (blz. 75)
• Standaard MIDI bestand converteren van format 1 naar format 0 . De aparte gebruikershandleiding van de installatiegids en de file utility (PDF)
• Als masterkeyboard gebruiken ................................................................................................................................................................ (blz. 48)
• Het toetsenbord splitsen — Hogere en lagere bereiken instellen voor de voices
· In de mastermode ....................................................................................................................................................................................(blz. 51)
· In de performancemode ........................................................................................................................................................................ (blz. 42)
· In de voicemode................................................................................................................................................................... Nootlimiet (blz. 62)
• Voices stapelen/layeren (parts samenvoegen)
· In de mastermode ....................................................................................................................................................................................(blz. 51)
· In de performancemode ........................................................................................................................................................................ (blz. 42)
• Veranderen van het part dat via het toetsenbord bespeeld wordt
In de mastermode ............................................................................................................................. TransCh (master zone edit [F1] Ref. nr.25)
In de sequence playmode............................................................................................................................................Songtrack selectie (blz. 76)
• De aanslaggevoeligheid selecteren (globale instellingen) .................................................................................................................... (blz. 87)
• De volumerespons afstemmen op uw speelsterkte — een hoog volume verkrijgen bij zacht spelen of een zacht volume bij
hard spelen (voor elke voice/performance)....... velocity depth/velocity offset (performance/mixing part edit [F1]→[SF5] Ref. nr.39, nr.40)
• Arpeggio’s afspelen ................................................................................................................................................................................... (blz. 45)
• Arpeggio MIDI OUT aan-/uitzetten
· Voice instelling..................................................................................................................Uitgangsschakelaar (utility [F3]→[SF2] Ref. nr.86)
· Performance-/mixinstelling .............................................Uitgangsschakelaar (performance/mixing common edit [F3] →[SF4] Ref. nr.86)
• Het tempo van de arpeggio wijzigen (in vergelijking met het tempo van de song) ...................................................................................
................................................................................................Unit Multiply (voice/performance/mixing common edit [F3] →[SF3] Ref. nr.83)

■ Regelaars gebruiken
• Regelaars aansluiten.................................................................................................................................................................................. (blz. 18)
• Het pitchbendbereik instellen....................... PB Upper/Lower (voice common edit, performance/mixing part edit [F1] →[SF5] Ref. nr.14)
• Een voetpedaal/voetschakelaar gebruiken om parameters te regelen ............................................................................................... (blz. 54)
• Een voetschakelaar gebruiken om de sequencer te starten/stoppen......................................................FS (utility [F4]→[SF3] Ref. nr.130)
• Een voetschakelaar gebruiken om door geavanceerde voice/performance/master programma’s te lopen............ FS (utility [F4]→[SF3] Ref. nr.130)
• Een voetschakelaar gebruiken om de arpeggio te starten/stoppen ........................................................FS (utility [F4]→[SF3] Ref. nr.130)
• De Remote Controlfunctie gebruiken voor een externe sequencer.................................................................................................... (blz. 57)
• De toestand/positie van de regelaar behouden als u tussen voices schakelt.................... Controller Reset (utility [F1]→[SF4] Ref. nr.24)
• De regelaars instellen ................................................................................................................................................................................ (blz. 55)
• CS-schuiven gebruiken .................................................................................................................................................................... (blz. 53)

■ Kopiëren
• Voice effect-/arpeggio-instellingen kopiëren naar de performancemode ...............................................De copyfunctie gebruiken (blz. 71)
• Performancepartparameterinstellingen kopiëren naar parts in de mixingmode ............................................. Performance copy (blz. 72)
• Element-/toetsparameterinstellingen van een voice kopiëren naar een ander element/toets ........................................................(blz. 71)
• Partparameterinstellingen van de performance/mix naar een andere part kopiëren.......................................................................(blz. 71)

■ Het geluid veranderen
• Een voice bewerken ................................................................................................................................................................ Voice Edit (blz. 60)
• Effectstructuur en signaalbaan................................................................................................................................ Effecten gebruiken (blz. 67)
• De effectinstellingen bewerken ..................................................................................................................Effectsinstellingsvoorbeeld (blz. 67)
• De voicesustain aanpassen.......................................................................................................................................... AEG REL TIME (blz. 66)
• Een helderder geluid verkrijgen ................................................................................................................................................... Cutoff (blz. 63)
• Een uitdrukkelijker effect verkrijgen .................................................................................................................................. Resonantie (blz. 63)

8

Toepassingsindex

• Monofone instrumenten simuleren .........................Mono/Poly (voice common edit, performance/mixing part edit [F1] →[SF2] Ref. nr.3)
• De stereo-panpositie instellen...................................................................................................................................................... Pan (Ref. nr.44)
• Het element/de part wijzigen die afhankelijk van de aanslag klinkt........................................................................................ Aanslaglimiet
In de voicemode ......................................................................................................................................................................................... (blz. 62)
In de performance-/mixingmode ................................................................................(performance/mixing part edit [F1]→[SF3] Ref. nr.33)
• Een een geleidelijke overgang tussen de toonhoogte van een toets naar de volgende toets verkrijgen....................................................
..................................... PORTA Switch/Time (voice/performance common edit, performance/mixing part edit [F1] →[SF4] Ref. nr.7-nr.11)

• De LFO met het tempo van de arpeggio of sequencer synchroniseren ........... Tempo Sync (voice common edit [F5]→[SF1] Ref. nr.161)
• De resonantie overeenkomstig de LFO-instellingen moduleren.................... LFO Dest (voice common edit [F5]→[SF3/4/5] Ref. nr.170)
• Voices bewerken met een computer .............................................................. Zie de afzonderlijke Installation Guide en Voice Editor for S90 (PDF)
• De user-LFO instellen ........................................................................COMMON LFO (Zie de afzonderlijke Installation Guide en Voice Editor for S90)

■ De panpositie wijzigen
• De panpositie beurtelings verplaatsen, elke keer dat er een toets bespeeld wordt ...... Alternate Pan (voice element/key edit [F4]→[SF1] Ref. nr.136)
• De panpositie willekeurig verplaatsen, elke keer dat er een toets bespeeld wordt........ Random Pan (voice element/key edit [F4]→[SF1] Ref. nr.137)
• De panpositie volgens de toetspositie verplaatsen......................................... Scaling Pan (voice element/key edit [F4]→[SF1] Ref. nr.138)
• De panpositie volgens de LFO-instellingen moduleren .................................. LFO Dest (voice common edit [F5]→[SF3/4/5] Ref. nr.170)

■ De toonhoogte wijzigen
• Het geluid transponeren/de toonhoogte wijzigen (toongenerator instellingen)
· Voice (element) instellingen .................................................................Coarse/Fine (voice element/key edit [F2]→[SF1] Ref. nr.59, nr.60)
· Plug-invoice, performance/mixing (part) instellingen ................................................................................................... (Ref. nr.41, nr.153)
· Globale instelling............................................................................................................................. Note Shift (utility [F1]→[SF1] Ref. nr.41)
• Het toetsenbord transponeren
· Globale instelling.............................................................................................................................Transpose (utility [F1]→[SF2] Ref. nr.18)
· Master instelling......................................................................................................................... Transpose (master zone edit [F2] Ref. nr.18)
• De stemming van andere instrumenten wijzigen ................................................................................ Tune (utility [F1]→[SF1] Ref. nr.216)
• De instelling van alle noten (toetsen) op dezelfde toonhoogte instellen ................PitchSens (voice element edit [F2]→[SF4] Ref. nr.70)
• Het stemmingsysteem voor de voice instellen.......................................................Micro Tuning (voice common edit [F1]→[SF2] Ref. nr.5)

■ Het volumeniveau instellen
• Het totale volume instellen ........................................................................................................................MASTER VOLUME-schuif (blz. 14)
• Het globale volume aanpassen .............................................................................................................. Volume (utility [F1]→[SF1] Ref. nr.43)
• Het performancevolume aanpassen (heeft invloed op alle parts) ........................................ Volume (common edit [F2]→[SF1] Ref. nr.43)
• Het volume per part aanpassen .........................................................................................................Volume (part edit [F2]→[SF1] Ref. nr.43)
• Het volume van de voice aanpassen (heeft invloed op alle elementen) ...........................................Volume (common edit [F2] Ref. nr.43)
• Het volume van elk element/elke toets aanpassen ............................................................ Level (element/key edit [F4]→[SF1] Ref. nr.135)
• Het volume met de CS-schuiven aanpassen .......................................................................................................................................... (blz. 53)
• De uitgangsgain van de OUTPUT-aansluitingen aanpassen ............L & R Gain, Assign L/R Gain (utility [F2] →[SF2] Ref. nr.55, nr.56)

■ Het geluid van een drumvoice instellen
• De drumtoets voor onafhankelijke open en gesloten hi-hat geluiden instellen ....... Altnate Group (voice key edit [F1]→[SF5] Ref. nr.38)
• De respons van de toets instellen als deze wordt losgelaten: Het geluid op natuurlijke wijze laten afsterven (decay) als een toets
wordt losgelaten, of het geluid afkappen (cut off) als een toets wordt losgelaten ........ rcv note off (voice key edit [F1]→[SF5] Ref. nr.37)

■ Geluiden selectief uitschakelen
• Het geluid van bepaalde elementen tijdelijk uitschakelen tijdens het bewerken.................................................Mute functie (blz. 30, 61)
• Het geluid van bepaalde elementen/parts uitschakelen ......Element Sw/Part Sw (voice element/key edit, performance part edit [F1]→[SF1] Ref. nr.28)
• Het geluid van bepaalde performanceparts tijdelijk uitschakelen .........................................Performance part aan-/uitzetten (blz. 30, 42)
• Het geluid van bepaalde songparts tijdelijk uitschakelen.................................................................... Songtrack aan-/uitzetten (blz. 30, 76)
• Het geluid van bepaalde songparts uitschakelen ...................................................................................................................... RcvCh (blz. 80)

■ Gemakkelijke bewerkingsfuncties
• Een complete nieuwe voice/performance vanaf het begin creëren............................................................................... Initialiseren (blz. 70)
• Luisteren naar het verschil tussen de gewijzigde voice/performance instellingen en
dezelfde originele voice/performance instellingen ......................................................................................... De Comparefunctie (blz. 61)
• Zet de voice/performance terug met uw laatste bewerkingen intact...................................................................................... Recall (blz. 71)

Toepassingsindex

9

■ Data invoeren
• Karakters invoeren (programma-/filenaaminstellingen) ............................................................................................................... (blz. 34, 84)

■ Data opslaan
• De bewerkte data naar het interne (USER) geheugen van de S90 opslaan ...................................................................................... (blz. 73)
• De instellingen van de S90 op een Memory Card opslaan .................................................................................................................. (blz. 82)
• De instellingen van de S90 opslaan naar een extern apparaat, zoals een computer,..................................................... Bulkdump (blz. 72)
• Boardvoices opslaan .................................................................................................................................................................................. (blz. 73)

■ De S90 op andere apparatuur aansluiten
• Een computer aansluiten..................................................................................................................................... Aansluiten op een PC (blz. 17)
• Lokale besturing aan-/uitzetten .......................................................................................................Local control (blz. 18, utility [F5]→[SF2])
• De S90 als een multitimbrale toongenerator gebruiken ...................................................................................................................... (blz. 80)
• Voices bewerken met een computer ............................................................ Zie de afzonderlijke Installation Guide en Voice Editor for S90 (PDF)
• De meegeleverde sequencer software gebruiken (alleen Windows) ....... De aparte Installatin Guide en de on-line help van de applicatie
• De S90 zo instellen dat het programmawijzigingen vanaf een extern apparaat ontvangt of negeert
· Voice-instellingen .......................................................................................... Pgm Change/BankSel (utility [F5]→[SF2] Ref. nr.180, nr.181)
· Performance-/mixinginstellingen .......................................................................RCV SW (performance/mixing part edit [F5] Ref. nr.175)
• Bepalen of de S90 wel of geen programmawijzigingen naar een extern apparaat verstuurd
· Voice-instellingen .......................................................................................... Pgm Change/BankSel (utility [F5]→[SF2] Ref. nr.180, nr.181)
· Master-instellingen .......................................................................................................................... TXSW (master zone edit [F3] Ref. nr.89)
• Bepalen of een externe sequencer wel of niet moet starten/stoppen als de sequencer van de S90 gestart/gestopt wordt .....................
................................................................................................................................................................ SeqCtrl (utility [F5] → [SF3] Ref. nr.187)

• Bepalen of de sequencer van de S90 wel of niet moet starten/stoppen als een externe sequencer gestart/gestopt wordt .....................
................................................................................................................................................................ SeqCtrl (utility [F5] → [SF3] Ref. nr.187)

• Bepalen of de song/arpeggio wel of niet synchroon moet lopen met de klok van een extern MIDI-apparaat ........................................
..........................................................................................................................................................MIDI Sync (utility [F5] → [SF3] Ref. nr.185)

■ Parameters resetten (initialiseren)
• Voice-/performance-/mixing-/masterparameters initialiseren ...................................................................................... Initialiseren (blz. 70)
• Een Memory Card formatteren ............................................................................................................................................................... (blz. 82)
• De S90 terugzetten naar zijn standaardinstellingen (resetten) .............Factory Set (standaard fabrieksinstellingen terugzetten) (blz. 72)

■ Optionele hardware installeren en gebruiken
• Het plug-inboard installeren .................................................................................................................................................................. (blz. 124)
• Twee of drie identieke plug-inboards als één board gebruiken om de polyfonie te vergroten..................................................................
......................................................................................................................................................... Poly Expand (utility [F6]→[SF1] Ref. nr.206)

• De mLAN8E installeren ......................................................................................................................................................................... (blz. 126)

■ Snelle oplossingen en referentiemateriaal
• Globale functies van het functieoverzicht ................................................................................................................................... (blz. 88 en 98)
• S90 parameterstructuur en de referentienummers .................................................................................................... Parametertabel (blz. 92)
• Referentienummers (Ref.nrs) en de bijbehorende bladzijdenreferenties ......................................................................................... (blz. 96)
• Functiehiërarchie ...................................................................................................................................................................................... (blz. 88)
• Display-indicaties ...................................................................................................................................................................................... (blz. 30)
• NUMMER-knopfuncties .......................................................................................................................................................................... (blz. 30)
• Geheugenstructuur – geeft aan waar verschillende instellingen worden opgeslagen ........................................................... (blz. 25 en 27)
• Voice-/performancestructuur................................................................................................................................................................... (blz. 26)
• Filtertypen. ................................................................................................................................................................................................. (blz. 63)
• Categorie-overzicht
· Voice/performance ................................................................................................................................................................................. (blz. 35)
· Arpeggio .................................................................................................................................................................................................. (blz. 45)
• Overzicht van voices, performances, waves, arpeggiotypes, effecttypes, enz................................................................. De aparte Data List
• Filetypes die gebruikt kunnen worden................................................................................................................................................... (blz. 83)
• Algemene MIDI-informatie ................................................................................................................................................ Over MIDI (blz. 118)
• Informatie-displays...................................................................................................................................................................................(blz. 114)
• Betekenis van de displayboodschappen........................................................................................................... Displayboodschappen (blz. 116)
• Problemen oplossen................................................................................................................................................................................. (blz. 128)

10

Toepassingsindex

Bedieningspaneel........................................................................12
Achterpaneel ..............................................................................13

Opstellen ................................................................... 14

Pitchbendwiel & modulatiewiel ...............................................53
CS-schuiven (CS)....................................................................... 53
Voetregelaar ...............................................................................54
Voetschakelaar (toewijsbaar) ...................................................54
Voetschakelaar (sustain) ..........................................................54
Brethcontroller ......................................................................... 54
Aftertouch .................................................................................54

Spanningsvoorziening ...............................................................14
Aanzetprocedure .......................................................................14
De S90 aanzetten .......................................................................14

Remote Control voor externe sequencer ................. 57

Aansluitingen ........................................................... 15

Opstellen .....................................................................................57
De Remote Controlfunctie gebruiken ......................................58

Demo Afspelen ......................................................... 19

Voice Edit ................................................................. 60

Overzicht van de S90 ............................................... 20

Effecten gebruiken ................................................... 67

Besturing ....................................................................................20
Toongenerator ...........................................................................20
Effecten...................................................................................... 24
Carddrive/Sequencer ................................................................24

Effectstructuur ..........................................................................67
Effectaansluitingen ...................................................................68

De jobs gebruiken .................................................... 70

Voices & Performance ............................................. 25

De instellingen opslaan (Store) ............................... 73

Bank (geheugen) structuur .......................................................25
Overzicht van voice/element/performance .............................26
Normale voices & drumvoices ..................................................27
GM voices ..................................................................................27

De songs afspelen ..................................................... 75

Intern geheugen en filebeheer ................................ 27

Aanslaggevoeligheid.................................................. 87

Basisbediening ......................................................... 29

Functiehiërarchie ..................................................... 88

Modes .........................................................................................29
Mode-tabel .................................................................................29
Een mode selecteren .................................................................30
Display indicaties ..................................................................... 30
Functies en parameters selecteren ...........................................32
Op de display gebaseerde regelaars ..........................................33

Parametertabel ......................................................... 92

Memory Cards gebruiken......................................... 82

Parameter-/functie-overzicht ...................................................97

Referentie ..................................98

Appendix ................................ 114

Voices bespelen ........................................................ 36
Een voice selecteren ..................................................................36
De Category Searchfunctie gebruiken .....................................38
Voice bewerking in de voice playmode (Quick Edit)...............39

Informatiedisplays ................................................. 114

Performances bespelen ............................................ 41

Over MIDI .............................................................. 118

Een performance selecteren .....................................................41
Voices (parts) opstapelen (layer)
Het toetsenbord splitsen (split) ................................................42
Performances bewerken in de performance playmode
(Quick Edit)................................................................................44

Optionele hardware installeren ............................. 123

De arpeggio-functie gebruiken ................................. 45

Basis Sectie

Mixingmode ...............................................................................77

Referentie (Functie-overzicht) ................................ 98

Snelgids ..................................... 36

Snelgids

De Regelaars & Aansluitingen.................................. 12

Regelaars (controllers) gebruiken ........................... 53

Displayboodschappen ............................................ 116

Er kunnen optionele units in de S90 geïnstalleerd worden 123
Installatielokaties ................................................................... 123
Installatie voorzorgsmaatregelen ........................................... 123
Optionele plug-inboards installeren ...................................... 124
Een optionele mLAN8E installeren ...................................... 126

Wat is de arpeggio-functie ? ......................................................45
Arpeggio afspelen ...................................................................... 46
Arpeggio-type, -tempo en -limiet ..............................................46

Problemen oplossen ................................................ 128

Een masterkeyboard gebruiken ................................ 48

Index ...................................................................... 132

Specificaties ........................................................... 131

Wat is de mastermode? .............................................................48
De masterdemo afspelen (masters selecteren) ........................49
Opslaan in een master ...............................................................50
Zones gebruiken — Een layer/split creëren met een
externe toongenerator ...............................................................51

Inhoudsopgave

11

Appendix

Basissectie.................................. 12

Referentie

Inhoudsopgave

Basissectie
Basissectie

De Regelaars & Aansluitingen
Bedieningspaneel

Snelgids

8

4
CONTROL
FUNCTION

MASTER
VOLUME

PAN

REVERB

CHORUS

TEMPO

CUTOFF

RESONANCE

ATTACK

RELEASE

ASSIGN A

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

9

@ &

!

#

¡

•

MODE

VOICE

DEC/NO

Referentie

SF1

SF2

SF3

SF4

SF5

PERFORM

UTILITY

CARD

EDIT

JOB

PROGRAM

SLOT 2

SLOT 3

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

FAVORITES

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

COMMON

A

B

C

D

E

F

G

H

MASTER

SEQ PLAY

DRUM KITS

F2

F3

F4

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

STORE

1

2

3

4

5

6

7

8

5

6

REMOTE
CONTROL

PLAY/
STOP

9

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

INFORMATION

F5

EXIT

F6

ARPEGGIO

ENTER

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

EFFECT
BYPASS

10

11

7

% $

)

MUTE

SOLO

EXECUTE

3

CATEGORY
SEARCH

INC/YES

COMPARE

F1

SLOT 1

^ *( º ™

¢
∞
§
¶

£

12
3.3V CARD

USB

PHONES

L/MONO
OUTPUT

R

L

R

ASSIGNABLE OUTPUT

GAIN

A/D INPUT

1

2

FOOT CONTROLLER

SUSTAIN ASSIGNABLE

BREATH

FOOT SWITCH

IN

OUT

THRU

POWER
ON/ OFF

MIDI

Appendix

CONTROL
FUNCTION

PAN
CUTOFF

MASTER
VOLUME

REVERB
RESONANCE

CHORUS
ATTACK

MODE

TEMPO

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

VOICE

PERFORM

MASTER

DRUM KITS

SLOT 1

SLOT 2

SLOT 3

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

CATEGORY
SEARCH

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

FAVORITES

UTILITY

DEC/NO

PITCH

PROGRAM

RELEASE

ASSIGN A
MEQ LOW
VOLUME 1

MODULATION

EDIT

SF1

SF2

SF3

SF4

SF5

CARD

SEQ PLAY

COMMON

A

B

C

D

E

F

G

H

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

JOB

STORE

1

PLAY/
STOP

9

F2

F3

F4

F5

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

INFORMATION
ELEMENT / PERF.PART / ZONE

COMPARE

F1

REMOTE
CONTROL

INC/YES

F6

EXIT

ENTER

ARPEGGIO

EFFECT
BYPASS

10

11

EXECUTE

MUTE

SOLO

A-1 B-1 C0 D0 E0 F0 G0 A0 B0 C1 D1 E1 F1 G1 A1 B1 C2 D2 E2 F2 G2 A2 B2 C3 D3 E3 F3 G3 A3 B3 C4 D4 E4 F4 G4 A4 B5 C5 D5 E5 F5 G5 A5 B5 C6 D6 E6 F6 G6 A6 B6 C7

1 [PITCH]-Bendwiel (blz. 53)

% [EXIT]-knop (blz. 32)

2 [MODULATION]-wiel (blz. 53)

^ [ENTER]-knop (blz. 32)

3 [MASTER VOLUME]-schuif (blz. 14)

& MODE-knoppen (blz. 29)

4 [CONTROL FUNCTION]-knop (blz. 53, 59)

* [ARPEGGIO]-knop (blz. 45)

5 [CS1] - [CS4]-schuiven (blz. 53, 56)

( [EFFECT BYPASS]-knop (blz. 67)

6 LCD Contrastregelaar (blz. 14)

º [PLAY/STOP]-knop (blz. 75)

7 [F1] - [F6] (Functie) knoppen (blz. 32)

¡ BANK-knoppen (blz. 36, 38, 41)

8 [SF1] - [SF5] (SubFunctie) knoppen (blz. 32)

™ GROEP [A] - [H]-knoppen (blz. 37, 41)

9 LCD (Liquid Crystal Display) (blz. 30, 114)

£ NUMMER [1] - [16]-knoppen
(blz. 30, 37, 42, 49, 58, 61, 76, 80)

) [INFORMATION]-knop (blz. 33, 34, 35)
! Datadial (blz. 33, 76)
@ [INC/YES]-knop (blz. 33)
# [DEC/NO]-knop (blz. 33)
$ Cursorknoppen (blz. 33)

12

De Regelaars & Aansluitingen

¢ [CATEGORY SEARCH]-knop (blz. 38)
∞ [REMOTE CONTROL] ON/OFF-knop (blz. 57)
§ [TRACK SELECT]-knop (blz. 30, 37, 76)
¶ [MUTE]-knop (blz. 30, 42, 61, 76)
• SLOT 1-3 lampjes (blz. 125)

ª

⁄

‹

›fifl ‡ °· H

I J K

Basissectie

Achterpaneel
L

POWER
ON/ OFF
BREATH ASSIGNABLE SUSTAIN
GREEN
YELLOW
ORANGE

THRU

OUT
MIDI

2

1

IN
FOOT SWITCH

A/D INPUT

GAIN

R
L
ASSIGNABLE OUTPUT

R

L/MONO
OUTPUT

PHONES

FOOT CONTROLLER
3.3V

CARD

Snelgids

USB
AC INLET

‚

¤

ª [POWER]-schakelaar (blz. 14)
‚ AC INLET (netsnoeraansluiting) (blz. 14)
⁄ Plug-in Boarddeksel (blz. 126)
¤ mLAN Uitbreidingskaart (mLAN8E) deksel (blz. 126)
‹ MIDI IN/OUT/THRU-aansluitingen (blz. 16)

USB
USB is een afkorting voor Universal Serial Bus.
Het betreft een seriële interface om een computer op
randapparatuur aan te sluiten.
Het maakt “hot swapping” mogelijk (het aansluiten van
randapparatuur terwijl de computer aanstaat).

› BREATH CONTROLLER-aansluiting (blz. 18)
fi FOOT SWITCH-aansluiting (ASSIGNABLE)
(blz.’s 18, 54)
fl FOOT SWITCH-aansluiting (SUSTAIN) (blz. 18, 54)
‡ FOOT CONTROLLER 1, 2-aansluitingen (blz. 18, 54)
° A/D INPUT-aansluiting (blz. 15)

mLAN
“mLAN” betreft een digitaal netwerk, ontworpen voor
muzikale toepassingen. Het maakt gebruik van de IEEE
1394 industrie standaard uitstekend presterende seriële
bus en breidt deze standaard uit.
Zie voor details het “Guide Book” van de mLAN8E.

· [GAIN]-knop (blz. 15)
H ASSIGNABLE OUT L & R-aansluitingen (blz. 15)
I OUTPUT L/MONO & R-aansluitingen (blz. 15)
J PHONE-aansluiting (blz. 15)
K USB-aansluiting (blz. 17)
L CARD-sleuf (blz. 82)
Zet het instrument nooit uit terwijl er data weggeschreven
worden naar Flash ROM (als er een “Executing...” of
“Please keep power on” boodschap getoond wordt). Als het
instrument in deze status wordt uitgezet, dan verliest u alle
userdata en kan het systeem vastlopen (vanwege corrupte
data in de Flash ROM).

De Regelaars & Aansluitingen

13

Referentie

3
2
1

Appendix

Plug-in SLOT

Basissectie

Opstellen
Spanningsvoorziening

Bij het gebruik van de S90 als MIDIontvangstapparaat:

Snelgids

MIDI master (versturend apparaat)
AC INLET-aansluiting

POWER
ON!

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

Netsnoer
(meegeleverd)

1 Controleer of de [POWER]-schakelaar uitstaat.

S90 als MIDI slave (MIDI ontvangend apparaat)

Referentie

2 Sluit het meegeleverde netsnoer aan op de AC INLETaansluiting op het achterpaneel van het instrument.
3 Sluit het andere uiteinde van het netsnoer aan op een
stopcontact. Controleer of uw S90 geschikt is voor het
voltage van het land of de regio waarin het instrument
wordt gebruikt.

Appendix

Controleer of uw S90 geschikt is voor het voltage van het gebied of land waar u het instrument gaat gebruiken (meer informatie vindt u op het achterpaneel). Als u het apparaat
aansluit op een verkeerde spanningsbron kan dit ernstige
schade toebrengen aan het instrument en kan zelfs een
schok veroorzaken!
Gebruik alleen het bij de S90 meegeleverde netsnoer. Neem
contact op met uw Yamaha-leverancier als het meegeleverde
netsnoer is zoekgeraakt of beschadigd en dient te worden
vervangen. Het gebruik van een ongeschikt netsnoer kan
brand of een schok veroorzaken!
Het soort netsnoer dat is meegeleverd bij de S90 kan per
land waarin het apparaat is gekocht verschillen (soms is de
stekker uitgerust met een derde pootje voor aarding). Het
verkeerd aansluiten van de aarde verhoogt het risico op een
elektrische schok.
Modificeer de bij de S90 geleverde stekker NOOIT. Laat een
gekwalificeerde elektricien een goed stopcontact installeren
indien de stekker niet in het stopcontact past. Gebruik geen
adapter, aangezien deze de aarding ongedaan maakt.

Aanzetprocedure
Controleer, als alle nodige aansluitingen (blz. 15) tussen
uw S90 en andere apparatuur zijn gemaakt, of alle volumeinstellingen op nul zijn gezet. Zet vervolgens ieder apparaat in uw systeem aan in de volgende volgorde: MIDImasters (zenders), MIDI-slaves (ontvangers), en daarna
de audio-apparatuur (mengpanelen, versterkers, luidsprekers, enzovoorts). Dit verzekert u van een juiste signaalbaan vanaf het eerste tot het laatste apparaat (eerst MIDI,
vervolgens audio). Als u het systeem wilt uitzetten, moet
u eerst het volume van de audio-apparatuur uitzetten, en
vervolgens ieder apparaat in omgekeerde volgorde uitzetten (eerst de audio-apparatuur, vervolgens MIDI).

14

Opstellen

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

L

R

Geluidsapparatuur (eerst mengpaneel, dan versterker)

De S90 aanzetten
Zet eerst, alvorens u uw S90 aan- of uitzet, het volume van
de aangesloten apparaten uit.

1 Druk op de [POWER]-schakelaar.

POWER
ON/ OFF

AC INLET

Een ogenblik later verschijnt het standaard aanzetmodescherm (zoals deze is ingesteld in de Utility
parameter, Power On Mode Display).
OPM. Stel het displaycontrast bij als de LCD moeilijk te lezen
n
is. Stel het contrast bij met de LCD-contrastregelaar (blz.
12).

2 Zet het volume van het geluidssysteem op een aangenaam niveau.
3 Verhoog, terwijl u op het toetsenbord speelt, geleidelijk
het volume met de MASTER VOLUME-knop om het
gewenste geluidsniveau in te stellen.

Zet, voordat u de S90 aansluit op andere elektronische componenten, eerst alle betreffende componenten uit. Zet, voordat u alle componenten aan-of uitzet, eerst alle volumeniveaus op minimum (0). Anders kunnen de componenten getroffen worden door een elektrische
schok of beschadigd raken.

Aansluiten op externe
audio-apparatuur

A/D input

Aangezien de S90 niet is voorzien van ingebouwde luidsprekers, heeft u een extern audiosysteem of een hoofdtelefoon nodig om de S90 te kunnen beluisteren. De volgende illustraties tonen u verscheidene aansluitmogelijkheden; kies de variant die het best past bij de door u gewenste opstelling.

U kunt externe geluiden importeren (blz. 44). Als u vanaf een externe audiobron importeert, dan moet u een microfoon of de audiobron aansluiten op de A/D INPUTaansluiting.

Audio Apparaat (intern samengevoegd tot mono)

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

S90

Mic (MONO)

OUTPUT R

Pas effecten toe op het microfoongeluid
door gebruik te maken van het Vocal
Harmony Plug-in Board (PLG100-VH).

Appendix

OUTPUT L/MONO

A/D INPUT

Hoofdtelefoon

INPUT

INPUT

Referentie

L/MONO

Een stel luidsprekers met ingebouwde versterkers kan accuraat de rijke geluiden van het instrument met de eigen
pan- en effectinstellingen produceren. Sluit uw luidsprekers aan op de OUTPUT L /MONO en R uitgangen op
het achterpaneel.
Luidspreker met
ingebouwde versterker
(Rechts)

PHONES
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

A/D INPUT
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

S90

OPM. Als u slechts één luidspreker met ingebouwde versterker
n
gebruikt, dan moet u deze op de OUTPUT L/MONO
uitgang op het achterpaneel aansluiten.

Aansluiten op een mengpaneel
Naast de OUTPUT (L/MONO en R) uitgangen is de S90
voorzien van extra audio-uitgangen. Sluit deze uitgangen
aan op een mengpaneel om de uitgangen van maximaal
vier performancemodeparts individueel af te regelen (blz.
29, 41).
L

Mengpaneel

OUTPUT L

Luidspreker

R

S90

OPM. Als de bovenstaande aansluitingen gemaakt zijn, dan
n
kunt u beginnen met importeren. Als u begint met importeren, dan zult u misschien de inputgain van de
audiobron moeten bijstellen, door de GAIN-knop te
gebruiken.

■ Aansluiten op mLAN-compatibele audioapparatuur (Als de los verkrijgbare
mLAN8E is geïnstalleerd)

R

Versterker

mLAN audio apparaat

mLAN aansluitingen
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

1

2

3

ASSIGNABLE
OUTPUT

4

5

L

6

7

8

R

9

10

11

12

13

14

15

OUTPUT
L/MONO

16

L

R

R

PHONES

Hoofdtelefoon
S90

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

S90

Snelgids

■ Een microfoon of andere audio-apparatuur
(analoge ingang) aansluiten

Stereo-luidsprekers met ingebouwde
versterker aansluiten

Luidspreker met
ingebouwde versterker
(Links)

Basissectie

Aansluitingen

OPM. Het geluid kan zowel via de mLAN aansluitingen als de
n
A/D INPUT aansluitingen worden ontvangen. In de
Utility Mode ([F2]→[SF1] A/DSource Ref.nr. 53) kunt
u bepalen welke aansluitingen u wilt gebruiken.

Aansluitingen

15

Basissectie

Aansluiten van externe
MIDI-apparatuur

■ Besturing van een ander MIDI-apparaat via
MIDI THRU
→[SF4] MIDI IN/OUT=MIDI
UTILITY [F5]→

U kunt middels een standaard MIDI-kabel (los verkrijgbaar) een extern MIDI-apparaat aansluiten en deze besturen vanaf de S90. Evenzo kunt u met een extern MIDI
apparaat (zoals een keyboard of een sequencer) de geluiden van de S90 besturen. Hieronder staan verschillende
MIDI-aansluitmogelijkheden; kies de variant die het best
past bij de door u gewenste opstelling.

Externe MIDI-synthesizer 1

Externe MIDI-sequencer
MIDI OUT

MIDI IN

MIDI IN

MIDI THRU

Snelgids

■ Besturing vanaf een extern MIDI toetsenbord

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

→[SF4] MIDI IN/OUT=MIDI
UTILITY [F5]→
MIDI OUT

S90

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

MIDI IN

MIDI IN

Referentie

S90

Externe MIDI-synthesizer 2

In bovenstaande opstelling kan synthesizer 2 worden bespeeld vanaf de S90 (via MIDI OUT), terwijl de externe
sequencer synthesizer 1 bespeelt (via MIDI THRU).

MIDI OUT

Extern MIDI-toetsenbord of -synthesizer

Appendix

■ Besturen van een extern MIDI-toetsenbord
→[SF4] MIDI IN/OUT=MIDI
UTILITY [F5]→

OPM. De MIDI kabel mag niet langer zijn dan 15 meter, en er
n
kunnen niet meer dan drie apparaten in een MIDI-keten
(in serie, via de MIDI THRU van ieder apparaat) worden aangesloten. Gebruik, om meerdere apparaten op
elkaar aan te sluiten, een MIDI Thru Box voor parallelle
aansluitingen. Er kunnen fouten optreden als de MIDIkabels te lang zijn of als er teveel apparaten in de keten
via de MIDI THRU aansluitingen op elkaar zijn aangesloten.

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

MIDI OUT

■ Gebruik van een mLAN-interface (als de los
verkrijgbare mLAN8E is geïnstalleerd)
S90
→[SF4] MIDI IN/OUT=mLAN
UTILITY [F5]→
MUSIC PRODUCTION SYNTHESIZER
Integrated Sampling Sequencer
Real-time External Control Sur face
Modular Synthesis Plug-in System

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

MIDI IN
Extern MIDI-toetsenbord of -synthesizer
S90

■ Opnemen en afspelen met een externe MIDIsequencer
→[SF4] MIDI IN/OUT=MIDI
UTILITY [F5]→

IEEE1394 (mLAN) kabel

Versturen & Ontvangen
mLAN-toetsenbord

Externe MIDI sequencer
MIDI OUT

MIDI IN

MIDI IN

MIDI OUT
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

S90

16

Aansluitingen

OPM. Elk van de volgende interfaces kan worden gebruikt om
n
MIDI-data te versturen/ontvangen: de MIDI-aansluitingen, de mLAN-terminalaansluiting, of de USB-aansluiting. Ze kunnen echter niet tegelijkertijd worden gebruikt. Selecteer in de Utility Mode ([F2]→[SF1] AD/
Source Ref.nr. 53) welke aansluiting moet worden
gebruikt voor het versturen van de MIDI-data.

→[SF4] MIDI IN/OUT=USB
UTILITY [F5]→

USB-kabel
USB-aansluiting
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

Computer met
een USB-interface

S90

OPM. Als u middels de remote controlfunctie handelingen op
n
een computer sequencer wilt verrichten, dan raden we u
aan om gebruik te maken van een USB-kabel.
OPM. De USB-aansluiting kan alleen worden gebruikt voor het
n
versturen van MIDI-data. Er kunnen geen audiodata via
USB worden verstuurd.

Data versturen/ontvangen
S90

USB-kabel

USB-aansluiting

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

MIDI OUT

MIDI IN

Computer met
een USB-interface

Het loskoppelen/aansluiten van de USB-kabel of het
aan/uitzetten van het instrument kan de computer
laten vastlopen of kan er de oorzaak van zijn dat de
S90 niet meer correct functioneert. Let er op dat u de
USB-kabel NOOIT verwijdert en dat u het instrument niet aan-/uitzet tijdens de volgende
handelingen:
• Als de S90 bezig is met het identificeren van het
apparaat of tijdens het laden van de driver.
• Bij het opstarten of afsluiten van het besturingssysteem.
• Als computerhandelingen tijdelijk worden gestaakt (met energiebesparingsfuncties, zoals de
“sluimerstand”).
• Bij het opstarten van een MIDI-programma.

• Als het apparaat te vaak aan-/uit wordt gezet, of als
de kabels te vaak worden aangesloten/losgekoppeld.
• Als de computer in de sluimerstand gaat, terwijl er
MIDI-data worden verstuurd, en u de handeling voortzet.
• Als u de kabel loskoppelt/aansluit, terwijl de S90 aanstaat.
• Als u de S90 aan-/uitzet, de computer start, of
driversoftware installeert terwijl er een grote
hoeveelheid data wordt verstuurd.

MIDI IN

■ Met een IEEE1394 interface (als de los
verkrijgbare mLAN8E is geïnstalleerd)
Externe MIDI-synthesizer

Externe MIDI-sequencer

Basissectie

De computer kan ook vastlopen en/of de functies
van de S90 kunnen er mee ophouden als het volgende gebeurt:

MIDI-kabel
MIDI OUT

Snelgids

■ Met een USB-interface

USB-kabels hebben aan beide uiteinden verschillende aansluitingen: het A-type en het B-type. Sluit, bij
gebruik van de USB-aansluiting, het A-type aan op
uw computer en het B-type op de S90.

Referentie

Als u een computer aansluit, kunt u MIDI data tussen de
S90 en de computer versturen en met de computer de S90
besturen, en data van de S90 bewerken en verzamelen. U
kunt bijvoorbeeld met het bijgeleverde Voice Editor-programma de voices van de S90 bewerken. Er is tevens een
speciaal File Utility-programma waarmee u met de computer files kunt beheren op de Memory Card die in de S90
CARD-sleuf is gestoken.

Over de USB-aansluiting

→[SF4] MIDI IN/OUT=mLAN
UTILITY [F5]→

OPM. Zie, voor details over de signaalbaan van deze instelling,
n
blz. 113 (*67).

IEEE1394 kabel

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

S90

Computer met
een IEEE1394
interface

Aansluitingen

17

Appendix

Aansluiten op een PC

■ Met een MIDI-interface
Basissectie

Zet als de MIDI “echo”-functie uitstaat in de software/
computer, de S90 localfunctie aan.

Met de MIDI-interface van de computer
→[SF4] MIDI IN/OUT=MIDI
UTILITY [F5]→

Computer met
Applicatie Software

MIDI-kabel
USB
MIDI IN

OUT

MIDI OUT
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

MIDI OUT
MIDI IN

Snelgids

→[SF4] MIDI IN/OUT=MIDI
UTILITY [F5]→
MIDI-interface
MIDI OUT
Computer

MIDI IN

Referentie

MIDI OUT
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

Seriële poort
(modem- of printerpoort)
of USB-poort

S90

Echo Back “Off”
S90 Local Schakelaar=aan

OPM. Hoewel dit niet staat aangegeven in de hierboven gen
toonde illustratie, ontvangt en reageert de S90 daadwerkelijk op MIDI-data van het computerprogramma
(sequencer), ongeacht de instelling van de localfunctie-instelling van de S90.

Met een externe MIDI-interface

MIDI IN

IN

Local Aan
Computer met
MIDI-interface

S90

Toetsenbord

Toongenerator

* MIDI “Echo” is een functie van sequencers die alle
via de MIDI IN ontvangen data door “echoot” (of
de data doorstuurt precies zoals deze zijn) via de
MIDI OUT. In sommige software wordt deze
functie “MIDI Thru” genoemd.
OPM. Zie de handleiding van de desbetreffende software
n
voor specifieke instructies.

Gebruik de juiste MIDI-interface voor uw computer.
Appendix

OPM. Als u een computer gebruikt met een USB-interface,
n
dan kunt u de computer op de S90 aansluiten middels
USB. (De snelheid waarmee de data worden verstuurd is
sneller dan MIDI en u heeft toegang tot meerdere MIDIpoorten.)

Local aan/uit - Bij aansluiting op een computer
→[SF2])
(UTILITY [F5]→

Als u de S90 op een computer aansluit, dan worden de
data die worden gegenereerd door het spelen op het toetsenbord over het algemeen verstuurd naar de computer,
en vervolgens teruggestuurd van de computer om de toongenerator of de geluidsbron te bespelen. Als de localfunctie aanstaat, dan kan dit resulteren in een “dubbel” geluid,
aangezien de toongenerator performancedata ontvangt
van zowel het toetsenbord als de computer. Gebruik
onderstaande opstellingssuggesties als leidraad; specifieke
instructies kunnen verschillen, dit is afhankelijk van uw
computer en de gebruikte software.

Verschillende regelaars
aansluiten
De S90 is voorzien van verschillende ingangen op het
achterpaneel waar regelaars op kunnen worden aangesloten — waarmee u allerlei aspecten van het geluid en
een groot aantal functies onafhankelijk kunt besturen met
behulp van allerlei los verkrijgbare regelaars (blz. 53).
BC3

FC4 of FC5

FC7

Zet, als de MIDI “Echo” functie aanstaat in de
software/computer, de S90 localfunctie uit.

IN

Computer met
Applicatiesoftware

USB
OUT

BREATH ASSIGNABLE SUSTAIN

FOOT SWITCH

Toetsenbord

Toongenerator
Local “uit”
S90 Local-functie =uit

OUT
IN

Echo Back “On”

OPM. Bij het versturen of ontvangen van systeem exclusieve
n
data (zoals die van de bulkdumpfunctie), moet u de
voorbeeldinstelling die hieronder staat gebruiken, en
er voor zorgen dat de MIDI “echo” in de computersoftware uitstaat.

18

Aansluitingen

2

1

FOOT CONTROLLER

Basissectie

Demo Afspelen
De S90 is voorzien van een verscheidenheid aan demosongs, die zijn dynamisch geluid en geavanceerde functies laten
horen.

DEC/NO

SF1

SF2

SF3

SF4

SF5

VOICE

PERFORM

MASTER

UTILITY

CARD

SEQ PLAY

EDIT

JOB

Snelgids

OPM. Controleer of de synthesizer klaar staat om af te spelen. Details worden in de sectie “Opstellen” gegeven op blz. 14.
n

1

INC/YES

STORE

INFORMATION
COMPARE

F2

F3

F4

F5

F6

EXIT

ENTER

ARPEGGIO

EFFECT
BYPASS

PLAY/
STOP

Referentie

F1

EXECUTE

2
(34)

5

34

1 Druk op de [SEQ PLAY] knop om het CHAIN scherm op te roepen.
2 Druk op de [SF5] (DEMO) knop om de Demodata op te roepen.
Appendix

OPM. U kunt het eerste nummer voor afspelen selecteren met de [▲/▼]-knoppen
n

3 Druk op de [PLAY/STOP] (of [SF5]) knop om het afspelen van de Demosong te starten.
OPM. U kunt het tempo of de positie van de song instellen. De handelingen zijn identiek aan die in de SEQ PLAY mode (blz. 76).
n

4 Met de [PLAY/STOP] (of [SF5]) knop kunt u het afspelen pauzeren en vervolgens opnieuw vanaf hetzelfde punt in de
song starten.
5 Stop, om de Demomode te verlaten, het afspelen, en druk vervolgens op één van de [MODE] knoppen of de [EXIT]
knop.
OPM. Het afspelen van de Demosong blijft voor onbepaalde tijd doorgaan totdat het wordt gestopt.
n

Demo Afspelen

19

Basissectie

Overzicht van de S90
De S90 biedt een grote verscheidenheid aan geavanceerde en gemakkelijke functies. Dit hoofdstuk geeft u een overzicht
van deze functies. De volgende illustratie toont de verschillende componentsecties of “blokken” van de S90.

Besturing
Toetsenbord

Snelgids

Memory Card
Song
(SMF)
File

MIDI OUT

Regelaars

Load
(laden)

S90 Data
Save
(opslaan)

Sequencer
(Afspelen)

Effect

Toongenerator
AWM2
Plug-inboard
Arpeggiator

Reverb

Insertie 1

Chorus

Insertie 2

Variatie

Master Equalizer

Uitvoer

Referentie

Besturing

Appendix

Dit blok bestaat uit het toetsenbord, de pitchbend- en modulatiewielen, CS-schuiven, enzovoorts (blz. 53).
Het toetsenbord zelf genereert geen geluiden, maar verstuurt in plaats daarvan noot-, aanslagsnelheids- en andere
informatie naar het toongeneratorgedeelte van de S90 voor de noten die u speelt. De regelaars versturen ook niet-noot
performancedata. Informatie van het toetsenbord en de regelaars kan worden verstuurd naar andere externe MIDIapparaten via de MIDI OUT-aansluiting.

Toongenerator
Dit blok speelt geluiden volgens de informatie die het van het toetsenbord en de regelaars ontvangt. Het volgende voorbeeld
illustreert de signaalbaan van een element in de voicemode (blz. 26).

Bestuurt de toonhoogte van elk element
dat door het OSC gedeelte wordt verstuurd.

Bestuurt het uitgangsniveau (amplitude)
van elk element dat door het FILTER
gedeelte wordt verstuurd. De signalen
worden vervolgens op dit niveau naar het
effectapparaat gestuurd.

Toongenerator
OSC
(Oscillator)

PITCH

Verstuurt de golfvorm van elk element.
Elke voice bestaat uit maximaal vier
elementen.

20

Overzicht van de S90

FILTER

AMP
(Amplitude)

Wijzigt de klankkleur van elk element
dat door het PITCH gedeelte wordt
verstuurd.

Naar effectapparaten

Basissectie

Interne AWM2 toongenerator en los verkrijgbare Plug-inboards
Het toongeneratorblok in de S90 bestaat uit de ingebouwde AWM2 toongenerator en los verkrijgbare plug-inboards.
Plug-inboards (los verkrijgbaar)

● AWM2 (Advanced Wave Memory 2) & golfvorm
AWM2 (Advanced Wave Memory 2) is een synthese gebaseerd op gesamplede golfvormen (geluidsmateriaal), hetgeen in
veel Yamaha synthesizers wordt gebruikt. Om het geluid zo realistisch mogelijk te maken is iedere AWM2-voice voorzien
van meerdere samples van echte instrumenten. Bovendien kan de basisgolfvorm bewerkt worden met een groot aantal
envelope generator-, filter-, modulatie-, en andere parameters.

Snelgids

Interne AWM2
Toongenerator

Plug-inboard opsomming
● Single Part Plug-in boards
Middels enkele part plug-inboards kunt u een compleet andere synthesizer of toongenerator toevoegen en de voices ervan
bespelen met één part van de S90.
• Analog Physical Modeling Plug-inboard (PLG150-AN)
Bij analoge fysieke modellering (AN) synthese maakt u gebruik van de allerlaatste digitale technologie om het geluid van analoge synthesizers accuraat weer te geven. Als dit board is geïnstalleerd, heeft u realtime controle over het bespelen van zowel
gedateerde synthesizer geluiden als de allernieuwste geluiden in het clubcircuit.
• Piano Plug-inboard (PLG150-PF)
Een omvangrijk golfvormgeheugen dat is toegewijd aan het voortbrengen van pianogeluiden. Dit board biedt 136 stereogeluiden, inclusief een aantal akoestische en elektrische piano’s, en is 64-stemmig polyfoon. U kunt zelfs drie van deze boards installeren om de polyfonie te verdrievoudigen naar 192 stemmen.
• Advanced DX/TX Plug-inboard (PLG150-DX)
Op dit plug-inboard zijn de geluiden van de DX7 beschikbaar. Anders dan bij de op PCM-gebaseerde toongenerators, maakt dit
board gebruik van het krachtige FM Synthesesysteem — dezelfde als die op DX-serie synthesizers is te vinden — voor buitengewoon veelzijdige en dynamische geluidscreatie. De geluiden zijn compatibel met die van de DX7 en het board kan zelfs DX7data ontvangen via MIDI-bulkdump.
• Virtual Acoustic Plug-inboard (PLG150-VL)
Bij virtueel akoestische (VA) synthese worden de geluiden van echte instrumenten in realtime vormgegeven (gesimuleerd),
waardoor het een mate van realisme krijgt die niet kan worden bereikt met de conventionele op PCM-gebaseerde synthesetechnieken. Als u deze geluiden bovendien bestuurt met een los verkrijgbare MIDI Wind Controller (WX5), dan lijkt het net
alsof u met echte blazers werkt.
• Drums Plug-inboard/Percussie Plug-inboard (PLG150-DR/PLG150-PC)
Bevat de alom gewaardeerde AWM2 klankopwekking die speciaal is toegewijd aan de reproductie van drum-/percussiegeluiden. Dit board heeft ook zijn eigen toegewijde effecten. Dit betekent dat u reverb- en insertie-effecten op de voice kunt toepassen, waardoor u alle effecten op het “moeder”-apparaat kunt gebruiken voor de andere parts.

Overzicht van de S90

21

Appendix

● Plug-boards
Plug-inboards bieden u een enorme hoeveelheid extra klankmogelijkheden. Na het installeren werken ze naadloos en
transparant samen met de ingebouwde klanken van de S90 — hetgeen inhoudt dat u de geluiden en functies op de boards
kunt gebruiken alsof ze reeds in de fabriek in de S90 waren ingebouwd.
Er kunnen maximaal drie plug-inboards in de S90 worden geïnstalleerd (zie het onderstaande kader voor beschikbare
boards). Deze boards zijn niet slechts een bron van meer voices; ze vormen tevens toongenerators op zichzelf en vergroten
de systeemniveauspecificaties zoals de maximum polyfonie. Bovendien beschikt u dankzij de boards - behalve over AWM2
- ook over andere synthesesystemen. U kunt de plug-invoices net als gewone interne voices bespelen en ze als parts in een
performance gebruiken (blz. 25).
De S90 is compatibel met het “Modular Synthese Plug-in System”. Er zijn drie soorten modulaire synthesesysteemcompatibele plug-inboards: het Single Part-, Multi Part- en Effect-plug-inboard. Met het gebruik hiervan kunt u uw eigen systeem
bouwen, gebaseerd op de geluiden die u nodig heeft.

Referentie

OPM. AWM2 is niet beperkt tot algemene muziekinstrumenten (normale voices). Het instrument kan ook percussiegeluiden (drumvoices)
n
voortbrengen. Zie blz. 27 voor details over normale voices en drumvoices.

● Effect Plug-inboards
Basissectie

• Vocal Harmony Plug-inboard (PLG100-VH)
Na het installeren van dit board kunt u harmonieën aan geselecteerde parts toevoegen met vier soorten effecten.
Koorgedeelten voor vocalen kunnen automatisch worden gecreëerd met voorbereide akkoorden en opgeslagen als MIDI-data. U
kunt tevens de S90 als een vocoder gebruiken door gebruik te maken van een aangesloten microfoon tijdens het bespelen van
het toetsenbord.
● Multi Part Plug-inboards
Met Multi Part plug-inboards kunt u het aantal stemmen (polyfonie) van de S90 uitbreiden met 16 onafhankelijke instrument
parts. Als u de geluiden op dit board gebruikt voor het afspelen van de sequencertracks, dan kunt u alle beschikbare stemmen in
de S90 voor het bespelen van het toetsenbord reserveren.

Snelgids

• XG Plug-inboard (PLG100-XG)
Dit plug-inboard is een 16-parts XG toongenerator. U kunt XG/GM-songfiles afspelen met gebruik van de vele geluiden en
effecten van dit board.

Over het MODULAIRE SYNTHESE PLUG-INSYSTEEM
Referentie

Het Yamaha modulaire synthese plug-insysteem biedt krachtige uitbreidings- en opwaarderingsmogelijkheden voor modulaire
synthese plug-incompatibele synthesizers, toongenerators, geluidskaarten en boards. Met deze technologie heeft u op gemakkelijke
wijze effectief profijt van de laatste en meest geavanceerde synthesizers en effecten, waardoor u gelijke tred kunt houden met de
snelle en veelzijdige ontwikkelingen in de hedendaagse muziekproductie-industrie.

Maximum polyfonie
Appendix

De maximum sonische AWM2 polyfonie is 64, plus de polyfonie van de plug-in kaart(en) (indien geïnstalleerd). Het daadwerkelijke aantal beschikbare stemmen hangt af van het soort gebruikte toongenerator, het aantal elementen in de voice,
en het aantal stemmen van het plug-inboard.
In het geval van AWM2 voices wordt het aantal polyfonische stemmen van 62 gedeeld door het aantal elementen in de
voice.

Partstructuur van het toongeneratorblok
De S90 speelt zijn geluiden (via het toongeneratorblok) af in reactie op MIDI-data, die worden ontvangen van het besturingsblok of het sequencerblok. MIDI-data worden toegewezen aan één van de zestien kanalen, en de S90 is in staat om de
zestien aparte parts tegelijkertijd af te spelen, via zestien MIDI-kanalen. We kunnen de grens van zestien kanalen echter
overschrijden door het gebruik van aparte MIDI-“poorten”, welke ieder zestien kanalen ondersteunen. De verschillende
geluidsbronnen van de S90 (interne toongenerator en plug-inboards) maken gebruik van de 3 MIDI-poorten waarvan het
instrument is voorzien.
Toongeneratorblok
Part voor voicemode

Poort 1

Poort 2

Poort 3

part 1

part 17

part 33

part 2

part 18

part 34

part 14
part 15

part 30

part 16

part 32

part 46
part 47
part 48

part 31

Deze parts worden in
andere modes dan de
voicemode gebruikt.

Zoals in bovenstaande illustratie wordt getoond, kunnen er 48 parts worden toegewezen in de modes (behalve de voicemode).
Het maximale aantal parts dat er echter daadwerkelijk gebruikt kan worden is 34 in de sequencer playmode, zoals we later
in enkele voorbeelden zullen zien.
OPM. Zie blz. 29 voor details over de modes.
n
OPM. De USB-kabel ondersteunt maar liefst acht aparte MIDI-poorten. Het toongeneratorblok van de S90 ondersteunt drie aparte poorten,
n
zoals hierboven wordt getoond, en de MIDI Thru-functie van de S90 ondersteunt acht aparte MIDI-poorten.
OPM. De MIDI-kabel en IEEE-kabel (als de mLAN8E is geïnstalleerd) kan geen MIDI-poortdata verwerken.
n

22

Overzicht van de S90

●

Basissectie

Partstructuur – voice-/performance-/sequenceplaymodes
Voicemode
Besturingsblok
Knoppen

Snelgids

Toetsenbord

Part voor voicemode

Het sequencerblok is niet
beschikbaar in de voicemode.

Toongeneratorblok
(intern/plug-in)
Poort 2

Poort 3

part 1

part 17

part 33

part 2

part 18

part 34

part 30

part 46

part 31

part 47

part 32

part 48

Referentie

Parts 1-48 worden niet gebruikt.

Poort 1

Uitvoer

part 3
part 4
part 5

part 16

OPM. In de voicemode wordt gebruik gemaakt van MIDI-poortnummer 1.
n

●

Appendix

OPM. Het multipart plug-inboard kan niet worden gebruikt in de voicemode. Andere plug-inboards kunnen wel worden gebruikt.
n

Performancemode
Besturingsblok
Toetsenbord

Knoppen

Er kunnen maximaal vier parts worden gebruikt van parts 1-4 en 14-16.
De parts die worden gebruikt zijn de parts die zijn aangezet in de performanceplaymode.

Toongeneratorblok (intern / plug-in)

PLG3 part

Poort 1

Poort 2

Poort 3

Part 1

Part 17

Part 33

Part 2

Part 18

Part 34

Part 3

Het sequencerblok is niet
beschikbaar in de
performancemode.

Parts 5-13 en 17-48
worden niet gebruikt.

Part 4
Part 5

Uitvoer

PLG2 part

PLG1 part

Part 14

Part 30

Part 46

Part 15

Part 31

Part 47

Part 16

Part 32

Part 48

OPM. In de performancemode wordt gebruik gemaakt van MIDI-poortnummer 1.
n
OPM. Het multipart plug-inboard kan niet worden gebruikt in de performancemode. Andere plug-inboards kunnen wel worden gebruikt.
n

Overzicht van de S90

23

●

Sequenceplaymode

Basissectie

Besturingsblok

Externe sequencer

Knoppen

Toetsenbord
Individuele MIDI-kabels kunnen geen data van
meerdere poorten verwerken. Als er data worden
verstuurd vanaf een externe sequencer via een
MIDI-kabel, dan worden alleen de poort 1-parts
gebruikt. Gebruik een USB-kabel om profijt te
hebben van de meerdere poorten van de S90.

Snelgids

In de sequenceplay mixingmode zijn de enige hoorbare parts de
huidig geselecteerde (bewerkte) parts, en parts die hetzelfde
ontvangstkanaal hebben als de geselecteerd part.

Toongeneratorblok (voorbeeld)
Besturingsblok

Als de multipart plug-inboards twee single part plug-inboards zijn geïnstalleerd:

MIDI-sequencedata
Poort 1

Poort 2

Poort 3

(Multi-Part Plug-inboard)

(Single Part Plug-inboard)

Referentie

Track 1

Part 1

Part 17

Part 33

Track 2

Part 2

Part 18

Part 34

Track 3

Part 3

Track 4

Part 4

Part 30

Part 46

Track 15

Part 15

Part 31

Part 47

Track 16

Part 16

Part 32

Part 48

Appendix

Iedere track met muziek (MIDI) data laat een corresponderende part op de S90 horen, volgens de MIDI-kanaal-/
poortinstellingen.
(Het/de ontvangstkanaal/poort van de verschillende parts
moet overeenstemmen met het zendkanaal van de
verschillende tracks.)

Parts 33-46
worden niet
gebruikt.

PLG1 part

PLG2 part

Deze poortinstellingen zijn beschikbaar in de Utilitymode (PORT NO. [F6] -> [SF2] Ref.nr. 207)

Effecten
Dit blok op de S90 past effecten toe en verwerkt en verrijkt het geluid met geavanceerde DSP (digitaal signaalsverwerking)
technologie.
OPM. Zie, voor meer details over effecten, blz. 67.
n

Carddrive/Sequencer
Met behulp van de carddrive kunt u data versturen naar/laden vanaf een Memory Card (blz. 82).
Het sequencerblok kan worden gebruikt om standaard MIDI-files, die zich op een Memory Card bevinden, af te spelen (blz.
75).

24

Overzicht van de S90

Basissectie

Voices & Performance
Bank (geheugen) structuur

Voices

Snelgids

Een voice is het geluid van één enkel instrument, dat middels de elementen en het instellen van verscheidene parameters
wordt gecreëerd. U kunt, in de voice playmode (blz. 36), elk van deze voices selecteren en afspelen. Performances, aan de
andere kant, combineren voices op verschillende manieren. U kunt, in de performance playmode (blz. 41), elk van deze
performances selecteren en afspelen.

Performance
User
(128)

Presetvoice
(384 normale voices + 48 drumvoices)

Groep A~H
Preset 3
(128 normale voices)

Preset 1
(48 drumvoices)

Groep A~H

Groep A~H

Groep A~H

Groep A~C

Nummer 1~16

Nummer 1~16

Nummer 1~16

Nummer 1~16

GM Presetvoice
(128 normale voices + 1 drumvoice)
GM preset
(128 normale voices)

Uservoice
(128 normale voices + 16 drumvoices)

GM preset
(1 drumvoice)

User
(128 normale voices)

Groep A~H

Groep A~H

Groep A

Nummer 1~16

Nummer 1~16

Voice

Geeft de aparte “banken”
van voices/performances
aan.

User
(16 drumvoices)

Nummer 1~16
Voice

Performance

Voice

Voice

Voice

Voice

Nummer 1~16

Referentie

Preset 2
(128 normale voices)

Voice

Appendix

Preset 1
(128 normale voices)

Voice

Plug-invoice
(Het maximale aantal preset- en userbanken is drie, afhankelijk van
het aantal plug-inboards dat is geïnstalleerd.)
PLG1

PLG2

Preset
(AN/PF/DX/DR/PC board:
64 voices
VL board: 192 voices)

Nummer 1~16
Voice

PLG3

Preset
(AN/PF/DX/DR/PC board:
64 voices
VL board: 192 voices)

Nummer 1~16
Voice

Preset
(AN/PF/DX/DR/PC board:
64 voices
VL board: 192 voices)

Nummer 1~16
Voice

User
(64 voices)

User
(64 voices)

Groep A~D

Groep A~D

Groep A~D

Nummer 1~16

Nummer 1~16

Nummer 1~16

Voice

Voice

User
(64 voices)

Voice

Voices & Performance

25

Overzicht van voice/element/performance
Basissectie

Elke voice kan uit maximaal vier elementen bestaan. Elk element zelf is een golfvorm of een instrumentgeluid van hoge
kwaliteit.

Voice & element

Snelgids

Elke voice kan uit maximaal vier elementen bestaan. Elementen worden van golfvormen gemaakt, en de kwaliteit van de
elementen is hoog genoeg, zodat elk element zelf als een voice gebruikt kan worden. Er zijn, aangezien u maximaal vier
elementen kunt samenvoegen in een voice, zeer expressieve en volle geluidsstructuren mogelijk. U kunt ook verschillende
instrumentgeluiden over het toetsenbord uitsplitsen zodat u deze geluiden apart met uw linker- en rechterhand kunt
spelen — zonder daarvoor speciaal een performanceprogramma te hoeven opstellen (Voice Element Edit [F1]→[SF3]
NoteLimit Ref.nr. 32).

Performance
Referentie

Een performance bestaat uit maximaal vier parts, waarvan elke part een normale voice of drumvoice part kan afspelen. U
kunt, door verschillende voices aan elke part toe te wijzen, deze vier parts tegelijkertijd vanaf het toetsenbord spelen — in
stapelingen van verschillende voices, of door speciale toetssplitsingen waarbij uw rechter- en linkerhand afzonderlijke
voices kunnen spelen (blz. 42).
Één Voice

Één Performance

Maximaal vier elementen

Maximaal vier parts

Verschillende voice
voor elke part

Één Part

Element 1~4

+

+

Voice

Common Edit-parameters

Part Edit-parameters

Appendix

+

Elk part kan aan een ander
MIDI-kanaal worden toegewezen

Common Edit-parameters

Één Mix (Template) (Kan.1-16)
Maximaal 16 parts (maximaal 34 parts als de los verkrijgbare
Multi Part plug-inboard & Single Part plug-in-boards zijn
geïnstalleerd)

Één Part
Voice

+

Verschillende voice
voor elke part

Kan.1
Kan.16

Part Edit-parameters

+
Common Edit-parameters

Één Element
Element Edit-parameters

Sequencer

LFO
laagfrequente
oscillator

Songfiles
(SMF Format 0)
afspelen
MIDI Kan. 1~16

Oscillator
Wave (AWM2)

PITCH

AMP

FILTER

Songfiles via
MIDI/USB MIDI afspelen

(Amplitude)

Computer
PEG
Pitch Envelope
Generator

FEG
Filter Envelope
Generator

AEG
Amplitude Envelope
Generator

SMF
Format1→0

Sequencer
(afspelen/
opnemen)

Voice Editor
EG

Voice Edit

Element 1
Element 2
Element 3
Element 4

C-2

26

Voices & Performance

G8

Meegeleverde CD-ROM

Sequencersoftware
(Windows)
Voice Editor
File Utility

Intern zijn er twee soorten voices: normale voices en drumvoices. Normale voices zijn voornamelijk chromatisch gestemde
muziekinstrumentgeluiden die in een bepaald bereik op het toetsenbord kunnen worden bespeeld. Drumvoices zijn voornamelijk percussie-/drumgeluiden die zijn toegewezen aan individuele toetsen op het toetsenbord. Een verzameling toegewezen percussie-/drumwaves of normale voices noemen we een drumkit.
Drumvoice

Snelgids

Normale voice

Basissectie

Normale voices & drumvoices

Voice
Element 1-4

Toets
1

Toets
2

Toets
3

Toets
4

Toets
5

Toets 76

GM is een wereldwijde standaard voor voices en MIDI-functies van synthesizers en toongenerators. Het is voornamelijk
ontworpen om ervoor te zorgen dat alle songdata, gecreëerd met het ene GM-apparaat, hetzelfde zou klinken op het andere
GM-apparaat — ongeacht de fabrikant of het model. De GM-voicebank op de S90 is ontworpen om GM-songdata op juiste
wijze af te spelen. U moet er wel rekening mee houden dat de klanken soms enigszins af kunnen wijken van de klanken
van de originele toongenerator.

Referentie

GM voices

In dit hoofdstuk leert u hoe u de verschillende soorten data kunt opslaan en de geheugenmedia hiervoor kunt gebruiken.
De onderstaande illustratie laat het verband zien tussen de functies van de S90 en het interne geheugen en de Memory
Card.
Intern geheugen van de S90
Presetdata (ROM)

Recall-buffer (DRAM)

U kunt met bulkdata versturen geen data
versturen van userarpeggio’s en van een deel van
de systeem instellingen.

• Voice
• Plug-invoice
• Voorgeprogrammeerde Arpeggio
• Demo

* alleen voice/performance

Extern MIDI apparaat

MIDI bulk
Usergeheugen

Editbuffer
(DRAM)

Flash ROM

Store

• Plug-invoice Edit
• Performance Edit

• Uservoice
(Normaal 128, Drum 16)
• Userplug-invoice
(64 Voices x 3 boards)
• Userperformance (128)

• Master Edit

• Usermaster (128)

• Mix Edit

• Keten
• Userarpeggio (128)
(alleen laden)

Put (save)
• Systeem-instelling
(utility-instelling)

Plug-inboard
(DRAM)

Computer
PS/V

IBM

Personal System/V

Personal System/V

File-extensies “.W4V”

Load/Save (laden/opslaan)

• Voice Edit

Voor het bewerken
(edit) van plug-invoices

Memory Card

File-extensies
“.W4C”
File-extensies
“.W2G”

File-extensies “.W4A”

File-extensies
“.W2B”

• Plug-in alles bulk

Intern geheugen en filebeheer

27

Appendix

Intern geheugen en filebeheer

Het interne geheugen
Basissectie

● ROM en RAM
ROM (Read Only Memory) is geheugen dat speciaal is ontwikkeld om data uit te lezen en als zodanig kunnen er dan ook
geen data naar toe geschreven worden. Dit is de locatie waar de presetdata van het instrument permanent zijn opgeslagen.
In RAM (Random Access Memory) geheugen kunnen echter zowel data uitgelezen worden als data in op worden geslagen.
Dit is de locatie van de Editbufferdata.

Snelgids

● Flash ROM en DRAM
U kunt de data, die zich in het Flash ROM-geheugen bevinden, zo vaak als u wilt uitlezen, herschrijven en bewaren, zelfs
als de synthesizer uit is. Dit is de locatie waar de data die door bewerking (edit) zijn gecreëerd worden opgeslagen. Aan de
andere kant verliest u de data die zich in het DRAM-geheugen bevinden, als u de synthesizer uitzet. Daarom moet u altijd
uw data, die zich in het DRAM-geheugen bevinden, naar het Flash ROM-geheugen of naar een Memory Card wegschrijven, voordat u de synthesizer uitzet.
Zet het instrument nooit uit terwijl er data worden weggeschreven naar het Flash ROM-geheugen (als er een “Executing...” of “Please
keep power on” boodschap getoond wordt). Als het instrument in deze situatie wordt uitgezet, dan verliest u alle userdata en kan het
systeem vastlopen (vanwege corrupte data in de Flash ROM).

Editbuffer (DRAM) en Recallbuffer (DRAM)
Referentie

● Editbuffer en usergeheugen
De editbuffer is de geheugenlocatie voor de volgende typen bewerkte data: voice, performance en master. Data die worden
bewerkt in deze locatie worden vervolgens opgeslagen in het usergeheugen.
Als u een andere voice, performance, master, of mixopstelling selecteert, dan wordt de gehele inhoud van de editbuffer
overschreven door de nieuw geselecteerde voice-/performance-/master/mixingopstelling. Sla belangrijke data dus op
alvorens u een andere voice, enzovoorts, selecteert.

Appendix

● Editbuffer en Recallbuffer
U kunt uw laatste originele bewerkingen (edit) toch terugroepen, nadat u een andere voice of performance hebt geselecteerd zonder dat u deze heeft opgeslagen, aangezien de inhoud van de editbuffer wordt opgeslagen in het back-upgeheugen.
U moet er echter wel rekening mee houden dat de recallbuffer alleen beschikbaar is in de voice- of performancemode.

Memory Card
Om er zeker van te zijn dat uw data, die zijn opgeslagen in het usergeheugen, goed bewaard blijven, is het verstandig om
belangrijke data op te slaan op een memory card, zodat u een kopie hebt van de data voor onbepaalde tijd (blz. 82).
Er zijn twee verschillende manieren om data, die zijn gecreëerd op de S90, op te slaan op een memory card:
• Door alle data op te slaan in het usergeheugen als één file (met de extensie “.W4A”).
• Door de files individueel op te slaan volgens hun specifieke functies (met de corresponderende
individuele soorten extensies).

28

Intern geheugen en filebeheer

In dit hoofdstuk zult u kennis opdoen van de structuur van de modes van de S90, de aanwijzingen in de display van het
paneel en de basis handelingen.

Basissectie

Basisbediening
Modes
Voice mode

Mastermode

MODE

Voice playmode
Voice editmode
Voice jobmode
Voice storemode
VOICE

PERFORM

Snelgids

De S90 bestaat uit verschillende modes en elke mode bevat verschillende handelingen en functies.

Master playmode
Master editmode
Master jobmode
Master storemode
MASTER

Sequencer playmode

Performance playmode
Performance editmode
Performance jobmode
Performance storemode

UTILITY

CARD

EDIT

JOB

SEQ PLAY

Utilitymode

Sequence play mixingmode
Sequencer playmixing
editmode
Sequencer playmixing
jobmode

Referentie

Performancemode

Cardmode
STORE

Editmode

Storemode
COMPARE

Appendix

Jobmode

Modetabel
Play

EDIT (LED licht op.
Bij vergelijking
knippert LED.)

JOB (weergegeven)

STORE
(weergegeven)

VOICE (LED licht op)

blz. 36

blz. 60

blz. 70

blz. 73

PERFORMANCE (LED licht op)

blz. 41

blz. 98

blz. 70

blz. 73

Play/Edit/Save de performance.

blz. 73

Registreer/Recall de vaak gebruikte
instellingen in de voice, performance en
sequence playmode naar User Master.
Maak/Registreer instellingen voor de
Masterkeyboardfunctie.

Mode (status)

MASTER (LED licht op)

blz. 48

SEQ PLAY (LED licht op)

blz. 75

SEQ PLAY MIXING (weergegeven)
UTILITY (LED licht op)
CARD (LED licht op)

blz. 51

blz. 70

Relevante functie
Play/Edit/Save de voice.

Song afspelen (vanaf memory card).
blz. 79

blz. 70

Stel de toongeneratorparameters in voor
elke part in de sequence playmode
(blz. 77).

blz. 72

Globale instellingen voor het gehele
systeem (blz. 98).
Save/Load de data van de S90 (blz. 82).

OPM. U dient eerst voice/performance/master te selecteren, alvorens u de editmode activeert. Alle parameters kunnen per voice/
n
performance/master worden ingesteld.
OPM. Utility mode is een sub-mode van de voice/performance/sequence playmode. Als u bijvoorbeeld op de [UTILITY]-knop drukt, terwijl
n
u in de performancemode bent, dan betreedt u de utility-mode als een sub-mode van de performancemode — waardoor u
performances kunt selecteren en spelen, terwijl u in de utility-mode bent.

Parameters zijn verdeeld in twee basisgroepen: 1) functies die gerelateerd zijn aan elke voice, performance enzovoorts, en
2) functies die alle voices, performances enzovoorts beïnvloeden. De eerstgenoemden worden in de editmode ingesteld en
de laatstgenoemden in de utilitymode. Utilitymode-instellingen kunnen samen met de voices en performances op een
memory card worden opgeslagen.

Basisbediening

29

Basissectie

Een mode selecteren

Display-indicaties

Er zijn aparte playmodes voor performances/voices en
een sequence playmode. Gebruik, om elk van deze modes
binnen te gaan, de juiste MODE knop.

Hier leggen we uit hoe de display-aanwijzingen moeten
worden gelezen.

De sequence playmode bevat een mixingmode. Druk, terwijl u de sequence playmode selecteert, op de [F6]-knop,
om de mixingmode te activeren.

Snelgids

Druk op de [MASTER]-knop om de mastermode binnen
te gaan. Afhankelijk van het masterprogramma, zal de
indicator van de VOICE/PERFORMANCE/SEQ PLAY
oplichten.
Er zijn ook aparte edit- en jobmodes voor performances,
voices, masters en mixopstellingen. Druk, terwijl u in de
edit- of jobmode bent, eenvoudig op de [EDIT]- of [JOB]knop om de respectievelijke mode binnen te gaan.

Referentie

Op vergelijkbare wijze kunt u de storemode binnengaan
door in de voice-, performance- of mastermode op de
[STORE]-knop te drukken, waardoor u performances,
voices of masters kunt opslaan.
Behalve de bovengenoemde modes, is er ook een utilitymode, waarmee u globale instellingen voor het instrument
en de cardmode, die cardgerelateerde instellingen bevat,
kunt maken.
OPM. U dient er rekening mee te houden dat de bepaalde
n
displays en parameters in de utilitymode kunnen
verschillen en afhankelijk zijn van welke hoofdmode
actief was, voordat de submode opgeroepen werd.

Appendix

OPM. Denk eraan dat de mixinstellingen met de “Put”-functie
n
worden bewaard (en niet met “Store”) (blz. 79).

Druk, om de huidige mode te verlaten en naar een andere
mode te gaan, op de respectievelijke knop voor die mode,
of de [EXIT] knop.

Functies van de NUMMER [1] - [16]-knoppen
Het gebruik van deze knoppen verschilt en is afhankelijk van de aan/uit status van de [TRACK
SELECT] en [MUTE] knoppen.
Als [TRACK
SELECT] aan is

Als [MUTE]
aan is

Als zowel
[TRACK SELECT]
als [MUTE] aan is

Voice playmode

Instelling van het
—
zendkanaal van het
toetsenbord

Voiceselectie
volgens de groepen
A-H

Voice editmode

Elementselectie (1 - 4) en element muteinstelling (9 - 12)

—

Performance
playmode

Instelling van het
Performancepart
zendkanaal van het mute-instelling
toetsenbord
(1 - 4)

Performance
editmode

Performance partselectie (1 - 4)

Performance- of voiceselectie (als de cursor
op de voicenaam staat),
volgens de groepen
A-H

Master playmode Zoneselectie
(1 - 4)

—

Masterselectie, volgens
de groepen
A-H

Master editmode Zoneselectie
(1 - 4)

Zonemuteinstelling (1 - 4)

—

Sequence
playmode
mixingmode

Mixing partselectie Mixingpart muteinstelling

Voice playmode (Quick Edit)

@

2

3

4

1
9

)

9

)

Voice editmode

@ !

)

2

3

4

1
)
9

9
8
7
Performance playmode

4

5

1
2
3
6
7
Performance playmode (Quick Edit)

@

2

3

4

1

9

)

9

)

Performance editmode

@ !

—

)

2

3

4

1

8
7

Basisbediening

5

1
2
3
6

9

30

4

Voice playmode

)
9

Geeft het aan de
master toegewezen
banknummer aan

1
2

Storemode (Voorbeeld: Voice Store)
Basissectie

Geeft de aan de
master toegewezen
mode aan

Master playmode

£

5

6
Name-overzicht

1

Snelgids

4
#

Master editmode

2

!

4

1

Sequence playmode

%

^

&

1
$
¡
*

(

º

™

1

Mode (PERF=PERFORMANCE)

2

Bank/Nummer P1-P3 =PLG1-PLG3

3

Categorie (blz. 35)

4

Naam (zie de aparte Data List)

5

Toetsenbord MIDI zendkanaal (blz. 37)
Octaafinstelling van het toetsenbord, ingesteld via
de octaafparameter (UTILITY [F1]→[SF1] Octaaf
Ref.nr. 17)

6

Functies die aan de respectievelijke CS-schuiven
zijn toegewezen (3e rij). AS=ASSIGN (blz. 53)

7

Functie (geselecteerd via [F1]-[F6]-knoppen)

8

Subfunctie (geselecteerd via [SF1]-[SF5]-knoppen)

9

Parameter/functienaam (blz. 98)

)

Instellingen

!

Edittype
COMMON=Normale edit status
EL1-EL4=Elementedit status
KEY=Toetsedit status
PART01-PART16=Partedit status

@

Edit-indicator (Geeft aan dat de huidige voice/performance gewijzigd is maar nog niet is opgeslagen;
blz. 39. In de compare (vergelijk) toestand wordt de
indicator getoond; blz. 61.)

#

Pop-up karakterlijst (blz. 35)

$

Chain stapnummer (blz. 75)

%

Instellingen (Songfile/Mix template)

^

Tempo

&

Songpositie

*

Tempoknop (blz. 76)

(

Maatknop (blz. 76)

º

Mapinstelknop (blz. 75)

¡

Druk op de knop om de demomode te activeren
(blz. 19)

™

Druk op de knop om de mixingmode te activeren
(blz. 77)

£

Bestemming (destination) voor de opslaghandeling
(store)

Sequence play mixingmode

1
9

Sequence play mixing editmode

!
1
9

)

Jobmode (voorbeeld: voice copy)

1

Bronvoice Bestemmingsdatatype

Brondatatype

Basisbediening

31

Referentie

2

Appendix

Master Quick Editmode

Basissectie

Functies en parameters selecteren

Snelgids

Iedere hiervoor beschreven mode bevat verschillende
displays met verschillende functies en parameters.
Navigeer door deze displays en selecteer een gewenste
functie met de [F1] - [F6]-knoppen en de [SF1] - [SF5]knoppen.
Als u een mode selecteert, verschijnen de beschikbare
displays of menu’s direct boven de knoppen onder in de
display (zoals hieronder wordt getoond).

Gebruik maken van de
functieknoppen [F1] - [F6]

Referentie
Appendix

F1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

SF1

F1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

SF5

F5

INFORMATION

F6

Er zijn, afhankelijk van de huidig geselecteerde mode,
maximaal vijf functies (sub-functies) beschikbaar die met
de [SF1] - [SF5] knoppen kunnen worden opgeroepen.
Houd er rekening mee dat de beschikbare functies
verschillen afhankelijk van de geselecteerde mode.
(Sommige displays bevatten geen subfuncties voor deze
knoppen.)

SF5

F5

Deze functies kunnen worden geselecteerd middels de
corresponderende knop ([SF1]-[SF5]).

Druk in dit voorbeeld op de [SF5] knop
om naar de SCALE display te gaan.

Deze functies kunnen worden geselecteerd
middels de corresponderende knop ([F1] - [F6]).

SF1

Gebruik maken van de subfunctie knoppen [SF1] - [SF5]

INFORMATION

F6

Druk in dit voorbeeld op de [F5] knop om
naar de LFO display te gaan.

Er zijn, afhankelijk van de momenteel geselecteerde
mode, maximaal zes functies beschikbaar die met de [F1] [F6] knoppen kunnen worden opgeroepen. Houd er rekening mee dat de beschikbare functies verschillen afhankelijk van de geselecteerde mode.

Hoe de huidige
display te verlaten
Tijdens het uitvoeren van de meeste handelingen (vooral
tijdens edit en job- of store-gerelateerde handelingen),
geldt dat u met één druk op de [EXIT]-knop de huidige
display verlaat en terugkeert naar het volgende hoger
gelegen niveau of naar de normale playmodedisplay.
DEC/NO

INC/YES

EXIT

ENTER

OPM. In sommige gevallen worden de functieknoppen voor
n
speciale handelingen gebruikt, zoals die in de sequence
play (CHAIN) display (blz. 76).

EXECUTE

[ENTER]-knop
Gebruik deze knop om een job- of store-handeling uit te
voeren. Gebruik deze knop ook om daadwerkelijk een
nummer in te voeren als u een bank of groep selecteert
voor een voice of performance. Gebruik, als u in de filemode bent, deze knop om naar het volgende lagere niveau
in de geselecteerde directory te gaan.
DEC/NO

INC/YES

EXIT

ENTER

EXECUTE

32

Basisbediening

Data Entry (invoer)
Waarden wijzigen (edit)

Informatiedisplay
Met deze praktische functie kunt u relevante details oproepen over de geselecteerde mode — door eenvoudig op
de [INFORMATION]-knop te drukken. Als de voicemode bijvoorbeeld actief is, kunt u op deze manier snel
controleren welke voicebank geselecteerd is, welke playmode (poly of mono) in gebruik is, welke effecten worden
toegepast, enzovoorts.

EXIT

INC/YES

ENTER

EXECUTE

U kunt de waarde van parameters met
een groot waardebereik met stappen
van 10 verhogen door de [INC/YES]knop vast te houden en tegelijk op de
[DEC/NO]-knop te drukken. Om de
waarde met stappen van 10 te verlagen doet u het omgekeerde; houd de
[DEC/NO]-knop vast en druk op de
[INC/YES]-knop.

INFORMATION

Referentie

DEC/NO

Snelgids

Als u de datadial naar rechts draait
(met de klok mee) verhoogt u de
waarde, als u deze naar links draait
(tegen de klok in) verlaagt u de waarde.

De cursor verplaatsen
Navigeer met deze vier cursorknoppen door de display. Verplaats de cursor door de verschillende selecteerbare onderdelen en parameters in het
scherm. Het onderdeel dat geselecteerd is, licht op (de cursor verschijnt
als een donker blok met witte karakters).

In de sequence playmode kunt u de geselecteerde
(huidige) map (directory) bevestigen.
Appendix

Als u de utility-mode of de favoriete categorie-functie
verlaat, wordt de gewijzigde parameter in de display
automatisch opgeslagen. Deze bewerkte data raakt u
echter kwijt als u het instrument, zonder de display
netjes te verlaten, uitzet.

Basissectie

Op de display gebaseerde regelaars

Zet het instrument nooit uit, terwijl er data worden
weggeschreven naar het Flash ROM-geheugen (als er een
“Executing...” of “Please keep power on” boodschap getoond wordt). Als het instrument in deze status wordt
uitgezet, dan verliest u alle userdata en kan het systeem
gaan “hangen” (vanwege corrupte data in de Flash ROM).
INFORMATION

Bevestigingsmeldingen
Bij het uitvoeren van bepaalde handelingen, zoals in de
job-, store- en file-modes, toont de S90 een bevestigingsmelding. U kunt de handeling naar wens uitvoeren of
annuleren.

Zie, voor details over de informatiedisplay, blz. 114.

Druk, als er een bevestigingsmelding verschijnt (zoals de
boodschap hierboven in de illustratie), op de [INC/YES]knop om de handeling uit te voeren of op de [DEC/NO]knop om deze te annuleren.

Basisbediening

33

Noot (toets) instellingen
Basissectie

Met de verschillende S90 parameters kunt u voor een bepaalde functie een toetsbereik instellen — bijvoorbeeld
het instellen van een normale toetsenbordsplitsing —
door bepaalde nootwaarden te selecteren. U kunt deze
parameters instellen met de [INC/YES]- en [DEC/NO]knoppen of met de datadial, of u kunt de waarden direct
invoeren vanaf het toetsenbord door de gewenste toetsen
aan te slaan (zoals hieronder wordt getoond). In de voorbeelddisplay hier wordt element 1 van een voice bewerkt.

1 Verplaats de cursor met de cursorknop naar het eerste
karakter van de naam .
DEC/NO

INC/YES

EXIT

ENTER

EXECUTE

Snelgids
Referentie

Als nootlimiet is geselecteerd, verschijnt het [KBD]-teken om
aan te geven dat u de waarde in kunt stellen met het toetsenbord. Sla de gewenste toets aan terwijl u de [INFORMATION]knop ingedrukt houdt.

2 Selecteer een karakter met de [INC/YES]-knop, [DEC/
NO]-knop of de datadial.

INFORMATION

DEC/NO

INC/YES

Appendix

Namen geven (karakters
invoeren)
Met de S90 kunt u uw eigen originele data creëren, zoals
voices, performances, masters. U kunt deze data ook de
door u gewenste naam geven.
Aan de volgende datasoorten kan een naam worden
gegeven.
• Uservoices
• Userperformances
• Usermasters
• Mix templates
• Files opgeslagen op een Memory Card

blz. 66
blz. 43
blz. 50, 52
blz. 79
blz. 85

Het volgende voorbeeld toont u hoe u een naam geeft aan
een uservoice.

3 Verplaats de cursor met de cursorknoppen naar de
volgende positie van de naam.
DEC/NO

INC/YES

EXIT

ENTER

EXECUTE

4 Voer de andere karakters naar wens in door de stappen
1 - 3 hierboven te herhalen.

34

Basisbediening

INFORMATION

INFORMATION

U kunt parameters op verschillende manieren instellen.
Voor sommige parameters moet u direct numerieke of
alfabetische karakters invoeren. In het geval van andere
parameters kunt u uit een aantal beschikbare instellingen
kiezen. Bovendien zijn sommige soorten parameters
“absoluut” terwijl andere “relatief” zijn.
De absolute parameter in de volgende illustratie bijvoorbeeld
kan worden ingesteld op “mono” of “poly”. Voor andere absolute parameters, zoals volume, kan de instelling een waarde
tussen nul en 127 hebben. De volume-instelling heeft een
lineaire, één-op-één relatie met het daadwerkelijke volume,
zoals hieronder in grafiek 1 getoond wordt. Relatieve parameters echter hebben niet dezelfde relatie. De onderstaande
grafiek laat de rol van de aanslaggevoeligheidsoffsetparameter zien. De waarde die u hier heeft ingesteld, bekend als een
“offset”, wordt bij/van de daadwerkelijke waarde opgeteld/
afgetrokken. In het geval van aanslaggevoeligheidsoffset,
wordt de opgegeven offsetwaarde opgeteld/afgetrokken bij/
van de daadwerkelijke aanslaggevoeligheid van de noten die
u op het toetsenbord speelt. Soms worden deze soorten relatieve parameters ingesteld als een percentage.

Appendix

Terwijl u de [INFORMATION] knop ingedrukt houdt....
Selecteer een karakter met de
[INC/YES]-knop, [DEC/NO]-knop
of de datadial.

Verplaats de cursor naar de gewenste
positie.
DEC/NO

INC/YES

EXIT

ENTER

EXECUTE

Navigeer met deze twee knoppen door de
display, verplaats de cursor door de verschillende selecteerbare onderdelen en
parameters in het scherm. Het onderdeel
dat geselecteerd is, licht op (de cursor
verschijnt als een donker blok met witte
karakters).

1. Volume (absoluut)
LCD

Categorie

LCD

Categorie

--

Niet toegewezen

Ld

Synth Lead

Ap

Acoustic Piano

Pd

Synth Pad

Kb

Keyboard

Sc

Synth Comping

Or

Organ

Cp

Chromatic Percussion

Gt

Guitar

Dr

Drums

Ba

Bass

Se

Sound Effects

St

Strings/Orchestral

Me

Musical Effects

Volume
0
127

2. Aanslaggevoeligheidsoffset (relatief)
Offset
+64

Offset opgeteld (+10)
Daadwerkelijke aanslag
Offset afgetrokken (-10)

0
Volume

Br

Brass

Rp

Reed/Pipe

Co

Snelgids

Als de cursor zich op de naam bevindt, verschijnt deze [LIST]-icoon en
kunt u de karakterlijst display oproepen door de [INFORMATION]-knop
vast te houden. Laat de [INFORMATION]-knop los om terug te keren
naar de oorspronkelijke display.

Soorten parameters (absolute en
relatieve)

Referentie

In de stappen 2 en 3 hierboven kunt u de speciale ’popup’ karakterlijst gebruiken, die u alle beschikbare karakters toont, waardoor u gemakkelijker namen en tekst
kunt invoeren. Druk op de [INFORMATION]-knop en
houd deze vast om de lijst op te roepen. Houd, om een
karakter te selecteren, de [INFORMATION]-knop vast en
gebruik de [INC/YES]- en [DEC/NO]- knoppen of de
datadial.

Basissectie

Gebruik maken van de karakterlijst

Combination
-64

Basisbediening

35

Snelgids
Basissectie

Voices bespelen
Hier leert u hoe u voices (instrumentgeluiden) vanaf de PRESET 1-3, GM, USER en PLG 1-3 geheugengroepen (banken) kunt
bespelen.
OPM. Zie, voor details over voices, blz. 25, 26. Zie, voor informatie over het voice-overzicht, de aparte Data List.
n

Snelgids

OPM. Er kunnen maximaal 128 normale voices en 16 drumvoices naar het usergeheugen worden opgeslagen (blz. 25, 27, 73). De voice-insteln
lingen kunnen in de voice editmode (blz. 60) worden gewijzigd.

Een voice selecteren
Referentie

4 1
3.3V CARD

USB

PHONES

L/MONO
OUTPUT

R

L

R

ASSIGNABLE OUTPUT

GAIN

A/D INPUT

1

2

FOOT CONTROLLER

SUSTAIN ASSIGNABLE
FOOT SWITCH

BREATH

IN

OUT

POWER
ON/ OFF

MIDI

CONTROL
FUNCTION

PAN
CUTOFF

MASTER
VOLUME

REVERB
RESONANCE

CHORUS
ATTACK

MODE

TEMPO

PROGRAM

SLOT 1

SLOT 2

SLOT 3

RELEASE

ASSIGN A

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

VOICE

PERFORM

MASTER

UTILITY

CARD

SEQ PLAY

EDIT

JOB

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

FAVORITES

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

COMMON

DRUM KITS

A

B

C

D

E

F

G

H

CATEGORY
SEARCH

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

DEC/NO

PITCH

234

THRU

SF1

SF2

SF3

SF4

SF5

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

STORE

1

2

3

4

5

6

7

8

F2

F3

F4

F5

PLAY/
STOP

9

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

INFORMATION
ELEMENT / PERF.PART / ZONE

COMPARE

F1

REMOTE
CONTROL

INC/YES

MODULATION

F6

EXIT

ARPEGGIO

ENTER

EFFECT
BYPASS

10

11

MUTE

SOLO

EXECUTE

Appendix

5

1 Activeer de voice playmode.

● Normale voice

MODE

VOICE

PERFORM

2 Selecteer een voice bank.

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

Banknaam

MASTER

Selecteer een normale
voicebank.

Selecteer een Plug-in voicebank.

● Drumvoice
DRUM KITS

Banknaam
PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

Als de voice playmode actief is, wordt de huidige geselecteerde voice met grote letters getoond — zodat u gemakkelijk
kunt controleren welke voice u gaat bespelen.
OPM. Bij aankoop bevat de S90 een volledige set speciaal gen
programmeerde uservoices in de userbank. U kunt deze
uiteraard als u dat wilt bewerken (edit) en overschrijven. U kunt tevens de oorspronkelijke fabrieksinstellingen weer terugzetten met de utilityjob (blz. 72). Zie,
voor details over voicebanken en -groepen, blz. 25.

36

Voices bespelen

B

C

D

E

F

G

H

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

4 Selecteer een voicenummer.

Verlaagt het
nummer

Verlaagt het
nummer

1

2

Verhoogt het
nummer

DEC/NO

3

INC/YES

Verhoogt het
nummer

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

Nummer

Programmanummer

Groep

Nummer

A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
A
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
C
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D
D

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

065
066
067
068
069
070
071
072
073
074
075
076
077
078
079
080
081
082
083
084
085
086
087
088
089
090
091
092
093
094
095
096
097
098
099
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128

E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
E
F
F
F
F
F
F
F
F
F
F
F
F
F
F
F
F
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
H
H
H
H
H
H
H
H
H
H
H
H
H
H
H
H

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

Instelling toetsenbord MIDI-zendkanaal

5 Bespeel het toetsenbord.

Druk op de [TRACK SELECT] knop, zodat de indicator gaat branden en druk op één van de NUMMER [1] [16] knoppen om het toetsenbord MIDI-zendkanaal te
wijzigen.
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

MUTE

SOLO

OPM. U kunt deze parameter ook instellen in de utility
n
mode ([F5]→ [SF1] KBDTransCh Ref.nr.1 77).
Deze parameter kan niet worden opgeslagen in de
storemode.

Voices bespelen

Basissectie

Groep

001
002
003
004
005
006
007
008
009
010
011
012
013
014
015
016
017
018
019
020
021
022
023
024
025
026
027
028
029
030
031
032
033
034
035
036
037
038
039
040
041
042
043
044
045
046
047
048
049
050
051
052
053
054
055
056
057
058
059
060
061
062
063
064

Snelgids

Groep
A

Programmanummer

Referentie

Voices in een bank zijn verdeeld in groepen [A] - [H].
Selecteer de gewenste groep, en alle voices die tot die groep
behoren worden in de display getoond.

● Programmanummers en de corresponderende groep/
nummers

Appendix

3 Selecteer een voicegroep.

37

De Category Searchfunctie gebruiken
Basissectie

De S90 is uitgerust met een krachtige categorie zoekfunctie om snel toegang te krijgen tot de gewenste geluiden door te zoeken
aan de hand van de categorie van het geluid, ongeacht de banklocatie. Selecteer een voicecategorie, zoals A. PIANO of SYN
LEAD, en u kunt één voor één door alle corresponderende voices struinen — en ze tevens beluisteren. Daarbij kunt u de meest
gebruikte voices in de speciale Favorites-categorie opslaan.

3
3.3V CARD

USB

PHONES

L/MONO

R

OUTPUT

L

R

GAIN

A/D INPUT

ASSIGNABLE OUTPUT

1

2

SUSTAIN ASSIGNABLE

FOOT CONTROLLER

BREATH

IN

FOOT SWITCH

OUT

1
POWER
ON/ OFF

CONTROL
FUNCTION

PAN
CUTOFF

Snelgids

MASTER
VOLUME

REVERB
RESONANCE

CHORUS
ATTACK

MODE

TEMPO

PROGRAM

SLOT 1

SLOT 2

SLOT 3

RELEASE

ASSIGN A

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

VOICE

PERFORM

MASTER

UTILITY

CARD

SEQ PLAY

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

FAVORITES

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

COMMON

DRUM KITS

A

B

C

D

E

F

G

H

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

EDIT

SF1

SF2

SF3

SF4

SF5

JOB

STORE

1

PLAY/
STOP

9

F2

F3

F4

F5

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

INFORMATION
ELEMENT / PERF.PART / ZONE

COMPARE

F1

F6

EXIT

ENTER

ARPEGGIO

EFFECT
BYPASS

10

11

MUTE

SOLO

EXECUTE

Referentie

■ Selecteer een subcategorie
Alle categorieën zijn verdeeld in twee of drie subcategorieën
om het selecteren gemakkelijk te maken. De subcategorienamen worden onderin de zoekdisplay getoond. Druk op de
[F1] - [F3]-knoppen om de corresponderende subcategorie te
selecteren.

CATEGORY
SEARCH

Appendix

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

SF1

F1

OPM. Druk nogmaals op de [CATEGORY SEARCH]-knop om
n
de functie uit te zetten.

2 Selecteer een categorie.
■ Selecteer een categorie
Druk op de categorieknoppen om de categorienaam en het
voice-overzicht getoond te krijgen. De eerste voice in de
categorie wordt geselecteerd.

Categorienamen

MUSIC SYNTHESIZER

REMOTE
CONTROL

INC/YES

MODULATION

1 Zet de Category Searchfunctie
aan door op de [CATEGORY
SEARCH]-knop te drukken.

CATEGORY
SEARCH

Modular Synthesis Plug-in System

DEC/NO

PITCH

2

THRU

MIDI

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

A

B

C

D

E

F

G

H

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

SF2

F2

SF3

F3

3 Selecteer een voice en
speel deze af.
Ga met de datadial door de beschikbare voices. Dat kan ook
met de [INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen of met de cursor
[▲]/[▼] knoppen. Denk eraan dat u iedere voice kunt bespelen en beluisteren terwijl u deze selecteert — zonder dat u de
category searchfunctie hoeft te verlaten.

DEC/NO

INC/YES

EXIT

ENTER

EXECUTE

Categorienaam

38

Voices bespelen

Voice-overzicht

Als u de favoritescatagoryfunctie verlaat, wordt de in
de display gewijzigde parameter automatisch opgeslagen. Deze bewerkte data raakt u echter kwijt als u
het instrument, zonder de display netjes te verlaten,
uitzet.
Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven worden naar Flash ROM (als er een
“Executing...” of “Please keep power on” boodschap
getoond wordt). Als het instrument in deze status
wordt uitgezet, dan verliest u alle userdata en kan het
systeem vastlopen (vanwege corrupte data in de Flash
ROM).

Basissectie

Met de voice playmode kunt u verschillende algemene bewerkingen (edit) op de geselecteerde voice aanbrengen. Gebruik,
voor meer gedetailleerde en uitgebreide bewerkingen, de
voice editmode.

1 Selecteer de gewenste voice (blz. 36).

Snelgids

Gebruik deze handige functie om al uw favoriete, vaak
gebruikte voices op één, gemakkelijk te vinden locatie
op te slaan — en roep ze op met een druk op de [FAVORITES]knop. Selecteer een voice naar wens, uit een gewenste
categorie, en sla ze op in uw favoritescategory. Op deze
wijze kunt u direct naar de voices gaan die u het meest
gebruikt, zonder eerst door allerlei categorieën te gaan
— een grote hulp tijdens optredens.
Selecteer de gewenste categorie, verplaats de cursor
naar uw favoriete voice in de categorielijst, en druk op
de [F5]-knop om het vierkantje naast de voicenaam te
markeren. (U kunt de makering weghalen door nogmaals op de [F5]-knop te drukken.) Ga door naar andere categorieën om al uw favorieten te registreren.
Druk, als u al uw favoriete voices heeft gemarkeerd, op
de [FAVORITES]-knop om ze in de favoritescategory op
te slaan. Alle voices die u heeft gemarkeerd — en alleen
die voices — worden in de lijst getoond. Druk, om de
favoritescategory te verlaten, nogmaals op de
[FAVORITES]-knop.

2 Selecteer het menu dat u wilt bewerken door op de
[F4] - [F6] knoppen te drukken en bewerk de parameters in elke display.
OPM. U kunt, als de plug in-voice geselecteerd is (als het Single
n
Part plug-inboard geïnstalleerd is), op de [F2]-knop
drukken om de BANK-display op te roepen.

3 Sla de instellingen die in stap 2 bewerkt zijn op in het
usergeheugen (blz. 73).
4 Druk op de [F1]-knop om naar de oorspronkelijke
display terug te gaan.
OPM. Bepaalde parameters kunnen, afhankelijk van de plugn
invoice, niet bewerkt worden.
OPM. Parameters in de voice playmode en voice editmode met
n
dezelfde naam hebben ook dezelfde functies en instellingen.

De [

] Indicator

Als u parameters wijzigt, dan verschijnt de [ ]
indicator linksboven in de display. Dit geeft aan dat de
huidige instellingen gewijzigd zijn maar nog niet zijn
opgeslagen.
Editindicator

SF1

F1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

DRUM KITS

FAVORITES

SF5

F5

F6

Als u hierop drukt, gaat u
beurtelings door twee
instellingen:
Markering
Geen markering

Referentie

Favoritescategory

Voice bewerking in
de voice playmode
(Quick Edit)

Als u in de editmode een ander programma of een
andere mode selecteert dan zal de [ ] indicator verdwijnen en zult u al uw bewerkingen kwijt raken. Het
is een goed idee om de bewerkte data van de storemode op te slaan (blz. 73). Zelfs als u de bewerkte data
verliest, kunt u ze terugzetten met de edit recallfunctie (blz. 71).

Voices bespelen

39

Appendix

Druk, om daadwerkelijk de voice op te roepen en naar de
playmode terug te gaan, op de [ENTER]-knop.

● [F2] Voice play Plug-inbank

● [F6] Voice play Arpeggio

Basissectie

In deze display kunt u de bank selecteren van het Pluginboard en bepalen of u een plug-invoice of een “board”
voice wilt gebruiken. Eenvoudig gesteld is het verschil
tussen de twee soorten voices het volgende:
• Boardvoices zijn onbewerkte, ongewijzigde voices
op het Plug-inboard — het “ruwe materiaal” voor
Plug-invoices.

Snelgids

• Plug-invoices zijn bewerkte boardvoices — voices
die speciaal geprogrammeerd en bewerkt zijn voor
de S90.

Deze display bevat de algemene instellingen voor het
arpeggio spelen, inclusief type en tempo (blz. 45).

Over Plug-invoices en boardvoices
De voices van een plug-inboard die is geïnstalleerd in de
S90 kunnen ruwweg worden verdeeld in twee soorten:
boardvoices en plug-invoices. Boardvoices zijn onbewerkte, ongewijzigde voices van het plug-inboard —
het “ruwe materiaal” dat wordt gebruikt voor de pluginvoices. Plug-in voices zijn echter gewijzigde boardvoices — voices die speciaal geprogrammeerd en bewerkt zijn voor de S90.
De boardvoices bevatten bovendien een speciale verzameling voices — zogenaamde Board Customvoices —
die bewerkt kunnen worden met behulp van een computer die is aangesloten op de S90, en speciale editsoftware, meegeleverd met het plug-inboard. (Zie blz. 73.)

Referentie

Plug-invoice

❏ Instellingen (met Plug-inboard geïnstalleerd in slot 1)
PLG1USR (user plug-invoice), PLGPRE1
(preset plug-invoice), 032/000... (geeft de
bank selectie MSB/LSB van de boardvoice
weer. Deze waarden verschillen afhankelijk
van het geïnstalleerde Plug-inboard)

Plug-in presetvoice
Plug-in uservoice

Copy

Store

Plug-in
voice edit
(bewerking)

S90 voiceparameter
Appendix

OPM. Deze display is alleen beschikbaar als het Plug-inboard is
n
geïnstalleerd in de S90 en de plug-invoice is geselecteerd.

● [F4] Voice play Portamento

Board presetvoice

In deze display kunt u monofoon of polyfoon bespelen selecteren en de portamentoparameters instellen
(voice edit common [F1]→ [SF4] Ref.nrs. 7, 8, 10, 11).

Deze display bevat de algemene EG-instellingen, zowel volume als filter, van de voice, alsook de filter
cutoff frequentie en resonantie-instellingen. De instellingen die hier gemaakt worden zijn tevens de
offsetwaarden van de AEG en FEG parameters in de
voice editmode (blz. 65, 66).

De volledige namen van de beschikbare parameters
worden getoond in de onderstaande tabel, op de manier
waarop ze in de display verschijnen.

AEG
FEG

40

Attack
time

DCY
Decay
time

Voices bespelen

SUS
Sustain
level
---

REL
Release
Time

Save
Board customvoice
Bulk send/
edit
Computer
(Voice Editor op de meegeleverde CD-ROM
van het plug-inboard)

● [F5] Voice play EG (envelope generator)

ATK

Kunnen niet bewerkt
worden

Boardvoice

DEPTH

CUTOFF

RESO

---

---

---

Depth

Cutoff
frequency

Resonance

OPM. Afhankelijk van het plug-inboard waarvan u gebruik
n
maakt, zijn sommige parameters die hier beschreven
worden niet aanwezig. Zie, voor meer details, de relevante handleiding van het desbetreffende pluginboard.
OPM. Zie, voor meer details over plug-inboards die
n
momenteel leverbaar zijn, blz. 21.

Basissectie

Performances bespelen
In de performance mode kunt u individuele userperformances selecteren en bespelen.
OPM. Zie, voor details over de performances en de geheugen (bank) structuur ervan, blz. 26.
n

3 1
3.3V CARD

USB

PHONES

L/MONO
OUTPUT

R

L

R

ASSIGNABLE OUTPUT

GAIN

A/D INPUT

1

2

FOOT CONTROLLER

SUSTAIN ASSIGNABLE
FOOT SWITCH

BREATH

IN

OUT

23

THRU

POWER
ON/ OFF

MIDI

CONTROL
FUNCTION

PAN
CUTOFF

MASTER
VOLUME

REVERB
RESONANCE

CHORUS
ATTACK

MODE

TEMPO

PROGRAM

SLOT 1

SLOT 2

SLOT 3

RELEASE

ASSIGN A

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

VOICE

PERFORM

MASTER

UTILITY

CARD

SEQ PLAY

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

FAVORITES

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

COMMON

DRUM KITS

A

B

C

D

E

F

G

H

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

CATEGORY
SEARCH

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

DEC/NO

PITCH

Snelgids

Een performance selecteren

MODULATION

EDIT

SF1

SF2

SF3

SF4

SF5

JOB

STORE

1

PLAY/
STOP

9

F2

F3

F4

F5

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

INFORMATION
ELEMENT / PERF.PART / ZONE

COMPARE

F1

REMOTE
CONTROL

INC/YES

F6

EXIT

ENTER

ARPEGGIO

EFFECT
BYPASS

10

11

MUTE

SOLO

Referentie

EXECUTE

1 Activeer de performance
playmode.

Performances in de verschillende banken zijn onderverdeeld
in groepen A~H. Selecteer de gewenste groep en alle performances die tot die groep behoren worden in de display getoond.

MODE

VOICE

PERFORM

2 Selecteer een performancegroep.

MASTER

A

B

C

D

E

F

G

H

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

Groep

Performance

Als de performance playmode actief is, dan wordt de huidige
geselecteerde performance in grote letters getoond — zodat u
gemakkelijk kunt zien welke performance u gaat afspelen.

OPM. Alle performances worden in één bank opgeslagen, dus u
n
hoeft hier geen bank te selecteren.

Performances bespelen

41

Appendix

4

Basissectie

3 Selecteer een performancenummer.

Een part solo afspelen
1

1

2

3

4

5

6

7

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

8
9

10

11

NUMMER
MUTE

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

12

13

14

15

SOLO

16

Snelgids

Druk op één van de NUMMER knoppen [1] tot [4],
terwijl u de [MUTE]-knop ingedrukt houdt, om de
corresponderende part solo af te spelen.

Referentie

Afnemende
nummers

Afnemende
nummers

Als u eenmaal een part hebt geselecteerd om solo af te
spelen, dan zal het lampje van de [MUTE]-knop knipperen, waardoor wordt aangegeven dat de solo functie
actief is. U kunt, terwijl de solofunctie actief is, de
solotrack eenvoudig wijzigen door op de corresponderende NUMMER-knop [1] tot [4] te drukken.
Druk, om de solo functie te verlaten, nogmaals op de
[MUTE] knop.

Oplopende
nummers

DEC/NO

INC/YES

Oplopende
nummers

Appendix

4 Speel op het toetsenbord.
OPM. Het zoeken middels categorieën (blz. 38) werkt in de
n
performance playmode op dezelfde manier als in de voice
playmode.
OPM. Het MIDI zendkanaal kan op dezelfde wijze worden
n
ingesteld als in de voicemode.

Performance part aan/uit
Iedere performance kan maximaal vier parts bevatten,
geselecteerd uit een totaal van zeven beschikbare —
interne parts 1 - 4 en plug-inparts 1 - 3.
OPM. Deze handeling is ook beschikbaar in de editmode.
n

Voices (parts)
opstapelen (layer)
Het toetsenbord
splitsen (split)
Performances kunnen uit maximaal vier parts (voices)
bestaan, die uit de interne toongeneratorparts 1 - 4 en pluginboardparts 1 - 3 geselecteerd worden.
U kunt een performance creëren door verschillende voices te
stapelen, en/of door verschillende voices aan afzonderlijke
bereiken van het toetsenbord toe te wijzen. U kunt dan
maximaal 128 van uw originele, bewerkte performances (blz.
73) naar het interne usergeheugen (blz. 28) opslaan.

Layer
Ingebouwde toongeneratorparts

PRE1

PRE2

PRE3

USER

Plug-inparts

PL1

PL2

PL3

1 Druk op de [MUTE]-knop zodat de indicator
ervan oplicht.
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

MUTE

SOLO

Splits
Ingebouwde toongeneratorparts

2 Druk op de [1] - [4] knop die u op mute wilt
zetten. Het part dat correspondeert met de niet
brandende indicator staat op mute.
3 Druk nogmaals op de [MUTE]-knop zodat de
indicator ervan uitgaat.
42

Performances bespelen

PRE1

PRE2

PRE3

USER

Plug-inparts

PL1

PL2

PL3

U kunt de laagste noot van het bereik instellen waarin de
voice van de geselecteerde part klinkt, door de gewenste toets
aan te slaan terwijl u de [SF4]-knop ingedrukt houdt. Sla, om
de hoogste noot van het bereik in te stellen, de gewenste toets
aan terwijl u de [SF5]-knop ingedrukt houdt.
Hiermee creëert u een gesplitst toetsenbord, met maximaal
vier verschillende parts (voices) die in vier verschillende
bereiken klinken. U kunt parts ook laten overlappen om
stapelingen te creëren.

F1

SF2

SF3

F2

F3

SF4

F4

SF5

F5

INFORMATION

F6

nootlimiet laag
SF4

Referentie

SF1

Basissectie

3 Geef het nootbereik van
de verschillende parts op,
indien gewenst.

Snelgids

1 Roep de VOICE display op
door op de [F3]-knop te drukken
in de performance playmode.

nootlimiet hoog
SF5

2 Wijs de gewenste voice toe
aan de verschillende parts.

Appendix

Verplaats de cursor naar de gewenste part en selecteer een
voice door op de [F1] of [F2] knop te drukken.

DEC/NO

4 Wijzig het volume van de
verschillende parts en pas de
relatieve balans tussen de
vier parts aan.

INC/YES

Editindicator (blz. 39)

Wijs de ingebouwde voice toe aan
de geselecteerde
part.
F1

U kunt, als de CONTROL FUNCTION op VOLUME is
ingesteld, het volume van de verschillende parts met de
schuiven bijstellen.
SF1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

SF5

F5

Wis de voicetoewijzing van
de geselecteerde part.
Wijs de plug-invoice toe aan
de geselecteerde part.

INFORMATION

F6

OPM. De Portamento, EG (envelope generator), en Arpeggio
n
parameters kunnen op dezelfde wijze als in de voicemode
worden bewerkt, door de corresponderende display op te
roepen via de [F4] - [F6]-knoppen.
Nog veel meer verschillende gedetailleerde bewerkingsmogelijkheden zijn in de performance editmode beschikbaar. Zie blz. 98.

5 Sla de instellingen op.
Zorg ervoor dat u, voordat u de performance editmode
verlaat, de instellingen van de performance (blz. 73) opslaat.

Performances bespelen

43

Basissectie

Performances bewerken in de performance
playmode (Quick Edit)

Snelgids

In de performance playmode staan er een aantal algemene
bewerkingshandelingen van de geselecteerde performance
tot uw beschikking. Gebruik echter voor meer gedetailleerde
en uitgebreidere bewerkingshandelingen de performance
editmode.
OPM. Parameters in de performance playmode en performance
n
editmode met dezelfde naam hebben ook dezelfde functies
en instellingen.

● [F2] Performance play A/D

Referentie

In deze display kunt u de parameters instellen van de
A/D ingangsparts. Via de A/D ingang kunt u externe
geluiden invoeren (zoals van een microfoon of een
gitaar), en deze vervolgens bewerken en mengen met
de andere geluiden in de S90. Het audio-signaal kan
worden ingevoerd via de A/D INPUT-aansluiting of
de mLAN-aansluiting (als er een los verkrijgbare
mLAN8E is geïnstalleerd).
OPM. Zie voor details over het aansluiten van effecten blz. 67.
n

Appendix

OPM. In de utility mode kunt u instellen of u gebruik maakt van
n
de A/D INPUT-aansluiting of de mLAN8E-aansluiting als
de ingang van de A/D part ([F2] → [SF1] A/DSource
Ref.nr. 53).

• Volume
Bepaalt het uitgangsniveau van de A/D-part.
• Pan
Bepaalt de stereo-panpositie van de A/D-part.

• Mono/Stereo (mLAN Input)
Bepaalt de signaalconfiguratie voor de mLAN audio
(ingang), of de signaalbaan (stereo of mono). Deze
parameter kan alleen worden ingesteld als de mLAN aansluiting (met de los verkrijgbare mLAN8E geïnstalleerd)
wordt ingesteld als de bron (source) van de A/D-part.
❏Instellingen
stereo
Audio die wordt ontvangen via de mLAN-aansluiting
wordt stereo verwerkt.
L (links) mono
Audio die wordt ontvangen via het L (linker) kanaal via de
mLAN-aansluiting wordt mono verwerkt.
R (rechts) mono
Audio die wordt ontvangen via het R (rechter) kanaal via
de mLAN-aansluiting wordt mono verwerkt.
L+R mono
Audio die wordt ontvangen via beide kanalen (linker en
rechter) via de mLAN aansluiting wordt gemengd en
mono verwerkt.

• OutputSel (uitgangsselectie)
Bepaalt de uitgangsaansluittoewijzing van de A/D-part.
❏Instellingen (zie hieronder)
LCD

Uitgangsaansluiting

Stereo/
Mono

L&R

OUTPUT L&R

Stereo

as L&R

ASSIGNABLE OUTPUT L&R

Stereo

as1&2

mLAN8E ASSIGNABLE OUTPUT 3&4

Stereo
1:L
2:R

*

as3&4

mLAN8E ASSIGNABLE OUTPUT 3&4

Stereo
3:L
4:R

*

asL

ASSIGNABLE OUTPUT L

Mono

asR

ASSIGNABLE OUTPUT R

Mono

• RevSend
Bepaalt het zendniveau van het A/D-partsignaal dat
verzonden wordt naar het reverbeffect.

as1

mLAN8E ASSIGNABLE OUTPUT1

Mono

*

as2

mLAN8E ASSIGNABLE OUTPUT2

Mono

*

as3

mLAN8E ASSIGNABLE OUTPUT3

Mono

*

• ChoSend
Bepaalt het zendniveau van het A/D-partsignaal dat
verzonden wordt naar het choruseffect.

as4

mLAN8E ASSIGNABLE OUTPUT4

Mono

*

• VarSend(variatie verstuurniveau)
Bepaalt het zendniveau van het A/D-partsignaal dat
verzonden wordt naar het variatie-effect.
• DryLevel
Bepaalt het niveau van de onbewerkte A/D-part — met
andere woorden het signaal dat niet door de systeemeffecten (reverb, chorus, variatie; Utility [F1]→[SF3] Ref.
nr. 21) is bewerkt.

* Alleen beschikbaar als de los verkrijgbare mLAN8E kaart is geïnstalleerd.

● [F3] Performance play Voices
In deze display kunt u de voice van een part selecteren en
het nootbereik bepalen waarin deze bespeeld kan worden
(blz. 43).
● [F4] Performance play Portamento
In deze display kunt u de portamentoparameters van de
verschillende parts instellen (performance edit [F1]→[SF4]
Ref.nrs. 7-10).
● [F5] Performance play EG (envelope generator)
Zelfde als in voice playmode. Zie blz. 40.
● [F6] Performance play Arpeggio
Deze display bevat de algemene instellingen voor het
arpeggio spelen, inclusief type en tempo (blz. 45).

44

Performances bespelen

Arpeggio aan/uit kan individueel worden ingesteld in de
verschillende parts in een song (mix mode). Net als het
handmatig voortbrengen van arpeggio’s door op het
toetsenbord te spelen, voegt dit arpeggio’s in tijdens het
afspelen van songsequencedata (blz. 79).

Snelgids

Deze functie triggert automatisch voorgeprogrammeerde
arpeggiofrases, volgens de door u aangeslagen toetsen.
Het is met name geschikt voor dance/techno muziekgenres.
U kunt de gewenste arpeggiotypes toewijzen per voice/
performance, en het tempo instellen. U kunt tevens de
arpeggio afspeelmethode, het aanslaggevoeligheidsbereik en
afspeeleffecten instellen om uw eigen originele grooves te
creëren. Daarbij kunnen de arpeggiodata ook nog worden
verstuurd via de MIDI OUT-aansluiting (Ref.nr. 86),
waardoor u de arpeggiodata in een sequencer kunt opnemen
of vanaf een andere toongenerator kunt afspelen.

Arpeggio aan- of uitzetten tijdens song afspelen

Vier arpeggio afspeelcategorieën
Arpeggiotypes zijn verdeeld in de volgende vier categorieën.

Arpeggiostructuur

Sq: Sequence

De volgende illustratie toont de arpeggiostructuur.

Creëert een algemene arpeggiofrase. Voornamelijk octaaf
omhoog/omlaag frases.

Referentie

Wat is de arpeggiofunctie?

Basissectie

De arpeggiofunctie gebruiken

In de voicemode
Voice

Preset 1
(128)

In de performancemode
Performance

Arpeggio

Voice

Voice

Dr: Drumpattern
Performance

Preset 2
(128)

Voice

User *
(128)

Creëert drumpatroonachtige frases. Iedere noot produceert
hetzelfde drumpatroon.
Dit type werkt prima met drum- en percussiegeluiden.

Performance

Ct: Control (Besturing)

Performance

Creëert dynamische geluidswijzigingen middels besturingswijzigingsdata. Hier worden geen nootdata gecreëerd — de
geluidsvariaties beïnvloeden de gespeelde noten.

Arpeggio

Voice

Creëert frases die muzikaler en ritmisch gevarieerder zijn dan
sequence. Beginnend met “Techno” zijn er frases voor een
groot aantal muziekgenres en voor het creëren van achtergrondtracks voor gitaar, piano en andere instrumenten.

Performance

Arpeggio

Voice

Performance

De verschillende arpeggiotypes kunnen aan
verschillende voices/performances worden toegewezen.

* User arpeggiodata van de MOTIF kunnen worden geladen.

De arpeggiofunctie gebruiken

45

Appendix

Ph: Phrase (frase)
Arpeggiodata

Arpeggio afspelen
Basissectie

1 Selecteer een voice/
performance (blz. 36, 41).

Snelgids

2 Zet de arpeggio aan door
op de [ARPEGGIO]-knop te
drukken.
ARPEGGIO

EFFECT
BYPASS

Arpeggiotype,
-tempo en -limiet
De S90 is voorzien van een reeks arpeggiotypes. U kunt het
tempo van de arpeggio naar wens wijzigen.
De arpeggiofunctie is beschikbaar in alle modes.
De uitleg hieronder geldt voor de performance playmode.

1 Roep de ARP (arpeggio)
display op door in de performance playmode op de [F6]knop te drukken.

PLAY/
STOP

Referentie

OPM. Als u een voice of performance selecteert waarvan de
n
arpeggioschakelaar aanstaat, dan wordt de [ARPEGGIO]knop automatisch aangezet.
OPM. De aan/uit status van de [ARPEGGIO]-knop kan per
n
voice of performance opstelling worden opgeslagen
(blz. 73).

SF1

F1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

SF5

F5

INFORMATION

F6

Appendix

3 Speel op het toetsenbord.
Terwijl u de toetsen vasthoudt, wordt de arpeggio afgespeeld
overeenkomstig de gespeelde noot, het arpeggiotype, het
tempo, de nootlimietinstellingen, enzovoorts.
OPM. In de voice playmode, wordt de arpeggio afgespeeld met de
n
geselecteerde voice.
OPM. In de performance-/mixingmode, wordt de arpeggio afgen
speeld met de voice die is toegewezen aan de geselecteerde
part als de arpeggioschakelaar (part edit [F1]→[SF2] Ref.
nr. 77) van de geselecteerde part aanstaat (blz. 47).

2 Selecteer een arpeggiobank.
Verplaats de cursor naar de bankparameter en selecteer.

3 Selecteer een arpeggiotype.
Verplaats de cursor naar de typeparameter en selecteer.

46

De arpeggiofunctie gebruiken

Basissectie

4 Stel het tempo in waarop
de arpeggio moet afspelen.
Verplaats de cursor naar de tempoparameter en stel in.

5 Stel de aanslaggevoeligheidslimiet in van de arpeggio.

limiet hoog

Referentie

limiet laag

Snelgids

Verplaats de cursor naar de velocity limit-parameter en stel deze
in.

De arpeggio wordt alleen afgespeeld als de toets
wordt aangeslagen met een aanslaggevoeligheid
in dit bereik (harder dan normaal).
127
limiet hoog

Appendix

limiet laag
0

6 Stel de arpeggiopartschakelaar in. (alleen performance)
U kunt het afspelen van de arpeggio per part aan- of uitzetten. Verplaats de cursor naar het vierkantje van de gewenste
part en markeer deze.

7 Sla de arpeggio-instellingen
op in de gewenste userperformance (blz. 73).

De arpeggiofunctie gebruiken

47

Basissectie

Een masterkeyboard gebruiken
Wat is de mastermode?

Snelgids

De S90 is van zo’n grote hoeveelheid functies en handelingen
voorzien, dat het soms misschien moeilijk is de door u benodigde functie te vinden en op te roepen. Hier komt de master
modefunctie van pas. U kunt hiermee de handelingen die u
in de verschillende modes het meest gebruikt in het geheugen
opslaan en iedere keer dat u ze nodig heeft met een simpele
druk op één knop ogenblikkelijk oproepen. De S90 heeft
ruimte voor maar liefst 128 usermasterinstellingen.

Referentie

Masternummer

Instellingsvoorbeelden

Master 001

Voicemode

Voicenr. 102

Master 002

Voicemode

Voicenr. 88

Master 003

Performancemode Performancenr. 043 *Zoneschakelaar uit

Master 004

Vier zones
In de mastermode kan het toetsenbord in maximaal vier aparte
zones worden verdeeld (zoals hieronder wordt getoond) —
ieder met zijn eigen MIDI-kanaalinstelling. Op deze manier
kunt u met één toetsenbord verschillende instrumentparts onafhankelijk besturen. Bovendien kunt u met deze onafhankelijke
zones verschillende kanalen op aangesloten MIDI-apparaten
besturen.
U kunt deze vier zones instellen en ze als een usermaster in
de mastermode opslaan.
OPM. Voor de interne toongenerator (inclusief plug-inboard) is
n
het MIDI-kanaal van iedere zone alleen beschikbaar als de
mode is ingesteld op sequence play (SeqPlay) vanuit de
MEMORY-display.

Performancemode Performancenr. 059 *Zoneschakelaar uit
Performancemode Performancenr. 077 *Zoneschakelaar aan

Externe toongenerator
MIDI ch1 MIDI ch2 MIDI ch3 MIDI ch4

Master 005

Master zone edit
MIDI-schakelaar
(Ref.nr. 27)

Toongeneratorblok
Performancemode Performancenr. 093 *Zoneschakelaar aan

MIDI OUT

MIDI OUT

MIDI OUT

MIDI OUT

Appendix

Toetsenbord (Max. 4 zones)
MIDI ch8

Master 006

MIDI ch9

MIDI ch1

MIDI ch2

MIDI ch3

MIDI ch4

Master zone edit
TG-schakelaar
(Ref.nr. 26)

Toongeneratorblok
Master 007
•
•
•
Master 128

Sequence playmode Mix template nr. 7
•
•
•

Toongeneratorblok (intern/plug-in)

Sequence playmode Mix template nr. 24

* Er kunnen ook andere parameters dan degenen die hierboven worden
omschreven (zoals bijvoorbeeld CS-instellingen) worden opgeslagen (master
common edit [F2] Ref.nr. 58).

De vier zones kunnen ook worden geconfigureerd als voice
“Layer” — waardoor er meer dan één voice tegelijk klinkt bij
het spelen in één zone. (Zie het voorbeeld hieronder.)

Externe toongenerator
Master zone edit
MIDI-schakelaar
(Ref.nr. 27)
MIDI OUT
ZONE4
MIDI OUT
ZONE1
MIDI ch1

MIDI OUT
ZONE2
MIDI ch2

MIDI ch4

ZONE3
MIDI ch3

MIDI OUT

Master zone edit
TG-schakelaar
(Ref.nr. 26)

Toongeneratorblok (intern/plug-in)

48

Een masterkeyboard gebruiken

Met de zone-instellingen kunt u ook een “split” creëren —
hetgeen het toetsenbord op een vrij in te stellen toets (het
splitpunt) in twee toetsenbereiken verdeeld.
In het voorbeeld hieronder is het splitpunt op het toetsenbord ingesteld op C3, waar in het lagere bereik arpeggio’s
worden voortgebracht, en in het hogere bereik de voice
gewoon bespeeld kan worden.

Splitpunt
(C3)

MODE

VOICE

PERFORM

MASTER

Boven
Snelgids

Onder

1 Activeer de mastermode.
Basissectie

■ Split

Ch.2
Part 2
Voor het bespelen van
een voice

2 Selecteer een master.
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

Referentie

Ch.1
Part 1
Voor het afspelen van
arpeggio’s

■ Layer
ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

Appendix

U kunt met de zone-instellingen ook een “layer” creëren —
waarbij u twee aparte parts simultaan, unisono, op het toetsenbord kunt bespelen.
In het voorbeeld hieronder speelt u twee voices unisono af —
de ene is een interne voice, de andere is een plug-invoice.

Mode

Layer (boven))

Layer (onder)

Verlaagt het
nummer
Part 1

Plug-in 1 part

voice

Plug-invoice

De masterdemo afspelen
(masters selecteren)
De S90 is van zo veel krachtige functies en modes voorzien,
dat het aanvankelijk moeilijk lijkt om ze te begrijpen en te
begrijpen hoe ze samen werken. Een goed begin om de verschillende stukjes van de S90 puzzel te leren beheersen is de
mastermode.
We hebben een aantal verschillende masterprogramma’s
geprogrammeerd om u te tonen hoe deze functie kan worden
gebruikt. Probeer enkele hiervan nu uit. (Verderop in de
handleiding kunt u leren hoe u uw eigen master-programma’s kunt maken).

Verlaagt het
nummer

Verhoogt het
nummer

DEC/NO

INC/YES

Verhoogt het
nummer

3 Speel het geselecteerde
masterprogramma af.
Bespeel, als de mode is ingesteld op voice of performance,
het toetsenbord.

Druk, als de mode is ingesteld
op sequence play, op de
[PLAY/STOP]-knop.
ARPEGGIO

EFFECT
BYPASS

PLAY/
STOP

Een masterkeyboard gebruiken

49

Opslaan in een master
Basissectie

De geselecteerde mode en programma worden in een master in de
master playmode opgeslagen.

1 Ga naar de mastermode en
selecteer een masternummer
(blz. 49).

Snelgids

2 Roep de MEMORY-display
op door op de [F2]-knop te
drukken.

4 Selecteer het gewenste programma/template dat moet
worden opgeslagen (blz. 3638).

DRUM KITS

DEC/NO

PRE 1

PRE 2

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

FAVORITES

A. PIANO

KEYBOARD

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

COMMON

A

B

C

D

E

F

G

H

SYN LEAD

SYN PAD/
CHOIR

SYN COMP

CHROMATIC
PERCUSSION

DRUM/
PERCUSSION

SE

MUSICAL FX

COMBI

1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

INC/YES

of

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

Programma
Referentie
SF1

F1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

SF5

F5

INFORMATION

F6

Appendix

3 Selecteer de mode die opgeslagen moet worden.

DEC/NO

INC/YES

Mode

50

Een masterkeyboard gebruiken

5 Geef de master een naam.
U kunt de master een naam geven in de master editmode
(blz. 34).
U kunt ook de functies instellen die zijn toegewezen aan de
CS-schuiven (Common [F2] Ref.nr. 58, Zone [F5] Ref.nr. 134).

6 Sla de instellingen op als
een usermaster (blz. 73).

DEC/NO

INC/YES

EXIT

ENTER

In het onderstaande voorbeeld stellen we drie zones in. We
programmeren een splitsing op noot C3. In het lagere bereik
(B2 en lager), klinken een basvoice en een bekkenvoice. In
het hogere bereik (C3 en hoger), stapelen we piano- en vibrafoonvoices — voortgebracht door een externe MIDI toongenerator. Met deze geavanceerde opstelling, klinkt u met
slechts twee handen als een complete jazzband.
In de voorbeeldinstructies hier, gebruiken we de voicemode
voor de master.

Zone 2
(piano)

Zone 1

Zone 3

(bas + bekken)

(vibrafoon)

Basissectie

2 Zet de zoneswitch aan.

Snelgids

EXECUTE

3 Activeer de master editmode.
EDIT

JOB

STORE

Referentie

Zones gebruiken —
een layer/split creëren
met een externe toongenerator

COMPARE

externe
toongenerator

C3

Appendix

interne
toongenerator

Common edit en individual zone edit

1 Selecteer een voice in de
master playmode.

Druk, om parameters te bewerken die voor alle zones
gelden, op de [DRUM KITS]-knop (die hier als een
“COMMON”-knop dient).

Stel de mode in op voice en selecteer vervolgens PRE1 bank
en voice 123.

DRUM KITS

FAVORITES

Om parameters van de individuele zones te bewerken,
moet u de gewenste zone selecteren met de corresponderende NUMMER-knop, [1] - [4].
DEC/NO

INC/YES

1

2

3

4

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

OPM. Deze handeling is alleen beschikbaar als de zoneschan
kelaar aanstaat in de [F2] (MEMORY)-display in de
master playmode.

4 Roep de zone editdisplay
op.
Druk op één van de knoppen.
1

2

3

4

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

Een masterkeyboard gebruiken

51

5 Roep de TRANS-display op.

1 Zet de notelimit H (hoog) van zone 1 op B2. Zet de
notelimit L (laag) van zone 1 op C-2.

Basissectie

2 Zet de notelimit H (hoog) van zone 2 en 3 op G8. Zet
de notelimit L (laag) van zone 2 en 3 op C3.
In iedere zone klinkt de toegewezen voice in het hierboven
ingestelde nootbereik.
OPM. U kunt ook andere parameters instellen als dat nodig is.
n
SF1

Snelgids

F1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

SF5

F5

INFORMATION

F6

Referentie

1 Zet de TG-schakelaar van zone 1 aan en zet die van
alle andere zones uit. Nu beïnvloeden alleen de in
zone 1 gespeelde data de voices van de S90; andere
zones zullen de S90 niet bespelen.
2 Zet de MIDI-schakelaar van zone 2 en 3 aan en die van
de andere zones uit. Nu worden de in zone 2 en 3
gespeelde data naar de externe toongenerator verzonden.

Appendix

3 Stel het MIDI-zendkanaal van zone 1 in op 1. Stel het
MIDI-zendkanaal van zone 2 en 3 in overeenkomstig
het ontvangstkanaal van de externe toongenerator
(slave).

7 Sla de instellingen op in
een master (blz. 73).

Besturingsnummer (Control number)
instellingen (zone)
Hier, in de CS-display van de master editmode, kunt u instellen hoe de besturingsschuiven de verschillende zones
beïnvloeden. U kunt het MIDI-besturingsnummer instellen van de verschillende schuiven. In het onderstaande
voorbeeld zijn de CS-schuiven ingesteld op 11 (Expressie).
Op deze manier kunt u de relatieve volumebalans tussen
de zones aanpassen met de schuiven.
Deze instelling is alleen beschikbaar als de zoneswitch
via de memory-display in de master playmode is aangezet.

4 Controleer of de externe toongenerator is ingesteld op
multitimbrale werking (verschillende voices voor elk
van de 16 MIDI-kanalen), en selecteer de juiste voices
in de toongenerator, overeenkomstig de bij 3 ingestelde MIDI-kanalen.

6 Roep de NOTE-display op.

SF1

SF1

F1

52

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

Een masterkeyboard gebruiken

SF5

F5

INFORMATION

F6

F1

SF2

F2

SF3

F3

SF4

F4

SF5

F5

INFORMATION

F6

De voornaamste functie van het pitchbendwiel is het regelen
van de toonhoogte. Beweeg het wiel naar boven of naar beneden om de toonhoogte omhoog of omlaag te buigen.
Het modulatiewiel wordt over het algemeen gebruikt om modulatie-effecten (tremolo, vibrato, filtervariaties, enz.) aan
het geluid toe te voegen. Hoe hoger u het modulatiewiel zet,
hoe groter de modulatie is die op het geluid wordt toegepast.
Pitchbendwiel

Modulatiewiel
Dieper

Toonhoogte
omhoog

Toonhoogte
omlaag

PITCH

MODULATION

OPM. Het pitchbendbereik kan per voice/performance worden
n
ingesteld (Ref.nr. 14). Het wiel kan ook aan andere
parameters worden toegewezen (blz. 55).
OPM. Zelfs als er een andere parameter aan het wiel is toegewen
zen, worden er, bij gebruik van het wiel, pitchbendboodschappen via MIDI OUT verstuurd.
OPM. Modulatiediepte kan ook van te voren worden ingesteld.
n
Het wiel kan ook aan verschillende parameters worden
toegewezen, zoals volume of pan (blz. 55).

CS-schuiven (CS)
Met de schuiven kunt u verschillende aspecten van de klank
van de voice in real time wijzigen — tijdens het spelen. U kunt
bepalen aan welke functie- of parametergroepen de schuiven
worden toegewezen door op de [CONTROL FUNCTION]-knop
te drukken. U kunt een groep van door de gebruiker vrij toe te
wijzen functies besturen door de ASSIGN-groep (A, B, 1, 2) te
selecteren.
OPM. U kunt ook bepalen welke rij van CS-schuiven automan
tisch actief wordt als u een bepaald programma selecteert
(Ref.nrs. 12, 58).
OPM. Common systeemparameters worden toegewezen aan
n
schuif [A] en [B] ([F4]→[SF2] Ref.nr. 128).
Voice-specifieke parameters worden toegewezen aan
schuif [1] en [2] (blz. 55). Schuif [1] en [2] kunnen
worden toegewezen aan een in te stellen Control Set
Source (blz. 55).
OPM. Aan iedere voice is een aantal geschikte presetparametern
instellingen toegewezen. Door deze schuiven [1] en [2] te
gebruiken worden deze instellingen in feite met een
bepaalde hoeveelheid aangepast. Als deze parameters
reeds op hun minimum of maximum waarden staan
geprogrammeerd, dan kunt u deze instellingen niet
overschrijden.

CS-schuiven & tracks
(als VOLUME geselecteerd wordt)
In de voicemode kunt u hiermee het volume van de vier
elementen regelen (blz. 26).
In de performancemode kunt u hiermee het volume
van de vier parts regelen. In de sequence playmode
kunt u hiermee het volume van specifieke tracks (parts)
aanpassen, afhankelijk van welke groep tracks geselecteerd is.
CS1

CS2

CS3

CS4

Als de geselecteerde
tracks (parts) 1-4 zijn:

1

2

3

4

Als de geselecteerde
tracks (parts) 5-8 zijn:

5

6

7

8

Als de geselecteerde
tracks (parts) 9-12 zijn:

9

10

11

12

Als de geselecteerde
tracks (parts) 13-16 zijn:

13

14

15

16

Als de zoneschakelaar is aangezet in de master playmode,
dan kunnen er verschillende functies (besturingsnummers)
worden toegewezen aan deze CS-schuiven (Master zone
edit [F5] Ref.nr. 134).

Regelaars (controllers) gebruiken

53

Basissectie
Snelgids

Pitchbendwiel &
modulatiewiel

Referentie

De S90 biedt u een verbazingwekkend aantal besturingsmogelijkheden. Het is niet alleen uitgerust met de conventionele pitchbend- en modulatiewielen, maar ook met speciale schuiven — en is voorzien van een extra aantal aansluitingen op het achterpaneel voor voetpedalen en voetschakelaars. U kunt regelaars op de aansluitingen op het achterpaneel aansluiten en allerlei parameters met de voet of met de hand regelen. In dit gedeelte worden de basisfuncties van deze regelaars uitgelegd.

Appendix

Regelaars (controllers) gebruiken

Basissectie

CS-schuif instellingsvoorbeelden
1 Selecteer de rij van functies die u wilt regelen door
op de [CONTROL FUNCTION]-knop te drukken.
De corresponderende indicator licht op, waardoor
getoond wordt welke rij actief is. Als u bijvoorbeeld
de schuiven wilt gebruiken om Pan, Reverb, Chorus
en Tempo te regelen, dan moet u op de [CONTROL
FUNCTION]-knop drukken (indien nodig herhaaldelijk) totdat de bovenste indicator oplicht.

Snelgids

1 Pan, Effect Send en Tempo
2 Filter en EG
3 Assign
4 Master EQ
5 Volume
6 Zone
CONTROL1
FUNCTION

Referentie

Druk hier
herhaaldelijk
op om een
functierij te
selecteren.

2
3
4
5
6

PAN

REVERB

CHORUS

TEMPO
RELEASE

CUTOFF

RESONANCE

ATTACK

ASSIGN A

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

2 Verplaats de juiste schuif ([CS1] - [CS4]) om de
gewenst functie aan te passen.

Voetregelaar
Een los verkrijgbaar voetpedaal (zoals de FC7), aangesloten
op de FOOT CONTROLLER-aansluiting op het achterpaneel
(blz. 13), kan aan een aantal besturingsparameters worden
toegewezen. Door een voetregelaar te gebruiken voor het regelen van één van deze parameters, heeft u uw beide handen
vrij om het toetsenbord te bespelen (of om twee andere regelaars te bedienen), — erg handig als u “live” speelt.
OPM. Voetregelaarparameters kunnen per voice worden
n
ingesteld (blz. 55).

Voetschakelaar (toewijsbaar)
Een los verkrijgbaar Yamaha FC4 of FC5 voetpedaal aangesloten op de FOOT SWITCH ASSIGNABLE-aansluiting op
het achterpaneel (blz. 13), kan aan een aantal besturingsparameters worden toegewezen. Het is geschikt voor schakelfuncties (aan/uit), zoals portamentoschakelaar, verhogen/
verlagen van een voice- of performancenummer, starten/
stoppen van de sequencer, en het aan/uitzetten van de arpeggiator.
OPM. In de utilitymode kan worden ingesteld welke parameter
n
aan de voetschakelaar wordt toegewezen ([F4]→ [SF3]
Ref.nr. 130).

Appendix

Voetschakelaar
(sustain)
Een los verkrijgbare voetschakelaar (zoals de FC4 of FC5)
aangesloten op de SUSTAIN-aansluiting op het achterpaneel
(blz. 13) kan de sustain regelen — met name nuttig bij het
bespelen van piano- en stringsvoices.

De beschikbare functies worden bovenaan in de
display getoond, en de waarde verandert terwijl u de
corresponderende schuif beweegt. Verplaats, om
bijvoorbeeld de hoeveelheid Reverb (in de bovenste
rij) te wijzigen, schuif 2 (CS2). Verplaats, om de Panpositie te wijzigen, schuif 1 (CS1).

(A)

(B)

Als de “Pan” schuif in het display donker is (A), dan
heeft het schuiven van de schuif onmiddellijk effect op
het geluid. Als de schuif in het display echter licht is
(B), dan heeft het schuiven van de schuif niet eerder
effect totdat u de huidige instelling bereikt.
CS-schuiven kunnen worden gebruikt om zones te
regelen (blz. 52) of als afstandsbediening voor een
externe sequencer (blz. 57).

54

Regelaars (controllers) gebruiken

OPM. U kunt alleen de sustainfunctie aan de SUSTAIN
n
aansluiting toewijzen, geen andere functies.

Breathcontroller
U kunt een los verkrijgbare breathcontroller (BC3) op de
BREATH-aansluiting (blz. 13) op het achterpaneel aansluiten. Gebruik het vervolgens om een groot aantal parameters
van de S90 te regelen, in het bijzonder parameters die worden bestuurd door uw adem: dynamiek, klankkleur, toonhoogte enzovoorts.
De breathcontroller is ideaal om blaasinstrumenten realistisch te laten klinken.
OPM. De parameters van de breathcontroller kunnen per voice
n
worden ingesteld.

Aftertouch
Middels de aftertouchparameter kan het geluid gewijzigd worden
(door bijvoorbeeld vibrato toe te voegen) door druk op een toets van
het toetsenbord uit te oefenen na het aanslaan van de toets. Met
aftertouch kunt u de klank in real time beïnvloeden en een grote
reeks parameters besturen (blz. 55).

Voice
Src (bron)

Controll sets
1-6

Regelaars
PB, MW, enz.

Dest (bestemming)
besturingsparameters

Depth (sterkte)
mate van besturing

Elementen

ON/OFF

ON/OFF

ON/OFF

ON/OFF

1

2

3

4

In de verschillende control sets wordt de regelaar bron
genoemd (Src van source) en de parameter die door de
bron wordt bestuurd wordt bestemming (Dest van
destination) genoemd. Er zijn verschillende bestemmingsparameters beschikbaar; waarvan sommige toepasbaar zijn op de gehele voice, en andere op de elementen van de voice. Zie voor details het overzicht van
de Controls List in de aparte Data List.
OPM. Details over de beschikbare bestemmingsparametern
instellingen zijn te vinden in de Destination Parameter List in de aparte Data List.
OPM. De elementschakelaars (Common voice edit [F4]
n
Ref.nr. 117) worden uitgezet als de bestemmingsparameter van de elementen niet is ingesteld (d.w.z.
als deze niet is ingesteld op 00 t/m 33).
OPM. De element ON/OFF-schakelaar is alleen beschikbaar
n
als er een normale voice geselecteerd is.

SET 1

SET 2

Src (bron)

Src (bron)

MW
(Modulatiewiel)

MW
(Modulatiewiel)

Dest (bestemming)
ELFO-PM

Dest (bestemming)
ELM PAN

Het bewegen van
het modulatiewiel
wijzigt zowel de
hoeveelheid toonhoogtemodulatie
als de panpositie.

■ Met verschillende bronnen één
bestemming besturen
Om door te gaan met bovenstaand voorbeeld gaan we
nu een andere besturingsverzameling creëren, waarbij
Scr is ingesteld op FC (voetpedaal) en Dest is ingesteld
op ELFO-PM (Element LFO toonhoogtemodulatiediepte). U dient hier opnieuw het element te specificeren
dat moet worden bestuurd en tevens de mate van besturing.
Op deze manier wordt de toonhoogte zowel door het
modulatiewiel als de voetregelaar gemoduleerd. Op deze manier kunt u verschillende Src-regelaars toewijzen
aan één enkele Dest-parameter.
SET 1

SET 3

Src (bron)

Src (bron)

MW
(Modulatie wiel)

FC
(voetpedaal)

Dest (bestemming)

U kunt het
toonhoogtemodulatie-effect
regelen met het
modulatie wiel
(MW) of het
voetpedaal (FC).

ELFO-PM

Door alle zes besturingsverzamelingen toe te wijzen
kunt u op verbazingwekkende wijze geluiden van de
synthesizer real time besturen.

Regelaars (controllers) gebruiken

Basissectie
Snelgids

Door het creëren van control sets kunt u geluiden op
verschillende manieren wijzigen.
Stel de Src-parameter van control set 1 bijvoorbeeld in
op MW (Modulatiewiel) en de Dest-parameter op
ELFO-PM (Element LFO toonhoogtemodulatiediepte).
Stel vervolgens de Src-parameter van control set 2 ook
in op MW, maar stel de Dest-parameter in op ELM PAN
(element pan). U dient tevens het element te specificeren dat moet worden bestuurd en ook de mate (hoeveelheid) van besturing.
Als u in dit voorbeeld het modulatiewiel omhoog beweegt, dan neemt de hoeveelheid toonhoogtemodulatie
evenredig toe, en wordt het element tegelijkertijd van
links naar rechts gepand. Op deze manier kunt u het
geluid op verschillende manieren variëren met behulp
van één regelaar.

Referentie

Toetsenbordaftertouch, de regelaars en sommige schuiven op het bedieningspaneel kunnen, naast standaard
parameters, aan verschillende parameters worden toegewezen, zoals wordt uitgelegd op bladzijde 53. U kunt
bijvoorbeeld het modulatiewiel toewijzen om filterresonantie te regelen, terwijl aftertouch gebruikt kan worden om vibrato toe te passen. Dit biedt een enorme flexibiliteit in het regelen van parameters en het instellen
van de regelaars die bij het soort geluid passen.
Deze toewijzingen staan bekend als control sets. Zoals
in de volgende illustratie wordt getoond, kunt u zes
verschillende control sets per voice toewijzen.

■ Verschillende bestemmingen met één
bron besturen

Appendix

Control Sets (Common voice edit [F4])

55

■ Control Sets en externe MIDI besturing
Basissectie
Snelgids
Referentie

In een control set worden de regelaars toegewezen aan
interne parameters van de synthesizer. Sommige regelaars, die eigenlijk bedoeld zijn voor één bepaald doel,
versturen echter bij het gebruik voorgedefinieerde
MIDI-besturingswijzigingsboodschappen, ongeacht de
control set toewijzingen in de synthesizer.
Zo zijn bijvoorbeeld het pitchbendwiel, het modulatiewiel en de toetsenbordaftertouch oorspronkelijk bedoeld om de pitch bend-, modulatie- en aftertouchparameters te besturen. Vandaar dat bij het gebruik van
deze regelaars er altijd pitch bend-, modulatie- en aftertouchinformatie via de MIDI OUT-aansluiting wordt
verzonden.
Stel dat de panparameter is toegewezen aan het pitchbendwiel in een control set. Bij het bewegen van het
pitchbendwiel pant de interne toongenerator van de
synthesizer het geluid; echter, de oorspronkelijke voorgedefinieerde pitchbendboodschappen worden evengoed tegelijkertijd via de MIDI OUT-aansluiting verzonden.
\

MIDI

OUT

IN

MIDI besturing
Pitchbendwiel
Appendix

Control Set
Toongenerator
Pitch LFO1 PAN

De regelaars kunnen ook MIDI-besturingswijzigingsboodschappen verzenden om de parameters van externe MIDI-apparaten te besturen. Deze toewijzingen
kunnen worden ingesteld in de utilitymode.
OPM. Aangezien het pitchbendwiel, het modulatiewiel en
n
de toetsenbordaftertouch zijn voorgedefinieerd om
specifieke MIDI besturingsnummers aan te spreken,
kunnen aan deze betreffende regelaars geen afwijkende MIDI besturingswijzigingsnummers worden toegewezen.

U kunt een regelaar ook zo instellen dat het één soort besturingswijzigingsboodschap naar de interne toongenerator van
de synthesizer verstuurt en een andere soort verzendt via de
MIDI OUT aansluiting.
In een control set kunt u bijvoorbeeld resonantie toewijzen
aan de CS-schuif 1. Vervolgens kunt u in de utilitymode besturingsnummer 1 (modulatie) aan dezelfde regelaar toewijzen. Als u nu de regelaar gebruikt, dan wordt de resonantieinstelling van het geluid van de interne toongenerator gewijzigd; echter, de modulatie-informatie zal tegelijkertijd naar
het externe MIDI apparaat dat op de MIDI OUT-aansluiting
is aangesloten verzonden worden.

56

Regelaars (controllers) gebruiken

Belangrijkste regelaarnummers en hun functie
MW/AC1/FC (variabele besturing)

FS (aan/uit schakelaar)

7 Volume

64 Vasthouden 1 (Sustain)

10 Pan

65 Portamentoschakelaar

11 Expressie

66 Sostenuto

71 Harmonische inhoud (resonantie)

96 Arpeggioschakelaar

72 Releasetijd

97 Arpeggio vasthouden

73 Attacktijd

98 Afspelen/stoppen

74 Helderheid

99 Programmawijziging INC

75 Decaytijd

100 Programmawijziging DEC

91 Reverb zendniveau

101 Octaaf resetten

93 Chorus zendniveau

Zie blz. 119

Opstellen

2 Roep de OTHER-display op in het MIDI-menu
([F5]→ [SF4]).

Basissectie

De Remote Controlfunctie stelt u in staat om met de hardware regelaars op het paneel van de S90 fundamentele handelingen in de sequencersoftware van uw computer te besturen. U kunt tracks op mute zetten, het sequencertransport besturen (spelen/stoppen), zowel MIDI- als audiotracks (maximaal 16) mixen met de schuiven van de S90, de tracks pannen,
EQ besturen, en effectzendinstellingen wijzigen — zonder de muis aan te hoeven raken. Dit is niet alleen handiger en efficiënter — aangezien u speciale regelaars heeft voor de meest gebruikte functies — het biedt u tevens (met de CS-schuiven)
fijnere besturing over cruciale niveauparameters. Als u ooit met een mengpaneel of een hardware sequencer gewerkt heeft,
dan zult u blij zijn om eindelijk uw sequencersoftware met knoppen en schuiven te kunnen besturen.

Snelgids

Remote Control voor externe sequencer

2 Installeer de setup file.

3 Verplaats de cursor naar de MIDI IN/OUTparameter en stel deze in op USB.
4 Roep de REMOTE-display op in het CTLASNmenu ([F4] → [SF4]).

Appendix

1 Sluit uw computer aan op
de S90 met de USB kabel.
Zie blz. 17.

Referentie

Voordat u de Remote Controlfunctie kunt gebruiken,
moet u het systeem eerst instellen zoals hieronder beschreven wordt.

Installeer de USB MIDI-driver en de setup file van de
sequencesoftware (op de meegeleverde CD-ROM) op uw
computer. Zie de aparte Installation Guide voor details
over het installeren ervan.

3 Selecteer de template van
uw specifieke sequencesoftware in de utilitymode op de
S90.

5 Selecteer het templatetype en druk op de
[ENTER]-knop.

1 Activeer de utilitymode.
UTILITY

CARD

SEQ PLAY

Remote Control voor externe sequencer

57

Basissectie

De Remote Controlfunctie gebruiken

Snelgids

1 Zet de Remote Controlfunctie aan door op de [REMOTE
CONTROL]-knop te drukken,
zodat het lampje gaat knipperen.

3 Bestuur het niveau van de geselecteerde track
van de sequencer met de CS-schuiven (blz. 59).
CONTROL
FUNCTION

PAN

REVERB

CHORUS

TEMPO

CUTOFF

RESONANCE

ATTACK

RELEASE

ASSIGN A

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

MASTER
VOLUME

REMOTE
CONTROL

4 Bestuur de transportfuncties op de sequencer.
Referentie

2 Speel naar wens met de CSschuiven of de knoppen op het
paneel van de S90.

Appendix

1 Selecteer een track op uw computersequencer
vanaf de S90.
De [1]~[16] knoppen corresponderen met de respectievelijk genummerde tracks op de sequencesoftware
op uw computer.

1

2

3

4

5

6

7

8

Met de onderstaande handelingen kunt u afspelen,
stoppen, voorwaarts spoelen en achterwaarts spoelen
in de computersequencesoftware besturen.
PLAY/STOP
ARPEGGIO

UTILITY

F4

9

10

11

12

13

14

15

16

MUTE

SOLO

2 Zet de track van de sequencer aan of uit (mute).
De [1]~[16] knoppen corresponderen met de respectievelijk genummerde tracks op de sequencesoftware
op uw computer.
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

MUTE

SOLO

58

Remote Control voor externe sequencer

PLAY/
STOP

FORWARD/REWIND
(CHAIN-display in sequence playmode)

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

EFFECT
BYPASS

CARD

SEQ PLAY

Alle
parameters

Logic Audio Platinum Ver5
Als de template wordt ingesteld op “Logic”, dan kunnen de
volgende functies worden bestuurd door de S90.

Alle
parameters

CS1

1e rij

PAN

SEND1

SEND2

SEND3

2e rij

PAN

EQ1 Freq

EQ1 Gain

EQ1 Q

3e rij

PAN

EQ2 Freq

EQ2 Gain

EQ2 Q

4e rij

PAN

EQ3 Freq

EQ3 Gain

EQ3 Q

CS2

CS2

CS4

Deze besturen de vier tracks, geselecteerd met de NUMMER [1] - [16] knoppen.

VOLUME
(5e rij)

Geselecteerde tracks

CS1

CS2

CS3

CS4

1~4

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

5~8

VOLUME 5

VOLUME 6

VOLUME 7

VOLUME 8

9 ~ 12

VOLUME 9

VOLUME 10 VOLUME 11 VOLUME 12

13 ~ 16

VOLUME 13 VOLUME 14 VOLUME 15 VOLUME 16

SEQ
TRANSPORT

Deze besturen PLAY, STOP, G, H van de computersequencesoftware.

TRACK
MUTE

Als de [MUTE]-knop op de S90 wordt aangezet, dan besturen de
NUMMER [1] - [16] knoppen de trackmute-instellingen van de computersequencesoftware.

Als de [TRACK SELECT]-knop op de S90 wordt aangezet, dan selecTRACK
teren de NUMMER [1] - [16] knoppen de track van de computersequenSELECTIE
cesoftware.

Cubase VST/32, Cubase VST 5.1r1, SQ01
Als de template wordt ingesteld op “Cubase/SQ01”, dan
kunnen de volgende functies worden bestuurd door de S90.

VOLUME
(5e rij)

Alle
parameters

CS1

CS2

CS2

CS4

1e rij

PAN

SEND1

SEND2

SEND3

2e rij

PAN

EQLo Freq

EQLo Gain

EQLo Q

3e rij

PAN

4e rij

PAN

EQMidLo Fre EQMidLo Gai EQMidLo Q
EQHi Freq

EQ3Hi Gain

EQ3Hi Q

CS2

CS4

1e rij

PAN

SEND1

SEND2

SEND3

2e rij

---

---

---

---

3e rij

---

---

---

---

4e rij

---

---

---

---

Geselecteerde tracks

CS1

CS2

CS3

CS4

1~4

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

5~8

VOLUME 5

VOLUME 6

VOLUME 7

VOLUME 8

9 ~ 12

VOLUME 9

VOLUME 10 VOLUME 11 VOLUME 12

13 ~ 16

VOLUME 13 VOLUME 14 VOLUME 15 VOLUME 16

Deze besturen PLAY, STOP, G, H van de computersequencesoftware.

TRACK
MUTE

Als de [MUTE] knop op de S90 wordt aangezet, dan besturen de
NUMMER [1] - [16] knoppen de trackmute-instellingen van de computersequencesoftware.

Als de [TRACK SELECT] knop op de S90 wordt aangezet, dan selecTRACK
teren de NUMMER [1] - [16] knoppen de track van de computersequenSELECTIE
cesoftware.

Pro Tools V5.0
Als de template wordt ingesteld op “ProTools”, dan
kunnen de volgende functies worden bestuurd door de
S90.
Alle
Niet beschikbaar.
parameters
Deze besturen de vier tracks, geselecteerd met de NUMMER [1] - [16]
knoppen.

VOLUME
(5de rij)

Geselecteerde tracks

CS1

CS2

CS3

CS4

1~4

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

5~8

VOLUME 5

VOLUME 6

VOLUME 7

VOLUME 8

9 ~ 12

VOLUME 9

VOLUME 10 VOLUME 11 VOLUME 12

13 ~ 16

VOLUME 13 VOLUME 14 VOLUME 15 VOLUME 16

SEQ
TRANSPORT

Deze besturen PLAY, STOP, G, H van de computer sequence
software.

TRACK
MUTE

Als de [MUTE] knop op de S90 wordt aangezet, dan besturen de
NUMMER [1] - [16] knoppen de track mute instellingen van de computersequencesoftware.

Als de [TRACK SELECT] knop op de S90 wordt aangezet, dan selecTRACK
teren de NUMMER [1] - [16] knoppen de track van de computersequenSELECTIE
cesoftware.

Deze besturen de vier tracks, geselecteerd met de
NUMMER [1] - [16] knoppen.
VOLUME
(5e rij)

Geselecteerde tracks

CS1

CS2

CS3

CS4

1~4

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

5~8

VOLUME 5

VOLUME 6

VOLUME 7

VOLUME 8

9 ~ 12

VOLUME 9

VOLUME 10 VOLUME 11 VOLUME 12

13 ~ 16

VOLUME 13 VOLUME 14 VOLUME 15 VOLUME 16

SEQ
TRANSPORT

Deze besturen PLAY, STOP, G, H van de computersequencesoftware.

TRACK
MUTE

Als de [MUTE] knop op de S90 wordt aangezet, dan besturen de
NUMMER [1] - [16] knoppen de trackmute-instellingen van de computersequencesoftware.

Basissectie

CS2

SEQ
TRANSPORT

Deze besturen de via de NUMMER [1] - [16] knoppen geselecteerde track.
Ingesteld
met
[CONTROL
FUNCTION]

CS1

Deze besturen de vier tracks, geselecteerd met de
NUMMER [1] - [16] knoppen.

Deze besturen de via de NUMMER [1] - [16] knoppen geselecteerde track.
Ingesteld
met
[CONTROL
FUNCTION]

Ingesteld
met
[CONTROL
FUNCTION]

Snelgids

OPM. Voor bepaalde softwareprogramma’s kan het nodig zijn om
n
de setting (instellingen) file op de meegeleverde CD-ROM te
installeren.

Deze besturen de via de NUMMER [1] - [16] knoppen geselecteerde track.

Referentie

De functies die kunnen worden bestuurd door de S90 hangen af van de gebruikte software. Als de juiste template geselecteerd is, dan kunnen de volgende functies op de corresponderende software worden bestuurd.

SONAR2/Cakewalk ProAudio Ver9.0
Als de template wordt ingesteld op “SONAR”, dan kunnen
de volgende functies worden bestuurd door de S90.

Als de [TRACK SELECT]-knop op de S90 wordt aangezet, dan selecTRACK
teren de NUMMER [1] - [16] knoppen de track van de computersequenSELECTIE
cesoftware.

Remote Control voor externe sequencer

59

Appendix

Remote Control-toewijzingen

Basissectie

Voice Edit
De volgende procedure laat u de basisstappen zien in het creëren en bewerken van voices.
Dit is natuurlijk slechts één voorbeeld; u bent vrij om de parameters zo in te stellen als u zelf wilt. Details over iedere
parameter wordt in de referentiesectie van deze handleiding gegeven (blz. 98).
OPM. Alle parameterinstellingen worden samen met de voice zelf opgeslagen.
n

Snelgids

1
Selecteer, in de voice playmode, de voice die u wilt bewerken.

1 Selecteer een voice om te
bewerken
Ga naar de voice playmode door op de [VOICE]-knop te
drukken.

2

Ga naar de voice editmode.

Referentie

3

MODE

VOICE

PERFORM

MASTER

Stel de commonparameters in
● Stel de parameters in die alle elementen in de voice gemeenschappelijk hebben (volume, pitch, tone, enz.) U kunt
ook parameters instellen die gerelateerd zijn aan arpeggio,
regelaars, effecten, enzovoorts.

Appendix

4
Stel de elementparameters in
● Selecteer, vanaf de OSC-schermen (oscillator), de waves
die door de elementen in de voice worden gebruikt, alsook
het volume, pan, note range (nootbereik) en andere basisparameters.
● Stel, vanaf de PITCH-schermen, de stemming en andere
toonhoogte-gerelateerde parameters in die door de elementen worden gebruikt. Stel ook desgewenst de PEG
(Pitch Envelope Generator) parameters in.
● Pas, vanaf de FILTER-schermen, de parameters van de filters aan die door de elementen worden gebruikt. Stel ook
desgewenst de FEG (Filter Envelope Generator) parameters
in.
● Stel, vanaf de AMP-schermen (amplitude), het volume en
andere uitvoerniveau-gerelateerde parameters in die door
de elementen worden gebruikt. Stel ook desgewenst de
AEG (Amplitude Envelope Generator) parameters in.
● Stel, vanaf de LFO-schermen (Low Frequency Oscillator),
de modulatie-gerelateerde parameters in die door de
elementen worden gebruikt.
● Pas desgewenst, vanaf de EQ-schermen (Equalizer), de
geluiden aan.

5
6

60

Voice Edit

Stel de effectparameters in.

Sla de bewerkte voice op.

Selecteer het voicenummer van de voice die u wilt
bewerken (blz. 36).
OPM. Als u een voice creëert door een bestaande te bewerken, dan
n
is het handig om een voice te selecteren die een geluid bevat
dat lijkt op degene die u wilt creëren. Op deze manier hoeft u
geen grote wijzigingen te maken of veel parameters te bewerken — waardoor u een voice snel en gemakkelijk kunt
creëren. Gebruik, als u een voice vanaf het begin creëert, de
handige initialize-functie (in de voice jobmode) om de voice
in het interne usergeheugen te initialiseren. Zie voor details
blz. 70.

2 Activeer de voice editmode
Alle voice creaties en bewerkingen worden in de voice
editmode uitgevoerd.
Druk, terwijl u in de voice playmode bent, op de [EDIT]knop, om naar de voice editmode te gaan.
MODE

VOICE

PERFORM

MASTER

UTILITY

CARD

SEQ PLAY

EDIT

JOB

STORE

COMPARE

ARPEGGIO

EFFECT
BYPASS

PLAY/
STOP

Een voice kan uit maximaal vier elementen bestaan
(blz. 26). Maak gebruik van de common editmode om
de gemeenschappelijk instellingen van alle vier de elementen aan te passen.
Druk, om de gemeenschappelijke parameters van alle
vier de elementen te bewerken, op de [DRUM KITS]knop (deze dient hier als de “COMMON”-knop).

1 Selecteer het menu waarbinnen u wilt bewerken
door op de [F1] - [F6] en [SF1] - [SF5] knoppen te
drukken.

Basissectie

Wisselen tussen schermen en
instellingen invoeren

2 Selecteer de gewenste parameter met de
[ ▲ ▼ EF] knoppen.
Snelgids

Common Edit en individuele
elementen bewerken
Elementen (of toetsen) aan-/uitschakelen (mute)

3 Gebruik de [INC/YES] en [DEC/NO] knoppen
om de parameterwaarde in te stellen.
OPM. Zie, voor details over de bewerkingsindicator, blz. 39.
n

DRUM KITS

De comparefunctie

FAVORITES

1

2

3

4

Elementselectie
ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

12

Element mute-instelling

U kunt andere elementen (die u niet wilt bewerken
en niet wilt horen) muten met de NUMMER [9] [12]-knoppen (alleen normale voice). Het feit dat ze
gemute zijn wordt aangeven door brandende knoppen; de indicator van de knop die correspondeert
met het gemute element gaat branden.

2

3

OPM. Als de comparefunctie aanstaat, dan kunnen de
n
[DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen niet voor
bewerking worden gebruikt.

2 Druk nogmaals op de [EDIT]-knop om de
comparefunctie uit te schakelen en uw recente
bewerkte instellingen terug te zetten.
OPM. De comparefunctie is ook beschikbaar in de
n
performance editmode.

Een element op solo zetten
1

1 Druk op de [COMPARE (EDIT)]-knop in de
editmode. De EDIT LED zal gaan knipperen en de
originele instellingen worden tijdelijk hersteld
voor vergelijkingsdoeleinden.
(De -indicator wordt boven in de display
getoond op de plaats van de -indicator.)

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

MUTE

SOLO

Houd de [MUTE]-knop ingedrukt en druk tegelijkertijd op één van de NUMMER knoppen [9] tot en met
[12] om de corresponderende track op solo te zetten.
Als u een element heeft geselecteerd om solo te gaan,
dan gaat het lampje van de [MUTE]-knop knipperen,
om aan te geven dat de solofunctie actief is. Als de solofunctie actief is, dan kunt u het solo-element eenvoudig
wijzigen door de corresponderende NUMMER-knop
[9] tot [12] in te drukken.
Om de solofunctie te verlaten moet u nog een keer
op de [MUTE]-knop drukken.

Voice Edit

61

Appendix

Selecteer, om de parameters van de individuele elementen te bewerken, het gewenste element met de
corresponderende NUMMER-knop ([1] - [4]).

Gebruik dit om te luisteren naar het verschil tussen
de bewerkte voice-/performance-instellingen en
dezelfde originele voice-/performance-instellingen.

Referentie

COMMON

Basissectie

3 Instellen van de commonparameters
Elke voice bestaat uit maximaal vier elementen. Hier
worden de gemeenschappelijke (common) parameters
voor alle elementen uitgelegd.

● GENERAL [F1]
Voor de instelling van algemene parameters in de
gemeenschappelijke editmode, zoals de voicenaam.
Snelgids

● OUTPUT [F2]
Voor de instelling van de parameters van de voice uitvoer
zoals het uitgangssignaalniveau (volume) en pan positie.
● ARP [F3]
Door deze parameters in te stellen kunt u bepalen hoe
arpeggio op de voice wordt toegepast (blz. 45).

Referentie

● CTL SET [F4]
Voor het toewijzen van verschillende functies aan de
regelaars op het bedienings-/achterpaneel. U kunt
bijvoorbeeld parameters aan het pitchbendwiel en een
voetpedaal toewijzen, zodat u de klank van de voice in
real time kunt wijzigen (blz. 55).

Appendix

● LFO [F5]
Voor de instelling van de LFO-parameters. De LFO
gebruikt laagfrequente golfvormen om de toonhoogte-/
filter-/amplitudekarakteristieken te kunnen variëren, en
kan worden gebruikt om vibrato, wah, tremolo en andere
effecten te creëren.
● EFFECT [F6]
Voor de instelling van de effectparameters voor de voice.
Er zijn twee insertie-effecten en twee systeemeffecten
(reverb en chorus).

4 Stel de element-parameters in
Element editproces
PEG

FEG

AEG

PITCH

FILTER

AMP

Element
1-4

Effect

OSC
LFO

● OSC (Oscillator) [F1]
U kunt de verschillende parameters instellen die de waves
(golfvormen) regelen waarop de voice gebaseerd is. U kunt de
wave selecteren die voor het element wordt gebruikt, het volume
en nootbereik van alle elementen selecteren, enzovoorts.
ElementSw (element schakelaar)
Bepaalt of een element aan- of uitstaat.
WaveNo. (Wavenummer)
Selecteer de wave voor een element.
NoteLimit (nootlimiet laag/hoog)
VelocityLimit (Aanslaggevoeligheidslimiet laag/hoog)
Stel het nootbereik voor elk element in (het bereik van de
noten op het toetsenbord waarover het element zal klinken)
en ook de aanslaggevoeligheidsreactie (het bereik van de
aanslaggevoeligheid van de noot waarin het element zal
klinken). U kunt verschillende instellingen aan een element
toewijzen. Met deze parameters kunt u elementen stapelen
en hun uitvoer regelen.
U kunt bijvoorbeeld een element instellen om te klinken in
het hoge bereik van het toetsenbord, en een ander element
om te klinken in het lager bereik. Zo kunt u dus zelfs in één
voice twee verschillende geluiden op verschillende gedeelten
van het toetsenbord laten klinken of u kunt de twee elementbereiken laten overlappen, zodat de geluiden in één bereik
op elkaar gestapeld zijn.
Bovendien kunt u ieder element zo instellen dat het reageert op
verschillende aanslagsnelheden, zodat één element klinkt als er
zacht wordt aangeslagen, en een ander element klinkt als er
hard wordt aangeslagen op het toetsenbord.
Element 3
Element 2

Aanslagsnelheid

Element 1
Element 4

C-2
OPM.
n

62

Voice Edit

G8

In de performancemode kunnen vergelijkbare instellingen
worden toegewezen voor iedere part (Ref.nrs. 42, 43).

PEG (pitch envelope generator) [F2] → [SF3]

U kunt met de PEG de toonhoogte-overgang besturen,
vanaf het moment dat een toets op het toetsenbord wordt
aangeslagen, tot het moment dat deze wordt losgelaten.
Zoals hieronder wordt geïllustreerd, bestaat de pitchenvelope uit vijf time (overgangssnelheid) parameters en
vijf level (toonhoogte) parameters. Dit is bruikbaar bij het
creëren van automatische toonhoogtewijzigingen.
Bovendien kunnen verschillende PEG-parameters per
element afzonderlijk worden ingesteld.

U kunt het filter gebruiken om de klankkarakteristieken
van ieder element te wijzigen, door de boventonen (harmonischen) die zich in de golfvorm van het element bevinden bij te stellen.

Basissectie

● FILTER [F3]

Cutoff frequentie en resonantie
Filters werken door een deel van het signaal dat lager is
dan een bepaalde frequentie door te laten, en het deel
boven deze frequentie weg te snijden. Deze frequentie
wordt de cutoff frequentie genoemd. U kunt een relatief
helder of donker geluid produceren met het instellen van
de cutoff frequentie. Resonantie, daarentegen, versterkt
het niveau van het signaal rondom de cutoff frequentie.
Het benadrukken van de boventonen in dit gebied produceert een onmiskenbaar “piekerige” klank, en maakt
het geluid helderder en harder.

Snelgids

● PITCH [F2]
U kunt de basistoonhoogteparameters voor ieder element
instellen. U kunt de elementen ontstemmen, toonhoogte
schaalverdelingen maken, enzovoorts. U kunt ook, door
het instellen van de PEG (Pitch Envelope Generator),
bepalen hoe de toonhoogte wijzigt in de tijd.

Niveau

De volledige namen van de beschikbare parameters worden getoond in de onderstaande tabel, op de manier waarop ze in de display verschijnen.

Referentie

Cutoff frequentie

Frequentie
(toonhoogte)

Deze frequenties worden
“doorgelaten” door het filter.

HOLD

ATK

DCY1

DCY2

REL

DEPTH

TIME

Hold Time

Attack
Time

Decay 1
Time

Decay 2
Time

Release
Time

---

LEVEL

Hold Level

Attack
Level

Decay 1
Level

Decay 2
(Sustain)
Level

Release
Level

Depth

Attack
Level

Toonhoogte

Decay 1
Level

Decay2
(Sustain)
Level

Toets los

Appendix

Niveau
Resonantie

Release
Level

Frequentie (toonhoogte)
Cutoff frequentie

Hold Level

Over de filtertypes
0

Hold Time Attack Decay1 Decay 2
Time
Time
Time

Tijd
Release
Time

In de bovenstaande illustratie wordt het low pass filter
getoond — maar de S90 is tevens van andere filtertypes
voorzien.
LPF24D (low pass filter 24dB/oct digitaal)
Een 4-polige (-24db/oct) dynamische LPF met een sterke
resonantie.
Resonantie

Voice Edit

63

Basissectie

LPF24A (low pass filter 24dB/oct analoog)
Een 4-polige (-24db/oct) dynamische LPF met een karakter
dat sterk lijkt op de filters van analoge synthesizers

BPF12D (band pass filter 12dB/oct digitaal)
Niveau

Doorgelaten bereik

Resonantie

-12db/oct
Frequentie
Cutoff bereik

Snelgids

LPF18 (low pass filter18dB/oct)
Een 3-polige (-18db/oct) dynamische LPF.
LPF18s (low pass filter [18dB/oct staggered)
Ook een 3-polige (-18db/oct) dynamische LPF, maar met
eenmeer geleidelijke frequentiecurve.

Cutoff bereik

BPF12s (band pass filter 12dB/oct overhangend)
Feitelijk hetzelfde als BPF12D, maar met een meer
geleidelijke frequentiecurve.
BPF6 (band pass filter 6dB/oct)
Niveau

Doorgelaten bereik

-6db/oct

Resonantie
Referentie

Frequentie
LPF18
LPF18S

Cutoff bereik

LPF12 (low pass filter12dB/oct)
Een 2-polige (-12db/oct) dynamische LPF, bedoeld om samen
gebruikt te worden met een HPF (high pass filter).

Cutoff bereik

BPFw (band pass filter wide)
Ook een combinatie van een –12dB/oct HPF en LPF, maar
met een bredere frequentieband.
Niveau

Doorgelaten bereik

Appendix

Resonantie
kan worden
verbreed
Frequentie

Cutoff bereik

LPF6 (low pass filter 6dB/oct)
Een enkelpolige (-6db/oct) dynamische LPF zonder resonantie,
bedoeld om gebruikt te worden met een HPF (high pass filter).

BEF12 (band elimination filter 12dB/oct)
BEF6 (band elimination filter 6dB/oct)
Niveau

Cutoff bereik

Doorgelaten bereik

HPF24D (high pass filter 24dB/oct digitaal)
Een 4-polige (-24db/oct) dynamische HPF met een sterke
resonantie.
Resonantie

Cutoff bereik

Midden-frequentie

Frequentie
Doorgelaten bereik

Dual LPF
Een combinatie van twee parallelle –12dB/oct LPF’s.
Niveau
Afstand

HPF12 (high pass filter 12dB/oct)
Een 2-polige (-12db/oct) dynamische HPF.
Resonantie

64

Voice Edit

De cutoff frequentie kan
direct in de display
worden ingesteld.

Frequentie

HPF12 (high pass filter 12dB/oct)+ BPF6 (band pass filter)
Een combinatie van een HPF en een BPF.
Niveau

Niveau
Distance
(afstand)

Basissectie

Dual HPF
Een combinatie van twee parallelle –12dB/oct HPF’s.

Frequentie

Frequentie

Dual BPF
Een combinatie van twee parallelle –6dB/oct BPF’s.

thru
Het signaal passeert de filters onbewerkt, het gehele signaal
blijft ongewijzigd.

Snelgids

De cutoff frequentie kan direct in
de display worden ingesteld.

OPM. Filterparameters zijn ook beschikbaar in part edit.
n

Niveau

FEG (filter envelope generator) [F3] → [SF3]

Dual BEF
Een combinatie van twee parallelle –6dB/oct BEF’s.
Niveau

Frequentie

Distance (afstand)

Met de FEG kunt u de overgangen in de klank bepalen vanaf
het moment dat een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen tot het moment waarop deze wordt losgelaten. Zoals
hieronder wordt geïllustreerd, bestaat de filterenvelope uit vijf
time (overgangssnelheid) parameters en vijf level-parameters
(voor de hoeveelheid filtering). Als u een toets op het toetsenbord aanslaat, dan wijzigt de cutoff frequentie aan de hand
van deze envelope instellingen. Dit is bijvoorbeeld handig bij
het creëren van automatische waheffecten. Bovendien kunnen verschillende FEG parameters per element afzonderlijk
worden ingesteld.

De cutoff frequentie kan direct in
de display worden ingesteld.

LPF12 (low pass filter 12dB/oct)+ HPF12 (high pass filter)
Een combinatie van een LPF en een HPF.
Niveau

De volledige namen van de beschikbare parameters
worden getoond in de onderstaande tabel, op de manier
waarop ze verschijnen in de display.

Distance
(afstand)

Frequentie
De cutoff frequentie kan direct in
de display worden ingesteld.

HOLD

ATK

DCY1

DCY2

REL

DEPTH

TIME

Hold Time

Attack
Time

Decay 1
Time

Decay 2
Time

Release
Time

---

LEVEL

Hold Level

Attack
Level

Decay 1
Level

Decay 2
(Sustain)
Level

Release
Level

Depth

LPF12 (low pass filter 12dB/oct)+ BPF6 (band pass filter)
Een combinatie van een LPF en een BPF.

Attack
Level

Cutoff
frequentie

Niveau

Decay2
Decay 1 (Sustain)
Level
Level

Toets los

Release
Level

Hold Level

Frequentie

Tijd

0

Hold
Time

Attack Decay1 Decay2
Time
Time
Time

Release
Time

Voice Edit

65

Appendix

Frequentie
De cutoff frequentie kan direct in
de display worden ingesteld.

U kunt ook de filter envelope generator (FEG) instellen met
tijdsverschillen voor het filter, waardoor dynamische veranderingen in klankkarakteristieken optreden. We zullen u
hier laten zien hoe de FEG werkt.

Referentie

Distance
(afstand)

Basissectie

● AMP (amplitude) [F4]
U kunt het volume van elk element instellen, nadat de OSC(Oscillator), PITCH- en FILTER-parameters zijn toegepast,
alsook het totale volume van het uitgangssignaal.
Het signaal van elk element wordt met het opgegeven
volume naar de volgende effectsectie gestuurd.
U kunt tevens door het instellen van de AEG (Amplitude
Envelope Generator) bepalen hoe het volume in de tijd
wijzigt.

Snelgids
Referentie

AEG (amplitude envelope generator) [F4] → [SF3]
Met de AEG kunt u de overgang van het volume bepalen,
vanaf het moment dat een toets op het toetsenbord wordt
aangeslagen, totdat deze wordt losgelaten. Zoals hieronder wordt geïllustreerd bestaat de amplitude envelope
uit vier time (overgangssnelheid) parameters en drie levelparameters (voor de hoeveelheid filtering). Als u een toets
op het toetsenbord aanslaat, dan wijzigt het volume
volgens deze envelope instellingen. Bovendien kunnen
verschillende AEG parameters per element worden ingesteld.

● EQ (equalizer) [F6]
Door het geluid aan te passen, kunt u de speciale karakteristieken van het geluid naar voren laten komen en een
juiste balans tussen de elementen verkrijgen (Ref.nrs.
210-215).

5 De effectparameters instellen
Zie, voor een toepassingsvoorbeeld over het gebruik van
het effect, blz. 67.

6 Bewerkte voices opslaan
Er kunnen maximaal 128 nieuwe/bewerkte normale
voices en 16 nieuwe/bewerkte drumvoices in het interne
usergeheugen worden opgeslagen.
Voice
Store (opslaan)

Normale voice
USER (US)
1-128

Appendix

De volledige namen van de beschikbare parameters worden in de onderstaande tabel getoond, op de manier waarop ze in de display verschijnen.
INIT

ATK

DCY1

DCY2

REL

DEPTH

TIME

---

Attack
Time

Decay 1
Time

Decay 2
Time

Release
Time

---

LEVEL

Initial Level

---

Decay 1
Level

Decay2
(Sustain)
Level

---

Attack
Level

Niveau

Decay1
Level

Decay2
(Sustain)
Toets los
Level

OPM. Stel het partnummer van de Editor-software in op “1”
n
als u de software gebruikt in de voicemode. Zorg er
ook voor dat het basis MIDI-ontvangstkanaal van de
S90 (Ref.nr. 176) op hetzelfde MIDI-kanaal staat als
die van de Editorsoftware.

Tijd
Decay1
Time

Decay2
Time

Release
Time

● LFO (laagfrequente oscillator) [F5]
Zoals de naam al doet vermoeden, creëert de LFO laag
frequente golfvormen.
Met deze golfvormen kunt u de toonhoogte, het filter of de
amplitude van elk element moduleren om zo effecten als
vibrato, wah en tremolo te creëren. LFO kan onafhankelijk, voor elk element, worden ingesteld; het kan ook tegelijk voor alle elementen worden ingesteld (Ref.nrs. 159174).

Voice Edit

OPM. Zie, voor details over het opslaan van voices, blz. 73.
n

U kunt board customvoices van het plug-in board
bewerken met de Editor-software die is meegeleverd
met het board.

Release
Level

0

66

Als u een voice opslaat, dan gaan alle data op de opslaglocatie
verloren. U moet altijd belangrijke data op een Memory Card of
via een computer opslaan.

Over het bewerken (edit) van board
customvoices

Init
Level

Attack
Time

Drumvoice
USER DRUM (USDR)
1-16

De originele board customvoices die u hebt bewerkt
kunnen opgeslagen worden op en bestuurd worden
door de computer.
Zorg er voor dat u de bewerkte data opslaat op een
Memory Card, aangezien de bewerkte data in de
DRAM van het plug-inboard verloren gaan als u
het instrument uitzet (blz. 82).
OPM. Zie, voor details over het gebruik van de Editorn
software die is meegeleverd met het plug-inboard, de
online help van de Voice Editor-software.
OPM. Het bewerken van de hierboven beschreven paran
meters heeft niet altijd een hoorbaar effect op het
geluid, maar is afhankelijk van het betreffende geïnstalleerde plug-inboard.

Het effectgedeelte van de S90 beschikt over de volgende
effecteenheden.

■ Systeemeffecten (reverb, chorus, variatie)
Systeemeffecten worden in alle gevallen toegepast op het
totaalgeluid — een voice, een performance met vele parts
en instellingen, een song, enzovoorts. Met systeemeffecten wordt het geluid van alle parts naar het effect verzonden, overeenkomstig het voor de verschillende parts ingestelde Effect Send Level. Het bewerkte geluid (“wet” genoemd) wordt naar het mengpaneel teruggestuurd, overeenkomstig het ingestelde Return Level, waarna het wordt
gemengd met het onbewerkte “dry” geluid en wordt uitgevoerd. Op deze manier kunt u een optimale balans
tussen het effectgeluid en het originele geluid van de parts
creëren.
Reverb
Het reverbeffect voegt een warme sfeer toe aan het geluid,
door middel van het nabootsen van complexe reflecties,
zoals die optreden in concertgebouwen of kleine clubs. Er
zijn in totaal 12 verschillende reverbtypes beschikbaar.
Chorus
De choruseffecten creëren middels modulatie een rijk ensemblegeluid — alsof één part door meerdere instrumenten tegelijk wordt voortgebracht. Er zijn in totaal 25 verschillende chorustypes beschikbaar.
Variation
De variationeffecten bieden een groot aantal geluidstransformaties en versterkingsfuncties. Er zijn in totaal 25
verschillende variationtypes beschikbaar. Variationeffecten zijn niet beschikbaar in de voicemode.
■ Insertioneffecten (1, 2)
Insertioneffecten kunnen afzonderlijk op verschillende
parts worden toegepast. De insertioneffecten worden
voornamelijk gebruikt om enkele parts afzonderlijk van
effect te voorzien. De sterkte van het effect kan worden
ingesteld met de dry/wet-balans. Aangezien een insertioneffect alleen toegepast kan worden op één bepaalde
part, kan dit effect worden gebruikt bij geluiden die ingrijpend gewijzigd moeten worden. U kunt de balans ook
zo instellen dat alleen het effectgeluid hoorbaar is, door
100% wet te selecteren. De S90 is uitgerust met twee
insertioneffectsystemen — één met een totaal van 104
interne effecttypes en het andere met 25.

■ Master Equalizer
In het algemeen worden equalizers gebruikt om het geluid
dat geproduceerd wordt door versterkers en luidsprekers
te corrigeren, en het geluid aan te passen aan het bewuste
karakter van de ruimte. Om dit te bewerkstelligen wordt
het geluid verdeeld over verschillende frequentiebanden,
waarna de correcties aangebracht kunnen worden door
het niveau van de verschillende banden te verhogen of te
verlagen.
Bovendien kan het aanpassen van het geluid aan de hand
van het soort muziek—het meer detail geven aan klassieke muziek, het “knapperiger” maken van popmuziek,
het vergroten van de dynamiek in rockmuziek — ook
helpen bij het naar boven halen van de speciale karakteristieken van de muziek, hetgeen uw spel aangenamer
doet klinken.
De S90 is uitgerust met een hoge kwaliteits vijfbands digitale
equalizer. Met de vier CS-schuiven kunt u het niveau van de
vier (van de vijf) banden individueel afstellen.

Effectinstellingsvoorbeelden
Hier laten we een voorbeeld zien van het bewerken
van effectinstellingen in de voice editmode (blz. 60).
In dit voorbeeld zullen we de insertion1-instelling
van de voice Or: BreathPipe (PRE1: E13) wijzigen
van Thru naar FLANGER
(een straaljagerachtig effect).
1 Selecteer het voicenummer van de voice die u
wilt bewerken (Hier Or: BreathPipe=PRE1:
E13), en ga vervolgens naar de voice editmode
(blz. 36 en 60).
2 Druk op de [COMMON]-knop om de common
editdisplay te selecteren (blz. 61).
3 Druk op de [F6]→[SF1]-knoppen om de
CONNECT-display op te roepen.
4 Gebruik de [▲ ▼ EF] knop om het INS1
(INS1 type) scherm te selecteren.

■ Plug-in insertioneffecten
Dit is een speciaal effectsysteem dat alleen beschikbaar is
als er een effect plug-inboard (blz. 22) is geïnstalleerd.
Plug-inboardeffecten zijn niet beschikbaar in de voicemode.
Effecten gebruiken

67

Referentie

Effectstructuur

Appendix

In de eindfase van de programmering, kunt u de effectparameters instellen om het karakter van het geluid verder te wijzigen.

Snelgids

Basissectie

Effecten gebruiken

Basissectie

5 Gebruik de datadial om “FLG: FLANGER1” te
selecteren en bespeel vervolgens het toetsenbord.
Probeer ook andere effecttypes uit, waarbij u het
overzicht van effecttypes in de aparte Data List
kunt raadplegen.
OPM. U kunt naar uw bewerkte voice met de bewerkte
n
instellingen luisteren en deze vergelijken met dezelfde
voice en instellingen van voor de bewerking (blz. 61).
OPM. Druk, om de effectbewerking te passeren, op de
n
[EFFECT BYPASS]-knop (de LED knippert).

Snelgids

OPM. U kunt, in het effectparameterscherm ([SF2]-[SF5])
n
verschillende gedetailleerde parameterinstellingen
instellen. U kunt door het scherm scrollen met de
[EF]-knoppen. Zie, voor informatie over de
effectparameters de aparte Data List.

6 Sla, als u uw nieuwe instellingen wilt opslaan, de
instellingen op als één enkele voice, voordat u de
voice editmode verlaat. Zie, voor details over het
opslaan van voices, blz. 73.
Referentie

Effectaansluitingen
● In de voicemode:
U kunt, zoals hieronder wordt getoond, een keuze maken uit drie verschillende insertionaansluitingen.

Appendix

Systeemeffecten
Reverb

Toongeneratorblok
Element 1

Chorus

Insertioneffecten

Zendniveau

Retourniveau

Element 2

1

Masterequalizer

Element 3

2
Element 4
U kunt een keuze maken uit de drie soorten insertionaansluitingen die hieronder getoond worden.
Dit bepaalt of het insertionsysteem, 1
of 2, wordt toegepast op alle elementen (of aan alle toetsen waaraan drumvoices zijn toegewezen). Het insertioneffect kan ook gepasseerd worden.

1 naar 2

Effecten gebruiken

parallel

1

1

1

2

2

2

OPM. De parallelaansluiting is niet beschikbaar bij plug-invoices.
n

68

2 naar 1

Uitvoer

● In de performancemode:

Selecteer de part waarop het insertioneffect wordt toegepast van parts 1-4 en
plug-inparts 2-3. Het soort aansluiting
hangt af van de instelling van de voice
die is toegewezen aan de geselecteerde part.

Basissectie

Het onderstaande diagram geeft de interne signaalbaan weer als er een Vocal Harmony plug-inboard (PLG100-VH) is
geïnstalleerd in slot 1.
Systeemeffecten
Reverb
Chorus

Toongeneratorblok

Insertioneffecten

Retourniveau

Zendniveau

1

Parts 1-4,
Plug-inparts 2-3

Snelgids

Variatie

Masterequalizer

Uitvoer

2

Referentie

Insertioneffect
(Plug-in)

PLG 100-VH

A/D
• Externe audiobron
• Microfoongeluid
Appendix

Selecteer de part waarop
het insertioneffect wordt
toegepast van parts 1-4,
plug-in parts 2-3 en de A/D
ingangspart.

OPM. Het Vocal Harmony plug-inboard (PLG100-VH) kan alleen worden geïnstalleerd in slot 1. Het kan niet worden geïnstalleerd in slot 2 of 3.
n

● In de sequence play-/mixingmode:
Het onderstaande diagram geeft de interne signaalbaan weer als er een Vocal Harmony plug-inboard (PLG100-VH) is
geïnstalleerd in slot 1 en het Multi Part plug-inboard (PLG-100XG) is geïnstalleerd in slot 3.
Toongeneratorblok

Selecteer de part waarop het insertioneffect wordt toegepast. Het soort aansluiting hangt af van de instelling van
de voice die is toegewezen aan de
geselecteerde part.

Systeemeffecten
Reverb
Chorus

Part 1~16
Variatie

Insertioneffecten
Part 17-32 *

1

(Als het Multi-Part pluginboard is geïnstalleerd)

Zendniveau

Retourniveau

Masterequalizer

Uitvoer

2

Insertioneffect
(Plug-in)

Plug-in part 2
(Als het Single Part pluginboard is geïnstalleerd)

PLG100-VH

Selecteer de part waarop het
plug-in insertioneffect wordt
toegepast

A/D
• Externe audiobron
• Microfoongeluid

* Houd er rekening mee dat het insertioneffect, insertioneffect (plug-in), en de systeemeffecten niet kunnen worden toegepast op parts 17~32 (met gebruikmaking van het Multi-Part plug-inboard). Het signaal van parts 17~32 wordt direct
naar de Masterequalizer gestuurd.
Effecten gebruiken

69

Basissectie

De jobs gebruiken
U kunt verschillende handelingen (jobs) uitvoeren in de jobmode. U kunt bijvoorbeeld voices/performances initialiseren
naar hun originele instellingen (inclusief de momenteel bewerkte) of elementen/parts kopiëren.

7 Druk op één van de MODE-knoppen (of de [EXIT]knop) om de jobmode te verlaten en naar de playmode terug te gaan.

Job (Pagina’s)
JOB

Snelgids

MODE

initialize
(initialiseren)

Recall Copy
(terug- (kopië
roepen) ren)

Bulk
Dump

F1

F2

F3

F4

Referentie

VOICE

Ja

Ja

Ja

Ja

PERFORMANC
E

Ja

Ja

Ja

Ja

MASTER

Ja

Ja

MIXING ([SEQ
PLAY] → [F6])

Ja

Ja

UTILITY

Factory
Set
Performance
Copy
(fabrieks(kopiëren)
instellingen)
F6

-

Ja
blz. 72

Een job uitvoeren

Parameters van een voice/performance naar hun standaardinstellingen terugzetten (initialiseren) [F1]
Dit is nuttig als u met een “schone lei” wilt beginnen en
een compleet nieuwe voice/performance vanaf het begin
op wilt bouwen. Houd in gedachte dat, voordat u de
bewerking start, de performance hierdoor niet in zijn
originele staat wordt teruggezet.
Selecteer het parametertype dat geïnitialiseerd moet
worden
Instellingen in de LCD

Appendix

1 Selecteer in alle modes, het voice-/performance-/
master- of mixingnummer waarop u de job wilt
uitvoeren.
2 Druk op de [JOB]-knop om naar de jobmode te gaan.
3 Gebruik de functieknoppen en schakel naar het
scherm die de job toont die u wilt uitvoeren (behalve de utilitymode).

Doel

Normale
voice

Drumvoice

plug-in
Performance
voice

Alle momenteel
geselecteerde
data

Master

Part1-16/
PLG1-3

ZONE*

ALL

Gemeenschappelijke data voor het
momenteel
geselecteerde
programma
Part-/element-/
toets-/zone-/mixdata voor het
momenteel
geselecteerde
programma

Mixing

Common

EL1-EL4

EL/key
(Nootnaam)

EL

Part1-4/
PLG1-3

* Parameters zijn beschikbaar als het parametertype dat geïnitialiseerd moet
worden op Split of Layer is ingesteld. Als resultaat van de job kan het
MIDI-zendkanaal of het splitpunt hieraan worden toegewezen.

4 Gebruik de [DEC/NO], [INC/YES] en [▲ ▼
EF]-knoppen om de parameter te selecteren
waarop u de job wilt uitvoeren.
5 Als u op de [ENTER] knop drukt, verschijnt er een
bevestigingsvraag.
6 Druk op de [INC/YES]-knop om te bevestigen.
Een “Completed”-boodschap verschijnt als de job
klaar is, en het originele scherm wordt weer getoond.
Druk op de [DEC/NO]-knop om de job te annuleren.
Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven
worden naar Flash ROM (als er een “Executing...” of “Please
keep power on” boodschap getoond wordt). Als het instrument in deze status wordt uitgezet, dan verliest u alle userdata
en kan het systeem vastlopen (vanwege corrupte data in de
Flash ROM).

70

De jobs gebruiken

UpperCh, LowerCh
Als het bovengenoemde parametertype wordt ingesteld op “Zone Split”, dan kunt u aparte MIDI-zendkanalen instellen voor de hoge
en lage gedeelten van het toetsenbord (respectievelijk rechts en
links van het splitpunt). Als het bovengenoemde parametertype
wordt ingesteld op “Zone - Layer”, dan kunt u aparte MIDI-zendkanalen instellen voor twee layers.
SplitPoint
Dit is alleen beschikbaar als het parametertype dat geïnitialiseerd
moet worden op Split is ingesteld. Het bereik is C - 2~G8.

Edit Recall [F2]
Als u bezig bent met het bewerken van een voice/performance en een andere voice/performance selecteert zonder
de bewerkte op te slaan, dan gaan alle wijzigingen verloren.
Als dit gebeurt dan kunt u echter nog met deze functie de
voice/performance terugroepen, met de laatste bewerkingen intact.

In deze display kunt u de common- en partparameterinstellingen kopiëren van een willekeurige performance
naar de performance die u aan het bewerken bent. Dit is
bijzonder bruikbaar als u bezig bent met het creëren van
een performance en u wilt enkele parameterinstellingen
van een andere performance gebruiken.

Basissectie

Performance

Bronperformance

Snelgids

De copy-functie gebruiken [F3]
Voice

Bronvoice

Bestemmingsperformance
(de momenteel geselecteerde performance)

Referentie

In deze display kunt u common en element-/drumkeyparameterinstellingen kopiëren van een bestaande voice
naar de voice die u op dat moment aan het bewerken bent.
Dit is bijzonder bruikbaar als u bezig bent met het creëren
van een voice en u wilt enkele parameterinstellingen van
een andere voice gebruiken.

Bronperformance
Selecteer een performance en datatype dat gekopieerd
moet worden.
❏ Datatype

Part 1 ~ 4, Plug 1 ~ 3

Bestemmingsvoice
(momenteel geselecteerde voice)

Bronvoice
Selecteer een voice en datatype dat gekopieerd moet
worden.

❏ Datatype

Part 1 ~ 4, Plug 1 ~3, Arp, Effect (Reverb, Chorus)

OPM. Als u arp (arpeggio) of effect selecteert, dan worden de
n
arpeggiodata of effectinstellingen van de voice die zijn
toegewezen aan de bronpart gekopieerd.

❏ Datatype
Als er een normale voice geselecteerd is:
Common, Element 1 ~ 4
Als er een drumvoice geselecteerd is:
Common, Drum Key C0 ~ C6
Als er een plug-invoice geselecteerd is:
Common, Element
OPM. Als het bronvoicetype (normaal/drum/plug-in) afwijkt van
n
de voice die u momenteel aan het bewerken bent, dan kunt
u alleen de commonparameters kopiëren.

Datatype van de bestemmingsvoice
(de momenteel geselecteerde voice)
Als de bron een normale voice of een drumvoice is, en het
datatype op element of drumtoets staat, dan kunt u het
datatype van de bestemmingsvoice selecteren.
❏ Datatype
Als er een normale voice geselecteerd is:
Common, Element 1 ~ 4
Als er een drumvoice geselecteerd is:
Common, Drum Key C0 ~ C6
OPM. Als u commonparameters wilt kopiëren van de bron, dan
n
wijzigt de display in “Common”.

De jobs gebruiken

71

Appendix

Datatype van de bestemmingsperformance
(de momenteel geselecteerde performance)
Stel de part in van de bestemmingsperformance.

Basissectie

Data naar een extern apparaat opslaan (bulkdump) [F4]
U kunt met de bulkdumpfunctie uw eigen instellingen
van alle programma’s (voices, performances en andere
instellingen) opslaan door de data naar uw computer of
een ander extern MIDI-apparaat te sturen.
OPM. Om een bulkdump uit te kunnen voeren moet het juiste
n
MIDI-apparaatnummer (deviceno.) ingesteld zijn (utility
[F5]→[SF1] Ref.nr. 178).

Snelgids

OPM. Nadat u de huidige voice/performance als bulkdata heeft
n
ontvangen, gaan de data verloren als u een andere voice/
performance of mode selecteert. U moet, om het verliezen
van data te vermijden, de storefunctie gebruiken om uw
ontvangen data op te slaan (blz. 73).

Referentie

Performance-partparameterinstellingen kopiëren naar
parts in de mixing mode
(Performance Copy) [F5]

Appendix

Met deze handige functie kunt u bepaalde instellingen
van de vier parts in een performance kopiëren naar het
mixing programma dat momenteel bewerkt wordt. Dit is
erg handig als een bepaalde performance instellingen
bevat die u wilt gebruiken in uw mixing programma.
Gebruik deze job om op een eenvoudige manier de
gewenste instellingen te kopiëren.
De MIDI-ontvangstkanaalinstellingen zijn zo ingesteld
dat ze overeenkomen met de basiskanaalinstellingen
(utility [F5]→[SF1] Ref.nr. 176). Als het basiskanaal is
ingesteld op “omni”, dan wordt het ontvangstkanaal hier
ingesteld op 1. Om een groep parameters te selecteren die
gekopieerd moet worden, moet u eerst het juiste vierkantje in de display markeren.

Factory Set (standaard
fabrieksinstellingen terugzetten)
Hiermee kunt u de standaard interne voices (usergeheugen) en performances van de synthesizer, alsook de systeem- en andere instellingen terugzetten.
Als u eenmaal bepaalde instellingen bewerkt, dan
worden de corresponderende standaard fabrieksinstellingen overschreven en gaan verloren.
Gebruik de onderstaande procedure om de standaard fabrieksinstellingen terug te zetten.
Als u de standaard fabrieksinstellingen terugzet, dan
worden alle huidige instellingen van alle performances en uservoices overschreven met de standaard
fabrieksinstellingen. Pas op dat u belangrijke data
niet overschrijft. U moet belangrijke data vooraf op
een Memory Card of via uw computer opslaan.

1 Druk, als u in de utilitymode bent (blz. 29), op de
[JOB]-knop om naar de utility jobmode te gaan.
2 Druk op de [ENTER]-knop. (De display vraagt
om een bevestiging).
OPM. Druk, om de job te annuleren, op de [DEC/NO]n
knop.

3 Druk op de [INC/YES]-knop om de job uit te
voeren. Een “Completed” boodschap verschijnt
als de job klaar is, en het originele scherm wordt
weer getoond.
4 Druk op de [UTILITY] knop om de utility jobmode te verlaten en naar de utilitymode terug te
gaan.
OPM. Alle instellingen in de utilitymode, gerelateerd aan
n
de plug-inboards en de mLAN8E, worden alleen
naar het geheugen van deze respectievelijke apparaten opgeslagen en niet naar het usergeheugen van
de S90. Daarom kan de functie om de fabrieksinstellingen terug te zetten niet gebruikt worden om
de instellingen van deze apparaten terug te zetten.

72

De jobs gebruiken

Er kunnen maximaal drie plug-inboards in de S90
geïnstalleerd worden. Als het plug-inboard correct
geïnstalleerd is, dan licht het corresponderende
SLOT-lampje op.

OPM. Zie, als u de naam verandert, blz. 34.
n
OPM. De bewerkte mixingdata kunnen worden opgeslagen met de
n
“Put”(klaarzet) functie (blz. 79).

1 Druk op de [STORE]-knop na het bewerken van
een voice/performance. Het storescherm verschijnt.
Vb. Voice

PROGRAM

SLOT 1

SLOT 2

SLOT 3

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

Snelgids

Als u dit uitvoert dan worden de instellingen van het
bestemmingsgeheugen overschreven. Belangrijke data
moeten altijd naar een computer, een aparte Memory
Card of naar een ander opslagapparaat worden opgeslagen (blz. 82).

Plug-invoices

CATEGORY
SEARCH

De plug-invoices kunnen via het paneel van de S90
worden bewerkt op ongeveer dezelfde manier als de
uservoices. Na bewerking kunnen er maximaal 64
plug-invoices per plug-inslot worden opgeslagen.

Referentie

U kunt uw originele parameterinstellingen opslaan in het
usergeheugen. De procedure is als volgt.

Basissectie

De instellingen opslaan (Store)

Bestemmingsprogramma (voice)

2 Gebruik de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen om
het bestemmingsprogramma te selecteren.
3 Als u op de [ENTER]-knop drukt wordt er om een
bevestiging gevraagd.

Tussen de boardvoices bevindt zich een speciaal stel
voices — de boardcustomvoices — die bewerkt kunnen worden met een computer die op de S90 is aangesloten, met gebruikmaking van speciale Editorsoftware, die wordt meegeleverd met het plug-inboard.
Omdat de plug-inboards niet zijn voorzien van SRAM
en de bewerkte voicedata verloren gaan bij het uitzetten van het instrument, moeten de bewerkte boardcustomvoicedata op een Memory Card in de S90
worden opgeslagen. De boardcustomvoicedata die op
een Memory Card zijn opgeslagen, kunnen automatisch worden geladen als u het instrument aanzet met
de “AutoLoad”-functie.
1 Bewerk de boardvoice met de Editorsoftware.

OPM. U kunt op de [DEC/NO] knop drukken om de opslagn
handeling te annuleren en naar het originele scherm
terug te gaan.

4 Druk op de [INC/YES]-knop om te bevestigen. Een
“Completed”-boodschap verschijnt als het klaar is,
en het originele scherm wordt weer getoond.
Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven worden naar Flash ROM (als er een “Executing...” of
“Please keep power on” boodschap getoond wordt). Als
het instrument in deze status wordt uitgezet, dan verliest
u alle userdata en kan het systeem vastlopen (vanwege
corrupte data in de Flash ROM).

2 Verstuur de bewerkte data naar het geheugen
(DRAM) op het plug-inboard.
1 Bewerken (Edit)

Computer met applicatie
software

2 Verzenden (Transmit)

Plug-inboard
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

S90

De instellingen opslaan (Store)

73

Appendix

Boardvoices bewerken en opslaan

Basissectie

3 Sla de data op in het geheugen (DRAM) van de
Memory Card.

Memory Card
3

Plug-in board
MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

Snelgids

S90

4 Zet, indien nodig, de “Auto Load”-functie aan in
de utilitymode (blz. 84).
Referentie

Zet deze aan.

Appendix

5 De volgende keer dat u het instrument aanzet,
worden de boardcustomvoicedata, die op de
Memory Card zijn opgeslagen, automatisch in het
geheugen van het plug-inboard geladen.

74

De instellingen opslaan (Store)

U kunt direct de songfiles die op de Memory Card zijn opgeslagen afspelen. U kunt maximaal 100 songfiles achter
elkaar afspelen met de “chain step”-functie. Deze chain
stepdata kunnen ook naar een Memory Card worden opgeslagen (blz. 82).

OPM. U dient reeds de map geselecteerd te hebben (in de cardn
mode) waar de songs zich bevinden die u wilt selecteren.

OPM. Zorg ervoor dat u een Memory Card met geschikte songdata
n
in het Cardslot plaatst.

2 Gebruik de [▲ ] en [▼]-knoppen om het ketenstapnummer te selecteren.

OPM. De S90 is compatibel met en kan standaard MIDI- of format
n
0-files afspelen. U kunt, indien nodig, de meegeleverde File
Utilitysoftware gebruiken om standaard MIDI-files op uw
computer te converteren van format 1 naar format 0.

Verwijder/plaats nooit de Memory Card terwijl u in de
SEQ PLAY-mode bent.

1 Druk op de [SEQ PLAY]-knop om naar de sequence
playmode te gaan.

3 Gebruik de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen om
de songfile/mix template of skip/end/stop toe te wijzen aan de ketenstap.
OPM. Songfiles in dezelfde map kunnen met “chain”
n
afgespeeld worden.

Referentie

4 Herhaal de bovenstaande stappen 2 en 3 om de
keten in te stellen.

De keten (CHAIN) instellen
1 Selecteer de gewenste songfile om af te spelen, op
dezelfde manier als in de stappen 1 t/m 3
hierboven.

Wijzig elke ketenstap met de [▲ ]/ [▼]-knoppen.
Mix template

OPM. Als u een enkele song afspeelt, dan hoeft u geen
n
ketenstapnummer te selecteren (elk chain-stepscherm kan geopend zijn).

2 Stel het tempo in (indien nodig).
Songfile
OPM. U kunt naar de volgende ketenstap springen en vooraf de ketenn
instellingen wijzigen, zelfs als er een song wordt afgespeeld.
OPM. Als er een song wordt afgespeeld, dan verschijnt er een [
n
indicator voor de huidige song.

]-

Songfile/mixtemplate
Wijs een songfile toe aan de ketenstap. Elke songfile met
de extensie “.MID” kan geselecteerd worden. Mixtemplates (blz. 79) kunnen ook geselecteerd worden om de toongeneratorinstellingen op te roepen voor alle parts.
Om continu (geketende) meerdere ketenstappen af te spelen, kunt u opgeven hoe deze ketenstap, na het afspelen
van een voorgaande, afgespeeld moet worden, door één
van de commando’s te selecteren: “skip,” “end” of “stop”.
Als u “skip” selecteert, dan wordt de ketenstap overgeslagen en de volgende ketenstap wordt afgespeeld. Als u besluit om de 100ste ketenstap over te slaan, dan wordt, na de
99ste ketenstap, de eerste ketenstap afgespeeld. Als u “end”
selecteert, dan wordt, als de song deze ketenstap bereikt,
het ketenafspelen gestopt en gaat u terug naar de eerste
ketenstap.
Als u “stop” selecteert, dan stopt de song als het deze
ketenstap bereikt.

3 Volg de twee bijkomende stappen hieronder als
de playmap en de huidige map niet dezelfde zijn.
(U kunt dit controleren op het INFORMATIONscherm.)
OPM. Houd er rekening mee dat de playmap (voor
n
sequence afspelen) en de huidige map (in de cardmode) op verschillende mappen ingesteld kunnen
zijn. Voor een correcte keten-stap-werking moeten
ze op dezelfde map zijn ingesteld.

1 Druk op de [F5]-knop op het CHAIN-scherm.
Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
2 Voer de handeling uit door op de [INC/YES]-knop
te drukken.

4 Druk op de [PLAY/STOP]-knop om de song af te spelen.
5 Druk nogmaals op de [PLAY/STOP]-knop om
het afspelen van de song te stoppen.

❏ Instellingen: skip, end, stop, song file, mix template

De songs afspelen

75

Appendix

Song afspelen

Ketenstapnummer
Ketenstapnummer

Snelgids

Zorg ervoor dat u het hoofdstuk “Memory Cards
gebruiken” leest op blz. 82.

Basissectie

De songs afspelen

Basissectie

Voortdurend afspelen

Songtrack aan/uit — solo en mute

1 Gebruik de [▲] en [▼] knoppen om het ketenstapnummer van de eerste song te selecteren die
u wilt afspelen, of van de mixtemplate.

Een track “muten”
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

2 Stel het tempo in (indien nodig).

Snelgids

3 Volg de twee bijkomende stappen hieronder als
de playmap en de huidige map niet dezelfde zijn.
(U kunt dit controleren op het INFORMATIONscherm.)
OPM. Houd er rekening mee dat de playmap (voor
n
sequence afspelen) en de huidige map (in de cardmode) op verschillende mappen ingesteld kunnen
zijn. Voor een correcte keten-stapwerking moeten ze
op dezelfde map zijn ingesteld.

Referentie

1 Druk op de [F5] knop op het CHAIN-scherm.
Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
2 Voer de handeling uit door op de [INC/YES]-knop
te drukken.

Appendix

4 Druk op de [PLAY/STOP]-knop om de song af te
spelen. Als het afspelen van de ketenstap klaar is,
dan zal de song van het volgende ketenstapnummer
automatisch gestart worden. Songs kunnen op deze
manier continu afgespeeld worden.
5 Druk nogmaals op de [PLAY/STOP]-knop om
het afspelen van de keten te stoppen.
Het afspelen zal ook stoppen als er een “end” of
“stop” ketenstap is bereikt.

De songpositie verplaatsen/
het tempo wijzigen
U kunt de songpositie verplaatsen of het afspeeltempo van
de song wijzigen voor de momenteel geselecteerde ketenstap. Als de song wordt afgespeeld, dan krijgt het hier ingestelde tempo automatisch voorrang boven de originele
tempo-instelling van de song.
Loop de maten door
F4

9

10

11

MUTE

SOLO

1 Druk op de [MUTE]-knop zodat het lampje brandt.
2 Druk op één van de NUMMER [1] - [16]-knoppen om de track te selecteren die “gemute” moet
worden.

Een track op solo zetten
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

MUTE

SOLO

Houd de [MUTE]-knop ingedrukt en druk tegelijkertijd op één van de NUMMER-knoppen [1] t/m
[16] om de corresponderende track op solo te zetten.
Als u eenmaal een track heeft geselecteerd om solo af
te spelen, dan zal het lampje van de [MUTE]-knop
knipperen, waardoor wordt aangegeven dat de solofunctie actief is. U kunt, terwijl de solofunctie actief
is, de solotrack eenvoudig wijzigen door op de corresponderende NUMMER-knop [1] tot [16] te drukken.
Druk nogmaals op de [MUTE]-knop om de solofunctie te verlaten.

Songtrack selectie
Om de mixdata te kunnen wijzigen moet u een track
selecteren om te wijzigen.
Druk op de [TRACK SELECT]-knop, zodat de indicator gaat branden, en druk op één van de NUMMER
[1] - [16] knoppen om een track te selecteren om te
wijzigen.
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

De maat kan worden opgegeven als de [F4]-knop wordt losgelaten.
ELEMENT / PERF.PART / ZONE

Wijzig het tempo

9

10

11

MUTE

SOLO

F3

OPM. Het zendkanaal van het toetsenbord in de sequence
n
playmode correspondeert met het tracknummer dat u
hier selecteert.

76

De songs afspelen

● [F2] Sequence Play Output Channel
Via deze display kunt u het MIDI-kanaal instellen en
bepalen naar welke MIDI poort de kanaaldata worden
verzonden.

Mixingmode
In deze mode kunt u mixdata instellen en verschillende
parameters instellen voor de toongeneratorparts — waaronder de gewenste voice, het niveau, pan, EQ, effecten en
andere instellingen.
Hoe de mixingmode de toongeneratorparts beïnvloedt, en
hoe deze wordt beïnvloedt door andere onderdelen wordt
duidelijk gemaakt in het onderstaande diagram.

Basissectie

Songbewerking (edit) in de
sequence playmode

Snelgids

Sequencerblok

Songdata
Het afspelen van songdata beïnvloedt
de mixinstellingen.

Port
Bepaalt de MIDI overdrachtspoort van het corresponderende kanaal. Dit is handig bij het verzenden van data
naar externe toongenerators over meerdere MIDI-poorten
in een uitgebreide MIDI-opstelling. Houd er rekening mee
dat deze parameter alleen ingesteld kan worden bij
kanalen die toewijzingen bevatten voor plug-inparts 1 - 3
(voor geïnstalleerde Single Partboards) of plug-inparts 17 32 (voor geïnstalleerde Multi Partboards). De interne
toongeneratorparts van de S90 staan automatisch vast op
poort 1.

Mixen

Referentie

OPM. In de sequence playmode worden de MIDI-data, die gen
creëerd worden door het bespelen van het toetsenbord/de
wielen, naar het toongeneratorblok of de externe MIDIapparaten gestuurd via het MIDI-zendkanaal van de momenteel geselecteerde track.

MIDI-data van externe
apparaten beïnvloeden de mixinstellingen.
Het bewerken in de mixingmode
bepaalt de mixinstellingen.

Toongenerator

Mixparameters zijn in feite geen onderdeel van de songdata, maar zijn eerder instellingen voor de toongenerator,
als deze wordt afgespeeld door de songdata. Daarom
worden de mixparameterinstellingen niet opgenomen op
de songtracks.
OPM. Deze mixdata kunnen, zelfs als de geselecteerde song geen
n
sequencedata bevat, als systeemdata in een mixtemplate
worden opgeslagen (blz. 79). Het afspelen van zulke songdata verstuurt de mixinstelling naar het externe MIDIinstrument.

❏ Instellingen off, 1 ~ 3
OPM. Poortdata kunnen alleen worden verstuurd via de USBn
aansluiting.

Mixingmode (eenvoudige
mixerfuncties)
OPM. De parameters met dezelfde naam in de mixingmode en in
n
de mixing editmode hebben dezelfde functies en instellingen.

Algemene procedure
1 Druk, in de CHAIN-display, op de [F6] (MIX) knop
om naar de mixingmode te gaan.
2 Selecteer de gewenste mixtemplate voor bewerking
(blz. 79) en verlaat vervolgens de TEMPLATEdisplay.

De songs afspelen

77

Appendix

OUT CH (Output Channel)
Geeft de kanaaloverdracht aan naar de MIDI OUT-aansluiting (alleen display).

Toongeneratorblok

Basissectie

3 Selecteer een display voor de parts die u wilt mixen
met de [F6]-knop.

● [F1] VOL/PAN
In deze display kunt u de pan en het volume van de
verschillende parts instellen.

Interne toongeneratorparts 1~16

[F6]
Snelgids

Multi part plug-inparts 17~32
(als het Multi Part plug-inboard is geïnstalleerd)

OPM. U kunt een part selecteren door de cursor te verplaatsen of
n
met de NUMMER-knoppen als de [TRACK SELECT]indicator brandt (blz. 76).
OPM. U kunt het volume/de pan ook aanpassen met de CSn
schuiven. Zie blz. 53 voor details.

[F6]
Single Part plug-inparts 1~3
(als het single part plug-inboard is geïnstalleerd)

PAN
Bepaalt de stereo panpositie van de verschillende parts.

Referentie

VOLUME
Bepaalt het volume van de verschillende parts.
● [F2] AD
[F6]

Appendix

OPM. Merk alstublieft op dat de instellingen van de Multi Part
n
plug-inpart (17~32) niet slechts voor één individuele song
gelden, maar voor alle templates.

In deze display kunt u verschillende mixparameters voor
de A/D part instellen, die signaal ontvangt via de A/D
INPUT-aansluiting of de mLAN-aansluiting (als de los
verkrijgbare mLAN8E is geïnstalleerd).

4 Selecteer het menu waarbinnen u wilt bewerken
door op de [F1] - [F5] knoppen te drukken en bewerk vervolgens de parameters in elke display.
OPM. Als u meer gedetailleerde mixparameters wilt ben
werken, dan kunt u naar de mixing editmode gaan
door op de [EDIT]-knop te drukken. Zie, voor details, blz. 98 in de referentiesectie.

5 Sla, indien gewenst, de in stap 4 bewerkte
instellingen op in het flashgeheugen.
6 Druk op de [EXIT]-knop om de mixingmode te
verlaten en naar de CHAIN-display terug te gaan.

Hetzelfde als de performance playmode. Zie blz. 44.
● [F3] VOICE
In deze display kunt u een voice selecteren voor de verschillende parts.

OPM. U kunt een part selecteren door de cursor te verplaatsen of
n
met de NUMMER-knoppen als de [TRACK SELECT]indicator brandt (blz. 76).
OPM. U kunt ook zoeken op categorieën om voices te selecteren
n
(met uitzondering van de Multi Partplug-inparts 17 - 32).

78

De songs afspelen

In deze display kunt u de effecten van de verschillende
tracks algemeen instellen — de reverb-, chorus- en
variationzendniveaus, alsook het droge (dry) niveau.

Mixing editmode (gedetailleerde mixerfuncties)

Basissectie

● [F4] SEND (Effect Send)

In de common editmode kunt u de instellingen, die
gemeenschappelijk gelden voor alle parts, bewerken.
Er zijn twee soorten mixingdisplays: de common
editdisplays en de displays waarin de parts afzonderlijk bewerkt kunnen worden.
● [F5] TEMPLATE

Part 1

Met deze handige functie kunt u uw mixinstellingen opslaan als een template — om op eenvoudige wijze soortgelijke mixen op te zetten, door de juiste template op te
roepen en deze vervolgens iets te wijzigen. U kunt de template ook aan ketenstappen in de sequence playmode toewijzen om de instellingen volgens het afspelen op te roepen. Templates zijn onderdeel van de systeemdata (blz.
27) in de utilitymode en kunnen niet als onderdeel van de
songdata worden opgeslagen.

Part 2

Snelgids

Common edit en Part edit

COMMON

Referentie

Part 3

Part 16
Plug-inpart 1
Plug-inpart 2
Plug-inpart 3

Appendix

Geeft aan dat dit om een common editdisplay gaat.

Templatenummer

Als u op de [SF4] knop drukt,
dan roept u de template op die
links geselecteerd is.
Templatenaam

Geeft aan dat het hier om een display voor het bewerken van parts gaat

Als u op de [SF5] knop drukt,
dan slaat u de huidige instellingen op in de template die
links geselecteerd is.

OPM. Aangezien de mixtemplates worden opgeslagen als systeemn
data (blz. 27) in het Flash ROM-geheugen, blijven de data
bewaard, ook als het instrument wordt uitgezet.

Templatenummer
Bepaalt het templatenummer. Er kunnen maximaal 50
templates gecreëerd worden.
Templatenaam
Bepaalt de naam van de template. Zie, voor details over
het geven van namen, blz. 34 in de Basissectie.

OPM. Common edithandelingen kunnen niet op Multi Partn
plug-inparts 17 - 32 uitgevoerd worden.

Algemene procedure
1 Druk, in de CHAIN-display, op de [F6]-knop om
naar de mixingmode te gaan.
2 Selecteer de gewenste mixtemplate voor bewerking.
3 Druk op de [EDIT]-knop om naar de mixing
editmode te gaan. (De indicator gaat aan.)

De songs afspelen

79

Basissectie

4 Selecteer de part die u wilt bewerken.
Druk, om parameters te bewerken die alle parts
gemeenschappelijk hebben, op de [DRUM KITS]-knop
(die hier als een “COMMON” knop dient).

De S90 als een multitimbrale
toongenerator gebruiken
(Mixing Edit)

DRUM KITS

FAVORITES
COMMON

Snelgids

Om parameters van de individuele parts te bewerken,
moet u de gewenste part selecteren met de corresponderende NUMMER-knop ([1] - [16]). U kunt parts van
het plug-inboard selecteren met de [F6]-knop (zoals
hieronder getoond wordt).
1

2

3

4

5

6

7

8

12

13

14

15

16

TRACK
SELECT

ELEMENT / PERF.PART / ZONE

9

10

11

MUTE

In de mixingmode kunt u de S90 als een multitimbrale
toongenerator configureren voor het gebruik van muzieksoftware op de computer of interne/externe sequencers.
Als iedere track in een songfile een verschillend MIDIkanaal gebruikt, dan kunnen de parts in een performance
afzonderlijk worden toegewezen aan die corresponderende
MIDI-kanalen. Daarom kunt u een songfile op een externe
sequencer afspelen en verschillende voices via verschillende tracks tegelijkertijd afspelen.
In het volgende voorbeeld zullen we een performance
creëren die geschikt is om een songfile af te spelen die uit
drie parts bestaat: piano, bas en drums. De pianotrack
wordt aan MIDI kanaal 1 toegewezen, de bastrack aan
kanaal 2 en de drums aan kanaal 10.

Referentie

SOLO

OPM. De specifieke part(s) kunnen tijdelijk aan-/uitgeschakeld
n
worden (mute) (blz. 76).

Interne toongeneratorparts 1~16

OPM. Zie, voor details over MIDI-kanalen, blz. 118.
n

Songfile

[F6]

Mixen

Track 1
Track 2

Piano
Bas

Zendkan.1

Part 1
Part 2

Pianovoice
Basvoice

Ontv.kan.1

Zendkan.2

Track 10

Drums

Zendkan.10

Part 10

Drumvoice

Ontv.kan.10

Ontv.kan.2

Appendix

Multi Partplug-inparts 17~32
(als de Multi Partplug-inboard is geïnstalleerd)

Toongenerator
[F6]

Single part plug-inparts 1~3
(als het single part plug-inboard is geïnstalleerd)

Computer
(sequencersoftware)
S90
OPM. U kunt de meegeleverde sequencersoftware gebruiken
n
(alleen voor Windows; zie de bijgeleverde Installation
Guide) om meerdere parts op de S90 te bespelen. Zorg
ervoor, voordat u dat doet, dat alle verbindingen tussen de
computer en de S90 correct zijn aangebracht (blz. 17).

[F6]
OPM. Merk alstublieft op dat de Multi Partplug-inpart (17~32)
n
instellingen niet slechts voor één individuele template
gelden maar voor alle mixen.

5 Selecteer het menu waarbinnen u wilt bewerken
door op de [F1] - [F5]-knoppen te drukken en
bewerk de parameters in elke display.
6 Sla, indien gewenst, de in stap 5 bewerkte instellingen op in de mixtemplate.
7 Druk op de [EXIT]-knop om de mixingmode te verlaten en naar de CHAIN-display terug te gaan.
Zie, voor details over elke parameter, de Referentiesectie
(blz. 98). In het volgende gedeelte laten we u zien hoe u een
begin kunt maken met de Mixing Edit.

80

De songs afspelen

7 Gebruik de [▲]- en [▼]-knoppen en schakel over
naar de Mono-/Poly-instelling. Stel de parameter in
op “Poly” (polyfoon).

OPM. U dient, voordat u naar de mixing editmode gaat, een
n
mixtemplate te selecteren voor bewerking (blz. 79).

Basissectie

1 Druk, na op de [SEQ PLAY]-knop gedrukt te hebben, op [F6] (MIX) om naar de mixingmode te gaan,
en ga vervolgens naar de editmode (blz. 29).

Hier zullen we part 1 voor de piano selecteren, part 2
voor bas en part 10 voor drums. Laten we eerst part 1
selecteren.

3 Druk op [F1] → [SF1] om naar het VOICE-scherm
over te schakelen en geef vervolgens de voice op die
voor de pianopart gebruikt moet worden.

OPM. De modeparameter kan voor parts, die alleen passan
ges bevatten met melodieën waarbij niet meer dan
één noot tegelijk gespeeld wordt, op “mono” (monofoon) worden ingesteld.

8 Druk op de [F1] → [SF3]-knop om de NoteLimit
(toetsbereik) en VelLimit (aanslagbereik) instellingen op te roepen, en controleer of de part van
elke voice correct is ingesteld — met andere woorden, zorg ervoor dat de toets- of de aanslaginstellingen niet beletten dat de voice normaal wordt
bespeeld. Over het algemeen, behalve in speciale
gevallen, moet u het vermijden om limieten in te
stellen voor toets- en aanslagbereiken, waardoor u
er zeker van bent dat toetsen correct klinken en niet
worden afgesneden.

5 Druk op [F2] → [SF1] om naar het VOLUME scherm over te schakelen en stel vervolgens, indien
nodig, voor elke part het volume in, alsook de panpositie, chorus- en reverbzendniveaus. Zie voor
details Ref.nr. 43 - 48.

Appendix

4 Wijs op identieke wijze part 2 toe aan de basvoice
en part 10 aan de drumvoice.

OPM. Er zijn nog vele andere partspecifieke parameters in de
n
mixing editmode. Zie, voor details, de Referentiesectie.

9 U dient, voordat u de editmode verlaat, de instellingen voor de mixtemplate op te slaan. Zie, voor
details over het opslaan van mixtemplates, blz. 79.

6 Druk op [F1] → [SF2] en schakel over naar het
MODE-scherm. Stel de relevante parameters in op
de juiste waarden: 1, 2 en 10.

Referentie

2 Druk, als de common editdisplay getoond wordt, op
de juiste NUMMER-knop [1] - [16] om naar de part
editdisplay over te schakelen.

Snelgids

OPM. U kunt, indien nodig, de mixinstellingen initialiseren
n
(blz. 70).

Als u nu deze mixtemplate in de sequence playmode selecteert, dan kunt u de songfile op de computer (sequencer)
afspelen, en de piano-, bas- en drumparts zullen worden
afgespeeld overeenkomstig elke MIDI-kanaaltrack.

De songs afspelen

81

Basissectie

Memory Cards gebruiken

Snelgids

U kunt, in de cardmode een Memory Card gebruiken (commercieel beschikbare SmartMedia™ cards) voor het opslaan
en laden van data vanaf/naar het instrument, alsook het uitvoeren van andere handelingen met betrekking tot data-uitwisseling. Met de meegeleverde File Utility-software kunt u
met een computer de data op een Memory Card beheren. U
kunt het ook gebruiken om data tussen de computer en de
Memory Card uit te wisselen.
Verwijder/plaats nooit de Memory Card als u in de cardmode bent.
OPM. Gebruik de sequence playmode om de songfile te selecteren
n
die u wilt afspelen. Wijs, in de cardmode, de map aan die de
songfiles bevat die u wilt afspelen (blz. 83).

■ Memory Cards formatteren
Voordat een Memory Card met uw instrument gebruikt
kan worden moet deze eerst worden geformatteerd. Als
deze eenmaal is geformatteerd zullen alle data erop gewist zijn. Zorg ervoor dat u van te voren controleert of er
geen, voor u belangrijke data op staan.
OPM. De Memory Cards die met dit instrument zijn geforn
matteerd, kunnen onbruikbaar worden voor gebruik
met andere instrumenten.

■ Over de Memory Cards
Behandel Memory Cards met zorg!

Referentie

Er zijn zeven types Memory Cards: 2MB/4MB/8MB/
16MB/32MB/64MB/128MB.

Het kan voorkomen dat statische elektriciteit invloed heeft op
Memory Cards. Om de kans op statische elektriciteit zo klein mogelijk te maken, kunt u, voordat u een Memory Card aanraakt, metalen delen, zoals een deurkruk of een aluminium raamkozijn, aanraken.
Zorg ervoor dat u de Memory Card uit het slot neemt als deze voor
langere tijd niet wordt gebruikt.
Stel de Memory Card niet bloot aan direct zonlicht, extreme hoge
of lage temperaturen, overmatige vochtigheid, stof of vloeistoffen.
Plaats geen zware voorwerpen op een Memory Card en buig deze
niet en oefen er op geen enkel manier druk op uit.
Raak het metalen gedeelte (goud) van de Memory Card niet aan en
raak met geen enkel metalen vlak het metalen gedeelte aan.
Stel de Memory Card niet bloot aan magnetische velden, zoals die
worden geproduceerd door televisies, luidsprekers, motoren, enz.,
aangezien magnetische velden de data op de Memory Card geheel
of gedeeltelijk kunnen wissen, waardoor deze onleesbaar wordt.
Plak niets anders dan de bijgeleverde labels op een Memory Card.
Let er ook op dat de labels op de juiste plaats worden geplakt.

■ Plaatsen/verwijderen van Memory Cards

Om uw data te beveiligen (schrijfbeveiliging):

Omgaan met de Memory Card
(SmartMedia™*)
Zorg ervoor dat u zorgvuldig met de Memory Cards omgaat. Volg de onderstaande belangrijke voorzorgsmaatregelen.
* SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corporation.

■ Compatibel Memory Cardtype
Appendix

3.3V (3V) Memory Cards kunnen gebruikt worden.
Memory Cards van het type 5V zijn niet compatibel
met dit instrument.

■ Geheugencapaciteit

Om een Memory Card te plaatsen:
Houd de Memory Card zo vast dat het connectorgedeelte
(goud) van de Memory Card naar beneden en naar voren gericht is, in de richting van het slot van de Memory
Card. Plaats de Memory Card zorgvuldig in het slot,
langzaam verder duwend tot deze op zijn plaats zit.
• Plaats de Memory Card niet verkeerd om.
• Plaats nooit iets anders dan een Memory Card in het slot.

Om een Memory Card te verwijderen:
Zorg ervoor dat, voordat u de Memory Card uitneemt, u zeker weet dat de Memory Card niet in gebruik is, of dat deze
niet door het instrument wordt uitgelezen of beschreven.
Trek vervolgens de Memory Card er langzaam met de hand
uit. Als de Memory Card wordt uitgelezen of beschreven*
verschijnt er een boodschap (keep PwrOn) op de display
van het instrument om aan te geven dat deze in gebruik is.
* Dit houdt ook opslaan, laden, formatteren en wissen in.
Wees er ook op bedacht dat het instrument, als deze aan
staat, automatisch de Memory Card zal benaderen om
het mediatype te controleren als deze ingevoerd wordt.
Probeer nooit de Memory Card uit te nemen of het
instrument uit te schakelen tijdens het uitlezen of
beschrijven. Door dit te doen zouden de data in het
instrument of op de Memory Card beschadigd kunnen raken en mogelijk de Memory Card ook.

82

Memory Cards gebruiken

Plak, om onbedoeld wissen van belangrijke data te voorkomen, de
schrijfbeveiligingsafsluiting (meegeleverd in de Memory Card verpakking) op de daarvoor bestemde plaats (in een cirkel) van de
Memory Card. Andersom geldt, dat als u data op de Memory Card
wilt opslaan, u ervoor moet zorgen dat de schrijfbeveiligingsafsluiting van de card verwijderd is. Gebruik een losgehaalde afsluiting
niet nogmaals.

■ Kopieën maken van data
Om uw data optimaal veilig te stellen raadt Yamaha u aan om van
belangrijke data twee kopieën op verschillende Memory Cards te
maken. Hierdoor heeft u nog een kopie als één van de Memory
Cards beschadigd of kwijtgeraakt is.

■ Antidiefstalslot
Dit instrument is uitgerust met een antidiefstalslot voor de Memory
Card. Monteer, indien nodig, dit antidiefstalslot op het instrument.
Het antidiefstalslot monteren:
1 Verwijder het metalen gedeelte met een kruiskopschroevendraaier.
2 Draai het metalen gedeelte om en monteer deze
wederom.

Nieuwe mappen creëren

1 Druk op de [CARD]-knop om naar de cardmode te
gaan. (De indicator gaat aan.)

Via de Savedisplay (opgeroepen met de [F2]-knop) en de
Renamedisplay (opgeroepen met de [F4]-knop), kunt u
nieuwe mappen creëren. Met deze functie kunt u gemakkelijk en op handige wijze de talrijke, belangrijke datafiles
die u op de S90 gecreëerd hebt op de juiste plaats houden.

Snelgids

3 Druk op een andere modeknop om de cardmode te
verlaten.

Files/mappen selecteren

Verplaats de cursor naar de gewenste file of map met de
[INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen of de datadial.

Druk, om terug te keren
naar het volgende hogere
niveau, op de [EXIT]knop.

Selecteer, om naar het volgende lagere niveau te gaan,
de gewenste map en druk op
de [ENTER]-knop.

Verplaats de cursor naar de gewenste file of map met de
[INC/YES]- en [DEC/NO]- knoppen of de datadial.

OPM. Zorg ervoor dat de gewenste songfile (de file die aan de
n
keten-stap moet worden toegewezen in de sequence playmode) zich in de juiste map (de huidige), die in de cardmode
is geselecteerd, bevindt. Zorg ervoor, aangezien de naam van
de songfile niet in de display van de S90 wordt aangegeven,
dat u de map, waar de file zich in bevindt, een duidelijke en
begrijpelijke naam geeft. U kunt de mappen en de files
doorlopen en controleren met de File Utilitysoftware. (Zie
de aparte Installation Guide voor verdere details.)

Filetypes die de S90 herkent
Filetypes die vanaf de S90 op een Memory
Card kunnen worden opgeslagen
Display

Extensie

Uitleg

All

.W4A

Alle data in het interne usergeheugen van deS90 worden behandeld als één enkele file en kunnen bewaard worden op een
Memory Card.

All Voice

.W4V

Alle uservoicedata in het interne usergeheugen van de S90
worden behandeld als één enkele file en kunnen bewaard worden
op een Memory Card.

Plugin All
Bulk1,2,3

.W2B

Alle data in een plug-inboard worden behandeld als één enkele file
en kunnen bewaard worden op een Memory Card.

Chain
(Sequence
chain)

.W4C

Ketendata worden behandeld als één enkele file en kunnen als
zodanig worden opgeslagen. Deze data worden gebruikt om
meerdere songs achter elkaar af te spelen.

Voice Editor
(Voicedata voor
Voice Editor)

.W4E

Alle uservoicedata kunnen worden behandeld als één enkele file
en kunnen worden opgeslagen op een Memory Card. De opgeslagen file kan in de Voice Editorsoftware (meegeleverd op de
CD-ROM) op uw computer worden geladen.

Filetypes die vanaf een Memory Card in de
S90 kunnen worden geladen
Display

Extensie

Uitleg

All

.W4A

Een file die is bewaard op een Memory Card als “All” kan
geladen en teruggezet worden in het geheugen van de S90.

All Voice

.W4V

Een file die is bewaard op een Memory Card als “All Voice” kan
geladen en teruggezet worden in het geheugen van de S90.

Voice

.W4A/.W4V

Een bepaalde voice in een file die is bewaard op een Memory
Card als “All” of “All Voice” kan afzonderlijk geselecteerd en geladen worden in het geheugen van de S90.

Performance

.W4A

Een bepaalde performance in een file die is bewaard op een
Memory Card als “ALL” kan afzonderlijk geselecteerd en geladen worden in het geheugen van de S90.

Plugin All
Bulk1,2,3

.W2B

Een file die is bewaard op een Memory Card als “Plugin All Bulk
1, 2, 3” kan geladen en teruggezet worden in het geheugen van
de plug-inboard in de S90.

Usr ARP

.W2G

Een file die is bewaard op een Memory Card van de MOTIF als
“Usr ARP” kan geladen en teruggezet worden in het geheugen
van de S90.

Chain
(Sequence
chain)

.W4C

Een file die is bewaard op een Memory Card als “Chain” kan
geladen worden in het geheugen van de S90.

Voice Editor

.W4E

De voicedata die bewerkt zijn op uw computer met de meegeleverde Voice Editorsoftware kunnen geladen worden in het geheugen van de S90.

Memory Cards gebruiken

83

Referentie

De onderstaande illustraties en instructies tonen hoe u
files en mappen kunt selecteren op de Memory Card
binnen de cardmode.

U kunt de nieuwe map creëren door op de [F6]knop te drukken en een naam in te geven.

Appendix

2 Selecteer het gewenste menu door op de [F1] - [F6]
knoppen te drukken en de handeling uit te voeren
(opslaan, laden, enzovoorts).

Basissectie

Algemene procedure

Basissectie

■ Files die geladen kunnen worden vanaf de
Memory Card naar de S90 bij het aanzetten
van het instrument (zgn. “AutoLoad”-functie)
Van de filetypes die beschreven worden op blz. 83, kunnen “All”, “Plugin All Bulk 1”, “Plugin All Bulk 2” en
“Plugin All Bulk 3” automatisch geladen worden vanaf de
Memory Card naar het usergeheugen van de S90, als het
instrument wordt aangezet.

Snelgids

Data worden automatisch geladen, en alle bestaande data in het
geheugen zullen overschreven worden, daarom dient u vooraf
belangrijke data op een Memory Card op te slaan.

1 Geef de files die u automatisch wilt laden als het
instrument wordt aangezet, de volgende namen en
bewaar ze samen in één enkele map.

Referentie

Filetype

Filenaam

All

AUTOLOAD.W4A

Plugin All Bulk 1
(voor slot 1)

AUTOLD1.W2B

Plugin All Bulk 2
(voor slot 2)

AUTOLD2.W2B

Plugin All Bulk 3
(voor slot 3)

AUTOLD3.W2B

OPM. Als u klaar bent met het geven van namen aan files,
n
dan moet u de corresponderende map zichtbaar
houden in de display en naar stap 2 gaan.

Appendix

2 Druk op de [UTILITY]-knop om naar de utilitymode te gaan.

8 Zet het instrument aan. De S90 zoekt naar de opgegeven map met de automatisch te laden files (de files
die u van een naam voorzien hebt en opgeslagen
hebt in stap 1) en laadt deze automatisch in het
usergeheugen.
OPM. Files in de map, geselecteerd in stap 4, die niet voorn
zien zijn van de juiste “AutoLoad”-namen, worden
genegeerd.

■ Filenamen
Files krijgen namen volgens de MS-DOS naamgevingsconventie. Als de filenaam een spatie bevat of andere karakters die
niet herkend worden door MS-DOS, dan worden deze karakters automatisch vervangen door “_” (underscore) karakters
bij het opslaan.
Zie, voor specifieke instructies over het geven van namen
aan files, blz. 34.

[F1] Memory Cards formatteren (FORMAT)
De uitleg hier heeft betrekking op stap 2 van de
algemene procedure op blz. 83.
Voordat u een nieuwe Memory Card in de S90 kunt gebruiken, moet u deze eerst formatteren. Met deze handeling kunt u de Memory Card formatteren en deze voorzien van een volumelabel.

3 Druk op de [F1]-knop, en druk vervolgens op de
[SF4]-knop om de “auto load file”-display te zien.
4 Zet de “Auto Load” parameter aan, en druk op de
[SF5]-knop.
Zet deze aan.

Tijdens het formatteren mag u de Memory Card niet
uitwerpen of het instrument uitzetten.

Druk op de [SF5]-knop om de map die in stap nr.1 is geselecteerd in te kunnen
stellen (de map die de gewenste, automatisch te laden, files bevat).

5 Verlaat de utilitymode zodat de nieuwe parameterinstellingen geactiveerd kunnen worden.
Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven
worden naar Flash ROM (als er een “Executing...” of
“Please keep power on” boodschap getoond wordt). Als
het instrument in deze status wordt uitgezet, dan verliest u
alle userdata en kan het systeem vastlopen (vanwege corrupte data in de Flash ROM).

6 Zet het instrument uit.
7 Zorg ervoor, voordat u het instrument de volgende keer
aanzet, dat de juiste data beschikbaar zijn voor de S90.
Met andere woorden, zorg ervoor dat de in stap 1 opgegeven Memory Card juist is geïnstalleerd.
84

Memory Cards gebruiken

Als er reeds data op de Memory Card zijn opgeslagen, dan
moet u voorzichtig zijn met het formatteren hiervan. Als u
de Memory Card formatteert, dan zullen alle voorgaande
opgenomen data gewist worden.

1 Geef het volumelabel een naam. Zie, voor details
over het geven van namen blz. 34 in de Basissectie.
2 Druk op de [ENTER]-knop. (De display vraagt om
een bevestiging).
n Druk op de [DEC/NO]-knop om het formatteren te
OPM. annuleren.

3 Druk op de [INC/YES]-knop om het formatteren uit
te voeren. Een “Completed” boodschap verschijnt
als het formatteren klaar is, en het originele scherm
wordt weer getoond.

[F3] De S90 data vanaf een
Memory Card laden (Load)

Met deze handeling kunt u files bewaren op een Memory
Card. De uitleg hier heeft betrekking op stap 2 van de algemene procedure op blz. 83.

Met deze handeling kunt u files laden van een Memory
Card naar de S90.
De uitleg hier heeft betrekking op stap 2 van de algemene procedure op blz. 83.

Als het filetype is ingesteld op "All", "All Voice",
"Plugin All Bank 1~3", "Usr ARP", "Chain" of "Voice
Editor", dan moet u naar stap 3 gaan. Ga in het geval
van andere filetypes naar stap 2.
Als u een nieuw file wilt creëren, dan moet u de cursor
verplaatsen naar deze positie en de gewenste naam ingeven.
Zie, voor details over het geven van namen, blz. 34 in de
basissectie.
Als u een nieuwe map wilt creëren, dan moet u op
de [SF6]-knop drukken en de nieuwe map een naam
geven. Zie, voor details over het geven van namen,
blz. 34 in de basissectie.

OPM. Als “All” is geselecteerd als een filetype dat geladen
n
moet worden, dan wordt “ without System” in de
display getoond. Als dit vierkantje gemarkeerd is en
het laden uitgevoerd is, dan worden alle data, met
uitzondering van de systeeminstellingen, in de
utilitymode geladen.

Snelgids

1 Selecteer een filetype (blz. 83) en een file die geladen
moet worden.

Referentie

1 Selecteer het filetype in de savedisplay (blz. 83).

Basissectie

[F2] De S90 data opslaan op
een Memory Card (SAVE)

Tijdens het opslaan mag u de Memory Card niet uitwerpen of het instrument uitzetten.

3 Druk op de [SAVE]-knop om het opslaan uit te
voeren.
Als u een bestaande file gaat overschrijven, dan vraagt
de display om een bevestiging. Druk op de [INC/YES]knop om het opslaan uit te voeren, of druk op de
[DEC/NO]-knop om het opslaan te annuleren.

2 Geef de data op die geladen moeten worden en de
bestemmingslocatie in het usergeheugen van de S90.
Als het filetype (data) bijvoorbeeld is ingesteld op
voice, dan moet u de onderstaande instructies volgen.
Dit is een “virtuele” map, die getoond wordt in de
display, om de file(s) te bevatten die u zult gaan laden.

Een “Completed” boodschap verschijnt als de data opgeslagen zijn, en het originele scherm wordt weer getoond.

[ENTER]-knop

Geef de bestemmingslocatie op in het
usergeheugen van de S90.

Selecteer een voicenummer
dat geladen moet worden.

Als het filetype (data) is ingesteld op performance, dan
verschijnt er een “virtuele” file — net als eerder bij de
voice. Selecteer deze virtuele file en druk op de [ENTER]knop om het overzicht van de performances op te roepen.
Selecteer vervolgens de gewenste performance en geef de
bestemmingslocatie van het usergeheugen op.

Memory Cards gebruiken

85

Appendix

2 Als u de bestaande file wilt overschrijven, dan moet
u de cursor verplaatsen naar de gewenste file waarin de data zijn opgeslagen met de cursorknoppen of
de datadial.

Basissectie

3 Druk op de [ENTER]-knop om het laden uit te voeren. Een “Completed”-boodschap verschijnt als de
data geladen zijn en het originele scherm wordt
weer getoond.
Tijdens het laden mag u nooit de Memory Card uitwerpen of het instrument uitzetten.

[F5] De files wissen (DELETE)
In deze display kunt u files wissen op de geselecteerde
Memory Card. Selecteer de gewenste file, zoals hieronder
wordt aangegeven, en druk vervolgens op de [ENTER]knop.
Selecteer het gewenste filetype.

Snelgids

Het laden van data naar de S90 wist automatisch en
vervangt alle bestaande data in het usergeheugen. Zorg
ervoor dat u alle belangrijke data naar een Memory
Card opslaat VOORDAT u data naar de S90 laadt.
OPM. De S90 bevat een handige “Auto-load”-functie die
n
automatisch, de door de gebruiker opgegeven, files
laadt als het instrument wordt aangezet. Zie voor
details blz. 84.

[F4] Files hernoemen (RENAME)
Referentie

In deze display kunt u de namen van files in de geselecteerde Memory Card hernoemen, door maximaal acht
lettertekens en numerieke karakters te gebruiken.
Selecteer het gewenste filetype.

Appendix

Selecteer de file die u
wilt hernoemen.
Hernoem de geselecteerde file
hier. Zie de Basissectie op blz.
34.
Als u een nieuwe map wilt creëren waar de data
zich in bevinden, dan moet u op de [SF6]-knop
drukken en de nieuwe map een naam geven. Zie
voor details over het geven van namen de
basissectie op blz. 34.
OPM. Files krijgen namen volgens de MS-DOS naamgevingsconn
ventie (blz. 84).

86

Memory Cards gebruiken

Selecteer de file die gewist moet worden.

Er kunnen verschillende gevoeligheidstypes voor het toetsenbord geselecteerd worden, zodat er verschillende speelstijlen
en voorkeuren mogelijk zijn.

Basissectie

Aanslaggevoeligheid
1Druk op de [UTILITY]-knop om naar de utilitymode te gaan.
2 Druk op de [F1] → [SF2]-knoppen om het KBD-scherm te selecteren.

Snelgids

3 Gebruik de [▲ ▼ EF]-knoppen om de Vel Curve te selecteren en druk vervolgens op de [INC/YES]- en
[DEC/NO]-knoppen om de gewenste instelling te selecteren (zie hieronder).
4 Druk op de [EXIT]-knop om de utility mode te verlaten.

De aanslaggevoeligheid staat in
verhouding tot de kracht waarmee
er wordt aangeslagen (hoe hard u
het toetsenbord bespeelt).

Volume

Toetsenbordspeelsterkte

soft
Deze curve biedt meer respons, in
het bijzonder bij zacht aanslaan.
Met andere woorden, zachter aanslaan resulteert in een hogere respons dan de “norm”-curve.
Gebruik deze curve als u meer controle wilt hebben bij zacht aanslaan.

hard
Deze curve vermindert de algehele
respons in vergelijking met de
“norm” curve. Gebruik deze curve
als u graag hard aanslaat en u het
effect niet al te gevoelig wilt
instellen.

wide
Deze instelling biedt tegenovergestelde responscurven voor zachtere
en hardere aanslagen. Het vergroot
het dynamische bereik van het
toetsenbord, biedt een zachtere
respons bij zacht aanslaan, en een
hardere respons bij hard aanslaan.

fixed
Volume

Toetsenbordspeelsterkte

Deze instelling produceert dezelfde
hoeveelheid geluidswijziging
(ingesteld op “Fixed Velocity”),
ongeacht hoe hard u aanslaat. U
kunt hiermee bijvoorbeeld het
toetsenbord van conventionele
orgels imiteren, en er voor zorgen
dat het geluid absoluut niet wijzigt,
hoe hard of zacht u ook aanslaat.

Volume

Toetsenbordspeelsterkte

Appendix

norm (normaal)

Referentie

Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven worden naar Flash ROM (als er een “Executing...” of “Please keep
power on” boodschap getoond wordt). Als het apparaat in deze status wordt uitgezet, dan verliest u alle userdata en kan het
systeem vastlopen (vanwege corrupte data in de Flash ROM).

Volume

Toetsenbordspeelsterkte

Volume

OPM. U kunt ook aanslaggevoeligheidstypes instellen voor
n
de breathcontroller (UTILITY [F1] → [SF1]
BCCurve).
Toetsenbordspeelsterkte

Aanslaggevoeligheid

87

Basisectie

Functiehiërarchie
Met behulp van de referentienummers kunt u gemakkelijk en snel verwijzingen vinden van de corresponderende parameters in
de parametertabel (blz. 92) en het referentiegedeelte (blz. 98). Zie voor meer details over de informatiedisplay blz. 33; zie voor
meer details over de category searchfunctie blz. 38. Zie voor jobhandelingen blz. 70; zie voor storehandelingen blz. 73; zie voor
cardhandelingen blz. 82.
Functie
Sub-functie

Parameternaam
(display)

Ref.nr.

Functie
Sub-functie

blz.

Parameternaam
(display)

Ref.nr.

blz.

ElementSw

117

103

■ Voice playmode

Source

118

→Voiceselectie (blz. 36)
[VOICE]→
Instellingen...MIDI datatabel 8-1 en 8-2 in de aparte Data List

Dest

[SF2]

Snelgids

[F1] (PLAY)

[SF3]
–

SET3/4

SET5/6

36

[F2] (BANK)
Bank

36

99

[F4] (PORTA)

Ref.nr.

blz.

70

101

103

CenterKey

71

101

119

103

EGTimeSens

72

101

Depth

120

103

CenterKey

73

101

ElementSw

117

103

[F3] (FILTER)
[SF1]

Source

118

103

Type

90

101

Dest

119

103

Gain

91

102

Depth

120

103

Cutoff

92

102

Resonance

93

102
102

Referentie

3

98

Wave

159

105

Width

94

7

98

Speed

160

105

Distance

95

102

PortaTime

8

98

TempoSync

161

105

HPFCutoff

96

102

PortaMode

10

98

TempoSpeed

162

105

KeyOnReset

163

105

[SF1]

WAVE

–

40
[SF2]

DELAY

Phase

164

105

Segment

99

102

165

105

EGLevel

100

102
100

166

105

Curve

65

Type

75

101

Hold

167

105

Cutoff

101

102

Tempo

76

101

FadeOut

168

105

Resonance

102

102

VelocityLimit

82

101

ElementSw

169

105

103/104

102

Switch

77

101

Dest

170

105

Hold

78

101

Depth

171

105

ElementSw

169

105

CenterKey

107

102

Dest

170

105

EGTimeSens

108

102

[SF3]

DEST1

DEST2

Depth

171

105

169

105

Instellingen...MIDI datatabel 8-1 in de aparte Data List

Dest

170

105

[F1] (GENERAL)

Depth

171

105

EL: (INS EF) OUT 1-4

190

106

Appendix

[SF5]

OTHER

[SF5]

DEST3

[SF2]
[SF3]

LIMIT
PLAY FX

88

SET1/2

[SF5]

KEY FLW

SCALE

TIME/LEVEL
Depth

105

102

CutoffSens

106

102

CenterKey

109

102

BREAKPOINT

110

102

OFFSET

111

102

Level

135

103

Pan

44

100

[F4] (AMP)
[SF1]

LVL/PAN

1

98

[F6] (EFFECT)

1

98

[SF1]

Name

2

98

InsEF Connect

191

106

AlternatePan

136

104

Mono/Poly

3

98

Ins1 Ctgry

192

106

RandomPan

137

104

KeyAsgnMode

4

98

Ins1 Type

192

106

ScalingPan

138

104

M.TuningNo.

5

98

Ins2 Ctgry

193

106

EGTime

139

104

MEQ OFFSET (LOW/
LOWMID/HIGHMID/
HIGH)

6

98

Ins2 Type

193

106

Segment

140

104

Reverb Type

194

106

EGLevel

141

104

Chorus Type

194

106

Curve

142

104

Switch

7

98

Reverb Send

195

106

[SF3]

AEG

TIME/LEVEL

143/144

104

Time

8

98

[SF4]

KEY FLW

104

CONNECT

[SF2]

VEL SENS

Chorus Send

195

106

LevelSens

145

Mode

10

98

Reverb Return

196

106

CenterKey

146

104

TimeMode

11

98

Chorus Return

196

106

EGTimeSens

147

104

CSAssign

12

98

Reverb Pan

197

106

Chorus Pan

197

106

CenterKey

148

104

BREAKPOINT

149

104

OFFSET

150

104

107

Wave

159

105

107

Speed

160

105

KeyOnReset

163

105

Element...instellingen van de vier individuele elementen

KeyOnDelay

165

105

→Normale voiceselectie (blz. 36)→
→[EDIT]→
→[1]-[4]
[VOICE]→

PMod

172

105

ChoCtrl

13

98

PB Upper

14

98

PB Lower

14

98

[SF2]

INS1

AssignA

15

98

[SF3]

INS2

(Effect Parameters)

205

AssignB

15

98

[SF4]

REVERB

(Effect Parameters)

205

Assign1

15

98

[SF5]

CHORUS

(Effect Parameters)

205

107

Assign2

15

98

Chorus to Reverb

198

106

(Effect Parameters)

205

107

[SF5]

SCALE

[F5] (LFO)

Volume

43

100

Instellingen...MIDI datatabel 8-2 in de aparte Data List

FMod

173

105

Pan

44

100

[F1] (OSC)

AMod

174

105

RevSend

46

100

[SF1]

ChoSend

47

100

WAVE

ElementSw

28

99

WaveNo.

29

99

Type

210

107

WaveCtgry

29

99

211

107

30

99

L.Freq/Gain
(Type=EQ L/H)
H.Freq/Gain
(Type=EQ L/H)

212

107

Freq (Type=P.EQ)

213

107

Gain (Type=P.EQ)

214

107

Q (Type=P.EQ)

215

107

[F6] (EQ)

Bank

74

101

Type

75

101

Tempo

76

101

Switch

77

Hold

78

KeyMode

79

101

[F2] (PITCH)

VelMode

80

101

[SF1]

NoteLimit

81

101

Fine

60

100

VelocityLimit

82

101

Random

61

100

UnitMultiply

83

101

EGTime

62

100

→Drumvoiceselectie (blz. 36)→
→[EDIT]→
→[COMMON]
[VOICE]→

VelocityRate

84

101

Segment

63

100

Instellingen...MIDI datatabel 9-1 in de aparte Data List

GateTimeRate

85

101

EGLevel

64

100

[F1] (GENERAL)

Curve

65

100

[SF1]

MainCtgry

1

98

Pitch

66

100

SubCtgry

1

98

67/68

100

Name

2

98

69

100

MEQ OFFSET (LOW/
LOWMID/HIGHMID/
HIGH)

6

98

[SF2]

OUTPUT

KeyOnDelay
InsEffectOut

31

99

[SF3]

LIMIT

NoteLimit

32

99

101

VelocityLimit

33

99

101

VelCrossFade

34

99

Coarse

59

100

[SF2]

TUNE

VEL SENS

[F4] (CTL SET)
[SF1]

[SF4]

FEG

SubCtgry

[F3] (ARP)
TYPE

[SF3]

MainCtgry

[F2] (OUTPUT)

[SF1]

102
102

Delay

ElementSw

PORTA

97
98

FadeIn

→Normale voiceselectie (blz. 36)→
→[EDIT]→
→[COMMON]
[VOICE]→

[SF4]

HPFKeyFlw
EGTime

101

Common...instellingen die op alle vier elementen van toepassing zijn

MEQ OFS

VEL SENS

74

[SF4]

[SF3]

[SF2]

Bank

■ Voice editmode (normaal)

PLY MODE

TYPE

PortaSw

AEG/FEG

[SF2]

KEY FLW

MONO/POLY

[F6] (ARP)

NAME

Parameternaam
(display)
PitchSens

[SF4]

[F5] (LFO)

[F5] (EG)

[SF1]

Functie
Sub-functie

ElementSw

117

103

Source

118

103

Dest

119

103

Depth

120

103

Functiehiërarchie

[SF3]

PEG

TIME/LEVEL
Depth

■ Voice editmode (DRUM)
Common...instellingen die op alle drumtoetsen van toepassing zijn

[SF3]

NAME

MEQ OFS

CSAssign

12

98

[F4] (AMP)

ChoCtrl

13

98

[SF1]

PB Upper

14

PB Lower

LVL/PAN

[SF3]

LIMIT
PLAY FX

[SF2]

[SF3]

SET1/2

SET3/4

SET5/6

CONNECT

106

Pan

44

100

Chorus Send

195

106

14

98

AlternatePan

136

104

Reverb Return

196

106

AssignA

15

98

RandomPan

137

104

Chorus Return

196

106

AssignB

15

98

[SF2]

VEL SENS

Level

151

104

Reverb Pan

197

106

Assign1

15

98

[SF3]

AEG

AttackTime

143

104

Chorus Pan

197

106

Assign2

15

98

DecayTime

143

104

Chorus to Reverb

198

106
107

Volume

43

100

Pan

44

100

RevSend

46

100

Type

210

ChoSend

47

100

211

InsRevSend

49

100

L.Freq/Gain
(Type=EQ L/H)

InsChoSend

50

100

H.Freq/Gain
(Type=EQ L/H)

212

107

Bank

74

101

Freq (Type=P.EQ)

213

107

Type

75

101

Gain (Type=P.EQ)

214

107

Tempo

76

101

Q (Type=P.EQ)

215

107

Switch

77

101

Hold

78

101

79

101

VelMode

80

101

NoteLimit

81

101

VelocityLimit

82

101

UnitMultiply

83

101

VelocityRate

84

101

GateTimeRate

85

101

Source

118

103

Dest

119

103

107

107

[SF5]

CHORUS

(Effect Parameters)

205

107

107

Element

Bank

36

99

Number

29

99

VelocityDepth

39

99

VelocityOffset

40

99

NoteShift

41

99

67/68

100

HPFCutoff

96

102

(Native Parameters)

152

104
105

→[EDIT]→
→[1]
→Plug-invoiceselectie (blz. 36)→
[VOICE]→
Instellingen...MIDI datatabel 10 in de aparte Data List

[F1] (OSC)
[SF1]
[SF5]

WAVE
OTHER

■ Voice editmode (plug-in)
Common

[F2] (PITCH)

→Plug-invoiceselectie (blz. 36)→
→[EDIT]→
→[COMMON]
[VOICE]→

(PEG)

Instellingen...MIDI datatabel 10 in de aparte Data List

[SF1]

NAME

PLY MODE

TIME/LEVEL

[F3] (FILTER)

[F1] (GENERAL)
MainCtgry

1

98

SubCtgry

1

98

Name

2

98

Mono/Poly

3

98

Speed

160

KeyAsgnMode

4

98

Delay

165

105

PMod

172

105

[F4] (NATIVE)
[F5] (LFO)

[SF3]

MEQ OFS

MEQ OFFSET (LOW/
LOWMID/HIGHMID/
HIGH)

6

98

[SF4]

PORTA

Switch

7

98

L.Freq/Gain

211

107

Time

8

98

H.Freq/Gain

212

107

CSAssign

12

98

[F6] (EQ)

103

Source

118

103

ChoCtrl

13

98

■ Performance playmode

Dest

119

103

PB Range

14

98

→Performanceselectie (blz. 41)
[PERFORM]→

Depth

120

103

AssignA

15

98

Instellingen...MIDI datatabel 6 en 7 in de aparte Data List

AssignB

15

98

[F1] (PLAY)

[SF5]

OTHER

KEY: (INS EF) OUT

190

106

Assign1

15

98

InsEF Connect

191

106

Assign2

15

98

Ins1 Ctgry

192

106

Ins1 Type

192

106

Volume

43

100

Ins2 Ctgry

193

106

Pan

44

–

41

Volume

–

44

Pan

–

44

100

RevSend

–

44
44

[F2] (AD)

[F2] (OUTPUT)

Ins2 Type

193

106

RevSend

46

100

ChoSend

–

Reverb Type

194

106

ChoSend

47

100

VarSend

–

44

Chorus Type

194

106

[F3] (ARP)

DryLevel

–

44

Reverb Send

195

106

[SF1]

Bank

74

101

Mono/Stereo

–

44

Chorus Send

195

106

Type

75

101

OutputSel

–

44

Reverb Return

196

106

Tempo

76

101

[F3] (VOICE)

Chorus Return

196

106

Switch

77

101

[SF1]

ADD INT

(Voice Bank)

–

43

Reverb Pan

197

106

Hold

78

101

[SF2]

ADD PLG

(Voice Bank)

–

43

Chorus Pan

197

106

KeyMode

79

101

[SF3]

DELETE

(Delete Voice)

–

43

Chorus to Reverb

198

106

VelMode

80

101

[SF4]

LIMIT L

(Note Limit Low)

–

43

NoteLimit

81

101

[SF5]

LIMIT H

(Note Limit High)

–

43

VelocityLimit

82

101

[F4] (PORTA)

UnitMultiply

83

101

PortaSw

7

98

VelocityRate

84

101

PortaTime

8

98

GateTimeRate

85

101

PartSwitch

9

98

AEG/FEG

–

44
101

(Effect Parameters)

205

107

CHORUS

(Effect Parameters)

205

107

[SF2]
[SF3]

TYPE

LIMIT
PLAY FX

Key...instellingen van individuele drumtoetsen
→Drumvoiceselectie (blz. 36)→
→[EDIT]→
→[1]→
→[INC]/[DEC]
[VOICE]→
(Drumtoets kan worden geselecteerd door drukken op de geschikte toets)
Instellingen...MIDI datatabel 9-2 in de aparte Data List

Type

35

99

ElementSw

28

99

Bank

36

99

Number

29

99

Category

29

99

InsEffectOut

31

99

RevSend

46

100

ChoSend

47

100

OutputSel

117

103

AssignMode

4

98

RcvNoteOff

37

99

AltnateGroup

38

99

Coarse

60

100

Fine

61

100

Pitch

66

100

[SF1]

SET1/2

LPFCutoff

112

102

LPFReso

113

102

HPFCutoff

96

102

LPFCutoff

114

102

[SF2]

[SF3]

[SF4]

MW

AT

AC

[F2] (PITCH)

[F3] (FILTER)

[F5] (EG)

[F4] (CTL SET)

[F1] (OSC)

VEL SENS

205

120

REVERB

[SF2]

(Effect Parameters)

Depth

[SF5]

CUTOFF

REVERB

103

[SF4]

[SF1]

107

[SF4]

119

107

VEL SENS

205

Dest

107

[SF2]

205

(Effect Parameters)

103

205

TUNE

(Effect Parameters)

INS2

103

205

[SF1]

INS1

[SF3]

120

(Effect Parameters)

OTHER

[SF2]

104

118

(Effect Parameters)

[SF5]

104

143

Depth

INS2

OUTPUT

144

Decay2Time

Source

INS1

[SF2]

DecayLevel1
[F6] (EQ)

[SF2]

[SF3]

WAVE

106

98

[SF2]

[SF1]

blz.

194
195

[F6] (EFFECT)
[SF1]

Ref.nr.

Chorus Type
Reverb Send

[F4] (CTL SET)
[SF1]

Parameternaam
(display)

103

KeyMode
[SF2]

Functie
Sub-functie

blz.

135

[F3] (ARP)
TYPE

Ref.nr.

Level

[F2] (OUTPUT)

[SF1]

Parameternaam
(display)

Source

118

103

Dest

119

103

[F6] (ARP)

Depth

120

103

Bank

74

Filter

121

103

Type

75

101

PMod

122

103

Tempo

76

101

FMod

123

103

VelocityLimit

82

101

AMod

124

103

Switch

77

101

Pitch

125

103

Hold

78

101

Filter

121

103

PartSwitch

–

44

PMod

122

103

FMod

123

103

■ Performance editmode

AMod

124

103

Common...instellingen die op alle vier parts van toepassing zijn

Src

126

103

→Performanceselectie (blz. 41)→
→[EDIT]→
→[COMMON]
[PERFORM]→

Filter

121

103

Instellingen...MIDI datatabel 6 in de aparte Data List

PMod

122

103

[F1] (GENERAL)

FMod

123

103

[SF1]

AMod

124

103

NAME

[F6] (EFFECT)
[SF1]

CONNECT

Basissectie

blz.

Snelgids

OTHER

Functie
Sub-functie

Ref.nr.

Referentie

[SF5]

Parameternaam
(display)

InsEF Connect

191

106

Ins1 Ctgry

192

106

Ins1 Type

192

106

Ins2 Ctgry

193

106

Ins2 Type

193

106

Reverb Type

194

106

MainCtgry

1

98

SubCtgry

1

98

Name

2

98

[SF3]

MEQ OFS

MEQ OFFSET (LOW/
LOWMID/HIGHMID/
HIGH)

6

98

[SF4]

PORTA

PortaSw

7

98

PortaTime

8

98

PartSwitch

9

98

Functiehiërarchie

89

Appendix

Functie
Sub-functie

Functie
Sub-functie

Basisectie

[SF5]

OTHER

Parameternaam
(display)

Ref.nr.

blz.

12

98

CSAssign

Functie
Sub-functie

[SF2]

OUT

MEQ

Snelgids

[SF2]

Referentie

[SF3]

TYPE

LIMIT
PLAY FX

OutputSel

115

103

Common...instellingen die op alle parts van toepassing zijn

AssignB

15

98

InsEF

116

103

Assign1

15

98

[F4] (TONE)

→Chain-stepinstellingen (blz. 75)→
→[F6]
[SEQ PLAY]→
→[EDIT]→
→[COMMON]
(MIX)→

Assign2

15

98

[SF1]

[F3] (OUTSEL)

TUNE

Volume

43

100

Pan

44

100

RevSend

46

100

ChoSend

47

100

SHAPE/FREQ/GAIN/
Q (LOW/LOWMID/
HIGH/HIGHMID/
HIGH)

51

100

[SF2]

[SF3]

[SF4]

FILTER

FEG

AEG

NoteShift

41

99

Instellingen...MIDI datatabel 11 in de aparte Data List

Detune

153

104

[F1] (GENERAL)

Cutoff

92

102

[SF1]

MEQ OFS

98

93

102

MEQ OFFSET (LOW/
LOWMID/HIGHMID/
HIGH)

6

Resonance

[SF5]

OTHER

CSAssign

12

98

ChoCtrl

13

98

AssignA

15

98

AssignB

15

98

Assign1

15

98

Assign2

15

98

SHAPE/FREQ/GAIN/
Q (LOW/LOWMID/
HIGH/HIGHMID/
HIGH)

51

100

Bank

75

101

Type

76

101

Switch

77

101

Hold

78

101

KeyMode

79

101

VelMode

80

101

81

101

FEGDepth

154

104

Attack

155

105

Decay

155

105

Sustain

156

105

Release

155

105

Attack

157

105

Bank

74

101

Decay

157

105

Type

75

101

Sustain

158

105

Tempo

76

101

Release

157

105

Switch

77

101

Hold

78

101

CtrlChange

175

105

KeyMode

79

101

PB

175

105

VelMode

80

101

MW

175

105

101

ChAT

175

105

175

105

NoteLimit

81

VelocityLimit

82

101

UnitMultiply

83

101

AS1

175

105

101

AS2

175

105

101

FC1

175

105

175

105

85

OutputSwitch

86

101

FC2

TransmitCh

87

101

Exp

175

105

Sus

175

105

BC

88

101

FS

175

105

AS1

88

101

[SF5]

(1PART/4PART)

175

105

AS2

88

101

[F6]

(PLG1-3/PART1-4)

175

105

FC1

88

101

FC2

88

101

EFF PART→VCE INS

199

106

Appendix

EFF PART→PLG-EF

200

106

PlugEF Type

200

106

Variation Type

201

107

Variation Return

202

107

Variation Pan

203

107

101

OutputSwitch

86

101

TransmitCh

87

101

[SF4]

OUT CH

204

107

Variation to Chorus

204

107

Chorus Type

194

106

106
106

[F5]

(GET FOLDER)

–

75

Variation Type

201

107

[F6]

MIX (Druk op [F6] om
de Mixing mode hieronder te activeren.)

–

77

Variation Return

202

107

Variation Pan

203

107

Variation to Reverb

204

107

Variation to Chorus

204

107

Chorus Type

194

106

Chorus Return

196

106

Chorus Pan

197

106

Chorus to Reverb

198

106

Reverb Type

194

106

Reverb Return

196

106

Reverb Pan

197

106

(Plug-in Effect
Parameters)

200

106

106
106

Reverb Return

196

106

Reverb Pan

197

106

Mixing...instellingen van de toongeneratorparameters van alle parts
in de sequence playmode
→[F6] (MIX)
→Chain-stepinstellingen (blz. 75)→
[SEQ PLAY]→

CONNECT

■ Sequence play mixingmode

REVERB

(Effect Parameters)

205

107

Pan

44

100

[SF5]

CHORUS

(Effect Parameters)

205

107

[F1] (VOL/PAN)

[F2] (AD)

Part...instellingen van alle vier individuele parts
→Performanceselectie (blz. 41)→
→[EDIT]→
→[1]-[4]
[PERFORM]→
Instellingen...MIDI datatabel 7 in de aparte Data List

[F1] (VOICE)

99
98

ArpSwitch

77

101

NoteLimitH

32

99

NoteLimitL

32

99

VelLimitH

33

99

VelLimitH

33

99

Switch

7

98

Time

8

98

Mode

10

98

PB Upper

14

98

PB Lower

14

98

VelSensDpt

39

99

VelSensOfs

40

99

[F2] (OUTPUT)

106

200

194

3

101

PlugEF Type

198

29

88

76

Reverb Type

Number

101

FC2

–

Chorus to Reverb

Mono/Poly

101

88

(MEAS)

106

99

88

FC1

[F4]

197

99

AS2

200

Chorus Pan

36

101

199

106

28

101

88

EFF PART→PLG-EF

196

Bank

88

AS1

EFF PART→VCE INS

Chorus Return

PartSw

BC

[F6] (EFFECT)
[SF1]

[SF4]

90

101

85

76

100

EF SEND

84

GateTimeRate

–

43

[SF2]

VelocityRate

(TEMPO)

Volume

VOL/PAN

101

[F3]

[F2] (OUTPUT)

107

[SF1]

83

19, 75

205

OTHER

101

UnitMultiply

–

(Effect Parameters)

[SF5]

82

PLAY FX

DEMO/PLAY/STOP

[SF5]

VAR

PORTA

VelocityLimit
[SF3]

75

[SF3]

[SF4]

NoteLimit

–

106

LIMIT

LIMIT

Sequence Chain

200

[SF3]

[SF2]

[F1] (CHAIN)

(Plug-in Effect
Parameters)

MODE

TYPE

→Chain-stepinstellingen (blz. 75)/DEMO (←
←→
[SEQ PLAY]→
→[PLAY/STOP]
[EXIT])→

PLG-EF

[SF2]

[SF1]

[F4] (CTL ASN)

■ Sequence playmode

[SF2]

VOICE

[F3] (ARP)

CHAIN

Variation to Reverb

[SF1]

[F2] (MEQ)

[F5] (RCV SW)

BC

84

blz.

■ Sequence play mixing editmode

98

[F6] (EFFECT)
CONNECT

Ref.nr.

98

[F4] (CTL ASN)

[SF1]

Parameternaam
(display)

13

GateTimeRate
OUT CH

Functie
Sub-functie

15

VelocityRate
[SF4]

blz.

AssignA

[F3] (ARP)
[SF1]

Ref.nr.

ChoCtrl

[F2] (OUT/MEQ)
[SF1]

Parameternaam
(display)

[SF2]

PLG-EF

Volume

–

78

Pan

–

78

[SF3]

VAR

(Effect Parameters)

205

107

RevSend

–

78

[SF4]

REVERB

(Effect Parameters)

205

107

ChoSend

–

78

[SF5]

CHORUS

(Effect Parameters)

205

107

VarSend

–

78

Part...instellingen van alle 16 afzonderlijke parts

DryLevel

–

78

Mono/Stereo

–

78

→Chain-stepinstellingen (blz. 75)→
→[F6] (MIX)→
→
[SEQ PLAY]→
→[1]-[16]
[EDIT]→

OutputSel

–

78

*Instellingen...MIDI datatabel 12 in de aparte Data List

VOICE NUM

–

78

BANK MSB/LSB

–

78

[F1] (VOICE)

[F3] (VOICE)

[SF1]
[SF2]

[F4] (EF SEND)

VOICE
MODE

Bank

36

Number

29

99
99

Mono/Poly

3

98
101

REV SEND

46

100

ArpSwitch

77

CHO SEND

47

100

ReceiveCh

42

99

VAR SEND

48

100

NoteLimitH

32

99

DRY LEVEL

52

100

NoteLimitL

32

99

VelLimitH

33

99

VelLimitL

33

99

Switch

7

98

[SF3]

LIMIT

[F5] (TEMPLATE)
Template

–

79

[SF4]

(GET)

–

79

[SF5]

(PUT)

–

79

Time

8

98

[F6]

(PLG1-3/PART1-16/
17-32)

–

79

Mode

10

98

[SF4]

PORTA

Volume

43

100

PB Upper

14

98

Pan

44

100

PB Lower

14

98

VoiceELPan

45

100

VelSensDpt

39

99

RevSend

46

100

VelSensOfs

40

99

ChoSend

47

100

[F2] (OUTPUT)

VarSend

48

100

[SF1]

Volume

43

100

DryLevel

52

100

Pan

44

100

Functiehiërarchie

[SF5]

OTHER

VOL/PAN

blz.

45

100

Vol

89

101

RevSend

46

100

Pan

89

101

ChoSend

47

100

Sus

89

101

VarSend

48

100

FS

89

101

DryLevel

52

100

(1ZONE/4ZONE)

89

101
103

[SF5]
[F4] (PRESET)

OutputSel

115

103

Bank MSB

132

InsEF

116

103

Bank LSB

132

103

PgmChange

133

103

[F4] (TONE)

[SF2]

[SF3]

[SF4]

TUNE
FILTER

FEG

AEG

Basissectie

Ref.nr.

VoiceELPan

[F3] (OUTSEL)

[SF1]

Parameternaam
(display)

blz.

NoteShift

41

99

Volume

43

100

Detune

153

104

Pan

44

100

Cutoff

92

102

Resonance

93

102

CtrlSlider

134

103

FEGDepth

154

104

Attack

155

105

■ Utilitymode [UTILITY]

Decay

155

105

Instellingen... MIDI datatabel 4 in de aparte Data List.

Sustain

156

105

[F1] (GENERAL)

Release

155

105

[SF1]

Volume

43

Attack

157

105

NoteShift

41

99

Decay

157

105

Tune

216

107

Sustain

158

105

Release

157

105

BankSel

175

105

PgmChange

175

105

CtrlChange

175

105

PB

175

105

MW

175

105

ChAT

175

105

BC

175

105

AS1

175

105

AS2

175

105

FC1

175

105

FC2

175

105

[SF5]

Vol

175

105

[F2] (I/O)

Pan

175

105

[SF1]

Sus

175

105

FS

175

105

[F5] (CS)

[SF2]

TG

KBD

[F5] (RCV SW)

[SF3]

[SF4]

[SF2]

EF BYPS

OTHER

INPUT
OUTPUT

Snelgids

EF SEND

Functie
Sub-functie

Ref.nr.

100

BCCurve

16

98

Octave

17

98

Transpose

18

98

VelCurve

19

98

FixedVelociy

20

99

Insertion Internal

21

99

Insertion PLG-EF

21

99

System Reverb

21

99

System Chorus

21

99

System Variation

21

99

AutoLoad

22

99

PowerOnMode

23

99

CtrlReset

24

99

(GET FOLDER)

22

99

A/D Source

53

100

Mic/Line

54

100

L&RGain

55

100

[SF5]

(1PART/4PART)

175

105

AssignLGain

56

100

[F6]

(PLG1-3/PART1-4)

175

105

AssignRGain

56

100

(mLAN)

57

100

[SF3]

MLAN

■ Master playmode

[F3] (VOICE) → [VOICE] → [UTILITY]

→Masterselectie (blz. 49)
[MASTER]→

[SF1]

MEQ

SHAPE/FREQ/GAIN/
Q (LOW/LOWMID/
HIGH/HIGHMID/
HIGH)

51

100

[SF2]

ARP CH

OutputSwitch

86

101

TransmitCh

87

101

AS1

88

101

Instellingen...MIDI datatabel 5 in de aparte Data List

[F1] (PLAY)
–

49

[F2] (MEMORY)
Mode

–

50

(Program Number)

–

50

AS2

88

101

ZoneSwitch

–

50

BC

88

101

FC1

88

101

FC2

88

101

Switch

127

103

Hold

127

103

ASA

128

103

Dest

129

103

ASB

128

103

Dest

129

103

[SF3]

CTL ASN

■ Master editmode
Common...instellingen die op alle 4 zones van toepassing zijn

[F4] (CTL ASN)

→Masterselectie (blz. 49)→
→[EDIT]→
→[COMMON]
[MASTER]→

[SF1]

ARP

Instellingen...MIDI datatabel 5 in de aparte Data List

[F1] (NAME)

[SF2]
Name

2

ASSIGN

98

[F2] (OTHER)
Slider

58

100

Zone...instellingen van alle 4 afzonderlijke zones

[SF3]

FT SW

FS

130

103

→Masterselectie (blz. 49)→
→[F2] (MEMORY)
[MASTER]→

[SF4]

REMOTE

Remote Template

131

103

→[EDIT]→
→[1]-[4]→
→bladeren met [▲ ▼](TX SW)
ZoneSwitch=aan→
Instellingen...MIDI datatabel 5 in de aparte Data List

[F5] (MIDI)
BasicRcvCh

176

105

KBDTransCh

177

105

DeviceNo.

178

105

FileUtilID

179

106

BankSel

180

106

PgmChange

181

106

CtrlChange

182

106

LocalCtrl

183

106

RcvBulk

184

106

MIDI Sync

185

106

ClockOut

186

106

SeqCtrl

187

106

MIDI IN/OUT

188

106

ThruPort

189

106
107

[SF1]

CH

[F1] (TRANS)
TransCh

25

99

TGSwitch

26

99

MIDISwitch

27

99

Octave

17

98

Transpose

18

98

NoteLimitH

32

99

NoteLimitL

32

99

[SF2]

SWITCH

[F2] (NOTE)

[SF3]

SYNC

[F3] (TX SW)
Bank (TG)

89

101

PC (TG)

89

101

Bank (MIDI)

89

101

PC (MIDI)

89

101

PB

89

101

MW

89

101

ChAT

89

101

BC

89

101

Slider

89

101

FC1

89

101

FC2

89

101

[SF4]

OTHER

Referentie

[SF2]

Parameternaam
(display)

Appendix

Functie
Sub-functie

[F6] (PLUG)
[SF1]

STATUS

PolyExpand

206

[SF2]

MIDI

DEV NO.

178

105

PORT NO.

207

107

GM/XG

208

107

[SF3]

NATIVE1

(Native Parameter)

209

107

[SF4]

NATIVE2

(Native Parameter)

209

107

[SF5]

NATIVE3

(Native Parameter)

209

107

Functiehiërarchie

91

Basissectie

Parametertabel
Met deze handige tabel kunt u snel en gemakkelijk alle
gewenste parameters vinden — hun locatie in de verschillende editmodes van de S90 vinden en zien hoe ze
opgeroepen moeten worden.

Snelgids

De instellingsdisplays voor parameters worden met de
functieknoppen ([F1] - [F6]) en de Sub-functieknoppen
([SF1] - [SF5]) geselecteerd. Met deze tabel wordt het
uitzonderlijk eenvoudig om de gewenste parameter op te
roepen in de bedoelde mode. U kunt op deze manier ook
gemakkelijk zien in welke modes vergelijkbare of gerelateerde parameters zich bevinden.

Referentie

Het gebruik van de tabel kan handig zijn als u bijvoorbeeld instellingen van een parameter in de voicemode
wilt dupliceren naar dezelfde parameter in de performancemode, of als u meer gedetailleerde en complexe
instellingen wilt maken in de performancemode met
behoud van de voicemode-instellingen.

Appendix

Er worden ook voor alle parameters bladzijdenreferenties en parameterreferentienummers gegeven, waardoor de corresponderende uitleg gemakkelijk gevonden
kan worden in deze handleiding. Merk, tijdens het gebruik van de S90, gewoon de momenteel geselecteerde
mode op, de editstatus (common, part, enz.), en het
functienummer — en kijk dan in deze tabel.

■ De tabel gebruiken
• De parameters zijn aan de hand van de corresponderende functieknoppen ([F1] - [F6]) in de display georganiseerd — waarbij
elk van deze door de donkere rij wordt gerepresenteerd. U kunt
bijvoorbeeld zien dat de Mono/Poly parameter (de derde parameter in het F1 gedeelte) bij de [F1] knop hoort. Evenzo wordt
pan (de tweede parameter in het F2 gedeelte) opgeroepen, door
eerst op [F2] te drukken.
• De donkere rij van een functieknop laat de tabnaam van die knop
zien binnen de corresponderende mode (aangeven door de kolomtitel). Mono/Poly bevindt zich bijvoorbeeld in de GENERAL tab (voor voice edit - common), en in de VOICE-tab (voor
performance edit en seq. play mixing edit).
• Als u naar de Mono/Poly rij kijkt, dan ziet u vier corresponderende [SF2] waarden. Dit betekent dat Mono/Poly opgeroepen kan worden door op [SF2] te drukken nadat er in de
corresponderende editmode op [F1] gedrukt is.
• Over het algemeen zijn de meeste tabelwaarden vet afgedrukt,
waardoor er wordt aangegeven dat de parameter op de aangegeven locatie gevonden kan worden (met één druk op de knop).
Als een waarde normaal is afgedrukt (niet vet) dan betekent dat
dat de parameter niet beschikbaar is voor de corresponderende
functieknop, maar bij een andere functieknop gevonden kan
worden. De ArpSwitch parameterwaarde bijvoorbeeld, die zich
bijna onderaan het F1-gedeelte bevindt heeft de waarde
“F3→SF1”, waardoor er wordt aangegeven dat (voor de voice
edit - commonmode) het kan worden opgeroepen door op [F3] te
drukken gevolgd door [SF1].

92

Parametertabel

• Als er een vergelijkbaar effect verkregen kan worden, of als
verschillende parameters een gemeenschappelijk aspect hebben,
dan wordt de waarde tussen haakjes gezet. De bladzijdenreferenties en parameterreferentienummers zijn voor standaard (vet
afgedrukte) parameters; als u een waarde tussen haakjes ziet,
dan moet u het gedeelte van de corresponderende functieknoppen in de tabel ook bekijken.
• De waarde “Direct” geeft aan dat er geen subfunctietabs aanwezig zijn in de corresponderende display en dat de parameter
direct vanuit de functiedisplay kan worden ingesteld.

■ Gebruiksvoorbeelden
• Als u wilt zien welke parameters in een bepaalde mode beschikbaar zijn:
Loop de kolom van voice edit - element - normaal af om te
zien welke parameters een waarde hebben. Als er een waarde aanwezig is dan bestaat de parameter in de corresponderende mode.

• Als u een bepaalde parameter in de tabel zoekt:
Zie het parameter-/functieoverzicht op blz. 97. Hier worden
alle parameters in alfabetische volgorde opgesomd, en wordt
er getoond aan welke functieknop een parameter is toegewezen. Ga, als u eenmaal de functieknop kent, naar het gedeelte
van de tabel die met die knop correspondeert.

• Als u wilt zien welke editmodes een bepaalde
parameter bevatten:
Zoek de gewenste parameter en kijk in dwarsrichting welke
kolommen een waarde hebben. LFO Speed bijvoorbeeld (de
tweede parameter in het F5-gedeelte) kan zowel in voice edit
- common (normaal) als in voice edit - element gevonden
worden. U ziet ook vrij gemakkelijk dat de parameter niet
beschikbaar is voor drumvoices.

• Als u een bepaalde instelling van een parameter in een bepaalde mode wilt zien of wijzigen:
Stel dat u de pan-instelling in een performance wilt wijzigen,
maar u wilt alleen een bepaald geluid (element) wijzigen en
niet de hele performance. Zorg er eerst voor dat u in de
“uitgangspositie” van één van de playmodes bent. (Als u de
performance common-display heeft opgeroepen waar pan is
ingesteld voor de hele performance, dan moet u eerst deze
display verlaten.) Zoek vervolgens in de rij van waarden
voor pan in de tabel (in het F2-gedeelte) en zoek in de voice
edit - element - normale kolommen. U zult dan zien dat pan
de waarde “[F4]→ [SF1]” heeft. Dit geeft aan dat u, om pan
voor een element te bewerken, de voice-edit-element-mode
moet oproepen, en vervolgens op [F4] moet drukken, gevolgd
door [SF1].

Basissectie

... Kan bewerkt worden met de Quick Editfunctie (edit in de playmode).
... Kan in real time bewerkt worden met de CS-schuiven.
... Kan in real time bewerkt worden met de Quick Editfunctie en de CS-schuiven.

PLUG-IN

NORMAL

GENERAL

DRUMS

PLUG-IN

OSC

COMMON

PART

COMMON

PART

COMMON

ZONE

GENERAL

VOICE

GENERAL

VOICE

NAME

TRANS

MainCtgry/SubCtgry

SF1

SF1

SF1

SF1

Name

SF1

SF1

SF1

SF1

Mono/Poly

SF2

SF2

KeyAsgnMode/AssignMode

SF2

SF2

M.TuningNo.

SF2

MEQ OFFSET

SF3

(PORTA) Switch
(PORTA) Time

SF3

UTILITY

Blz.

1

98

2

98

3

98

4

98

5

98

6

98

GENERAL

Direct
SF2

Nr.

SF2

SF5

SF3

SF3

SF4

SF4

SF4

SF4

SF4

7

98

SF4

SF4

SF4

SF4

SF4

8

98

9

98

10

98

11

98

(PORTA) PartSwitch

SF1

SF4

(PORTA) Mode

SF4

(PORTA) TimeMode

SF4

CSAssign

SF5

SF5

SF5

SF5

SF5

ChoCtrl

SF5

SF5

SF5

SF5

SF5

PB Upper/Lower, PB Range

SF5

SF5

SF5

AssignA/B/1/2

SF5

SF5

SF5

SF4

SF4

SF5
SF5

(F2 Direct)

12

98

13

98

14

98

15

98

SF1

16

98

SF5
SF5

BCCurve
Octave

F2 Direct

SF2

17

98

Transpose

F2 Direct

SF2

18

98

VelCurve

SF2

19

98

Fixed Velocity

SF2

20

99

(EF BYPS)

SF3

21

99

AutoLoad

SF4

22

99

PowerOnMode

SF4

23

99

CtrlReset

SF4

24

99
99

TransCh

Direct

(F5→SF1)

25

TGSwitch

Direct

(F5→SF2)

26

99

MIDISwitch

Direct

27

99

28

99

29

99

30

99

31

99

ElementSw/PartSw

SF1

SF1

WaveNo./Ctgry/Number

SF1

SF1

KeyOnDelay

SF2

InsEffect(Eff)Out

SF2

NoteLimit (L/H)

SF3

SF3

SF3

VelocityLimit (L/H)

SF3

SF3

SF3

VelCrossFade

SF3

SF1
SF1

SF1

SF1

SF2

Type

SF1

Bank

SF1

RevSend

F2 Direct

F2 Direct

SF2

ChoSend

F2 Direct

F2 Direct

SF2

SF1

SF1

F2 Direct

SF1

32

99

33

99

34

99

35

99

36

99

46

100

47

100

115

103

SF5

37

99

SF5

38

99
99

OutputSel

SF2

RcvNoteOff
AltnateGroup

F3 Direct

F3 Direct

VelocityDepth

SF5

SF5

39

VelocityOffset

SF5

SF5

40

99

43

100

Volume

(F2 Direct) (F2 Direct) (F2 Direct) (F4→SF1) (F4→SF1)

NoteShift

(F2→SF1) (F2→SF1)

(F2→SF1)

F4→SF1

SF5

(F4 Direct)

F4→SF1

Tune
ArpSwitch (Switch)

F3→SF1

F3→SF1

F3→SF1

F3→SF1

SF2

PITCH

Volume

Direct

Direct

Direct

Pan

Direct

Direct

Direct

(F4→SF1) (F4→SF1)
F4→SF1

F4→SF1

OUT/MEQ

OUTPUT

SF1

SF1

SF1

SF1
SF1

VoiceELPan

41

99

SF1

216

107

77

101

42

99

43

100

(F5→SF1)

SF2
OUTPUT

SF1

SF2

ReceiveCh
F2 (Tabnaam)

SF1

MEQ

OUTPUT

OTHER

NOTE

I/O

SF1

(F4 Direct)

F1→SF1

SF1

(F4 Direct)

44

100

SF1

45

100

RevSend

Direct

Direct

Direct

F1→SF2

SF1

SF2

SF2

46

100

ChoSend

Direct

Direct

Direct

F1→SF2

SF1

SF2

SF2

47

100

SF2

SF2

48

100
100

VarSend
InsRevSend

Direct

49

InsChoSend

Direct

50

100

51

100

SHAPE/FREQ/GAIN/Q
DryLevel

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

SF2

F3→SF1

Direct

52

100

A/DSource

SF2

SF2
SF1

53

100

Mic/Line

SF1

54

100

L&RGain

SF2

55

100

AssignL/RGain

SF2

56

100

(MLAN)

SF2

57

100

Parametertabel

93

snelgids

F1 (Tabnaam)

DRUMS

MASTER EDIT

Referentie

NORMAL

PERFORMANCE EDIT SEQ PLAY MIXING MODE
ELEMENT/KNOP

Appendix

VOICE EDIT
COMMON

Display

VOICE EDIT
COMMON

Display

Basissectie

NORMAL
Slider

DRUMS

PERFORMANCE EDIT SEQ PLAY MIXING MODE
ELEMENT/KNOP

PLUG-IN

NORMAL

DRUMS

PLUG-IN

(F1→SF5) (F1→SF5) (F1→SF5)

COMMON

PART

(F1→SF5)

COMMON

PART

(F1→SF5)

MASTER EDIT
COMMON

ZONE

UTILITY

Nr.

Blz.

58

100

Octave

Direct

F1→SF2

17

98

Transpose

Direct

F1→SF2

18

98

NoteLimitL/H

F1→SF3

F1→SF3

Coarse

SF1

SF1
SF1

Direct

F1→SF3

(F4→SF1)

Direct

(F4→SF1)

(F1→SF1)

32

99

59

100

Fine

SF1

60

100

Random

SF1

61

100

Snelgids

EGTime

SF2

62

100

Segment

SF2

63

100

EGLevel

SF2

64

100

Curve

SF2

65

100

Pitch (VEL SENS)

SF2

66

100

(PEG) TIME

SF3

Direct

67

100

(PEG) LEVEL

SF3

Direct

68

100

(PEG) Depth

SF3

69

100

PitchSens

SF4

70

101

CenterKey

SF4

71

101

EGTimeSens

SF4

72

101

CenterKey

SF4

73

101

F3 (Tabnaam)

ARP

SF2

FILTER

ARP

OUTSEL

ARP

OUTSEL

TX SW

VOICE

Referentie

Bank

SF1

SF1

SF1

SF1

SF1

74

101

Type

SF1

SF1

SF1

SF1

SF1

75

101

Tempo

SF1

SF1

SF1

SF1

76

101

Switch (ArpSwitch)

SF1

SF1

SF1

SF1

Hold

SF1

SF1

SF1

SF1

KeyMode

SF1

SF1

SF1

VelMode

SF1

SF1

SF1

NoteLimit

SF2

SF2

VelocityLimit

SF2

UnitMultiply

F1→SF2

SF1

F1→SF2

Appendix

77

101

SF1

78

101

SF1

SF1

79

101

SF1

SF1

80

101

SF2

SF2

SF2

81

101

SF2

SF2

SF2

SF2

82

101

SF3

SF3

SF3

SF3

SF3

83

101

VelocityRate

SF3

SF3

SF3

SF3

SF3

84

101

GateTimeRate

SF3

SF3

SF3

SF3

SF3

85

101

OutputSwitch

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

SF4

SF4

SF2

86

101

TransmitCh

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

SF4

SF4

SF2

87

101

SHAPE/FREQ/GAIN/Q

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

F2→SF2

F2 Direct

SF1

51

100

BC/AS1/AS2/FC1/FC2

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

F4 Direct

SF3

88

101

(F5 Direct)

(Transmit Switch)

geselecteerd (F5→SF2)
met [▲/▼]

Type

SF1

89

101

90

101

Gain

SF1

91

102

Cutoff

SF1

(SF1)

F4→SF2

F4→SF2

92

102

resonantie

SF1

(SF1)

F4→SF2

F4→SF2

93

102

Width

SF1

94

102

Distance

SF1

95

102

HPFCutoff

SF1

96

102

SF1

SF1

HPFKeyFlw

SF1

97

102

EGTime

SF2

98

102
102

Segment

SF2

99

EGLevel

SF2

100

102

Curve

SF2

65

100

Cutoff (VEL SENS)

SF2

101

102

Resonance (VEL SENS)

SF2

102

102

(FEG) TIME

SF3

(F4→SF3)

(F4→SF3)

103

102

(FEG) LEVEL

SF3

(F4→SF3)

(F4→SF3)

104

102

(FEG) Depth

SF3

F4→SF2

F4→SF2

105

102

CutoffSens

SF4

106

102

CenterKey

SF4

107

102

EGTimeSens

SF4

108

102

CenterKey

SF4

109

102

(Scaling) BREAKPOINT

SF5

110

102

(Scaling) OFFSET

SF5

LPFCutoff

(SF1)

LPFReso

(SF1)

SF1

113

102

LPFCutoff (VEL SENS)

(SF2)

SF2

114

102

OutputSel

SF1

F1→SF2

(InsEF)
F4 (Tabnaam)

94

CTL SET (SET 1/2, 3/4, 5/6)

AMP

NATIVE

CTLASN

111

102

112

102

Direct

Direct

115

103

Direct

Direct

116

103

TONE

CTLASN

TONE

PRESET

CTLASN

ElementSw

SF1, 2, 3

117

103

Source

SF1, 2, 3

SF1, 2, 3

SF1

118

103

Dest

SF1, 2, 3

SF1, 2, 3

SF1

119

103

Depth

SF1, 2, 3

SF1, 2, 3

SF1

120

103

Parametertabel

NORMAL

DRUMS

PLUG-IN

COMMON

PART

COMMON

PART

COMMON

ZONE

UTILITY

Nr.

Blz.

Filter (MW)

SF2

121

103

AMod/PMod/FMod (MW)

SF2

122-124

103

Pitch

SF3

125

103

Filter (AT)

SF3

121

103

AMod/PMod/FMod (AT)

SF3

122-124

103

Src

SF4

126

103

Filter (AC)

SF4

121

103

AMod/PMod/FMod (AC)

SF4

122-124

103

F3→SF3

88

101

SF1

127

103

SF2

128

103

Dest

SF2

129

103

FS

SF3

130

103

Set Remote Template Type

SF4

131

103
103

BC/AS1/AS2/FC1/FC2

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

Direct

Direct

(F5 Direct)

(ARP) Switch/Hold
ASA/ASB

(F5 Direct)

BankMSB/LSB

Direct

132

PgmChange

Direct

133

103

(F1→SF1)

43

100

44

100

(F1→SF1)

135

103

Volume

(F2 Direct) (F2 Direct) (F2 Direct)

(SF1)

(SF1)

(F2→SF1) (F2→SF1)

(F2→SF1)

Direct

Pan

(F2 Direct) (F2 Direct) (F2 Direct)

SF1

SF1

(F2→SF1) (F2→SF1)

(F2→SF1)

Direct

Niveau

(F2 Direct) (F2 Direct) (F2 Direct)

SF1

SF1

(F2→SF1) (F2→SF1)

(F2→SF1)

(Direct)

AlternatePan

SF1

SF1

136

104

RandomPan

SF1

SF1

137

104

ScalingPan

SF1

138

104

EGTime

SF2

139

104

Segment

SF2

140

104

EGLevel

SF2

141

104

Curve

SF2

142

104
104

(AEG) TIME

SF3

SF3

143

(AEG) LEVEL

SF3

SF3

144

104

LevelSens

SF4

145

104

CenterKey

SF4

146

104

EGTimeSens

SF4

147

104

CenterKey

SF4

148

104

(Scaling) BREAKPOINT

SF5

149

104

(Scaling) OFFSET

SF5

Level (VEL SENS)

SF2

(Native Parameters)

Direct of
geselecteerd
met [E
/F
]

NoteShift

F1→SF5

Detune

(F2→SF1) (F2→SF1)

150

104

151

104

152

104

SF1

SF1

F1→SF1

41

99

SF1

SF1

(F1→SF1)

153

104

Cutoff

→SF1
F3→

(F3→SF1)

SF2

SF2

92

102

resonantie

→SF1
F3→

(F3→SF1)

SF2

SF2

93

102

FEGDepth

→SF3
F3→

SF2

SF2

154

104

(FEG) Attack/Decay/Release
(Time)

(F3→SF3)

SF3

SF3

155

105

(FEG) Sustain (Level)

(F3→SF3)

SF3

SF3

156

105

(AEG) Attack/Decay/Release
(Time)

(F4→SF3)

SF4

SF4

157

105

158

105

159

105

160

105

(AEG) Sustain (Level)

(F4→SF3)

F5 (Tabnaam)

LFO

LFO

SF4

SF4

RCV SW

RCV SW

CS

MIDI

Wave

SF1

Direct

Speed

SF1

Direct

TempoSync

SF1

161

105

TempoSpeed

SF1

162

105

KeyOnReset

SF1

163

105

Phase

SF1

164

105

(KeyOn)Delay

SF2

FadeIn

SF2

Direct

Direct

Direct

Direct

165

105

166

105

Hold

SF2

167

105

FadeOut

SF2

168

105

ElementSw

SF3/4/5

169

105

Dest

SF3/4/5

170

105

Depth

SF3/4/5

171

105

172

105

PMod (LFO)

Direct

Direct

FMod (LFO)

Direct

173

105

AMod (LFO)

Direct

174

105

175

105

SF1

176

105

SF1

177

105

SF1
(F6→SF2)

178

105

SF1

179

106

(Part Receive Switch)

geselecteerd
met [▲/▼]

BasicRcvCh

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

KBDTransCh

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

DeviceNo.

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

(UTILITY)

FileUtilID

geselecteerd
met [▲/▼]

(F1→SF2)
(F1 Direct)

Parametertabel

95

Basissectie

PLUG-IN

snelgids

DRUMS

MASTER EDIT

Referentie

NORMAL

PERFORMANCE EDIT SEQ PLAY MIXING MODE
ELEMENT/KNOP

Appendix

VOICE EDIT
COMMON

Display

VOICE EDIT
COMMON

Display

Basissectie

NORMAL

DRUMS

PLUG-IN

MASTER EDIT

PERFORMANCE EDIT SEQ PLAY MIXING MODE
ELEMENT/KNOP

NORMAL

DRUMS

PLUG-IN

COMMON

PART

COMMON

PART

COMMON

ZONE

UTILITY

Nr.

Blz.

SF2

180

106

PgmChange

BankSel
(F3→geselect
eerd met [▲/
▼])

SF2

181

106

CtrlChange

geselecteerd
met [▲/▼]

SF2

182

106

LocalCtrl

(F1 Direct)

SF2

183

106

RcvBulk

SF2

184

106

MIDI Sync

SF3

185

106

ClockOut

SF3

186

106

Snelgids

SeqCtrl

SF3

187

106

MIDI IN/OUT

SF4

188

106

ThruPort
CtrlSlider

(F4 Direct)

F6 (Tabnaam)

EFFECT

EQ

EFFECT

Direct
1-4/PLG1-3

EFFECT

SF4

189

106

(F3→SF3/
F4→SF2)

134

103

PLUG

1-4/PLG1-3

EL: OUT 1-4/KEY: OUT

SF1

SF1

190

106

InsEF Connect

SF1

SF1

SF1

191

106

Ins1 Ctgry/Type

SF1

SF1

SF1

192

106

Ins2 Ctgry/Type

SF1

SF1

SF1

193

106

Reverb/Chorus Type

SF1

SF1

SF1

106

Referentie

Reverb/Chorus Send

SF1

SF1

SF1

Reverb/Chorus Return

SF1

SF1

SF1

SF1

SF1

194
195

106

SF1

SF1

196

106

Reverb/Chorus Pan

SF1

SF1

SF1

SF1

SF1

197

106

Chorus to Reverb

SF1

SF1

SF1

SF1

SF1

198

106

EFF PART→VCE INS

SF1

SF1

199

106

EFF PART→PLG-EF

SF1

SF1

200

106

Variation Type/Return/Pan

SF1

SF1

201-203

107

Variation to Chorus/Reverb

SF1

SF1

204

107

SF2/3/4/5

SF2/3/4/5

(Effect Parameters)

SF2/3/4/5

SF2/3/4/5

SF2/3/4/5

205

107

SF1

206

107

SF2
(F5→SF1)

178

105

PORT NO.

SF2

207

107

GM/XG

SF2

208

107

(Native System Parameter)

SF3/4/5

209

107

210

107

PolyExpand

DEV NO.

(UTILITY) (UTILITY) (UTILITY)

(UTILITY)

Appendix

Type

Direct

Direct

L.Freq/Gain (Type=EQ L/H)

Direct

Direct

Direct

211

107

H.Freq/Gain (Type=EQ L/H)

Direct

Direct

Direct

212

107

Freq (Type=P.EQ)

Direct

Direct

213

107

Gain (Type=P.EQ)

Direct

Direct

214

107

Q (Type=P.EQ)

Direct

Direct

215

107

OPM. De beschikbare parameterwaarden en parameterinstellingen kunnen, voor parameters in
n
verschillende modes met dezelfde naam, afhankelijk van de mode verschillen.
OPM. Zie voor informatie over de effectparameters de afzonderlijke Data List.
n
OPM. Zie voor jobhandelingen blz. 70; zie voor storehandelingen blz. 73; zie voor cardhandelingen blz. 82.
n
OPM. Zie voor informatie over de sequence playmode blz. 75.
n
OPM. In de performance-/mixingmode, worden de common voice arpeggio-/effect-/controllerinstellingen genegeerd,
n
en worden de performance-/mixing instellingen actief. Het chorus-/reverbeffect en de arpeggio-instellingen van
de voicemode kunnen gekopieerd worden naar de performance-/mixingmode met de jobfunctie (blz. 70).
OPM. U kunt de CS-schuiven als Quick Editregelaars gebruiken voor de onderstaande parameters. Hierdoor
n
worden echter de corresponderende element-/partparameterwaarden niet direct gewijzigd; de waarden worden slechts tijdelijk gewijzigd.

• Cutoff
• Resonance

• Attack
• Release

OPM. Door Quick editregelaars voor de onderstaande parameters te gebruiken worden de corresponderende parametern
waarden niet direct gewijzigd; de waarden worden slechts tijdelijk gewijzigd.

Element
• FEG Time/Level/Depth
• AEG Time/Level/Depth
Part
FEG/AEG ([F4]→[SF3]/[SF4])

96

Parametertabel

De referentienummers
kunnen op de volgende
blz. gevonden worden:
Referentienr.

Referentieblz.

1 - 19

98

20 - 42

99

43 - 69

100

70 - 90

101

91 - 114

102

115 - 135

103

136 - 154

104

155 - 178

105

179 - 200

106

201 - 221

107

B
Bank..................................................... F1/F3
BankMSB/LSB .......................................... F4
BankSel..................................................... F5
BasicRcvCh .............................................. F5
BC/AS1/AS2/FC1/FC2......................... F3/F4
BCCurve ................................................... F1
BREAKPOINT (AMP)................................ F4
BREAKPOINT (FILER) ............................. F3

C
CenterKey (AEGTimeSens)...................... F4
CenterKey (CutoffSens)............................ F3
CenterKey (FEGTimeSens) ...................... F3
CenterKey (LevelSens)............................. F4
CenterKey (PEGTimeSens)...................... F2
CenterKey (PitchSens) ............................. F2
ChoCtrl...................................................... F1
Chorus Pan ............................................... F6
Chorus Return........................................... F6
Chorus Send ............................................. F6
Chorus to Reverb...................................... F6
Chorus Type ............................................. F6
ChoSend .............................................. F1/F2
ClockOut ................................................... F5
Coarse ...................................................... F2
CSAssign .................................................. F1
Ctgry ......................................................... F1
CtrlChange................................................ F5
CtrlReset ................................................... F1
CtrlSlider ................................................... F5
Curve (AEG Level).................................... F4
Curve (FEG Level) .................................... F3
Curve (PEG Level).................................... F2
Cutoff ................................................... F3/F4
Cutoff (VEL SENS) ................................... F3
CutoffSens ................................................ F3

D
Delay (KeyOn Delay) ................................ F5
Depth (CTL SET) ...................................... F4
Depth (FEG) ............................................. F3
Depth (LFO) .............................................. F5
Depth (PEG) ............................................ F2
Dest (CTL ASN) ........................................ F4
Dest (CTL SET) ........................................ F4
Dest (LFO) ................................................ F5
Detune ...................................................... F4
DEV NO. ................................................... F6
DeviceNo. ................................................. F5
Distance .................................................... F3
DryLevel.................................................... F2

E
EF BYPS................................................... F1
EFF PART→PLG-EF ................................ F6
EFF PART→VCE INS............................... F6

F
FadeIn....................................................... F5
FadeOut.................................................... F5
FEG Attack/Decay/Release (Time)........... F4
FEG Depth................................................ F3
FEG LEVEL .............................................. F3
FEG Sustain (Level) ................................. F4
FEG TIME................................................. F3
FEGDepth................................................. F4
FileUtilID ................................................... F5
Filter (AC) ................................................. F4
Filter (AT).................................................. F4
Filter (MW) ................................................ F4
Fine........................................................... F2
Fixed Velocity ........................................... F1
FMod (LFO) .............................................. F5
Freq (Type=P.EQ) .................................... F6
FS ............................................................. F4

G
Gain (FILTER) .......................................... F3
Gain (Type=P.EQ) .................................... F6
GateTimeRate .......................................... F3
GM/XG...................................................... F6

H
H.Freq/Gain .............................................. F6
Hold (ARP)................................................ F3
Hold (LFO) ................................................ F5
HPFCutoff ................................................. F3
HPFKeyFlw............................................... F3

I
Ins1 Ctgry/Type ........................................ F6
Ins2 Ctgry/Type ........................................ F6
InsChoSend .............................................. F2
InsEF ........................................................ F3
InsEF Connect .......................................... F6
InsEffect(Eff)Out ....................................... F1
InsRevSend .............................................. F2

K
KBDTransCh............................................. F5
KeyAsgnMode .......................................... F1
KeyMode................................................... F3
KeyOnDelay (LFO) ................................... F5
KeyOnDelay (OSC) .................................. F1
KeyOnReset ............................................. F5

L
L&RGain ................................................... F2
L.Freq/Gain............................................... F6
Level ......................................................... F4
LEVEL (AEG)............................................ F4
LEVEL (FEG) ........................................... F3
LEVEL (PEG)............................................ F2
Level (VEL SENS) .................................... F4
LevelSens ................................................. F4

LocalCtrl ....................................................F5
LPFCutoff .................................................F3
LPFCutoff (VEL SENS) .............................F3
LPFReso....................................................F3

M
M.TuningNo. ..............................................F1
MainCtgry ..................................................F1
MEQ OFFSET ...........................................F1
Mic/Line .....................................................F2
MIDI IN/OUT ..............................................F5
MIDI Sync ..................................................F5
MIDISwitch ................................................F1
Mode (PORTA) ..........................................F1
Mono/Poly..................................................F1
N
Name .........................................................F1
Native Parameters .....................................F4
NoteLimit (ARP).........................................F3
NoteLimit (L/H) .................................... F1/F2
NoteShift .............................................. F1/F4
Number ......................................................F1

O
Octave ................................................. F1/F2
OFFSET (AEG) .........................................F4
OFFSET (FEG)..........................................F3
OutputSel............................................. F1/F3
OutputSwitch .............................................F3

P
Pan ...................................................... F2/F4
Part Receive Switch ..................................F5
PartSw .......................................................F1
PartSwitch (PORTA)..................................F1
PB Range ..................................................F1
PB Upper/Lower ........................................F1
PEG Depth ................................................F2
PEG LEVEL ...............................................F2
PEG TIME .................................................F2
PgmChange (CS/MIDI)..............................F5
PgmChange (PRESET) .............................F4
Phase ........................................................F5
Pitch...........................................................F4
Pitch (VEL SENS)......................................F2
PitchSens ..................................................F2
PlugEF Type ..............................................F6
PMod (LFO) ...............................................F5
PolyExpand ...............................................F6
PORT NO. .................................................F6
PORTA Mode ............................................F1
PORTA PartSwitch ....................................F1
PORTA Switch...........................................F1
PORTA Time .............................................F1
PORTA TimeMode ....................................F1
PowerOnMode...........................................F1

Q

S
ScalingPan ................................................F4
Segment (AEG) .........................................F4
Segment (FEG) .........................................F3
Segment (PEG) .........................................F2
SeqCtrl.......................................................F5
Set Remote Template Type.......................F4
SHAPE/FREQ/GAIN/Q........................ F2/F3
Slider .........................................................F2
Source .......................................................F4
Speed ........................................................F5
SubCtgry....................................................F1
Switch (ArpSwitch) ....................................F3
Switch (PORTA) ........................................F1
Switch/Hold (ARP) ....................................F4

snelgids

Effect Parameters ..................................... F6
EGLevel (AMP)......................................... F4
EGLevel (FILTER) .................................... F3
EGLevel (PITCH)...................................... F2
EGTime (AMP) ......................................... F4
EGTime (FILTER)..................................... F3
EGTime (PITCH) ...................................... F2
EGTimeSens (AMP) ................................. F4
EGTimeSens (FILTER)............................. F3
EGTimeSens (PITCH) .............................. F2
EL: OUT 1-4/KEY: OUT............................ F6
ElementSw (CTL SET) ............................ F4
ElementSw (LFO) ..................................... F5
ElementSw (OSC) .................................... F1

T
Tempo .......................................................F3
TempoSpeed .............................................F5
TempoSync ...............................................F5
TGSwitch ...................................................F1
ThruPort.....................................................F5
TIME (AEG) ...............................................F4
TIME (FEG) ..............................................F3
TIME (PEG) ..............................................F2
Time (PORTA)...........................................F1
TimeMode (PORTA)..................................F1
TransCh.....................................................F1
Transmit Switch .........................................F3
TransmitCh ................................................F3
Transpose............................................ F1/F2
Tune ..........................................................F1
Type (ARP)................................................F3
Type (EQ) ..................................................F6
Type (FILTER)...........................................F3
Type (OSC) ...............................................F1

U
UnitMultiply ................................................F3

V
Variation to Chorus/Reverb .......................F6
Variation Type/Return/Pan ........................F6
VarSend.....................................................F2
VelCrossFade............................................F1
VelCurve....................................................F1
VelMode ....................................................F3
VelocityDepth ............................................F1
VelocityLimit (ARP)....................................F3
VelocityLimit (L/H) .....................................F1
VelocityOffset ............................................F1
VelocityRate ..............................................F3
VoiceELPan...............................................F2
Volume ......................................... F1/F2/SF4

W
Wave .........................................................F5
WaveNo.....................................................F1
Width .........................................................F3

Q (Type=P.EQ)..........................................F6

R
Random .....................................................F2
RandomPan...............................................F4
RcvBulk .....................................................F5
RcvNoteOff ................................................F1
ReceiveCh .................................................F1
Resonance .......................................... F3/F4
Resonance (VEL SENS) ..........................F3
Reverb Pan................................................F6
Reverb Return ...........................................F6
Reverb Send..............................................F6
Reverb Type ..............................................F6
RevSend .............................................. F1/F2

Parametertabel

97

Referentie

A/DSource................................................. F2
AEG Sustain (Level) ................................. F4
AEG Attack/Decay/Release (Time)........... F4
AlternatePan ............................................. F4
AltnateGroup............................................. F1
AMod (LFO) .............................................. F5
AMod/PMod/FMod (AC)............................ F4
AMod/PMod/FMod (AT) ............................ F4
AMod/PMod/FMod (MW) .......................... F4
ArpSwitch (Switch).................................... F1
ASA/ASB................................................... F4
AssignA/B/1/2 ........................................... F1
AssignL/RGain .......................................... F2
AssignMode .............................................. F1
AutoLoad................................................... F1

Appendix

A

Basissectie

Parameter-/functie-overzicht

Basissectie

Snelgids

Referentie

Appendix

98

Referentie (Functie-overzicht)
Dit overzicht legt de functie van iedere parameter duidelijk en beknopt uit. De tabel bevat verschillende voetnoten, die verdere details en uitleg geven voor de onderdelen die
met een asterisk (*) gemarkeerd zijn. De “bladzijdenverwijzing” kolom geeft ook verwijzingen voor bedieningsvoorbeelden, andere details en relevante parameters. De
referentienummers in de handleiding komen overeen met de relevante onderdelen in de functiehiërarchie (blz. 88) en de parametertabel (blz. 92).
U kunt, door de referentienummers op te zoeken, snel en gemakkelijk de corresponderende functie en parameter in het overzicht vinden.
OPM. Zie voor informatie over de display-aanwijzingen en modeselectie blz. 30. Zie voor informatie over de playmode blz. 36, 41, 48.
n

Blz.
verwijzing

Ref.
nr.

Display

1

MainCtgry/SubCtgry

Main/Sub Category
(Voice/Performance)

2

Name

Name1-10
(Voice/Performance/Master)

3

Mono/Poly

Mono/Poly Mode

Bepaalt of een voice/part monofoon (alleen enkele noten) of polyfoon
(meerdere tegelijkklinkende noten) wordt afgespeeld.

4

KeyAsgnMode
(AssignMode)

Same Note Number
Key On Assign Mode

Deze instelling is van toepassing als hetzelfde nootnummer (toets) door de toongenerator wordt ontvangen. Als deze is ingesteld op
“single”, dan wordt het voorgaande geluid afgesneden (cut off) om het volgende aan te passen. Als het is ingesteld op “multi”, dan klinkt de
noot gedurende de oorspronkelijke tijdsduur.

*1

5

M.TuningNo.

Micro Tuning

Bepaalt het stemmingssysteem voor de voice. Dit moet normaal gesproken op 00 (gelijkzwevende temperatuur) worden ingesteld; er zijn
echter 31 aanvullende stemmingssystemen beschikbaar voor een verscheidenheid aan stemmingstoepassingen en effecten.

*2

6

MEQ OFFSET

Master EQ Offset

Past de master (globale) EQ instellingen aan. De instellingen die hier gemaakt worden zijn tevens de offset waarden voor de EQ instellingen (met uitzondering van “MID”). Deze kunnen ook bewerkt worden met de CS-schuiven.

7

(PORTA) Switch (Sw)

Portamento Switch

Bepaalt of portamento (een geleidelijke overgang tussen de toonhoogte van een toets naar de volgende toets) aan is of uit.

8

(PORTA) Time

Portamento Time

Bepaalt de portamentotoonhoogte-overgangstijd. Hogere waarden hebben een langere overgangstijd tot gevolg. Lagere waarden hebben
een kortere overgangstijd tot gevolg. Het effect wordt toegepast volgens de “TimeMode” instelling.

9

(PORTA) PartSwitch

Part Switch

Bepaalt voor iedere afzonderlijke part of portamento aan of uit is.

10

(PORTA) Mode

Portamento Mode

Met de “fingered/fingr” instelling wordt portamento alleen toegepast als u legato (het aanslaan van de volgende toets alvorens de vorige los
te laten) speelt. Met de “fulltime/full” instelling wordt portamento altijd toegepast.

*4
*5

11

(PORTA) TimeMode

Portamento Time Mode

Als “TimeMode” is ingesteld op “rate (normal voice)”, dan zal de overgangstijd variëren in verhouding met het interval van de ene toets naar de
volgende toets. Door dit op “time” in te stellen wordt deze parameter een echte tijdsverdelingsinstelling, bepaald door de “Time” parameter.

*4

12

CSAssign

Control Function Select

Bepaalt welke rij van CONTROL FUNCTION-parameters automatisch wordt geselecteerd als het programma wordt opgeroepen.

13

ChoCtrl

Chorus Control

Bepaalt de sterkte van het choruseffect, zoals die bestuurd wordt door de CS-schuif die is toegewezen aan Chorus Send.

14

PB Upper/Lower,
PB Range

Pitch Bend Range

Bepaalt de hoeveelheid (in halve noten; 12: één octaaf) waarmee de toonhoogte gevarieerd wordt als u het pitchbendwiel omhoog/omlaag beweegt.
Als u een plug-invoice selecteert, dan kunnen de hogere en lagere bereiken hier niet onafhankelijk van elkaar worden ingesteld.

53

15

AssignA/B/1/2

Assign A/B/1/2

Hiermee kunt u direct met de CS-schuif de waarde voor iedere toewijsbare controller (A, B, 1, en 2) instellen en opslaan.

53

16

BCCurve

BC (Breath Controller) Curve

Deze curven bepalen hoe het geluid van de S90 reageert op het gebruik van een breathcontroller. Het specifieke aspect van het geluid dat
door de breathcontroller wordt beïnvloedt en de geselecteerde curve wordt in de Controller Setdisplay ([F4]→[SF1/2/3]) van de normale
voice common editmode ingesteld.

87

56

Uitleg

Parameternaam

Stelt de naam en de categorieën in (maximaal 10 karakters).
34,
35, 84

67

*4

53

17

Octave

Master Octave Shift

Bepaalt het aantal octaven waarmee het bereik van het toetsenbord omhoog of omlaag wordt geschoven. Deze instelling kan met de
voetschakelaar gereset worden (UTILITY [F4]→[SF3] FS=101).

18

Transpose

Master Transpose

Transponeert de toonhoogte van het toetsenbord omhoog of omlaag (in halve tonen). Dit heeft invloed op de verzonden MIDI-data.

19

VelCurve

Velocity Curve

Dit bepaalt de bijzondere aanslaggevoeligheidscurve, of hoe de snelheid waarmee de toetsen gespeeld worden het uitgangsgeluid beïnvloeden. Als het op “fixed” is ingesteld staat de waarde van de aanslagsnelheid van de gespeelde noot vast en is dan gelijk aan de waarde
van Fixed Velocity (zie hierna).

87

Als de hiervoor aangegeven waarde voor Velocity Curve op “fixed” is ingesteld, dan bepaalt deze waarde de aanslagsnelheid. Dit heeft
invloed op de verzonden MIDI-data.

87

20

FixedVelocity

Fixed Velocity

*3

*6

*7

*8

Ref.
nr.

Display

Blz.
verwijzing

Uitleg

Parameternaam

21

(EF BYPS)

Effect Bypass

Selecteer het (de) specifieke effect(en) dat (die) gepasseerd moet(en) worden als de [EFFECT BYPASS] knop aangezet wordt.

67

22

AutoLoad

Auto Load (Automatisch
laden)

Bepaalt of de "Auto Load" functie aan is of uit. Als deze aan is, dan zal de S90 automatisch de opgegeven files (van de Memory card) naar
het usergeheugen laden — elke keer als het instrument wordt aangezet. Druk op de [SF5]-knop om de map die de gewenste files bevat die
automatisch geladen moeten worden, in te kunnen stellen.

84

23

PowerOnMode

Power On Mode

Bepaalt de standaardmode (en de geheugenbank) bij het aanzetten van het instrument — waardoor u kunt selecteren welke conditie automatisch wordt opgeroepen. Het eerste programmanummer van de opgegeven bank wordt automatisch geselecteerd.

24

CtrlReset

Controller Reset

Bepaalt of de huidige conditie van de regelaar (modulatiewiel, voetpedaal, aftertouch, enz.) behouden blijft of gereset wordt als u van voice
wisselt.

25

TransCh

Transmit Channel

Bepaalt voor elke zone het MIDI-kanaal waarover de S90 MIDI-data verstuurt (naar een externe sequencer, toongenerator of ander apparaat).

48

26

TGSwitch

Tone Generator Switch

Bepaalt voor elke zone of MIDI-boodschappen wel of niet naar de parttoongeneratorblokken verzonden worden.

48

27

MIDISwitch

MIDI Switch

Bepaalt voor elke zone of MIDI-boodschappen wel of niet naar een externe MIDI- of USB-aansluiting verzonden worden.

48

28

ElementSw/PartSw

Element Switch/Part Switch

Bepaalt de methode waarmee elk element/toets/part wordt verzonden. Dit is, in de drumkey-editmode, alleen beschikbaar als het “Type” is
ingesteld op “pre wave”. U kunt in de performancemode van de zeven parts vier parts van de interne toongenerator selecteren, en drie van
de geïnstalleerde plug-inboards.

29

WaveNo./Ctgry/
Number

Wave Number/Category/
Voicenummer

Normal element-edit...selecteer de gewenste wave/category (blz. 35) die voor het element gebruikt wordt.
Drumkey-edit...selecteer een wave/normaal voicenummer/category.
Performance-/mixingpart edit...selecteer het gewenste voicenummer die voor elke part gebruikt wordt (zie de aparte Data List).
Plug-in elementedit...selecteer het gewenste boardvoicenummer

30

KeyOnDelay

Key On Delay

Bepaalt de tijdsduur (vertraging) tussen het moment dat u op een toets drukt en het moment waarop het geluid wordt gehoord.

31

InsEffect(Eff)Out

Insertion Effect Out

Bepaalt welk insertie-effect (1 of 2) wordt gebruikt voor de verwerking van de afzonderlijke elementen/toetsen. Met de “thru” instelling kunt u de
insertie-effecten voor de specifieke elementen/toetsen passeren (Deze parameter is dezelfde als de “EL/KEY: OUT ([F6]→[SF1])” in de nomale
common editmode. Door hier een waarde in te stellen wordt de waarde van die parameter ook gewijzigd.)

*10

99

32

NoteLimit (L/H)

Note Limit Low/High

Bepaalt de laagste en hoogste noten van het toetsenbordbereik.

33

VelocityLimit (L/H)

Velocity Limit Low/High

Bepaalt de minimum- en maximumwaarden van het aanslagbereik waarbinnen een element reageert.

34

VelCrossFade

Velocity Limit Cross Fade

Bepaalt hoe geleidelijk of abrupt elementen wisselen in reactie op de aanslag. (Dit geldt alleen voor elementen die ingesteld zijn op aanslagsplitsingen met de aanslaglimietparameter, zoals die hierboven omschreven wordt.) Minimumwaarden creëren een abrupte overgang
tussen elementen, terwijl maximumwaarden geleidelijk van element wisselen, afhankelijk van de kracht waarmee u slaat.

35

Type

Wave Type

Bepaalt of er een golfvorm (wave) of een normale voice wordt gebruikt voor de geselecteerde toets.

36

Bank

Bank

Drumkey edit...deze parameter is beschikbaar als het type (zie hierboven) op “voice” is ingesteld. Alle normale voicebanken kunnen geselecteerd worden. Plug-invoices kunnen niet geselecteerd worden als drumtoetsen.
Plug-in element-edit...bepaalt de bank van de boardvoice.
Performance-/Mixing part-edit...bepaalt de voicebank (blz. 36) voor elke part.

37

RcvNoteOff

Receive Note Off

Bepaalt of noot-uit-boodschappen (toets los) worden ontvangen (aan) of niet (uit).

38

AltnateGroup

Alternate Group

Wijst hetzelfde nummer toe aan de drumnoten (drumkeys) die u niet tegelijkertijd wilt laten klinken (zoals open en gesloten hi-hats).

39

VelocityDepth
(VelSensDpt)

Velocity Sensitivity Depth

Bepaalt de aanslaggevoeligheid, oftewel in hoeverre het niveau van de voice wijzigt aan de hand van de kracht waarmee u aanslaat op het
toetsenbord (aanslaggevoeligheid).

40

VelocityOffset
(VelSensOfs)

Velocity Sensitivity Offset

Bepaalt de mate waarmee ontvangen aanslagen worden aangepast aan het daadwerkelijke aanslageffect.

41

NoteShift

Note Shift

Bepaalt de toonhoogte (toetstransponering) instelling in halve noten (12: één octaaf). Dit heeft geen invloed op de verstuurde MIDI-data.

42

ReceiveCh

Receive Channel

Elke part ontvangt MIDI-boodschappen aan de hand van het hier ingestelde kanaal. Selecteer “off” voor parts waarvan u niet wilt dat ze op
MIDI reageren.

43

Volume

Volume

Past het uitgangsniveau aan.

44

Pan

Pan

Bepaalt de stereo panpositie.
L63 (uiterst links) -C (midden) -R63 (uiterst rechts)

Appendix

*9

67

62

*11
*12

62

*13

*14

*17

*19

*63

*15
*21

Referentie

Snelgids

Basissectie

Snelgids

Referentie

Appendix
Display

Basissectie

100

Ref.
nr.

Uitleg

Parameternaam

Blz.
verwijzing

45

VoiceELPan

Voice Element Pan

Bepaalt of de afzonderlijke paninstellingen voor elk element (gemaakt in de voice editmode) worden toegepast of niet.

46

RevSend

Reverb Send

Bepaalt het zendniveau van het signaal dat verstuurd wordt van het insertie-effect 1/2 (of het gepasseerde signaal) naar het reverbeffect.

67

47

ChoSend

Chorus Send

Bepaalt het zendniveau van het signaal dat verstuurd wordt van het insertie-effect 1/2 (of het gepasseerde signaal) naar het choruseffect.

67

48

VarSend

Variation Send

Bepaalt het zendniveau van het variationeffect van de geselecteerde part, zodat u op gedetailleerde wijze de variatiebalans tussen de parts
in kunt stellen.

67

49

InsRevSend

Insertion Reverb Send

Bepaalt het zendniveau van de gehele drumvoice (alle toetsen), dat wordt verzonden van het insertie-effect 1/2 naar het reverbeffect.

67

50

InsChoSend

Insertion Chorus Send

Bepaalt het zendniveau van de gehele drumvoice (alle toetsen), dat wordt verzondenvan het insertie-effect 1/2 naar het choruseffect.

67

51

SHAPE/FREQ/
GAIN/Q

Master EQ Shape/
Frequency/Gain/Q

Past de klankkleur van het geluid aan. U kunt vijfbands toonregeling toepassen op alle parts, of op de geselecteerde part, of op alle
elementen van de geselecteerde voice.

52

DryLevel

Dry Level

Bepaalt het niveau van het onbewerkte (dry) geluid van de geselecteerde part, zodat u de totale effectbalans tussen de parts kunt regelen.

53

A/DSource

A/D Source

De S90 is uitgerust met twee verschillende aansluitingen voor het ontvangen van analoge audio van een extern apparaat: de A/D INPUTaansluitingen of de mLAN-aansluiting (als er een los verkrijgbare mLAN8E is geïnstalleerd). Er moet er één geselecteerd worden; ze
kunnen niet tegelijk gebruikt worden.

*22

*20
*23
*24

44

54

Mic/Line

Mic/Line

Bij het gebruik van de A/D INPUT-aansluitingen bepaalt dit de ingangsbron: microfoon (mic) of lijn.

55

L&RGain

OUTPUT L&R Gain

56

AssignL/RGain

ASSIGNABLE OUTPUT L&R
Gain

Stelt de uitgangsversterking in voor elke aansluiting. Als deze op een lagere waarde wordt ingesteld, dan kunt u het fijne volume regelen
met MASTER VOLUME.

57

(MLAN)

mLAN Settings

Stelt parameters in die aan een optionele geïnstalleerde mLAN8E gerelateerd zijn.

126

58

Slider

Control Function Select

Bepaalt de status van de CONTROL FUNCTION, als er van masterprogramma veranderd wordt.

53

59

Coarse

Pitch Coarse

Bepaalt de toonhoogte-instelling in halve noten (12: één octaaf).

60

Fine

Pitch Fine

Bepaalt de mate van fijnafstemmen.

61

Random

Random Pitch

Varieert willekeurig de toonhoogte van het element voor elke noot die u speelt.
127...maximale toonhoogtewijziging
0...geen toonhoogtewijziging.

PEG Time Velocity Sensitivity Bepaalt de mate waarin de aanslag de toonhoogtewijziging van de Pitch EG beïnvloedt. Met positieve instellingen zal de toonhoogte sneller
wijzigen als u het toetsenbord harder bespeelt (voor de hoge aanslagwaarde). Negatieve waarden hebben het tegenovergestelde effect. Dit
PEG Time Segment
heeft alleen invloed op de opgegeven segmenten.

62

EGTime

63

Segment

64

EGLevel

PEG Level Velocity
Sensitivity

65

Curve

Velocity Sensitivity Curve

66

Pitch (VEL SENS)

Pitch Velocity Sensitivity

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van het PEG niveau (de mate van de PEG wijziging).
Bepaalt het toonhoogteverloop, vanaf het moment dat een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen, tot het moment dat het geluid stopt.

67

(PEG) TIME

PEG Time

68

(PEG) LEVEL

PEG Level

69

(PEG) Depth

PEG Depth

70

PitchSens

Pitch Key Follow Sensitivity

*15
*16

*25
*6
*18

*27
*26

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van het PEG-niveau (de breedte van de PEG wijziging). Met de curve-parameter kunt u uit vijf
verschillende preset aanslagcurven kiezen (grafisch in de display aangegeven), waarbij elke curve bepaalt hoe de aanslag de Pitch EG
beïnvloedt.

*27

63

Bepaalt de gevoeligheid van het Key Follow (toets volg) effect (het interval van aangrenzende noten). Bij de instelling +100 worden aangrenzende
noten één halve toon (100 cents) gewijzigd. Bij de instelling 0 hebben alle noten dezelfde toonhoogte (voor de percussie-geluiden, enz.). Bij de
instelling +50 wordt één octaaf over 24 noten uitgerekt. Voor negatieve waarden zijn de instellingen tegengesteld.

*28
*28
*12

71

CenterKey

Pitch Key Follow Center Key

Bepaalt de algemene toonhoogte (nootnummer) die door de PitchSens parameter (hierboven) gebruikt wordt. Het nootnummer heeft in
deze instelling dezelfde toonhoogte als normaal (100%).

72

EGTimeSens

PEG Time Key Follow
Sensitivity

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de PEG tijd (de snelheid van de PEG wijziging).

*28

Ref.
nr.

Display

Parameternaam

Uitleg

Blz.
verwijzing

73

CenterKey

PEG Time Key Follow Center
Key

Bepaalt de algemene toonhoogte (nootnummer) die door de EGTimeSens parameter (hiervoor) gebruikt wordt. Als de middelste toets
gespeeld wordt, dan gedraagt de PEG tijd zich volgens de actuele instellingen. Voor andere noten varieert de snelheid, vanaf de middelste
toets, in verhouding tot de gespeelde toets en het interval.

74

Bank

Arpeggio Type Bank

Bepaalt de arpeggio-bank.
pre1: preset 1, pre2: preset 2, user: Userarpeggiodata (blz. 83) die door de MOTIF-serie zijn opgeslagen (als ze vanaf een Memory Card
geladen zijn)

*28
*12

45

*29

45

*29
*34

75

Type

Arpeggio Type

Bepaalt het arpeggiotype. De prefix voor de naam, die uit twee letters bestaat, geeft de algemene arpeggiocategorie aan.

76

Tempo

Arpeggio Tempo

Bepaalt het arpeggiotempo. Als MIDI sync (Utility [F5]→[SF3]) wordt aangezet, dan wordt “MIDI” hier getoond en kan het tempo hier niet
ingesteld worden. Het tempo wordt, in de sequence playmode, gesynchroniseerd met het tempo van de song (blz. 76).

45

77

Switch (ArpSwitch)

Arpeggio Switch

Bepaalt of arpeggio aan is of uit. U kunt de schakelaar regelen met de voetschakelaar (Utility [F4]→[SF3] FS=96).

45

*30

78

Hold

Arpeggio Hold

Bepaalt of het afspelen van de arpeggio “door blijft spelen” of niet. Als deze aan wordt gezet, dan blijft de arpeggio automatisch doorspelen,
zelfs als u de toetsen op het toetsenbord loslaat, totdat er op de volgende toets gedrukt wordt. U kunt deze instelling regelen met de
voetschakelaar (Utility [F4]→[SF3] FS=97).

45

*31

79

KeyMode

Arpeggio Key Mode

Bepaalt hoe de arpeggio afspeelt als u het toetsenbord bespeelt.

*32
*33
*34

80

VelMode

Arpeggio Velocity Mode

Bepaalt de afspeelaanslaggevoeligheid van de arpeggio, oftewel hoe deze reageert op de kracht waarmee u de toetsen aanslaat.

*35

81

NoteLimit

Arpeggio Note Limit Low/
High

Bepaalt de laagste en hoogste noten in het nootbereik van de arpeggio.

*36
*12

82

VelocityLimit

Arpeggio Velocity Limit Low/
High

Bepaalt de minimum- en maximumwaarden van het aanslagbereik van de arpeggio. Hierdoor kunt u door middel van uw speelsterkte,
bepalen wanneer de arpeggio moet klinken.

83

UnitMultiply

Arpeggio Unit Multiply

Past de tijdsduur van het afspelen van de arpeggio aan. Als u bijvoorbeeld een waarde van 200% instelt, dan zal de afspeeltijd verdubbeld
en het tempo gehalveerd worden. Als u een waarde van 50% instelt, dan zal de afspeeltijd gehalveerd en het tempo verdubbeld worden.

84

VelocityRate

Arpeggio Velocity Rate

Bepaalt hoeveel de aanslag van het afspelen van de arpeggio afwijkt van de originele waarde. Een instelling van 100% bijvoorbeeld
betekent dat de originele waarden gehanteerd worden.

*37
*38

85

GateTimeRate

Arpeggio Gate Time Rate

Bepaalt hoeveel de gate-tijd (lengte) van de arpeggionoten afwijkt van de originele waarde. Een instelling van 100% betekent dat de
originele waarden worden gebruikt.

*37

86

OutputSwitch

Arpeggio MIDI Out Switch

Als deze parameter aanstaat, dan worden de arpeggiodata via de MIDI-aansluiting verzonden.

87

TransmitCh

Arpeggio MIDI Transmit
Channel

Bepaalt het MIDI-zendkanaal van de arpeggio afspeeldata.
KbdCh...arpeggio-afspeeldata worden verstuurd via KBDTransCh ([F5]→[SF1] toetsenbord zendkanaal) in de utilitymode (performance/
mixing)

88

BC/AS1/AS2/
FC1/FC2

BC/Assign1/Assign2/FC1/
FC2
Control Number

Stelt het besturingsnummer in van de breathcontroller (BC), Assign-1/2 schuiven (AS1/2) en voetpedalen 1/2 (FC1/2).

89

(Transmit Switch)

Transmit Switch

Als de relevante parameter aanstaat, dan verstuurt het spelen in de geselecteerde zone de corresponderende MIDI-data, zoals
besturingswijzigings- en programmawijzigingsboodschappen. Door op de [F5]-knop te drukken kunt u tussen het tonen van alle vier zones
en het tonen van één enkele zone wisselen (waarin alle zendkanaalinstellingen getoond worden). Gebruik, als alle vier zones getoond
worden, de cursorknoppen om te scrollen.

90

Type

Filter Type

Bepaalt het filtertype. De daadwerkelijke parameters verschillen, afhankelijk van het geselecteerde type.

91

Gain

Filter Gain

Bepaalt de gain (de hoeveelheid versterking van het signaal dat door het filter bewerkt wordt).

92

Cutoff

Filter Cutoff Frequency

93

Resonance

94

Width

95

Distance

47

*13

*39

101

53

*40

63

*41

Bepaalt de cutoff-frequentie van het filter, oftewel de middenfrequentie waarop het filter wordt toegepast.

63

*42

Filter Resonance

Bepaalt de hoeveelheid resonantie (harmonische benadrukking) dat op het signaal bij de cutoff-frequentie wordt toegepast.

63

Filter Width

In het BPFw filter kunt u met deze parameter de bandbreedte afstellen van de frequenties die het filter passeren.

64

Distance

Bepaalt de afstand tussen de cutoff-frequenties, in het geval van dualfiltertypen. (De twee gecombineerde filters zijn parallel op elkaar
aangesloten.)

63

Appendix

Referentie

Snelgids

*41

Basissectie

Snelgids

Referentie

Appendix
Display

Basissectie

102

Ref.
nr.

Uitleg

Parameternaam

Blz.
verwijzing

96

HPFCutoff

HPF Cutoff Frequency

Bepaalt de middenfrequentie van de Key Follow-parameter (hieronder) van het HPF filter. Als het filtertype “LPF12” of “LPF6” is
geselecteerd, dan is deze parameter beschikbaar (normale voice).

97

HPFKeyFlw

HPF Cutoff Frequency Key
Follow

Bepaalt de Key Follow-instelling van de HPF cutoff-frequentie (alleen bij type=LPF12/LPF6). Deze parameter varieert de middenfrequentie
aan de hand van de positie van de toetsen die op het toetsenbord worden aangeslagen. Een positieve instelling verhoogt de middenfrequentie bij hogere toetsen en verlaagt deze bij lagere toetsen. Negatieve instellingen hebben het tegenovergestelde effect.

98

EGTime

99

Segment

FEG Time Velocity Sensitivity Bepaalt de mate waarop de aanslag de toonhoogtewijziging van het filter EG beïnvloedt. Een positieve instelling laat de toonhoogte sneller
veranderen als u het toetsenbord harder bespeelt (bij een hoge aanslagwaarde). Negatieve waarden hebben het tegenovergestelde effect.
FEG Time Segment
Dit heeft alleen invloed op de opgegeven segmenten.

100

EGLevel

FEG Level Velocity
Sensitivity

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van het FEG-niveau (de breedte van de FEG-wijziging). Met de curveparameter kunt u uit vijf verschillende
preset aanslagcurven kiezen (grafisch in de display aangegeven), waarbij elke curve bepaalt hoe de aanslag de filter-EG beïnvloedt.

101

Cutoff (VEL SENS)

Filter Cutoff Velocity
Sensitivity

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de cutoff-frequentie.

102

Resonance
(VEL SENS)

Filter Resonance Velocity
Sensitivity

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de resonantie.

103

(FEG) TIME

FEG Time

104

(FEG) LEVEL

FEG Level

Bepaalt de klankkleurovergang (cutoff-frequentie), vanaf het moment dat een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen, tot het moment
dat het geluid stopt.

105

(FEG) Depth

FEG Depth

106

CutoffSens

Filter Cutoff Key Follow
Sensitivity

Bepaalt de Filter Key Follow-gevoeligheid (filter schaalverdeling), oftewel de mate waarin het niveau van de cutoff-frequentie wijzigt als
reactie op de toetsposities op het toetsenbord (schaal).

107

CenterKey

Filter Cutoff Key Follow
Center Key

Geeft aan dat de C3 (Centrale-C) de middentoets voor de cutoff-gevoeligheid hierboven is. Op positie C3 gedraagt de cutoff-frequentie zich
volgens de actuele instellingen. Voor andere noten varieert het niveau, vanaf de middelste toets, in verhouding tot de gespeelde toets en
het interval. (Wordt alleen getoond; kan hier niet gewijzigd worden.)

108

EGTimeSens

FEG Time Key Follow
Sensitivity

Bepaalt de gevoeligheid van de FEG rate instellingen (de snelheid waarmee de FEG verandert) ten opzichte van de toetspositie.

109

CenterKey

FEG Time Key Follow Center
Key

Bepaalt de algemene toonhoogte (nootnummer) die door de EGTimeSens parameter (hierboven) gebruikt wordt. Als de middentoets
gespeeld wordt, dan gedraagt de FEG tijd zich volgens de actuele instellingen. Voor andere noten varieert de snelheid, vanaf de middelste
toets, in verhouding tot de gespeelde toets en het interval.

110

(Scaling)
BREAKPOINT

Filter Cutoff Scaling Break
Point

Bepaalt het breekpunt voor de filterschaalverdeling (de mate waarin de filter-cutoff-frequentie op de toetspositie reageert) en offsetniveaus.

111

(Scaling) OFFSET

Filter Cutoff Scaling Offset

112

LPFCutoff

Low Pass Filter Cutoff

Bepaalt de cutoff-frequentie voor het low pass filter.

63

113

LPFReso

Low Pass Filter Resonance

Bepaalt de hoeveelheid filterresonantie of benadrukking van de cutoff-frequentie.

63

114

LPFCutoff
(VEL SENS)

Low Pass Filter Cutoff
Velocity Sensitivity

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de low pass filter cutoff-frequentie.

115

OutputSel

Output Select

Bepaalt de specifieke uitgang(en) voor de individuele part (performance/mixing part edit). Bepaalt de specifieke uitgang(en) voor het
individuele drumtoetssignaal (drumkey edit).

116

(InsEF)

Insertion Effect

Geeft aan of het insertie-effect op iedere part wordt toegepast of niet. Dit wordt hier slechts getoond en kan hier niet gewijzigd worden.

117

ElementSw

Controller Set 1-6 Element
Switch

Bepaalt of de geselecteerde regelaar elk individueel element beïnvloedt of niet.
“-”...uitgezet.

55

*47

118

Source

Controller Set 1-6 Source

Bepaalt welke paneelregelaar toegewezen en gebruikt moet worden voor de geselecteerde Set. Deze regelaar wordt vervolgens gebruikt
om de parameter, die in de verderopstaande bestemming (dest) wordt ingesteld, te regelen.

55

*48
*49

119

Dest

Controller Set 1-6
Destination

Bepaalt de parameter die door de bron (source) regelaar (hierboven) wordt bestuurd.

55

*50

120

Depth

Controller Set 1-6 Depth

Bepaalt de mate waarin de bronregelaar de bestemmingsparameter beïnvloedt.

64

*27
*26
*27

65
65
65

*28
*12
*28
*12
*43
*45
*43
*45
*17

*16
*46

55

Ref.
nr.

Display

Blz.
verwijzing

Uitleg

Parameternaam

121

Filter

MW/AT(CAT)/AC(AC1)
Filter Control

Bepaalt de diepte van de besturing door het modulatiewiel ([SF2])/aftertouch ([SF3])/AS-schuif ([SF4]) van de filter cutoff-frequentie.

122

PMod

MW/AT(CAT)/AC(AC1)
LFO Pitch Modulation Depth

Bepaalt de diepte van de besturing door het modulatiewiel ([SF2])/aftertouch ([SF3])/AS-schuif ([SF4]) van de toonhoogtemodulatie
(vibrato-effect).

123

FMod

MW/AT(CAT)/AC(AC1)
LFO Filter Modulation Depth

Bepaalt de diepte van de besturing door het modulatiewiel ([SF2])/aftertouch ([SF3])/AS-schuif ([SF4]) van de filter cutoffmodulatie (waheffect).

124

AMod

MW/AT(CAT)/AC(AC1)
LFO Amplitude Modulation
Depth

Bepaalt de diepte van de besturing door het modulatiewiel ([SF2])/aftertouch ([SF3])/AS-schuif ([SF4]) van de amplitude-modulatie
(tremolo-effect).

125

Pitch (AT)

AT (CAT) Pitch Control

Bepaalt de diepte van de besturing door de toetsenbordaftertouch van de toonhoogte. U kunt een maximale waarde (in halve noten) van
twee octaven instellen.

126

Src

AC Source
(AC1 Control Number)

Bepaalt het MIDI-besturingsnummer dat gebruikt wordt om het filter, PMod, FMod en Amod te regelen.

127

(ARP) Switch/Hold

Arpeggio Switch/Hold
Control Number

Bepaalt het besturingsnummer dat het afspelen en aanhouden van de arpeggio regelt (aan/uit).

128

ASA/ASB

Assignable A/B Slider
Control Number

Bepaalt het besturingsnummer dat door de ASSIGN A/B schuiven geregeld wordt. Dit is beschikbaar als er een extern MIDI-apparaat
bestuurd wordt.

129

Dest

Assignable A/B Slider
Destination

Bepaalt de functie die door het besturingsnummer, zoals hierboven ingesteld, moet worden geregeld. Zie de aparte Data List.

130

FS

FS Control Number/
FS Function Assignment

Wijst een specifieke functie en besturingsnummer toe aan de voetschakelaar.

131

Set Remote Template
Type

Set Remote Mode Template
Type

Selecteert de template voor uw specifieke sequencesoftware.

132

BankMSB/LSB

Bank Select MSB/LSB

Selecteert de voice voor elke zone door deze drie MIDI-boodschappen op te geven. Zie het voice-overzicht in de aparte Data List.

133

PgmChange

Program Change
(Program Number 1-128)

134

CtrlSlider

Control Slider Control
Number

Bepaalt welke besturingsnummers worden gebruikt voor de CS-schuiven voor elke zone. Deze instellingen zijn alleen beschikbaar als de
zone-switch (master playmode [F2]) aanstaat en de CONTROL FUNCTION op het paneel is ingesteld op “zone”.

135

Level

Element Level

Past het uitgangsniveau aan voor het/de geselecteerde element/drumtoets, waardoor u het balansniveau tussen de elementen/toetsen kunt
regelen.

136

AlternatePan

Alternate Pan Depth

Bepaalt de mate waarin het geluid van het geselecteerde element beurtelings links en rechts gepand wordt voor elke toets die u indrukt. De
paninstelling wordt als de algemene panpositie gebruikt.

137

RandomPan

Random Pan Depth

Bepaalt de mate waarin het geluid van het geselecteerde element willekeurig links en rechts gepand wordt voor elke toets die u indrukt. De
hoofdpaninstelling wordt als de algemene panpositie gebruikt.

138

ScalingPan

Scaling Pan Depth

Bepaalt de mate waarin de noten (vooral hun positie of octaafbereik) de panpositie beïnvloeden, links en rechts, van het geselecteerde
element. Op positie C3, wordt de hoofdpaninstelling als de algemene panpositie gebruikt.

139

EGTime

140

Segment

AEG Time Velocity Sensitivity Bepaalt de mate waarin de aanslaggevoeligheid de Amplitude EG beïnvloedt. Een positieve instelling laat de AEG sneller veranderen als u
het toetsenbord harder bespeelt (voor een hoge aanslagswaarde). Negatieve waarden hebben het tegenovergestelde effect. Dit heeft
AEG Time Segment
alleen invloed op de opgegeven segmenten.

141

EGLevel

AEG Level Velocity
Sensitivity

142

Curve

Velocity Sensitivity Curve

143

(AEG) TIME

AEG Time

144

(AEG) LEVEL

AEG Level

*50
56
57

53

Bepaalt de volume-overgang (amplitude), vanaf het moment dat een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen, tot het moment dat het
geluid stopt. Hierdoor kunt u vele karakteristieken van natuurlijke akoestische instrumenten reproduceren — zoals de snelle attack en
decay van percussiegeluiden, of de lange release van een sustain pianoklank. Houd in gedachte dat verschillende geluiden een
verschillende mate van natuurlijke decay hebben. Een pianogeluid bijvoorbeeld neemt geleidelijk af als u de toets ingedrukt houdt; maar
een orgelgeluid blijft even hard klinken. Tevens geldt dat hoe langer de AEG release-tijd is, des te langer de sustain is.

*27
*26
*27

66
66

103
Referentie

Snelgids

*6

*17

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van het AEG niveau (het volume van de AEG wijziging). Met de curveparameter kunt u uit vijf verschillende
preset aanslagcurven kiezen (grafisch in de display aangegeven), waarbij elke curve bepaalt hoe de aanslag de Amplitude EG beïnvloedt.

Appendix

*51

Basissectie

Referentie

Appendix

Parameternaam

Uitleg

Snelgids

Display

Basissectie

104

Ref.
nr.

145

LevelSens

Amplitude (Level) Key Follow
Sensitivity

Bepaalt de gevoeligheid van het Key Followniveau (niveau schaalverdeling), oftewel de mate waarin het volume verandert als de toetsen op
het toetsenbord bespeeld worden.

146

CenterKey

Amplitude Key Follow Center
Key

Geeft aan dat de middentoets C3 is voor de gevoeligheid van het niveau hierboven. Op positie C3 gedraagt het volume zich volgens de
actuele instellingen. Voor andere noten varieert het niveau, vanaf de middentoets, in verhouding tot de gespeelde toets en het interval.
(Wordt alleen getoond; kan hier niet gewijzigd worden.)

147

EGTimeSens

AEG Time Key Follow
Sensitivity

Bepaalt de aanslaggevoeligheid van de AEG tijd (de snelheid van de AEG wijziging).

148

CenterKey

AEG Time Key Follow Center
Key

Bepaalt de algemene toonhoogte (nootnummer) die door de EGTimeSens parameter (hierboven) gebruikt wordt. Als de middentoets gespeeld wordt, dan gedraagt de AEG tijd zich volgens de actuele instellingen. Voor andere noten varieert de snelheid, vanaf de middentoets,
in verhouding tot de gespeelde toets en het interval.

149

(Scaling)
BREAKPOINT

Amplitude Scaling Break
Point

Bepaalt het breekpunt voor de schaalverdeling van de amplitude (de mate waarin het volume op de toetspositie reageert) en de offsetniveaus.

150

(Scaling) OFFSET

Amplitude Scaling Offset

151

Level (VEL SENS)

Level Velocity Sensitivity

Bepaalt hoe het volume op aanslag reageert. Een instelling van “0” heeft een maximale aanslaggevoeligheid tot gevolg, ongeacht hoe hard
er op een toets gedrukt wordt. Een instelling van “32” heeft een normale aanslaggevoeligheidsreactie tot gevolg, terwijl een instelling van
“64” tot gevolg heeft dat de toongenarator alleen speelt als er een maximale aanslag (127) wordt ontvangen.

152

(Native Parameters)

Plug-in Native Parameters

Voor het bewerken van de lokale parameters (de parameters die exclusief bij het bepaalde board horen). Gebruik de [<>] knoppen om door
de display te scrollen. De parameters verschillen, afhankelijk van het plug-inboard. Zie, voor details over elke parameter en zijn functies, de
handleiding of de on-line help die bij uw plug-inboard is meegeleverd. Zie, voor meer details over plug-inboards die momenteel leverbaar
zijn, blz. 21.

153

Detune

Detune

Bepaalt de fijnstemming.

154

FEGDepth

FEG Depth

Bepaalt de filter envelope generatordiepte (hoeveelheid cutoff-frequentie) voor elke part.

155

(FEG) Attack/Decay/
Release (Time)

FEG Attack/Decay/Release
Time

Stelt de FEG (Filter Envelope Generator)/AEG (Amplitude Envelope Generator) parameters in voor elke part. De parameters hebben
dezelfde offset-waarde als de parameters in de voice element edit (F3]→[SF3]/[F4]→[SF3]).

156

(FEG) Sustain
(Level)

FEG Sustain Level

157

(AEG) Attack/Decay/
Release (Time)

AEG Attack/Decay/Release
Time

158

(AEG) Sustain
(Level)

AEG Sustain Level

159

Wave

LFO Wave

Blz.
verwijzing

*28

*12
*28
*12
*44
*45
*44
*45

*52

*53

*54

Bepaalt de LFO golfvorm die gebruikt wordt om het geluid te variëren.
user...past de userwave, die u met de Voice Editor bewerkt heeft, toe (zie de aparte Installation Guide). Zie, voor details, de handleiding van
de Voice Editor (PDF).

66

*55

160

Speed

LFO Speed

Bepaalt de snelheid van de LFO golfvorm. Hoe hoger de waarde, des te hoger de snelheid.

161

TempoSync

LFO Tempo Sync

Bepaalt of de LFO wel of niet wordt gesynchroniseerd met het tempo van de arpeggio of sequencer (song).

162

TempoSpeed

LFO Tempo Speed

Hiermee kunt u gedetailleerde nootwaarde-instellingen maken die bepalen hoe de LFO synchroon pulseert met de arpeggio of sequencer
als de TempoSync parameter hierboven aanstaat.

*57

163

KeyOnReset

Key On Reset

Bepaalt of de LFO wel of niet gereset wordt als er op een toets gedrukt wordt. Er zijn drie instellingen beschikbaar (common voice edit).

*58

164

Phase

LFO Phase

Bepaalt het startpunt van de fase voor de LFO-golfvorm als er een toets wordt gespeeld.

*59

165

(KeyOn)Delay

LFO (Key On) Delay Time

Bepaalt de delay-tijd voordat de LFO actief wordt.

166

FadeIn

LFO Fade-in Time

Bepaalt de hoeveelheid tijd alvorens het LFO effect infade (nadat de delay-tijd is verstreken). Een hogere waarde heeft een tragere fade-in
tot gevolg.

167

Hold

LFO Hold Time

Bepaalt de tijdsduurwaarop de LFO op maximum niveau blijft.

168

FadeOut

LFO Fade-out Time

Bepaalt de hoeveelheid tijd alvorens het LFO effect uitfade (nadat de delay-tijd is verstreken).

*56

*60

Ref.
nr.

Display

Uitleg

Parameternaam

Blz.
verwijzing

169

ElementSw

LFO Destination Element
Switch

Bepaalt of elk element wel of niet door de LFO wordt beïnvloedt. Het elementnummer (1 - 4) wordt getoond als de LFO aanstaat; een
streepje (-) geeft aan dat de LFO voor dat element uitstaat.

170

Dest

LFO Destination

Bepaalt de parameters die door de LFO golfvorm geregeld (gemoduleerd) moeten worden.

171

Depth

LFO Depth

Bepaalt de diepte van de LFO golfvorm.

172

PMod (LFO)

LFO Pitch Modulation Depth

Bepaalt de mate (diepte) waarin de LFO-golfvorm de toonhoogte van het geluid varieert (moduleert).

173

FMod (LFO)

LFO Filter Modulation Depth

Bepaalt de mate (diepte) waarin de LFO-golfvorm de filtercutoff-frequentie varieert (moduleert).

174

AMod (LFO)

LFO Amplitude Modulation
Depth

Bepaalt de mate (diepte) waarin de LFO-golfvorm de amplitude van het geluid varieert (moduleert).

175

(Part Receive
Switch)

Part Receive Switch

Stel in hoe elke afzonderlijke part reageert op verschillende MIDI-boodschappen, zoals besturingswijzigings- en programmawijzigingsboodschappen.

*61

176

BasicRcvCh

Basic Receive Channel

Bepaalt het MIDI-kanaal waarover de S90 MIDI-data ontvangt (vanaf een extern MIDI-apparaat). Deze parameter is beschikbaar voor de
voice-/performancemode. Als dit is ingesteld op “omni”, dan kunnen data van elk kanaal worden ontvangen.

*62

177

KBDTransCh

Keyboard Transmit Channel
(Voice/Performance Mode)

Bepaalt het MIDI-kanaal waarover de S90 MIDI data zendt (naar een extern MIDI-apparaat). Deze parameter is beschikbaar voor de voice/performancemode.

178

DeviceNo./DEV NO.

Device No.

Bepaalt het MIDI-apparaatnummer. Dit nummer moet overeenkomen met het apparaatnummer van het externe MIDI-apparaat als het
systeem-exclusieve boodschappen zendt/ontvangt.

179

FileUtilID

File Utility ID

Dit File Utility ID-nummer en het apparaatnummer (hierboven) moeten met die in de File Utilitysoftware overeenkomen (zie de aparte
Installation Guide) om op een juiste wijze bestanden tussen de S90 en een aangesloten computer uit te kunnen wisselen.

180

BankSel

Transmit/Receive Bank
Select

181

PgmChange

Transmit/Receive Program
Change

Met deze schakelaar kunt u, zowel tijdens zenden als ontvangen, bankselectie-/programmawijzigingsboodschappen in-/uitschakelen. Als
dit aanstaat, dan reageert de S90 op binnenkomende bankselectieboodschappen, en verstuurt het ook de juiste bankselectieboodschappen (als het paneel wordt gebruikt).

182

CtrlChange

Control Change (AEG
Sustain)

Hiermee kunt u de S90 zo instellen dat het op een juiste wijze reageert op elk type GM systeemdata, Level 1 of Level 2 — vooral wat AEG
sustain betreft. Stel, als u GM Level 2 gebruikt, dit in op mode 1, zodat de S90 op de boodschappen reageert als parameterwijzigingsdata.
Stel, als u GM Level 1 gebruikt, dit in op mode 2, zodat de S90 op de boodschappen reageert als besturingswijzigingsdata.

183

LocalCtrl

Local Control

Als dit uitstaat, dan worden het toetsenbord en de regelaars intern losgekoppeld van het toongeneratorgedeelte van de synthesizer.

184

RcvBulk

Receive Bulk

Bepaalt of bulk dump data wel of niet ontvangen kunnen worden.
protect...niet ontvangen; on...ontvangen

185

MIDI Sync

MIDI Sync

Bepaalt of het afspelen van de song/arpeggio wordt gesynchroniseerd met de interne klok (int) van de S90 of een externe MIDI-klok (MIDI).

186

ClockOut

Clock Out

Bepaalt of MIDI-klok [F8] boodschappen verstuurd zullen worden via de MIDI OUT/USB-aansluiting.

187

SeqCtrl

Sequencer Control

Bepaalt of sequencer besturingssignalen — start, continue, stop, en song position pointer — via de MIDI OUT/USB-aansluiting ontvangen
en/of verstuurd zullen worden.

188

MIDI IN/OUT

MIDI IN/OUT

Bepaalt welke fysieke uitgangsaansluiting(en) gebruikt zal(zullen) worden voor het versturen/ontvangen van MIDI data: MIDI IN/OUT/
THRU, USB, of mLAN (als de los verkrijgbare mLAN8E is geïnstalleerd).

16

189

ThruPort

Thru Port

Vele computersequencers zijn in staat om data over verschillende MIDI-poorten te versturen, waardoor de 16-kanaal grens effectief
doorbroken wordt. Als de USB-aansluiting wordt gebruikt voor MIDI-ontvangst, dan kunnen MIDI-boodschappen, die via de USB-aansluiting worden ontvangen, worden doorgegeven via de MIDI OUT-aansluiting van de S90 naar andere aangesloten apparaten. Stel het poortnummer hier in. Dit is beschikbaar als de MIDI IN/OUT op “USB” is ingesteld.

22

190

191

18

*64
*65

*66

EL: OUT 1-4/KEY:
OUT

EL 1-4/KEY Insertion Effect
Out

Bepaalt welk insertie-effect (1 of 2) wordt gebruikt voor de verwerking van de individuele elementen/toetsen. Met de “thru” instelling kunt u
de insertie-effecten voor de specifieke elementen/toetsen passeren. (Deze parameter is dezelfde als “InsEFOut” in normale element/key
edit ([F1]→[SF2]). Door hier een waarde in te stellen wordt de waarde van die parameter ook gewijzigd.)

67

InsEF Connect

Insertion Effect Connection
Type

Bepaalt de route van het effect voor insertie-effecten 1 en 2. De wijzigingen van de instelling worden in het diagram in de display getoond,
waardoor u een duidelijk beeld heeft van de route die het signaal aflegt.
para...parallel

67

*67

*68

105

Snelgids

Referentie

Appendix

Display

Basissectie

106

Ref.
nr.

Uitleg

Parameternaam

Blz.
verwijzing

192

Ins1 Ctgry/Type

Insertion 1 Category/Type

193

Ins2 Ctgry/Type

Insertion 2 Category/Type

194

Reverb/Chorus Type

Reverb Type/Chorus Type

Bepaalt het effecttype voor reverb/chorus. Zie het effecttype-overzicht in de aparte Data List.

67

195

Reverb/Chorus Send

Reverb Send/Chorus Send

Bepaalt het niveau van het geluid (van insertie 1 of 2, of het gepasseerde signaal) dat naar het reverb-/choruseffect wordt verstuurd. Een
instelling “0” heeft geen reverbprocessing van het geluid tot gevolg.

67

196

Reverb/Chorus
Return

Reverb Return/Chorus
Return

Bepaalt het retourniveau van het reverb-/choruseffect.

197

Reverb/Chorus Pan

Reverb Pan/Chorus Pan

Bepaalt de panpositie-instelling voor het reverb-/choruseffect.
L64 (uiterst links) ~ c (midden) ~ R63 (uiterst rechts)

198

Chorus to Reverb

Send Chorus to Reverb

Bepaalt het zendniveau van het signaal dat verstuurd wordt vanaf het choruseffect naar het reverbeffect.

67

199

EFF PART→VCE
INS

Insertion Effect Part (Voice)

Bepaalt de part waarop het insertie-effect wordt toegepast. Het insertie-aansluitingstype (blz. 69) is afhankelijk van de voice van de
geselecteerde part.

67

200

EFF PART→PLG-EF
PlugEF Type

Plug-in Insertion Effect
Part/Type

Bepaalt de part waarop het insertie-effect wordt toegepast en het insertie-effecttype. Deze parameter is alleen beschikbaar als er een
speciaal Effect Plug-inboard (VH) is geïnstalleerd.
U kunt, in de PLG-EF display ([SF2]) verschillende gedetailleerde parameterinstellingen maken. (Zie de handleiding van uw specifieke pluginboard.)

67

201

Variation Type

Variation Type

Bepaalt het variatie-effecttype. Zie het effecttype-overzicht in de aparte Data List.

69

202

Variation Return

Variation Return

Bepaalt het retourniveau van het variatie-effect.

69

203

Variation Pan

Variation Pan

Bepaalt de panpositie van het geluid van het variatie-effect.

204

Variation to Reverb/
Chorus

Variation to Reverb/Chorus

Bepaalt het zendniveau van het signaal dat verstuurd wordt vanaf het variatie-effect naar het reverb-/choruseffect.

205

(Effect Parameters)

Effect Parameters

Het aantal parameters en de beschikbare waarden zijn verschillend en afhankelijk van het momentele geselecteerde effecttype. Zie, voor
meer informatie, het effectparameteroverzicht in de aparte Data List.

206

PolyExpand

Poly Expand

Deze parameter is alleen toegankelijk als u twee of drie identieke plug-inboards hebt geïnstalleerd. Als deze parameter uitstaat, dan kunt u
twee of drie boards afzonderlijk laten werken (u kunt ze in twee of drie verschillende parts selecteren). Als deze parameter aanstaat, dan
functioneren de twee boards gezamenlijk als één board (in één enkele part te gebruiken) — waardoor u het dubbele aantal polyfonische
noten tot uw beschikking hebt.

207

PORT NO.

Port No.

Bepaalt het MIDI-poortnummer waarover het plug-inboard MIDI-data ontvangt. Één poort kan voor het Multi-Part plug-inboard worden
ingesteld en twee poorten kunnen voor het Single Part plug-inboard worden ingesteld. Het poortnummer voor het Effect plug-inboard (VH)
staat vast ingesteld op 1.

208

GM/XG

GM/XG

Bepaalt of “GM on” en “XG on” boodschappen worden herkend (aan) of niet (uit). Deze parameter is alleen beschikbaar als er een MultiPart plug-inboard in slot 3 is geïnstalleerd.

209

(Native System
Parameters)

210

Type

211

L.Freq/Gain
(Type=EQ L/H)

212

H.Freq/Gain
(Type=EQ L/H)

EQ High Frequency/High
Gain

213

Freq (Type=P.EQ)

Frequency

214

Gain (Type=P.EQ)

Gain

215

Q (Type=P.EQ)

EQ Resonance

216

Tune

Master Tune

Bepaalt het effecttype voor insertie 1. Zie het effecttype-overzicht in de aparte Data List.

67
67

67

Stel de lokale systeemparameters in van het plug-inboard dat in elk slot is geïnstalleerd. Zie, voor details over deze parameters, de
handleiding van uw specifieke plug-inboard.
Bepaalt het equalizertype. De S90 bezit een brede selectie aan verschillende equalizertypes, die niet alleen gebruikt kunnen worden om
het originele geluid te verrijken, maar ook om het karakter van het geluid compleet te veranderen. De specifieke parameters en instellingen
EQ Low Frequency/Low Gain die beschikbaar zijn, zijn afhankelijk van het geselecteerde equalizertype.
EQ Type

Past de afstelling van de toongenerator aan (100: één halve toon).

*69
*17

Ref.
nr.

Display

Uitleg

Parameternaam

Blz.
verwijzing

217

FORMAT/Volume
Label

Format/Volume Label

Formatteert een Memory Card. U kunt het volumelabel een naam geven.

218

SAVE

Save

Slaat de instellingen op op een Memory Card als een file.

82

219

LOAD

Load

Laadt files van een Memory Card naar uw synthesizer.

82

220

RENAME

Rename

Hernoemt files met maximaal acht karakters.

82

221

DELETE

Delete

Wist files die op een Memory Card zijn opgeslagen.

82

82

107

Basissectie

Snelgids

Referentie

Appendix

108

*1

*3

*8

*13

Als de alternate group (AltGrp) parameter is
ingesteld op een waarde anders dan “off” (uit),
dan is deze parameter niet beschikbaar, en wordt
“---” in de display getoond (Drum Key Edit).

Voice...offset waarden voor de EQ instellingen
in de utility ([F3]→ [SF1]).
Performance/mix...offset waarden voor de master EQ instellingen (Algemeen [F2]→ [SF2]).

Als u voorbij de nootbereiklimieten (C-2 en G8)
transponeert, dan zullen de noten in het aangrenzende octaaf worden gebruikt. Een getransponeerde F9-noot bijvoorbeeld zal in F8 worden
gewijzigd.

*4

*9

Deze portamentoparameters hierboven zijn niet
beschikbaar voor de part waaraan de drumvoice
wordt toegewezen.

U kunt ook afzonderlijke lage en hoge bereiken
creëren, met een aanslaggevoeligheidsgat in het
midden, door eerst de maximumwaarde op te
geven. Door bijvoorbeeld een aanslaglimiet van
93 - 34 in te stellen kunt u het element bespelen
vanaf twee afzonderlijke aanslagbereiken: zacht
(1 - 34) en hard (93 - 127). Noten die met een
aanslag tussen 35 en 92 gespeeld worden bespelen niet het geselecteerde element/part/zone.

Power On Mode instellingen

*2
Micro tuning type
Nr.

Type

00

Gelijkzwevende
temperatuur

01~12

Reine majeur

13~24

Reine mineur

25

Werckmeister

26

27

Kirnberger

Vallotti & Young

Toets

Opmerkingen
De “compromis” stemming die de
laatste 200 jaar wordt gebruikt in
de westerse muziek, en die gevonden kan worden op de meeste elektronische toetsinstrumenten. Iedere
halve stap is exact 1/12de van een
octaaf, en muziek kan in iedere
toonhoogte met hetzelfde gemak
gespeeld worden. Geen van de
intervallen zijn echter perfect
gestemd.

C~B Deze stemming is zo ontworpen dat
de meeste intervallen (vooral de majeur terts en de reine kwint) zuiver
zijn. Dit betekent dat andere intervallen dus niet zuiver zijn. U zult zelf
de toonhoogte (C~B) aan moeten
geven waar u in gaat spelen.

*5
De mode-instelling is niet beschikbaar voor de
plug-inpart.

Johann Philipp Kirnberger was ook
betrokken bij de ontwikkeling van
een toonladder die in iedere toonsoort bespeeld kan worden.
Francescatonio Vallotti en Thomas
Young (beide midden 1700) hebben deze toevoeging bedacht voor
de Pythagoreaanse stemming
waarin de eerste zes kwinten
verlaagd worden met dezelfde
hoeveelheid.

28

1/4 verschoven

Dit is de normale gelijkzwevende
stemming, maar 50 cents hoger gestemd.

29

1/4 toon

24 gelijkmatige verdeelde noten per
octaaf. (U moet dus 24 toetsen
aanslaan om één octaaf hoger te
spelen.)

30

1/8 toon

48 gelijkmatige verdeelde noten per
octaaf. (u moet dus 48 toetsen
aanslaan om één octaaf hoger te
spelen.)

31

Indiaas

C~B Wordt gewoonlijk gebruikt in indiase
muziek (alleen witte toetsen [C~B]).

Mode

Programma

Performance play

USER: 001

voice (USER)

Voice play

USER: 001

voice (PRE1)

Voice play

PRE1: 001

GM

Voice play

GM: 001

master

Master play

USER: 001

*14
Als u hier “voice” geselecteerd heeft, kunnen enkele parameters niet ingesteld worden.

*15
*10
*6
CONTROL FUNCTION SELECTIE (CS-assign)
CONTROL1
FUNCTION

A~G# Hetzelfde als reine majeur, maar ontworpen voor de mineurtoonladder.
Andreas Werckmeiser, een tijdgenoot
van Bach, heeft deze stemming ontworpen, zodat toetsinstrumenten in
iedere toonhoogte kunnen spelen.
Iedere toonhoogte heeft een eigen,
unieke karakter.

Display
performance

MASTER
VOLUME

2
3
4
5
6

PAN

REVERB

CHORUS

TEMPO

CUTOFF

RESONANCE

ATTACK

RELEASE

ASSIGN A

ASSIGN B

ASSIGN 1

ASSIGN 2

MEQ LOW

MEQ LOW MID

MEQ HI MID

MEQ HIGH

VOLUME 1

VOLUME 2

VOLUME 3

VOLUME 4

ZONE 1

ZONE 2

ZONE 3

ZONE 4

CS 1

CS 2

CS 3

CS 4

1 pan
2 klank
3 toewijzing
4 MEQofs
5 vol
6 zone (Alleen mastermode. De instelling “zone” hierboven is alleen beschikbaar als de zone switch aanstaat in de [F2] MEMORY-display in de master playmode.)
OPM. Voice/performance/mix...ingesteld door elke
n
common edit [F1]→[SF5] (CSAssign)
Master...Ingesteld door de common edits [F2]
(schuif)

*7
Het schuiven van de schuif heeft geen enkel
effect, totdat u de huidige instelling bereikt.

Deze instellingen zijn afhankelijk van het specifieke plug-inboard; zie de relevante handleiding
voor details.

U kunt deze parameter ook bijstellen met de CSschuif op het bedieningspaneel (common edit).

*16
*11
U kunt ook een lager en een hoger bereik creëren
met een “gat” in het midden, door eerst de hoogste noot op te geven. Door bijvoorbeeld een nootlimiet van “C5 - C4” in te stellen kunt u het element bespelen vanaf twee afzonderlijke bereiken: C-2 tot C4 en C5 tot G8. Noten die tussen
C4 en C5 gespeeld worden bespelen niet het geselecteerde element/part/zone.

*12
U kunt het bereik ook direct vanaf het toetsenbord instellen, door de [INFORMATION]-knop
ingedrukt te houden en op de gewenste lage en
hoge toetsen te drukken.

In de drumkey editmode is deze parameter alleen
beschikbaar als de insertie-effectuitgang (hierboven) is ingesteld op “thru”.

*17
Deze parameter werkt voor waves (pre wav) die
in de [F1] - [SF1] drumkey oscillatorwavedisplay
geselecteerd zijn (drumkey edit).

*18
Als er een normale voice wordt toegewezen aan de
toets, dan kunt u met deze parameter de positie van
de noot bepalen (niet zijn toonhoogte) in verhouding
tot C3. Laten we bijvoorbeeld eens aannemen dat de
originele voice uit een uit twee elementen bestaand
pianoachtig geluid tot C3 en een uit twee elementen
bestaand gitaarachtig geluid vanaf C#3 en hoger bestaat. Het instellen van de coarse parameter op +1
wijzigt de toonhoogte van het pianoachtige geluid
niet in C#3. In plaats daarvan klinkt C#3 van de originele voice (dat wil zeggen, het gitaarachtige geluid).

*19
Wijzigingen in de aanslagcurve aan de
hand van VelDepth (met een offsetwaarde
van 64)

*22
Deze parameter is niet beschikbaar voor de pluginparts.

Aanslagsterkte
Feitelijke aanslag
voor toongenerator Depth=127 (dubbele)
Depth=64
127
(normaal)

Gain
Bepaalt de versterking van het frequentieniveau
(zoals hiervoor ingesteld), of in welke mate de
geselecteerde frequentieband wordt verzwakt of
versterkt.
Q (frequentiekarakteristiek)
Dit past het signaalniveau aan op de ingestelde
frequentie om verschillende frequentiecurvekarakteristieken te creëren.

*23
MEQ (Master equalizer)

Alle mLAN8E-gerelateerde instellingen in de
utilitymode worden alleen opgeslagen in het geheugen van de mLAN8E zelf, en niet in het usergeheugen van de S90. Gebruik de volgende procedure om alle voorgaande mLAN-instellingen
te initialiseren.

Q(Frequentiekarakteristiek)

Gain

0.1

Depth=32
(helft)

64

12.0

[EXIT]-knop
Freq
(Frequentie )

Depth=0
0

64

Wijzigingen in de aanslagcurve aan de
hand van VelOffset (met een sterkte van 64)
Aanslag offset
Feitelijke aanslag
voor toongenerator Offset=96 (+64)
Offset=127 (+127)
127

Offset=64 (normaal)

0

Afhankelijk
van offset

Afhankelijk
van offset 64

Frequentie

127

Ontvangen aanslag
(Feitelijke toets-in snelheid)

64

[SF5]-knop

0

Offset=32 (-64)

5 bands

LOW

LOWMID

MID

HIGHMID

Shape
Bepaalt het gebruikte equalizertype; shelving
(shelv) of peaking (peak). Het peakingtype
verzwakt/versterkt het signaal op de opgegeven
frequentie-instelling, terwijl het shelvingtype
het signaal op frequenties boven of onder de
opgegeven frequentie-instelling verzwakt/
versterkt. Deze parameter is beschikbaar voor
LOW, MID en HIGH.
shelv (Shelving)

+

0
127

Ontvangen
aanslag
(feitelijke toets-in snelheid)

–
EQ Low EQ Low
Freq1 Freq2

Offset=0 (-127)

Freq

HIGH

Druk op de [ENTER]-knop om de mLANinstellingen daadwerkelijk te initialiseren.

*24
U kunt de aan de parameters gerelateerde voice
alleen instellen als u in de utilitymode bent
([F3]→[SF1]), vanaf de voicemode.

Instellingen
(display)
atk

attack time

mLAN-aansluiting
In deze display kunt u parameters instellen die
gerelateerd zijn aan de los verkrijgbare mLAN8E
(blz. 126). De volgende display is alleen beschikbaar als de los verkrijgbare mLAN8E is
geïnstalleerd.

atk+dcy

attack time/decay time

Naam leverancier

Bijnaam

Gain

*21

109

De instelling “C”(midden) behoudt de afzonderlijke pan-instellingen van elk element/part
(common edit).

decay time

atk+rls

attack time/release time

all

all time

Elementbesturing aan de hand van
aanslag (ex. PEG)
Positieve waarde
aanslag
EGTime
Groot
Sneller

Groot

Langzamer

Klein

Hoeveelheid
toonhoogtewijziging
EGLevel

Frequentie

*20
Zendniveau (naar reverb en chorus) kan niet onafhankelijk voor elke drumtoets worden ingesteld; de waarde ligt vast op 127 (maximum).

dcy

*27
Zie voor details over deze
parameter de handleiding
van de mLAN8E.

+

0

Beschikbaar segment voor EGTime

*25

Frequentie

peak (Peaking)

*26

[EXIT]-knop

–
Freq

[SF4]-knop

Geef een bijnaam voor de verbinding. Zie voor specifieke instructies
over het benoemen de basisbedining op blz. 34. Zie voor details over
de Nickname (bijnaam) parameter, de handleiding van de mLAN8E.

Freq (Frequentie)
Bepaalt de middenfrequentie. Frequenties rond
dit punt worden verzwakt/versterkt door de
’gain’-parameter.

Klein
Tijd PEG-wijziging

Stel de Word Clock in. Zie
voor details de handleiding
van de mLAN8E.

Appendix

Druk op de [ENTER]-knop om
de waarde echt in te stellen.

Referentie

Snelgids

Basissectie

Appendix
Negatieve
waarde

Sneller
+63
+30

Lagere
bereik

-40

Hogere
bereik

Langzamer

Basistoonhoogte (middentoets)

De eerste keer dat u een toets aanslaat, wordt de
eerste noot van het arpeggiatorpatroon afgespeeld. Vanaf de tweede en volgende toetsaanslagen, hangt de arpeggiatornoot die wordt afgespeeld af van het arpeggiatortempo en de timing
van het arpeggiopatroon. Als, in het geval van
een 1-maat arpeggiopatroon bijvoorbeeld, de
tweede toetsaanslag op de derde tel van de maat
valt, dan speelt het arpeggiopatroon verder vanaf
de derde tel. Met andere woorden, de eerste
toetsaanslag wordt gebruikt om het arpeggiopatroon te starten, waarna u met de toets het patroon kunt “muten” of “on-muten” door respectievelijk de toets ingedrukt te houden of los te
laten. Dit is vooral handig als de arpeggiator
wordt gebruikt om drumpatronen te genereren.

Referentie

Positieve
waarde

*31
sync-off

*34
Als de arpeggiocategorie is ingesteld op Ct, dan
wordt er helemaal geen geluid voortgebracht, totdat u hier “direct” selecteert.

*35
original
De arpeggio speelt af met preset aanslagen.
thru
De arpeggio speelt af aan de hand van de kracht
waarmee u aanslaat. Als u bijvoorbeeld de toetsen hard aanslaat, dan zal het volumeniveau van
de arpeggio toenemen.

*36
*29

*32

Als userarpeggio wordt geselecteerd, dan kunt u de
geselecteerde arpeggiodata wissen met de [SF5]knop.

sort
Speelt noten af in oplopende volgorde, vanaf de
laagste toets die wordt aangeslagen, tot de hoogste toets.

*30
U kunt ook de arpeggio aan-/uitzetten vanaf het
bedieningspaneel met de [ARPEGGIO ON/OFF]
knop (voice edit). De arpeggioschakelaar is niet
beschikbaar voor de multi plug-inparts 17-32.

thru
Speelt noten af in de volgorde waarin de toetsen
worden aangeslagen.
direct
Speelt de noten precies zo af zoals de toetsen
worden aangeslagen. Als wijzigingen in de
voiceparameters (zoals pan of cutoff-frequentie)
zijn inbegrepen in de arpeggiosequencedata, dan
worden deze toegepast en voortgebracht als de
arpeggio wordt afgespeeld.

U kunt ook een laag en een hoog triggerbereik
creëren voor de arpeggio, met een “gat” in het
midden, door eerst de hoogste noot op te geven.
Als u bijvoorbeeld een nootlimiet van “C5-C4”
instelt, dan kunt u de arpeggio activeren door de
toetsen aan te slaan in het bereik van C -2 tot C4
en C5 tot G8; toetsen die worden aangeslagen
tussen C4 en C5 beïnvloeden de arpeggio niet.

*37
De aanslaggevoeligheid/gate-tijd kan niet verder
verlaagd worden dan het normale minimum van
1; elke waarde die buiten dit bereik valt zal automatisch op deze minimumwaarde worden gesteld.

*38
*33
Met de “sort” en “thru” instellingen hangt de
volgorde waarin de noten worden voortgebracht
af van de arpeggiosequencedata.

De aanslag kan niet verlaagd of verhoogd worden buiten het normale bereik van 1 tot 127; elke
waarde die buiten dit bereik valt zal automatisch
op deze minimum- of maximumwaarde worden
gesteld.

Snelgids

Elementbesturing aan de hand van de
nootpositie op het toetsenbord (vb. PEG
tijd : snelheid van PEG-wijziging)

Basissectie

110

*28

*39
U kunt de aan de parameters gerelateerde
voice alleen instellen als u in de utilitymode
bent ([F3]→[SF2]) vanaf de voicemode.

*40
U kunt de aan de parameters gerelateerde
voice alleen instellen als u in de utilitymode
bent ([F3]→[SF3]) vanaf de voicemode.

*41
Deze parameterfunctie verschilt en is afhankelijk van het geselecteerde filtertype. Als het
geselecteerde filter van het type LPF, HPF,
BPF (behalve de BPFw), of BEF is, dan wordt
deze parameter gebruikt om de resonantie in
te stellen. In het geval van het type BPFw,
wordt het gebruikt om de breedte van de band
aan te passen.

*42
Deze parameter is beschikbaar voor de LPF
als het filter dat door de part gebruikt wordt
een combinatie van het type LPF en HPF is
(performance/mix part bewerking).

*43

*44

*46

*51

Filter Scaling instellingen
De beste manier om de filter scaling (schaalverdeling) functie uit te leggen is met een voorbeeld.
Bij de instellingen die in de onderstaande tabel
als voorbeeld getoond worden is de basiscutofffrequentiewaarde 64, en wijzigen de verschillende offsetwaarden bij de geselecteerde breekpunten die basiswaarde dienovereenkomstig. De
specifieke wijzigingen in de cutofffrequentie
worden in het onderstaande diagram getoond.
De cutofffrequentie wijzigt op een lineaire manier tussen de opeenvolgende breekpunten, zoals getoond wordt.

Amplitude Scaling instellingen
De beste manier om de amplitude scaling (schaalverdeling) functie uit te leggen is met een voorbeeld. Bij de instellingen die in de onderstaande
tabel als voorbeeld getoond worden is de basisamplitude (volume) waarde voor het geselecteerde element gelijk aan 80, en wijzigen de verschillende offsetwaarden bij de geselecteerde breekpunten die basiswaarde dienovereenkomstig. De
specifieke wijzigingen in de amplitude worden
in het onderstaande diagram getoond. De amplitude wijzigt op een lineaire manier tussen de opeenvolgende breekpunten, zoals getoond wordt.

L&R...OUTPUT L&R
asL&R...ASSIGNABLE OUTPUT L&R
asL...ASSIGNABLE OUTPUT L
asR...ASSIGNABLE OUTPUT R
drum...Deze instelling is voor drumvoiceparts.
Als dit geselecteerd wordt, dan worden de instellingen voor de bestemmingsuitgang voor elke
drumtoets geactiveerd.
as1&2...OUTPUT 1&2 op de mLAN8E
as3&4...OUTPUT 3&4 op de mLAN8E
as1/2/3/4...OUTPUT 1/2/3/4 op de mLAN8E

U kunt bijvoorbeeld allleen aan de arpeggioschakelaar draaien (als u op de voetschakelaar
trapt), als het besturingsnummer van de
arpeggio-schakelaar overeenkomt met die van de
voetschakelaar (utility [F4]→ [SF1][SF3]).
(Stel, om het aan en uit te zetten, de FS-parameter
in op “96” in de utilitymode [F4]→ [SF3].)

*47

*53

Deze parameter wordt gedeactiveerd als de onderstaande bestemmingsparameter een waarde
tussen de 00 en 33 heeft.

Deze parameter is niet beschikbaar voor plug-in
parts of parts waaraan drumvoices zijn toegewezen.

*48

*54

BREAKPOINT

1

2

3

4

1

2

3

4

C#1

D#2

C3

A4

BREAKPOINT

C1

C2

C3

C4

-4

+10

+17

+4

OFFSET

-4

+10

+17

+4

OFFSET

81

Cutoff
Frequentie

*52
Deze parameter is niet beschikbaar voor de
plug-in parts.

97
Amplitude
90

74
68

84
76

60
Noot
C#1

D#2

C3

Breekpunt 1

Breekpunt 2

Breekpunt 3

A4
Breekpunt 4

Noot
C1
Breekpunt 1

C2
Breekpunt 2

C3
Breekpunt 3

C4
Breekpunt 4

*45
BP1 tot en met BP4 worden automatisch in oplopende volgorde verdeeld over het toetsenbord.
De minimum- en maximumcutoff-/volumelimieten (respectievelijk 0 en 127) kunnen niet
overschreden worden, ongeacht de waarden van
de offsetinstellingen.
Iedere willekurige toets die onder de BP1-toets
gespeeld wordt resulteert in de BP1-niveau-instelling. Evenzo resulteert iedere willekeurige
toets die boven de BP4-toets gespeeld wordt in
de BP4-niveau-instelling.

PB

Pitchbendwiel

MW

Modulatiewiel

AT

Aftertouch

FC1/2

Voetpedaal 1/2

FS

Voetschakelaar

BC

Breathcontroller

AS1/2

Toewijsbare AS1/2 schuiven

*49
De toewijsbare schuiven A en B kunnen elk aan
één commonfunctie worden toegewezen voor de
gehele voicemode, en niet aan verschillende
functies voor elke afzonderlijk voice. Zie ook de
utilitymode ([F4]→ [SF2]).

De instellingen voor het sustainniveau/de
releasetijd zijn niet beschikbaar voor plug-inparts of parts waaraan drumvoices zijn toegewezen.

*55
LFO Wave
tri...triangle wave (driehoeksgolfvorm),
saw...sawtooth wave (zaagtandgolfvorm),
squ...square wave (blokgolfvorm),
trpzd...trapezoid wave (trapeziumgolfvorm),
S/H...sample & hold (random = willekeurig)
In het geval van element edit zijn de “trpzd” en
“S/H” parameters niet beschikbaar.

*50
Zie, voor een compleet overzicht van de beschikbare parameters/regelaars, de aparte Data List.

111
Appendix

Referentie

Snelgids

Basissectie

Snelgids

Referentie

Appendix

LFO Speed

Basissectie

112

*56

Fade-in Time

*58

*59

Key On Reset

LFO Phase

Fade in
Max

Speed = snel

Tijd

off
De LFO blijft doorspelen zonder toets-synchronisatie. Door op een toets te drukken wordt de LFOgolfvorm gestart bij de fase waar de LFO zich op dat
moment bevindt.

Bepaalt het startpunt van de fase voor de LFOgolfvorm als er een toets wordt gespeeld.

Lage Fade-in
waarde geeft
een snellere
fade in

Tijd

Delay

Speed = langzaam

Toets aan

Tijd

Fade in

Tijd
Tijd

*57
LFO tempo speed instellingen
16e, 8e/3 (achtste-noot triolen), 16e. (gepunteerde zestiende noten), 8e 4e/3 (kwartnoot triolen),
8e. (gepunteerde achtste noten), 4e (kwartnoten), 2e/3 (halve-noot triolen), 4e. (gepunteerde
kwartnoten), 2e (halve noten), hele/3 (hele-noot
triolen), 2e. (gepunteerde halve noten), 4e x 4
(kwartnoot kwartolen; vier kwartnoten per tel),
4e x 5 (kwartnoot kwintolen; vijf kwartnoten
per tel), 4e x 6 (kwartnoot sextolen; zes kwartnoten per tel), 4e x 7 (kwartnoot septimolen;
zeven kwart noten per tel), 4e x 8 (kwartnoot
octolen; acht kwartnoten per tel)
De daadwerkelijke lengte van de noot is afhankelijk van de interne of externe MIDI-tempo
(utility [F5]→ [SF3]) instelling.

Max

Key on
(Toets aan)

Fase 0°

on (element edit)
each-on (common edit)
De LFO wordt gereset bij elke noot die u speelt
en start een golfvorm bij de fase die door de
fase-parameter wordt opgegeven.

180°
270°
90°
120°
240°

*60

Hoge Fade-in
waarde geeft
een tragere
fade in

Delay

Tijd

Toets aan

LFO Delay
Hold Time

Delay

Hold

Korte delay (vertraging)

Max

Tijd
Tijd

Toets aan
(eerste noot)

Toets
aan

Toets aan
(tweede noot)

Lange delay (vertraging)

1st-on (common edit)
De LFO wordt gereset bij elke noot die u speelt
en start een golfvorm bij de fase die door de
fase-parameter wordt opgegeven (hieronder).
Als u echter een tweede noot speelt, terwijl de
eerste noot vastgehouden wordt, dan blijft de
LFO doorspelen volgens dezefde fase als die van
de eerste noot. Met andere woorden, de LFO
wordt alleen gereset als de eerste noot wordt
losgelaten voordat de tweede gespeeld wordt.

Tijd

Fade Out
Toets
aan

Lagere Fade-out waarde geeft een
snellere fade-out
Hold

Tijd

Hogere Fade-out waarde geeft een
langzamere fade-out
Hold

Toets aan
(eerste noot)

Toets aan
(tweede noot)

FadeOut

Max

FadeOut

Max

Tijd

*61

*67

Door op de [F5]-knop te drukken kunt u tussen
het tonen van alle vier parts en het tonen van
één enkele part wisselen (waarin alle ontvangstschakelaarinstellingen getoond worden).
Gebruik, als alle vier parts getoond moeten worden, de cursorknoppen om te scrollen.

MIDI IN/OUT=MIDI
SEQ

KBD
Naar USB

P.EQ (parametrische EQ)
Met de parametrische EQ kunt u de signaalniveaus verzwakken of versterken (gain) rond de
frequentie. Dit type is uitgerust met 32 verschillende “Q” instellingen, die de breedte van de
frequentieband van de equalizer bepalen.

Van USB
Localschakelaar

MIDI Out

+

De ReceiveCh-parameter in de sequence playmode wordt ingesteld in de mixing part edit
([F1]→ [SF2]).

Gain

MIDI In

*62

0

ToonGenerator

Frequentie
Gain

MIDI IN/OUT=USB

–
Freq

SEQ

*63

KBD
Naar USB

De BasicRcvCh-parameter in de voice/performance playmode wordt ingesteld in de utilitymode ([F5]→ [SF1]).

Van USB
Thru Poort
Localschakelaar

MIDI Out
MIDI In

*64
Zelfs als LocalCtrl uitstaat zullen de data verzonden worden via de MIDI OUT-aansluiting.
Tevens zal het toongeneratorgedeelte op boodschappen reageren die via MIDI IN worden ontvangen.
Extern MIDI-apparaat
MIDI OUT
MIDI IN

Toongenerator

Q (Frequentiekarakteristiek)

Boost6 (6dB versterking)/Boost12 (12dB
versterking)/Boost18 (18dB versterking)
Deze instellingen kunnen het signaalniveau van
het gehele signaal verhogen met respectievelijk
6dB, 12dB en 18dB.

ToonGenerator

thru
Als u deze selecteert, dan worden de equalizers
gepasseerd en wordt het gehele signaal onbewerkt doorgelaten.

*68
De “para (parallel)” parameter is niet beschikbaar voor de plug-invoice.

MIDI IN
MIDI OUT

Toetsenbord
Local Off (uit)

*65
U kunt in de mastermode selecteren of u wel of
geen MIDI-boodschappen voor elke zone wilt
verzenden (master edit [F1] TGSwitch).

*69
EQ (Equalizer)
EQ L/H (Low/High) (Laag/Hoog), plug-in
element EQ
Dit is een “shelving” equalizer die afzonderlijke
hoge en lage frequentiebanden combineert.
Gain
+

0
Frequentie

*66
Sequencer Control
off...Niet verzonden/herkend.
in...Herkend, maar niet verzonden.
out...Verzonden, maar niet herkend.
in/out...Verzonden/herkend.

Low Gain

High Gain
Low Freq

High Freq

113
Appendix

Referentie

Snelgids

Basissectie

Appendix
Basissectie

Informatiedisplays

Snelgids

De handige informatiedisplays tonen in één oogopslag de
meest belangrijke instellingen, die relevant zijn voor elke
mode. Selecteer de gewenste mode, en druk vervolgens op
de [INFORMATION]-knop om de informatiedisplay van
de betreffende mode op te roepen. Om de display te
verlaten moet u nogmaals op de knop drukken (of op een
andere regelpaneelknop).

Performancemode

Voicemode
Bank
Referentie

Geeft de bank (MSB/LSB) aan van de huidige geselecteerde performance.

1 (plug-in board 1), 2 (plug-in board 2), 3
(plug-in board 3)
Bank

Appendix

Geeft de bank (MSB/LSB) aan van de huidige geselecteerde voice.

EL 1234
Geeft de huidige geselecteerde voice, de aan-/uitstatus van
de vier elementen en de mono-/polystatus aan.

Porta (portamento)
Geeft de portamentoschakelaar aan-/uitstatus van de
huidige geselecteerde voice aan.

PB (pitchbend)
Geeft de hoogste/laagste instelling van het pitchbendbereik aan.

Geeft de installatiestatus van het respectievelijke plug-inboard aan. De naam van het plug-inboard wordt rechts
van het corresponderende slotnummer weergegeven. Als
de PolyExpand (Ref.nr. 206) parameter aanstaat in de
utilitymode, dan staat er een “P”, links naast het slotnummer.

InsPart (insertie part), PLG (plug-in insertie
part)
Geeft het partnummer aan waarop het insertie-effect
wordt toegepast en het partnummer waarop het plug-in
insertie-effect wordt toegepast (indien de PLG100-VH is
geïnstalleerd).

Rev (reverb), Cho (chorus), Var (variatie)
Geeft het huidige geselecteerde effecttype aan voor elk
effectblok (blz. 67).

Ins1 (insertion 1), Ins2 (insertion 2), Rev
(reverb), Cho (chorus)

Sequence playmode

Geeft het huidige geselecteerde effecttype aan voor elk
effectblok (blz. 67).

● Sequence playmode

Play Dir (Play Directory)
Geeft de map aan waar de file zich bevindt die moet worden afgespeeld (blz. 75).

Current Dir (Current Directory) (huidige map)
Geeft de huidige geselecteerde map aan (blz. 83).
114 Informatiedisplays

Cardmode

Geeft de naam van het plug-inboard aan en het bijbehorende MIDI-poortnummer (Ref.nr. 207, blz. 77), rechts
van het slotnummer. Als de PolyExpand (Ref.nr. 206)
parameter aanstaat in de utilitymode, dan staat er een
“P”, links naast het slotnummer.

InsPart (insertie part), PLG (plug-in insertie
part)

Card Free
Geeft de huidige hoeveelheid beschikbaar (ongebruikt)
geheugen aan van de Memory Card die in het cardslot zit.

Volume Label
Geeft het volume label aan van de Memory Card die in het
cardslot zit.

Geeft het partnummer aan waarop het insertie-effect
wordt toegepast en het partnummer waarop het plug-in
insertie-effect wordt toegepast (indien de PLG100-VH is
geïnstalleerd).

Current Dir (Current Directory) (huidige map)

Rev (reverb), Cho (chorus), Var (variatie)

Mastermode

Geeft de huidige geselecteerde map aan.

Referentie

PlugInfo/Port (plug-inboard installatiestatus)

Snelgids

Basissectie

● Sequenceplay mixingmode

Appendix

Geeft het huidige geselecteerde effecttype aan voor elk
effectblok (blz. 67).

Utilitymode

Mode
Geeft de mode en het programmanummer aan van de
huidige geselecteerde master.

ZoneSwitch
PlugInfo/Port (plug-inboard installatiestatus)

Geeft de aan-/uitstatus van de zone-switch aan.

Geeft de naam van het plug-inboard aan en het bijbehorende MIDI poortnummer (Ref.nr. 207, blz. 77), rechts
van het slotnummer. Als de PolyExpand (Ref.nr. 206)
parameter aanstaat in de utilitymode, dan staat er een
“P”, links naast het slotnummer.

ZoneTCH (Zone Transmit Channel) (zone
zendkanaal)
Geeft het MIDI-zendkanaal aan van iedere zone (als de
zone-switch aanstaat).

MIDI IN/OUT
Geeft aan welke fysieke uitgangsaansluiting(en) gebruikt
zal (zullen) worden voor het zenden/ontvangen van MIDI
data: MIDI IN/OUT/THRU, USB of mLAN (als de los
verkrijgbare mLAN8E is geïnstalleerd).

(USB firm Ver)
Geeft de USB-interface firmwareversie aan.

Informatiedisplays 115

Basissectie

Displayboodschappen
Informatie

Boodschappen

Snelgids
Referentie
Appendix

Are you sure? [YES]/[NO]

Bevestig of u een bepaalde handeling wel of niet wilt uitvoeren. Druk desgewenst op [INC/YES] of
[DEC/NO].

Bad Card.

De Memory Card is onbruikbaar. Formatteer de Memory Card en probeer het opnieuw.

Bulk protected.

Bulkdata werden ontvangen terwijl RcvBulk was ingesteld op “protect”. (utility [F5]→[SF2] Ref.nr. 184)

Can’t make folder.

Er kunnen geen mappen meer binnen het huidige niveau aangemaakt worden.

Card full.

De Memory Card is vol en er kunnen geen data meer opgeslagen worden. Gebruik een nieuwe Memory
Card of maak ruimte vrij, door ongewenste data van de Memory Card te wissen.

Card not ready.

Een Memory Card is niet juist ingestoken of aangesloten aan de S90.

Card read/write error.

Er is een fout opgetreden tijdens het schrijven naar/lezen vanaf een Memory Card.

Card unformatted.

De Memory Card is niet geformatteerd, of het formaat is onbruikbaar door de S90. Controleer de inhoud
van de Memory Card.

Card write protected.

De Memory Card is tegen schrijven beveiligd.

Completed.

De opgegeven laad, opslag, formatteer, of andere job is klaar.

Device number is off.

Bulkdata kunnen niet verstuurd/ontvangen worden aangezien het apparaatnummer uitstaat.

Device number mismatch.

Bulkdata kunnen niet verstuurd/ontvangen worden aangezien de apparaatnummers niet met elkaar
overeenkomen.

Effect plug-in is not in slot 1.

Het effect plug-inboard werkt niet goed, omdat het niet in slot 1 is geïnstalleerd. Het effect plug-inboard
moet in slot 1 geïnstalleerd worden.

Executing...

Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven worden naar Flash ROM. Als het instrument
in deze status wordt uitgezet, dan verliest u alle userdata en kan het systeem vastlopen (vanwege
corrupte data in de Flash ROM).

File not found.

De opgegeven file is niet op de Memory Card gevonden tijdens een laadhandeling. Probeer het
opnieuw, nadat u de Memory Card opnieuw heeft ingestoken/aangesloten.

Folder is too deep.

Mappen beneden dit niveau kunnen niet bereikt worden.

Illegal Card.

Het formattype van de Memory Card is onjuist.

Illegal file.

De opgegeven file om te laden is onbruikbaar voor de S90.

Illegal file name.

De naam van de opgegeven file is onjuist. Probeer een andere naam in te voeren.

MIDI buffer full.

De MIDI-data konden niet verwerkt worden, omdat er teveel data tegelijkertijd werden ontvangen.

MIDI checksum error.

Er is een fout opgetreden tijdens het ontvangen van bulkdata.

MIDI data error.

Er is een fout opgetreden tijdens het ontvangen van MID-data.

mLAN connection error.

Geeft een probleem aan in de mLAN8E-aansluiting. Controleer de aan-/uitstatus van de LED-lampjes
op de mLAN8E en raadpleeg de handleiding van de mLAN8E.

mLAN error (xxx).

Geeft een niet-gespecificeerd probleem aan die met de mLAN8E te maken heeft.

mLAN network error.

Geeft een probleem aan in het mLAN8E netwerk. Controleer de aan-/uitstatus van de LED-lampjes op
de mLAN8E en raadpleeg de handleiding van de mLAN8E.

mLAN now in Mixer mode.

Het mLAN8E board is ingesteld op de mixingmode door uw computer en de S90 heeft geen controle
over de mLAN8E.

Multi plug-in is not in slot 3.

Het Multi-Part plug-inboard werkt niet goed, omdat het niet in slot 3 is geïnstalleerd. Het Multi-Part pluginboard moet in slot 3 geïnstalleerd worden.

Not empty folder.

U heeft geprobeerd om een map, die data bevat, te wissen.

Now checking plug-in board.

De S90 controleert de status van de plug-inboardinstallatie als de S90 aangezet wordt.

Now loading... (xxxx)

Geeft aan dat er een file geladen wordt.

Now saving... (xxxx)

Geeft aan dat er een file wordt opgeslagen.

Now working...

Geeft aan dat de S90 momenteel met iets bezig is, zoals het schrijven naar/lezen vanaf een Memory
Card, enz.

Overwrite? [YES]/[NO]

Een opslaghandeling zal data op de Memory Card overschrijven, en deze boodschap bevestigt of het
OK is om verder te gaan of niet. Druk desgewenst op [INC/YES] of [DEC/NO].

116 Displayboodschappen

Probeer deze handeling uit nadat de sequencer gestopt is.

PLG100 not supported.

De plug-in alle bulk opslaan functie is niet op de PLG100 board series van toepassing.

Plug-in 1 communication error.

Het plug-inboard dat in slot 1 is geïnstalleerd werkt niet goed.

Plug-in 2 communication error.

Het plug-inboard dat in slot 2 is geïnstalleerd werkt niet goed.

Plug-in 3 communication error.

Het plug-inboard dat in slot 3 is geïnstalleerd werkt niet goed.

Plug-in 1 type mismatch.

De uservoice die gecreëerd is met het eerdere in slot 1 geïnstalleerde plug-inboard (maar nu uit slot 1
verwijderd is) is geselecteerd.

Plug-in 2 type mismatch.

De uservoice die gecreëerd is met het eerdere in slot 2 geïnstalleerde plug-inboard (maar nu uit slot 2
verwijderd is) is geselecteerd.

Plug-in 3 type mismatch.

De uservoice die gecreëerd is met het eerdere in slot 3 geïnstalleerde plug-inboard (maar nu uit slot 3
verwijderd is) is geselecteerd.

Read only file.

U heeft geprobeerd om een alleen-lezen (read-only) file te wissen, te hernoemen, of te overschrijven.

Receiving MIDI bulk.

De S90 ontvangt MIDI-bulkdata.

System memory crashed.

Het schrijven van data naar Flash ROM is mislukt, omdat de S90 tijdens de opslagbewerking is uitgezet.
De userdata zijn automatisch geïnitialiseerd. Zet de S90 uit en daarna weer aan.

This Performance uses User Voices.

De performance die u geladen heeft bevat uservoice-data. Controleer of de opgeslagen voice in de
juiste uservoicebank bestaat.

Too many favorites.

U heeft geprobeerd om meer dan 257 voices aan de favorites categorie toe te wijzen.

Transmitting MIDI bulk.

De S90 verstuurt MIDI-bulkdata.

Unknown file format.

Het fileformattype wordt niet door de S90 ondersteund.

Snelgids

Please stop sequencer.

Referentie

Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven worden naar Flash ROM. Als het instrument
in deze status wordt uitgezet, dan verliest u alle userdata en kan het systeem vastlopen (vanwege
corrupte data in de Flash ROM).

Appendix

Please keep power on.

Basissectie

Informatie

Boodschappen

Displayboodschappen 117

Basissectie

Over MIDI
MIDI is een afkorting van Musical Instrument Digital Interface, waarmee u elektronische muziekinstrumenten met elkaar
kunt laten communiceren, door het versturen en ontvangen van uitwisselbare data zoals noot-, besturingswijzigings-, programmawijzigings- en verschillende andere typen MIDI-data en boodschappen.
De S90 kan een MIDI-apparaat besturen door het versturen van nootgerelateerde data en verschillende typen besturingsinformatie. De S90 kan bestuurd worden door de binnenkomende MIDI-boodschappen die automatisch de toongeneratormode bepalen, de MIDI-kanalen, voices en effecten selecteren, parameterwaarden wijzigen en natuurlijk de voices voor de
verschillende partijen afspelen.

Snelgids

Vele MIDI boodschappen worden als hexadecimale of
binaire getallen weergegeven. Hexadecimale getallen kunnen de letter “H” als achtervoegsel bevatten. De letter “n”
geeft een geheel getal aan.
Het onderstaande overzicht toont per hexadecimaal/binair
getal, het corresponderende decimale getal.

Referentie
Appendix

Decimal Hexadecimal
0
00
1
01
2
02
3
03
4
04
5
05
6
06
7
07
8
08
9
09
10
0A
11
0B
12
0C
13
0D
14
0E
15
0F
16
10
17
11
18
12
19
13
20
14
21
15
22
16
23
17
24
18
25
19
26
1A
27
1B
28
1C
29
1D
30
1E
31
1F
32
20
33
21
34
22
35
23
36
24
37
25
38
26
39
27
40
28
41
29
42
2A
43
2B
44
2C
45
2D
46
2E
47
2F
48
30
49
31
50
32
51
33
52
34
53
35
54
36
55
37
56
38
57
39
58
3A
59
3B
60
3C
61
3D
62
3E
63
3F

118 Over MIDI

Binary
0000 0000
0000 0001
0000 0010
0000 0011
0000 0100
0000 0101
0000 0110
0000 0111
0000 1000
0000 1001
0000 1010
0000 1011
0000 1100
0000 1101
0000 1110
0000 1111
0001 0000
0001 0001
0001 0010
0001 0011
0001 0100
0001 0101
0001 0110
0001 0111
0001 1000
0001 1001
0001 1010
0001 1011
0001 1100
0001 1101
0001 1110
0001 1111
0010 0000
0010 0001
0010 0010
0010 0011
0010 0100
0010 0101
0010 0110
0010 0111
0010 1000
0010 1001
0010 1010
0010 1011
0010 1100
0010 1101
0010 1110
0010 1111
0011 0000
0011 0001
0011 0010
0011 0011
0011 0100
0011 0101
0011 0110
0011 0111
0011 1000
0011 1001
0011 1010
0011 1011
0011 1100
0011 1101
0011 1110
0011 1111

Decimal Hexadecimal
64
40
65
41
66
42
67
43
68
44
69
45
70
46
71
47
72
48
73
49
74
4A
75
4B
76
4C
77
4D
78
4E
79
4F
80
50
81
51
82
52
83
53
84
54
85
55
86
56
87
57
88
58
89
59
90
5A
91
5B
92
5C
93
5D
94
5E
95
5F
96
60
97
61
98
62
99
63
100
64
101
65
102
66
103
67
104
68
105
69
106
6A
107
6B
108
6C
109
6D
110
6E
111
6F
112
70
113
71
114
72
115
73
116
74
117
75
118
76
119
77
120
78
121
79
122
7A
123
7B
124
7C
125
7D
126
7E
127
7F

Binary
0100 0000
0100 0001
0100 0010
0100 0011
0100 0100
0100 0101
0100 0110
0100 0111
0100 1000
0100 1001
0100 1010
0100 1011
0100 1100
0100 1101
0100 1110
0100 1111
0101 0000
0101 0001
0101 0010
0101 0011
0101 0100
0101 0101
0101 0110
0101 0111
0101 1000
0101 1001
0101 1010
0101 1011
0101 1100
0101 1101
0101 1110
0101 1111
0110 0000
0110 0001
0110 0010
0110 0011
0110 0100
0110 0101
0110 0110
0110 0111
0110 1000
0110 1001
0110 1010
0110 1011
0110 1100
0110 1101
0110 1110
0110 1111
0111 0000
0111 0001
0111 0010
0111 0011
0111 0100
0111 0101
0111 0110
0111 0111
0111 1000
0111 1001
0111 1010
0111 1011
0111 1100
0111 1101
0111 1110
0111 1111

OPM. • Bijvoorbeeld, 144 - 159(decimaal)/9nH/1001 0000 - 1001
n
1111(binair) geeft de noot-aan boodschappen aan voor respectievelijk de kanalen 1 tot en met 16.
176 - 191/BnH/1011 0000 - 1011 1111 geeft de besturingswijzigingsboodschappen aan voor respectievelijk de kanalen
1 tot en met 16.
192 -207/CnH/1100 0000 - 1100 1111 geeft de programmawijzigingsboodschappen aan voor respectievelijk de kanalen
1 tot en met 16.
240/F0H/1111 0000 wordt aan het begin van de data geplaatst om een systeem-exclusieve-boodschap aan te geven.
247/F7H/1111 0111 wordt aan het eind van de systeemexclusieve-boodschap geplaatst.

• aaH(hexadecimaal)/0aaaaaaa(binair) geeft de dataadressen aan. Het data-adres bestaat uit hoog, midden en
laag.
• bbH/0bbbbbbb geeft het aantal byte aan.
• ccH/0ccccccc geeft checksums aan.
• ddH/0ddddddd geeft data/waarde aan.

MIDI-kanalen
MIDI-performancedata worden toegewezen aan één van
de zestien MIDI-kanalen. Met deze kanalen, 1 - 16, kunnen de performancedata van zestien verschillende instrumentparts tegelijkertijd over één MIDI-kabel verstuurd
worden.
U kunt MIDI-kanalen vergelijken met TV-kanalen. Elk
TV-station verstuurd zijn uitzendingen over een specifiek
kanaal. Uw TV-toestel (thuis) ontvangt vele verschillende
programma’s tegelijkertijd van verschillende TV-stations
en u selecteert het juiste kanaal om het gewenste programma te bekijken.

Weeroverzicht
Nieuws

1

2
Nieuws

2

MIDI werkt volgens hetzelfde algemene principe.
Het zendende instrument stuurt MIDI-data over een specifiek
MIDI-kanaal (MIDI-zendkanaal) via één enkele MIDI-kabel
naar het ontvangende instrument. Als het MIDI-kanaal van
het ontvangende instrument (MIDI-ontvangstkanaal) overeenkomt met het zendkanaal, dan zal het ontvangende instrument de geluiden aan de hand van de data van het zendende
instrument weergeven.

MIDI ontvangstkanaal 2

De S90 is een volledige multitimbrale toongenerator,
waarmee u verschillende instrumentparts tegelijkertijd
kunt laten klinken — alleen met de S90 — door een
verschillend MIDI-kanaal aan iedere part toe te wijzen.

MIDI-boodschappen zenden /ontvangen met/door de S90
MIDI-boodschappen bestaan uit twee groepen:
kanaalboodschappen en systeemboodschappen.
Hieronder staat een uitleg van verschillende MIDI-boodschappen die de S90 kan ontvangen/zenden.
OPM. Het sequencergedeelte zendt alle besturingswijzigingsn
boodschappen die met een song zijn opgenomen.

OPM. Het masternummer en de performance-/mixing-/voicen
mode kunnen alleen via de parameterwijzigingsboodschap gewijzigd worden.
OPM. De partvoice kan in de performance mode niet via de
n
programmawijzigingsboodschap gewijzigd worden.

Modulatie (besturingsnr. 001)
Boodschappen die de vibratosterkte regelen met het
modulatiewiel.
De waarde 127 produceert een maximale vibrato en de
waarde 0 produceert geen vibrato.

Snelgids

MIDI zendkanaal 2

Portamento Time (besturingsnr. 005)
Boodschappen die de duur van portamento, oftewel een
geleidelijke toonhoogte-overgang tussen achtereenvolgens
gespeelde noten regelen.
Als de parameter van de portamentoschakelaar (besturingsnr.
065) aanstaat, dan kan de hier ingestelde waarde de snelheid
van de toonhoogte-overgang aanpassen.
De waarde 127 produceert een maximale portamentotijd en
de waarde 0 produceert een minimale portamentotijd.

Referentie

MIDIkabel

Basissectie

OPM. Als, na het activeren van een willekeurige mode, alleen
n
de programmawijzigingsboodschap wordt ontvangen,
dan wordt de corresponderende voice in het huidige
geselecteerde type/geheugen opgeroepen.

KANAALBOODSCHAPPEN

■ Note On/Note Off (Key On/Key Off)
Deze boodschappen worden gegenereerd als het toetsenbord
wordt bespeeld.
Ontvangstnootbereik = C-2 (0) - G8 (127), C3 = 60
Aanslagbereik = 1 - 127 (alleen de “Note On” aanslag wordt
ontvangen)
Note On: Wordt gegenereerd als er op een toets wordt
gedrukt.
Note Off: Wordt gegenereerd als een toets wordt losgelaten.
Elke boodschap bevat een specifiek nootnummer die overeenkomt met de ingedrukte toets, inclusief een aanslagwaarde die gebaseerd is op de snelheid waarmee een toets wordt
ingedrukt.

■ Besturingswijziging
Met besturingswijzigingsboodschappen kunt u een voicebank selecteren, het volume, pan, modulatie, portamento
tijd, helderheid en verschillende andere besturingsparameters regelen, met behulp van specifieke besturingswijzigingsnummers die met elk van de verschillende parameters
overeenkomen.

Bank Select MSB (besturingsnr. 000)
Bank Select LSB (besturingsnr. 032)
Boodschappen die variatiebanknummers selecteren door de
MSB en LSB te combineren en te versturen vanaf een extern
apparaat.
MSB- en LSB-functies verschillen, afhankelijk van de toongeneratormode.
MSB-nummers selecteren het voicetype (normale voice of
drumvoice) en LSB-nummers selecteren voicebanken.
(Zie, voor meer informatie over banken en programma’s, het
voice-overzicht in de Data List.)
Een nieuwe bankselectie wordt pas actief als de volgende
programmawijzigingsboodschap wordt ontvangen.

Data Entry MSB (besturingsnr. 006)
Data Entry LSB (besturingsnr. 038)
Boodschappen die de waarde instellen van de parameter,
opgegeven door RPN MSB/LSB (blz. 121) en NRPN MSB/
LSB (blz. 120).
De parameterwaarde wordt bepaald door MSB en LSB te
combineren.

Main Volume (besturingsnr. 007)
Boodschappen die het volume van iedere part regelen.
De waarde 127 produceert een maximaal volume en de waarde 0 produceert geen volume.

Pan (besturingsnr. 010)
Boodschappen die de positie van de stereopanning voor
iedere part regelen (voor het stereo-uitgangssignaal).
De waarde 127 positioneert het geluid uiterst rechts en de
waarde 0 positioneert het geluid uiterst links.

Expression (besturingsnr. 011)
Boodschappen die de intonatie-expressie van iedere part regelen tijdens het spelen.
De waarde 127 produceert een maximaal volume en de waarde 0 produceert geen volume.

Hold1 (besturingsnr. 064)
Boodschappen die sustain aan-/uitzetten.
Een waarde tussen 64 - 127 zet de sustain aan, en een
waarde tussen 0 - 63 zet de sustain uit.

Portamento Switch (besturingsnr. 065)
Boodschappen die portamento aan-/uitzetten.
Een waarde tussen 64 -127 zet de portamento aan, en een
waarde tussen 0 - 63 zet de portamento uit.

Over MIDI 119

Appendix

Kanaalboodschappen zijn de data die gerelateerd zijn aan
het spel op het toetsenbord voor een specifiek kanaal.

Sostenuto (besturingsnr. 066)
Basissectie

Boodschappen die sostenuto aan-/uitzetten.
Als u bepaalde toetsen ingedrukt houdt en vervolgens het
sostenutopedaal intrapt en ingetrapt houdt dan zullen die
toetsen doorklinken als u andere toetsen bespeelt, totdat u
het pedaal loslaat.
Een waarde tussen 64 -127 zet de sostenuto aan, en een
waarde tussen 0 - 63 zet de sostenuto uit.

Harmonic Content (besturingsnr. 071)
Snelgids

Boodschappen die de filterresonantie aanpassen die voor
iedere part is ingesteld.
De hier ingestelde waarde is een offsetwaarde die opgeteld of
afgetrokken zal worden bij/van die van de voicedata.
Hogere waarden resulteren in een karakteristieker, resonant
geluid.
Het effectieve bereik kan, afhankelijk van de voice, kleiner
zijn dan het bereik dat beschikbaar is voor aanpassing.

Referentie

Release Time (besturingsnr. 072)
Boodschappen die de AEG-releasetijd aanpassen die voor
iedere part is ingesteld.
De hier ingestelde waarde is een offsetwaarde die opgeteld of
afgetrokken zal worden bij/van die van de voicedata.

Attack Time (besturingsnr. 073)

Appendix

Boodschappen die de AEG-attacktijd aanpassen die voor
iedere part is ingesteld.
De hier ingestelde waarde is een offsetwaarde die opgeteld of
afgetrokken zal worden bij/van die van de voicedata.

Brightness (besturingsnr. 074)
Boodschappen die de filter-cutoff-frequentie aanpassen die
voor iedere part is ingesteld.
De hier ingestelde waarde is een offsetwaarde die opgeteld of
afgetrokken zal worden bij/van die van de voice-data.
Lagere waarden resulteren in een warmer geluid.
Het effectieve bereik kan, afhankelijk van de voice, kleiner
zijn dan het bereik dat beschikbaar is voor aanpassing.

Decay Time (besturingsnr. 075)
Boodschappen die de AEG-decaytijd aanpassen die voor
iedere part is ingesteld.
De hier ingestelde waarde is een offsetwaarde die opgeteld of
afgetrokken zal worden bij/van die van de voicedata.

Effect1 Depth (reverbzendniveau)
(besturingsnr. 091)
Boodschappen die het zendniveau voor het reverbeffect aanpassen.

Effect3 Depth (choruszendniveau)
(besturingsnr. 093)
Boodschappen die het zendniveau voor het choruseffect aanpassen.

120 Over MIDI

Data Increment (besturingsnr. 096)
Decrement (besturingsnr. 097) voor RPN
Boodschappen die de MSB-waarde van de pitchbendgevoeligheid, fijnafstemming, of grove-afstemming in stappen van
1 verhogen of verlagen. U moet vooraf één van deze parameters toewijzen met de RPN in het externe apparaat.
De databyte wordt genegeerd.
Als de maximum- of minimumwaarde wordt bereikt, dan zal
de waarde niet verder verhoogd of verlaagd worden.
(Het verhogen van de fijnafstemming zal geen verhoging van
de grove-afstemming tot gevolg hebben.)

NRPN (Non-Registered Parameter Number)
LSB (besturingsnr. 098) (alleen bij een pluginboard)
NRPN (Non-Registered Parameter Number)
MSB (besturingsnr. 099) (alleen bij een
plug-inboard)
Boodschappen die vibrato, filter, EG, drum setup of andere
parameterinstellingen van een voice aanpassen.
Verstuur eerst de NRPN MSB en NRPN LSB om de parameter die bestuurd moet worden op te geven. Gebruik vervolgens Data Entry (blz. 119) om de waarde van de specifieke
parameter in te stellen.
Denk eraan dat, als u eenmaal de NRPN op een kanaal hebt
ingesteld, aanvullende data-invoer wordt herkend als dezelfde waardewijziging van de NRPN. Daarom moet u, na gebruik van de NRPN, een nul (7FH, 7FH) waarde instellen
om een onverwacht resultaat te vermijden.
Zie voor meer details de relevantehandleiding van het desbetreffende plug-in board.

3e BYTE

BOODSCHAP

120

0

Al het geluid uit

121

0

Alle besturingen resetten

123

0

Alle noten uit

126

0 ~ 16

Mono

127

0

Poly

All Sounds Off (besturingsnr. 120)
Wist alle geluiden die via het huidige opgegeven kanaal klinken. De status van kanaalboodschappen, zoals Noot On en
Hold On blijft echter behouden.

Basissectie

2e BYTE

Reset All Controllers (besturingsnr. 121)
De waarden van de volgende regelaars zullen tot de standaard waarden worden gereset.

RPN MSB

RPN LSB

00

00

Pitchbendgevoeligheid

00

01

Fijnstemming

00

02

Grove stemming

REGELAAR

WAARDE

7F

7F

Nul

Pitch Bend Change

0 (midden)

Aftertouch

0 (uit)

Polyphonic Aftertouch

0 (uit)

Modulation

0 (uit)

Expression

127 (max)

Hold1

0 (uit)

Portamento

0 (uit)

Sostenuto

0 (uit)

Soft Pedal

0 (uit)

Portamento Control

Annuleert het brontoetsnummer van de portamento

RPN

Het nummer wordt niet opgegeven; interne data zullen niet
gewijzigd worden

NRPN

Het nummer wordt niet opgegeven; interne data zullen niet
gewijzigd worden

Referentie

PARAMETER

De volgende kanaal mode boodschappen kunnen
ontvangen worden.

Snelgids

Boodschappen die waarden van de pitchbendgevoeligheid,
afstemming of andere parameterinstellingen van een part
tenietdoen (offset), toevoegen of aftrekken.
Verstuur eerst de RPN MSB en RPN LSB om de parameter
die bestuurd moet worden op te geven. Gebruik vervolgens
Data Increment/Decrement (blz. 120) om de waarde van de
specifieke parameter in te stellen.
Denk eraan dat, als u eenmaal de RPN op een kanaal hebt ingesteld, aanvullende data-invoer wordt herkend als dezelfde
waardewijziging van de RPN. Daarom moet u, na gebruik
van de RPN, een nul (7FH, 7FH) waarde instellen om een
onverwacht resultaat te vermijden.
De volgende RPN nummers kunnen ontvangen worden.

■ Kanaalmode boodschappen

All Notes Off (besturingsnr. 123)
Wist alle noten die voor het opgegeven kanaal aanstaan.
Als Hold1 of Sostenuto aanstaan, dan zullen de noten blijven
klinken totdat deze worden uitgezet.

Mono (besturingsnr.126)
Voert dezelfde functie uit als wanneer er een All Sounds Off
boodschap wordt ontvangen, en als de 3e byte (mononummer) zich in het bereik van 0 - 16 bevindt, dan wordt het
corresponderende kanaal ingesteld op Mono Mode (Mode 4:
m = 1).

Poly (besturingsnr. 127)
Voert dezelfde functie uit als wanneer er een All Sounds Off
boodschap wordt ontvangen, en stelt het corresponderende
kanaal in op poly.

Over MIDI 121

Appendix

RPN (Registered Parameter Number) LSB
(besturingsnr. 100)
RPN (Registered Parameter Number) MSB
(besturingsnr. 101)

Pitchbend boodschappen zijn continue besturingsboodschappen waarmee de toonhoogte van aangegeven noten verhoogd
of verlaagd kan worden met een bepaalde hoeveelheid, gedurende een bepaalde tijd.

■ Channel Aftertouch
Boodschappen waarmee u de geluiden kunt regelen met de
kracht waarmee u op de toetsen drukt, na de aanslag van de
toetsen, over het gehele kanaal.
De S90 verstuurt deze data vanaf het toetsenbord en de reageert ook op deze data als deze van een extern apparaat worden ontvangen.

■ Polyphonic Aftertouch
Boodschappen waarmee u de geluiden kunt regelen met de
kracht waarmee u op de toetsen drukt, na de aanslag van de
toetsen, voor iedere individuele toets.
De S90 verstuurt deze data niet vanaf het toetsenbord; de
data worden echter wel door de interne sequencer van de
S90 verstuurd.

■ Systeem exclusieve boodschappen
Systeem exclusieve boodschappen regelen verschillende
functies van de S90, inclusief mastervolume en mastertuning, toongeneratormode, effecttype en verschillende
andere parameters.

General MIDI (GM) System On
(alleen sequence playmode)
Als er een “General MIDI system on” boodschap wordt ontvangen, dan zal de S90 de MIDI-boodschappen ontvangen
die compatibel zijn met GM System Level 1, en zal dus geen
NRPN en Bank Select boodschappen ontvangen.

Basissectie

Systeemboodschappen zijn de data die gerelateerd zijn
aan het totale systeem van het apparaat.

Snelgids

■ Pitch Bend

SYSTEEMBOODSCHAPPEN

F0 7E 7F 09 01 F7 (hexadecimaal)
OPM. Zorg ervoor dat het interval tussen deze boodschap en de
n
eerste nootdata van de song op zijn minst een kwart
noot of langer is.

Master Volume
Als deze wordt ontvangen, dan zal de Volume MSB effectief
zijn voor de systeemparameter.

Referentie

Boodschappen die bepalen welke voice voor iedere part geselecteerd moet worden. In combinatie met Bank Select, kunt u
buiten de basisvoicenummers ook variatievoicebanknummers selecteren.

F0 7F 7F 04 01 ll mm F7 (hexadecimaal)
* mm (MSB) = geschikte volume waarde,
ll (LSB)
= genegeerd

■ Systeem realtime boodschappen
Systeem realtime boodschappen
Besturen de sequencer, inclusief start (FAH), ga verder
(FBH), stop (FCH), MIDI-klok (F8H) en active sensingboodschappen (zie hieronder).

Active sensing
Als FEH (active sensing) eenmaal ontvangen is, en als er
langer dan ongeveer 300msec geen MIDI-data worden ontvangen, dan zal de S90 dezelfde functie uitvoeren als wanneer er een All Sounds Off, All Notes Off, of Reset All
Controllers boodschap wordt ontvangen, en zal vervolgens
naar een status terugkeren waarin FEH niet verwerkt wordt.

■ Algemene systeemboodschappen (alleen
zenden)
Algemene systeem boodschappen besturen ook de sequencer,
inclusief Song Select en Song Position Pointer boodschappen.

OPM. Zie, voor meer informatie over de verschillende boodn
schappen, MIDI Data Format in het “Data List” boek.

Over MIDI 122

Appendix

■ Program Change

mLAN8E

installatielokaties
mLAN8E deksel

Plug-in board
deksel

Er kunnen maximaal drie boards via het achterpaneel
geïnstalleerd worden.

Installatie voorzorgsmaatregelen
Zorg ervoor, voordat u de los verkrijgbare hardware
installeert, dat u een kruiskop schroevendraaier bij de
hand hebt.
• Zet, alvorens u begint met installeren, de S90 en alle
aangesloten externe apparatuur uit, en haal de stekkers
uit het stopcontact. Haal vervolgens alle kabels uit de
S90. (Het niet verwijderen van het netsnoer kan resulteren in een elektrische schok. Het niet verwijderen
van andere kabels kan storend werken bij het installeren.)
• Let er goed op dat er geen schroeven in het instrument
vallen bij het installeren (dit kan voorkomen worden
door de units en het deksel verwijderd te houden van
het instrument bij het installeren). Als dit echter toch
gebeurd, dan moet u deze schroeven verwijderen alvorens het instrument weer aan te zetten. Losse schroeven in het instrument kunnen er voor zorgen dat deze
niet goed functioneert en/of serieuze schade veroorzaken. Als u de losse schroeven niet uit het instrument
kunt verwijderen, dan moet u contact opnemen met
uw Yamaha leverancier voor advies.
• Installeer de los verkrijgbare units voorzichtig, zoals
omschreven in de hierna volgende procedure. Onjuiste

• We raden u aan om handschoenen te dragen om uw
handen te beschermen tegen metalen uitsteeksels op de
los verkrijgbare units en andere componenten. Het
aanraken van kabels of aansluitingen met blote handen
kan snijwonden in vingers tot gevolg hebben en kan
ook slecht elektrisch contact of elektrostatische
beschadigingen tot gevolg hebben.
• Wees voorzichtig met de los verkrijgbare units. Het
laten vallen van of het stoten tegen deze units kan
schade veroorzaken of resulteren in het niet goed
functioneren van de unit.
• Wees voorzichtig met statische elektriciteit. Statische
elektriciteitsontlading kan de IC-chips op het plug-inboard beschadigen. Voordat u het los verkrijgbare pluginboard aanraakt moet u even, om de aanwezigheid van
statische elektriciteit tot een minimum te beperken, de
metalen gedeelten die niet geverfd zijn, of aardedraden
van apparatuur die geaard is, aanraken.
• Raak de zichtbare metalen gedeelten op het elektronische circuit NIET aan. Dit kan resulteren in slechte
contacten.
• Bij het opzij schuiven van een kabel, moet u er op letten
dat deze niet blijft haken aan het elektronische circuit
van het plug-inboard. Het toch op de plaats forceren
van de kabel kan de kabel insnijden, schade veroorzaken of er voor zorgen dat het instrument niet goed
functioneert.
• Houd goed in de gaten dat u geen schroeven op de verkeerde plaats bevestigd, want u heeft ze allemaal nodig.
• Gebruik geen andere schroeven dan de schroeven die in
het instrument zaten.

Optionele hardware installeren 123

Basissectie
Snelgids

Plug-inboards

installatie kan kortsluiting veroorzaken, hetgeen
blijvende schade en brandgevaar op kan leveren.
• Haal het instrument niet uit elkaar, modificeer deze
niet en oefen niet teveel kracht uit op gedeelten van het
board en de besturingselementen op de los verkrijgbare
units. Buigen van of knoeien met boards en aansluitingen kan resulteren in elektrische schokken, brand, of
stuk gaan van het instrument.
• Alvorens u de los verkrijgbare units aanraakt moet u
eerst even, met uw blote hand, contact maken met het
metalen gedeelte waaraan het plug-inboarddeksel is bevestigd (of een ander soortgelijk metalen gedeelte —
pas op voor scherpe randjes), om uw lichaam te ontladen van eventuele statische energie. Merk op dat zelfs
een kleine hoeveelheid elektrostatische energie schade
kan toebrengen aan deze componenten.

Referentie

Er kunnen optionele
units in de S90 worden
geïnstalleerd

Appendix

Optionele hardware installeren

Basissectie

Optionele plug-inboards installeren
Met het grote aantal los verkrijgbare plug-inboards (blz.
21) kunt u de voicebibliotheek van uw instrument uitbreiden.
De volgende typen plug-inboards kunnen gebruikt worden met uw instrument.

Snelgids

• PLG150-AN
• PLG150-PF
• PLG150-VL
• PLG150-DX
• PLG150-DR
• PLG150-PC
• PLG100-XG
• PLG100-VH

3 Verwijder de multikabels (de lintkabels) die zijn aangesloten op het plug-inboard binnen in de S90. De
slots zijn als volgt aan de kleurgecodeerde kabels
toegewezen:

Slot 1 — oranje
Slot 2 — geel
Slot 3 — groen

Plug-in SLOT

3
2
1

Kabel voor
SLOT 3
(groen)
Kabel voor
SLOT 2
(geel)

GREEN
YELLOW
ORANGE

SLOT 3
SLOT 2
SLOT 1

Kabel voor
SLOT 1
(oranje)

Referentie

groen
geel
oranje

Het plug-inboard installeren
De S90 is uitgerust met drie slots op het achterpaneel,
waardoor u maximaal drie aparte plug-inboards kunt
installeren en gebruiken.

4 Plaats het board, de geleidesporen volgend, met de
aansluitingskant omhoog en naar u toe.
OPM. Het Vocal Harmony plug-inboard (PLG100-VH) kan
n
alleen in slot 1 geïnstalleerd worden.

Appendix

OPM. Het Multi Part plug-inboard (PLG-100XG) kan alleen in
n
slot 3 geïnstalleerd worden.

1 Zet de S90 uit, en verwijder het netsnoer. Zorg er ook
voor dat de S90 niet meer is aangesloten op andere
externe apparaten.

OPM. Het Single Part plug-inboard kan in elk van de drie slots
n
geïnstalleerd worden.

2 Verwijder de grote schroef van het plug-inboarddeksel
op het achterpaneel met een kruiskop schroevendraaier.
BELANGRIJK

Bewaar de verwijderde schroeven op een veilige plaats.
U heeft ze weer nodig bij het bevestigen van het deksel
op de S90.

Plug-in SLOT

3
2
1

Plug-in SLOT

3
2
1

GREEN
YELLOW
ORANGE

GREEN
YELLOW
ORANGE

SLOT 3

SLOT 2

SLOT 1

Plug-in SLOT

3
2
1

GREEN
YELLOW
ORANGE

124 Optionele hardware installeren

Steek het board zorgvuldig in het geschikte
slot, en zorg er voor dat het board niet vast
komt te zitten tussen slots.

3
2
1

GREEN
YELLOW
ORANGE

• Een boodschap verschijnt om aan te geven dat het geïnstalleerde plug-inboard wordt gecontroleerd. Hierna verschijnt
de hoofddisplay en de corresponderende slotindicator,
rechtsboven op het bedieningspaneel gaat branden. Dit
geeft aan dat het board juist is geïnstalleerd.

6 Pak het einde van de kabel en bevestig het aan het
board. Zorg ervoor dat u de juiste kabel, waarvan de
kleur overeenkomt met het gebruikte slot, aansluit. Let
er ook op dat u niet te hard aan de kabel trekt als u
deze op het board aansluit.
Plug-inaansluiting

Druk de aansluitingen in elkaar
totdat de twee uitsparingen in de
holtes vastklikken.

• Als er een foutboodschap verschijnt, dan loopt de S90 vast,
waardoor wordt aangegeven dat de installatie niet succesvol was. Als dit gebeurt, dan moet u het instrument uitzetten en nogmaals de installatie procedure uitvoeren.

Basissectie

9 Vervolgens gaan we controleren of het geïnstalleerde
plug-inboard goed functioneert. Zet het instrument
aan.

Snelgids

Plug-in SLOT

8 Plaats nu het deksel weer terug met de schroeven die u
in stap 2 verwijderd hebt. De plug-inboards worden
ook op hun plaats gehouden door het deksel weer terug te plaatsen.

Slotindicatielampjes
PROGRAM

SLOT 1

SLOT 2

SLOT 3

PRE 3

GM

USER

PLG 1

PLG 2

PLG 3

ORGAN

GUITAR/
PLUCKED

BASS

STRINGS

BRASS

REED/PIPE

CATEGORY
SEARCH

Referentie

5 Steek het plug-inboard in het uitbreidingsgedeelte, en
duw het langzaam verder totdat het op zijn plaats zit.

In dit voorbeeld is er een plug-inboard in slot 1 geïnstalleerd.

S90-aansluiting

Appendix

Uitsparing

Plug-inboard

Plug-in SLOT

3
2
1

GREEN
YELLOW
ORANGE

7 Stop de multikabel (lintkabel) voorzichtig terug in de
S90, en zorg er daarbij voor dat er geen enkel gedeelte
van de kabel uit het instrument steekt.

Plug-in SLOT

3
2
1

GREEN
YELLOW
ORANGE

Optionele hardware installeren 125

Basissectie

Een optionele
mLAN8E installeren

4 Verwijder de drie schroeven van het deksel van de achterkant en houd deze vast met uw linkerhand aan de
binnenkant van de S90.

Met het mLAN8E-board kunt u op gemakkelijke wijze uw
S90 op andere mLAN-compatibele instrumenten of apparaten aansluiten.

Het installeren van de mLAN8E
Snelgids

1 Zet de S90 uit en verwijder het netsnoer. Zorg er ook
voor dat de S90 niet meer is aangesloten op andere externe apparaten.

Referentie

2 Draai de S90 om, zodat u toegang krijgt tot het uitbreidingsgedeelte op de onderkant. Om de knoppen en wielen
te beschermen kunt u het instrument bijvoorbeeld op boeken of kussens plaatsen, zodat de vier hoeken voldoende
worden ondersteund.

BELANGRIJK

Bewaar de verwijderde schroeven op een veilige
plaats. U heeft ze weer nodig als u het deksel weer op
de S90 moet vast schroeven, als u de mLAN8E in de
toekomst weer verwijdert.

5 Haal de mLAN8E uit zijn verpakking en sluit de meegeleverde platte multikabel (lintkabel) aan. Zet de platte multikabel goed vast op het achterpaneel van de
mLAN8E. Zorg ervoor dat multikabel zich aan de
bovenkant bevindt, zoals getoond wordt.
Bovenkant van de mLAN8E

Appendix

Aanzicht van de onderkant van het instrument.

MUSIC SYNTHESIZER
Modular Synthesis Plug-in System

Plaats alstublieft de ondersteuning onder alle vier
hoeken zonder de knoppen of wielen te raken.
OPM. Zorg er voor dat het instrument niet valt, of dat u er niet
n
tegenaan stoot, en zorg er voor dat deze goed gebalanceerd is alvorens verder te gaan.

Zorg ervoor dat de multikabel zich aan de bovenkant
van de connector bevindt.

Achterpaneel van de
mLAN8E

3 Verwijder, met het achterpaneel van het omgedraaide
instrument naar u toe gericht (zoals in de bovenstaande
illustratie in stap 2 getoond wordt), het deksel van het
achterpaneel. Draai de vier schroeven los (zoals hieronder wordt aangegeven), en verwijder het deksel van
het instrument.
BELANGRIJK

Bewaar de verwijderde schroeven op een veilige plaats.
U heeft ze weer nodig als u het deksel weer op de S90
moet vast schroeven, na installatie van de mLAN8E.

Achterpaneel van
de S90

126 Optionele hardware installeren

Voorpaneel van de mLAN8E
Zorg ervoor dat de platte multikabel aan de bovenkant
uitsteekt en dat u de afdruk “mLAN8E” kunt zien.

8 Houd de mLAN8E ondersteboven, en sluit de connector aan de andere kant van de platte multikabel aan op
de elektronische printplaat van de S90.

Basissectie

6 Maak de mLAN8E vast aan het deksel van de achterkant die u verwijderd hebt in stap 3. Bevestig de unit
aan het deksel met de drie schroeven die u eerder verwijderd hebt (in stap 4). Als u eerst de schroef in het
midden vastdraait, dan zal het gemakkelijker zijn om
de andere schroeven vast te draaien.

7 Maak de multikabel vast aan de bovenkant van de
mLAN8E met één van de meegeleverde stukjes plakband.

Onderkant van de S90

Achterpaneel van de S90
Onderkant van de mLAN8E

Voorpaneel van de mLAN8E

9 Plaats het deksel terug (met de aangesloten mLAN8E)
op de S90.

Schuif deze in de S90.

Optionele hardware installeren 127

Appendix

1
2
3

Referentie

Snelgids

Plaats de connectors in de
getoonde richting.

Basissectie

Problemen oplossen
Geen geluid? Verkeerd geluid? Als er zich een dergelijk probleem voordoet, dan moet u eerst even de volgende punten
controleren alvorens aan te nemen dat het instrument niet in orde is. In vele gevallen zult u de oplossing voor uw probleem hier vinden. Neem vervolgens, als het probleem aanhoudt, contact op met uw Yamaha leverancier (blz. 138).

Geen geluid.
Snelgids
Referentie
Appendix

● Staat de S90 en eventuele externe apparatuur, aangesloten op de S90 wel aan? (Blz. 14)
● Heeft u alle juiste niveau-instellingen juist ingesteld – inclusief het mastervolume van de S90 en de volume-instellingen
van de op de S90 aangesloten externe apparatuur? (Blz. 14)
● Is het voetpedaal ingedrukt (als deze is aangesloten op de FOOT CONTROLLER aansluiting)? (Blz. 18)
● Is de S90 goed aangesloten op de externe apparatuur (zoals versterkers of luidsprekers) via audiokabels? (Blz. 15)
● Als de voice geen geluid voorbrengt, staat het volume in de voice common edit dan misschien niet juist ingesteld?
(Ref.nr.43, nr.135)
● Als de voice weinig of geen geluid voortbrengt, heeft u dan misschien de stand van de CS-schuif gewijzigd? (De CS 1-4-schuiven
besturen de elementniveaus in de voice. Als deze allemaal op “0” staan, dan brengt de voice geen geluid voort.) (Blz. 53)
● Als de voice geen geluid voortbrengt, staan de parameters in de voice element editmode (zoals de elementschakelaar,
nootlimiet, aanslaglimiet) dan misschien verkeer ingesteld in de voice common edit? (Blz. 62)
● Als de voice geen geluid voortbrengt, staan de effect- en filterinstellingen dan misschien verkeer ingesteld? (Onjuiste
filter-cutoff-frequentie-instellingen kunnen resulteren in het niet voortbrengen van geluid.) (Blz. 63, 67)
● Als de performance geen geluid voortbrengt, is er dan misschien geen voice toegewezen aan de verschillende parts?
(Ref.nr.29, nr.36)
● Als de performance geen geluid voortbrengt, is dan misschien de nootlimiet van de verschillende parts verkeerd
ingesteld? (Ref.nr.32)
● Als de performance geen geluid voortbrengt, is dan misschien het volume van de verschillende parts verkeerd ingesteld?
(Ref.nr.43, nr.135)
● Als de performance weinig of geen geluid voortbrengt, heeft u dan misschien de stand van de CS-schuif gewijzigd? (De
CS 1-4-schuiven besturen de partniveaus in de performance. Als deze allemaal op “0” staan, dan brengt de performance
geen geluid voort.) (Blz. 53)
● Als de performance geen geluid voortbrengt, zijn dan misschien de uitgangen van de verschillende parts verkeerd
ingesteld? (Ref.nr.115)
● Als het afspelen van songs geen geluid voortbrengt, zijn dan misschien enkele of alle tracks gemute? (Blz. 76)
● Als het afspelen van songs geen geluid voortbrengt, zijn dan misschien de uitgangskanalen van de verschillende tracks
in de playmode of het ontvangstkanaal van de verschillende parts in de mixingmode verkeerd ingesteld? (Blz. 77)
● Als het afspelen van songs geen geluid voortbrengt, is dan misschien het volume van de verschillende parts in de
mixingmode verkeerd ingesteld? (Blz. 78)
● Als het afspelen van songs geen geluid voortbrengt, zijn dan misschien de uitgangen van de verschillende parts in de
mixingmode verkeerd ingesteld? (Blz. 77)
● Als de arpeggio geen geluid voortbrengt, staan dan misschien de noot-limiet en de aanslaglimiet verkeerd ingesteld?
(Ref.nr.81, nr.82)
● Staat de MIDI-localparameter in de utilitymode misschien uit? (Ref.nr.183)

Vervormd geluid.
●
●
●
●

Zijn de effectinstellingen juist ingesteld?(Ref.nr.190-nr.205)
Is het filter juist ingesteld? (Extreem hoge filterresonantie-instellingen kunnen vervorming veroorzaken.) (Ref.nr.91-nr.93)
Staat het MASTER VOLUME zo hoog dat er vervorming optreedt? (Blz. 14)
Is het volume van de verschillende elementen in de voicemode of het volume van de verschillende parts in de performancemode of het volume van de verschillende tracks/parts in de songmode te hoog ingesteld? (Ref.nr.43, nr.135)

128 Problemen oplossen

● Zijn de MIDI-volume- of MIDI-expressie-instellingen te laag ingesteld (bij gebruik van het voetpedaal)? (Blz. 18)
● Is de cutoff-frequentie van de filters te hoog/laag ingesteld? (Ref.nr.92, nr.96)

Basissectie

Geluidsniveau te laag.

Geluid wordt afgekapt.

Toonhoogte of intervallen zijn verkeerd.

Appendix

● Staat de mastertuneparameter in de utilitymode op een andere waarde dan “0”?(Ref.nr.216)
● Staat de noteshiftparameter in de utilitymode op een andere waarde dan “0”? (Ref.nr.41)
● Als de voice in de verkeerde toonhoogte klinkt, is dan misschien het verkeerde stemmingssysteem geselecteerd in de
microtuningparameter in de voice editmode? (Ref.nr.5)
● Als de voice in de verkeerde toonhoogte klinkt, staat dan misschien de LFO-toonhoogtemodulatiediepte te hoog
ingesteld in de voice editmode? (Ref.nr.172)
● Als de performance in de verkeerde toonhoogte klinkt, staat dan misschien de noteshiftparameter van de verschillende
parts op een andere waarde dan “0” ingesteld? (Ref.nr.41)
● Als de performance in de verkeerde toonhoogte klinkt, staat dan misschien de detune (ontstemming) parameter van de
verschillende parts op een andere waarde dan “0” ingesteld? (Ref.nr.153)

Er klinkt slechts één noot tegelijk.
● Staat de mono/poly-parameter in de voicemode op “mono”? (Ref.nr.3)

Er wordt geen effect toegepast.
● Staat de [EFFECT BYPASS]-knop wel uit? (Blz. 12)
● Staan enkele of alle effectsignaalparameters van de elementen op “thru”? (Ref.nr.190)
● Staan enkele of alle effecttypen uit of op “thru” (in de effectdisplay van de voice editmode)? (Ref. nr.192-nr.194)

De song kan niet gestart worden.
●
●
●
●

Referentie

Snelgids

● Overschrijdt u de maximale polyphonie van de S90? (Blz. 22)

Bevat de geselecteerde song wel data? (Blz. 75)
Is Remote Control geactiveerd? (Blz. 12)
Staat de MIDI-syncparameter op MIDI (die gebruik maakt van de externe klok) in de utilitymode? (Ref.nr.185)
Is de juiste afspeelmap (voor het afspelen van sequences) geselecteerd? (Blz. 75)

Problemen oplossen 129

Kan geen data opslaan op de Memory Card.
Basissectie

● Is de Memory Card tegen schrijven beveiligd? (De schrijfbeveiliging moet uitgezet worden om data op te kunnen slaan.)
(Blz. 82)
● Is de Memory Card die gebruikt wordt juist geformatteerd? (Blz. 82)

Het zenden/ontvangen van MIDI-bulkdata werkt niet goed.
Snelgids

● Staat de receive bulkparameter op “protect” in de utilitymode? (Ref.nr.184)

het plug-inboard werkt niet goed.

Referentie

● Brandt het lampje van het corresponderende slotnummer waarin het plug-inboard is geïnstalleerd? (Blz. 73 en 125)
● Is het Vocal harmony plug-inboard in slot 2 of 3 geïnstalleerd? (Het VH-board moet in slot 1 geïnstalleerd worden.)
(Blz. 124)
● Is het Multi-Part plug-i board in slot 1 of 2 geïnstalleerd? (Het Multi-Part plug-inboard moet in slot 3 geïnstalleerd
worden.) (Blz. 124)

De S90 loopt vast als deze wordt aangezet, vanwege een fout in het
instrument of een onjuiste handeling.
Appendix

● Zet het instrument nooit uit, terwijl er data weggeschreven worden naar Flash ROM (als er een “Executing...” of
“Please keep power on” boodschap getoond wordt) – hierdoor verliest u alle userdata en kan het systeem vastlopen. Als
dit gebeurt, dan moet u het instrument uitzetten, en vervolgens, terwijl u de de [MASTER], [STORE], en [PRE1]
knoppen tegelijkertijd ingedrukt houdt, het instrument weer aanzetten. Ga naar blz. 117 als er een “System memory
crashed” boodschap getoond wordt.

130 Problemen oplossen

Toongenerator

AWM2 (voldoet aan het Modular Synthesis Plug-in System)

Polyfonie

64 noten + de polyfonie van het plug-inboard (als die is geïnstalleerd)

Multitimbrale capaciteit

16 parts (intern) + 3 of meer plug-inboard parts (1 voor elke plug-inboard;
16 voor multi plug-in board), A/D-ingang

Wave (golfvormen)

110MB (indien geconverteerd naar 16- bit lineair format), 1347 golfvormen

Voice

Preset: 384 normale voices + 48 drumkits
GM : 128 normale voices + 1 drumkit
User: 128 normale voices + 16 drumkits

Plug-in voice

Preset voor de PLG150-AN/PF/DX/DR/PC: 64
Preset voor de PLG-150VL: 192
User: 64 voor elk plug-inslot

Performance

User: 128 (maximaal 4 parts)

Arpeggio

Preset 1 x 128 typen
Preset 2 x 128 typen
User x 128 typen (alleen lezen)
* MIDI-sync, MIDI zend-/ontvangstkanaal, aanslaglimiet en nootlimiet kunnen worden ingesteld.

Filter

21 types

Effectsysteem

reverb x 12 types, chorus x 25 types, insertie 1 x 25 types, insertie 2 x 104 types, variatie x 25 types
(beschikbaar voor performance/song), master equalizer (5 bands), plug-in insertie (beschikbaar als de PLG100-VH
in slot 1 is geïnstalleerd)

Snelgids

Toongenerator blok

88 toetsen, gebalanceerd hamereffecttoetsenbord (Aanlaggevoelig/Aftertouch)

Referentie

Toetsenbord

Basissectie

Specificaties

Sequencerblok

Overigen

Sequence afspelen

SMF format 0 (alleen direct afspelen)

Tempo

1 - 300

Aantal sequence-ketens

100 stappen (100 songs)

Master

User: 128

Appendix

Uitbreidingsmogelijkheden 3 slots voor Modular Synthesis Plug-inboards

Sequencesoftware die via de Remote Controlfunctie bestuurd wordt (blz. 59)
Regelaars

Pitchbendwiel, modulatiewiel, toewijsbare besturingsschuif x 4, datadial

Display

240 x 64 punts grafische LCD met achtergrondverlichting

Extern geheugen

SmartMedia™ (3.3V)
* Maximaal 128MB kan gebruikt worden.

Afmetingen, gewicht

1.357(b) x 386(d) x 163(h)mm, 23,0kg

Bijgeleverde accessoires

Netsnoer, Handleiding, Owner’s Manual Set
CD-ROM: TOOLS for S90

De specificaties en beschrijvingen in deze handleiding zijn uitsluitend voor informatieve doeleinden. Yamaha Corp. houdt zich het recht voor om producten of hun specificaties
op elk gewenst moment te wijzigen of te modificeren, zonder kennisgeving vooraf. Aangezien specificaties, apparatuur en opties per locatie kunnen verschillen, kunt u het best
contact opnemen met uw Yamaha leverancier.

Specificaties 131

Basissectie

Index
A

Snelgids
Referentie
Appendix

A/D (performance play) ............................................ 44
A/D input (aansluitingen)......................................... 15
A/D INPUT aansluiting............................................. 13
A/D Source ............................................................... 100
Aanslaggevoeligheid ................................................... 87
Aanslaglimiet (arpeggio)............................................ 47
Aanslaglimiet laag/hoog (voice element).................. 62
Aansluiten op een PC................................................. 17
Aansluiten op externe audio apparatuur .................. 15
Aansluiten van verschillende regelaars .................... 18
Aansluitingen ............................................................. 15
Aanzetten van de S90 ................................................ 14
Absoluut...................................................................... 35
AC INLET (netsnoer aansluiting) ............................ 13
AC Source (AC1 Control Number) ......................... 103
AC(AC1) Filter Control ........................................... 103
AC(AC1) LFO Amplitude Modulation Depth........ 103
AC(AC1) LFO Filter Modulation Depth ................ 103
AC(AC1) LFO Pitch Modulation Depth................. 103
Achterpaneel............................................................... 13
Active Sensing .......................................................... 122
AD (mixen) ................................................................ 78
AEG............................................................................. 66
(AEG) Attack/Decay/Release (Time) .................... 104
AEG Attack Time .................................................... 104
(AEG) LEVEL .......................................................... 104
AEG Level................................................................. 103
AEG Level Velocity Sensitivity ............................... 103
(AEG) Sustain (Level) ............................................. 105
AEG Sustain Level ................................................... 105
(AEG) TIME ............................................................ 103
AEG Time................................................................. 103
AEG Time Key Follow Center Key......................... 104
AEG Time Key Follow Sensitivity .......................... 104
AEG Time Segment.................................................. 103
AEG Time Velocity Sensitivity ............................... 104
Afspelen van de songs................................................ 75
Aftertouch................................................................... 54
All Notes Off (besturingsnr. 123) ........................... 121
All Sounds Off (besturingsnr. 120)......................... 121
Alternate Group ......................................................... 99
Alternate Pan Depth ................................................ 103
AlternatePan............................................................. 103
AltnateGroup.............................................................. 99
AMod ........................................................................ 103
AMod (LFO)............................................................. 105
AMP ............................................................................ 66
Amplitude ................................................................... 66
Amplitude (Level) Key Follow Sensitivity ............. 104
Amplitude Envelope Generator................................. 66
Amplitude Key Follow Center Key ......................... 104
Amplitude Scaling Break Point ............................... 104
Amplitude Scaling Offset ......................................... 104
ARP (voice common)................................................. 62
Arpeggio (performance play)..................................... 44
Arpeggio (voice play) ................................................. 40
Arpeggio (vier afspeelcategorieën)............................ 45
[ARPEGGIO]-knop .................................................... 12
Arpeggio afspelen ....................................................... 46
Arpeggio Gate Time Rate ........................................ 101
Arpeggio Hold........................................................... 101
Arpeggio Key Mode.................................................. 101
Arpeggio MIDI Out Switch...................................... 101
Arpeggio MIDI Transmit Channel.......................... 101
Arpeggio Note Limit Low/High .............................. 101
Arpeggio Switch ....................................................... 101
Arpeggio Switch Control Number........................... 103
Arpeggio Tempo ....................................................... 101
Arpeggio Type .................................................... 46, 101
Arpeggio Type Bank................................................. 101
Arpeggio Unit Multiply............................................ 101
Arpeggio Velocity Limit Low/High......................... 101
Arpeggio Velocity Mode........................................... 101
Arpeggio Velocity Rate ............................................ 101
Arpeggiobank.............................................................. 46
Arpeggiofunctie .......................................................... 45
Arpeggiopart schakelaar ............................................ 47
Arpeggiostructuur ...................................................... 45
AS1/AS2 ................................................................... 101
ASA/ASB .................................................................. 103

132 Index

Assign1/Assign2 Control Number .......................... 101
AssignA/B/1/2............................................................ 98
Assignable A/B Slider Control Number.................. 103
Assignable A/B Slider Destination .......................... 103
ASSIGNABLE OUT L & R aansluitingen ................ 13
ASSIGNABLE OUTPUT L&R Gain....................... 100
AssignL/RGain ......................................................... 100
AT(CAT) Filter Control .......................................... 103
AT(CAT) LFO Amplitude Modulation Depth ....... 103
AT(CAT) LFO Filter Modulation Depth................ 103
AT(CAT) LFO Pitch Modulation Depth ................ 103
AT(CAT) Pitch Control ........................................... 103
Attack Time (AEG).................................................. 104
Attack Time (besturingsnr. 073)............................. 120
Attack Time (FEG) .................................................. 104
AutoLoad..................................................................... 99
AWM2 (Advanced Wave Memory2) ........................ 21

B
Band Elimination Filter.............................................. 64
Band Pass Filter .......................................................... 64
Bank..................................................................... 99, 101
Bank (geheugen) structuur ........................................ 25
BANK knoppen .......................................................... 12
Bank Select LSB (besturingsnr. 032)....................... 119
Bank Select MSB (besturingsnr. 000) ..................... 119
Bank Select MSB/LSB .............................................. 103
BankMSB/LSB .......................................................... 103
BankSel...................................................................... 105
Basic Receive Channel.............................................. 105
BasicRcvCh ............................................................... 105
Bedieningspaneel ........................................................ 12
Bespelen van de voices .............................................. 36
Bestuur het niveau (Remote Control) ....................... 58
Bestuur de transportfuncties (Remote Control) ....... 58
Besturing ..................................................................... 20
Bevestigingsboodschap ............................................... 33
BC .............................................................................. 101
BC (Breath Controller) Curve .................................... 98
BC Control Number.................................................. 101
BCCurve ...................................................................... 98
Board uservoice........................................................... 66
Boardvoices ................................................................. 40
Boardvoices (opslaan) ................................................ 73
Break Point................................................................. 102
BREAKPOINT ................................................. 102, 104
Breathcontroller.......................................................... 54
BREATHcontroller-aansluiting................................. 13
Brightness (besturingsnr. 074) ................................ 120
Bulkdump.................................................................... 21

C
Cakewalk ProAudio Ver9.0 (Remote Control)......... 59
Carddrive..................................................................... 24
Cardmode .................................................................. 115
CARDslot .................................................................... 13
Categorie zoekfunctie ................................................. 38
Category................................................................. 38, 99
[CATEGORY SEARCH]-knop .................................. 12
CD-ROM ....................................................................... 6
CenterKey.................................................. 100, 102, 104
CHAIN ........................................................................ 75
Chain afspelen............................................................. 76
Chainstepnummer ...................................................... 75
Channel Aftertouch .................................................. 122
ChoCtrl ........................................................................ 98
Chorus ......................................................................... 67
Chorus Control ........................................................... 98
Chorus Pan................................................................ 106
Chorus Return .......................................................... 106
Chorus Send ...................................................... 100, 106
Chorus to Reverb ...................................................... 106
Chorus Type.............................................................. 106
ChoSend .................................................................... 100
Clock Out .................................................................. 105
ClockOut ................................................................... 105
Coarse ........................................................................ 100
Common Edit (mastermode)...................................... 51
Compare (vergelijkings) functie ................................ 61
Computer MIDI-interface .......................................... 18

Control Change ......................................................... 119
Control Change (AEG Sustain)................................ 105
[CONTROL FUNCTION] knop ................................ 12
Control Function Select ...................................... 98, 100
Control Number instellingen (zone).......................... 52
Control Sets ................................................................. 55
Control Slider Control Number................................ 103
Controller Reset .......................................................... 99
Controller Set .................................................... 102, 103
Copy (Kopiëren) job ................................................... 71
CS ................................................................................. 53
[CS1] - [CS4] (CS-schuiven) ....................................... 12
CSAssign...................................................................... 98
CS-schuiven ................................................................. 53
Ctgry ............................................................................ 99
CTL SET (voice common).......................................... 62
CtrlChange................................................................. 105
CtrlReset ...................................................................... 99
CtrlSlider ................................................................... 103
Cubase VST 5.0 (Remote Control) ............................ 59
Cubase VST/32 (Remote Control)............................. 59
Cursor-knoppen .......................................................... 12
Curve.................................................................. 100, 103
Cutoff ......................................................................... 101
Cutoff-frequentie......................................................... 63
CutoffSens ................................................................. 102

D
Data invoer.................................................................. 33
Data Entry LSB (besturingsnr. 038)........................ 119
Data Entry MSB (besturingsnr. 006)....................... 119
Data Increment (besturingsnr. 096) ........................ 120
Data List ........................................................................ 7
Datadial ....................................................................... 12
[DEC/NO]-knop.......................................................... 12
Decay Time ............................................................... 104
Decay Time (AEG) ................................................... 104
Decay Time (besturingsnr. 075) .............................. 120
Decay Time (FEG).................................................... 104
Decrement (besturingsnr. 097) for RPN................. 120
Delay .......................................................................... 104
Delay Time ................................................................ 104
DELETE .............................................................. 86, 107
Delete ......................................................................... 107
Demo afspelen............................................................. 19
Demo Song .................................................................. 19
Depth .................................................. 99, 102, 103, 105
Dest .................................................................... 103, 105
Detune ....................................................................... 104
DEV NO. ................................................................... 105
Device No. ................................................................. 105
Display-indicaties........................................................ 30
Displayboodschappen ....................................... 116, 128
Distance ..................................................................... 101
DRAM ......................................................................... 28
Drumvoices ................................................................. 27
Dry Level ................................................................... 100

E
[E] Indicator ................................................................ 39
Echo ............................................................................. 18
Edit Recall (job) .......................................................... 71
Editbuffer .................................................................... 28
Editindicator................................................................ 39
EF BYPS ...................................................................... 99
EFF PART→PLG-EF................................................ 106
EFF PART→VCE INS.............................................. 106
EFFECT (voice common)........................................... 62
Effect Bypass ............................................................... 99
[EFFECT BYPASS]-knop ........................................... 12
Effect1 Depth (Reverb Send Level)
(besturingsnr. 091)........................................................ 120
Effect3 Depth (Chorus Send Level)
(besturingsnr. 093)........................................................ 120
Effecten ........................................................................24
Effectparameters ....................................................... 106
EG (envelope generator) (performance play) ........... 44
EG (voice play)............................................................ 40
EGLevel .................................................... 100, 102, 103
EGTime .................................................... 100, 102, 103

[F1] ~ [F6] (functie) knoppen.................................. 12
Fabrieksinstellingen terugzetten ............................... 72
FadeIn ....................................................................... 104
FadeOut..................................................................... 104
Favorite Category ....................................................... 39
FC1/FC2.................................................................... 101
FC1/FC2 Control Number ....................................... 101
FEG ............................................................................. 65
(FEG) Attack/Decay/Release (Time) ..................... 104
FEG Attack Time ..................................................... 104
(FEG) Depth ............................................................. 102
FEG Depth ........................................................ 102, 104
FEG Level ................................................................. 102
FEG Level Velocity Sensitivity ................................ 102
(FEG) Sustain (Level) .............................................. 104
FEG Sustain Level .................................................... 104
FEG Time ................................................................. 102
FEG Time Key Follow Center Key.......................... 102
FEG Time Key Follow Sensitivity........................... 102
FEG Time Segment .................................................. 102
FEG Time Velocity Sensitivity ................................ 102
FEGDepth ................................................................. 104
File Utility ID ........................................................... 105
Filebeheer.................................................................... 27
Filetypes (laden) ......................................................... 83
filetypes (opslaan) ...................................................... 83
FileUtilID .................................................................. 105
Filter.......................................................................... 103
FILTER (voice element) ............................................ 63
Filter Cutoff Frequency............................................ 101
Filter Cutoff Key Follow Center Key ...................... 102
Filter Cutoff Key Follow Sensitivity ....................... 102
Filter Cutoff Scaling Break Point............................. 102
Filter Cutoff Scaling Offset ...................................... 102
Filter Cutoff Velocity Sensitivity............................. 102
Filter Envelope Generator ......................................... 65
Filter Gain................................................................. 101
Filter Resonance....................................................... 101
Filter Resonance Velocity Sensitivity ..................... 102
Filter Type (Reference) ........................................... 101
Filter Width .............................................................. 101
Filtertypes (snelle start gids) ..................................... 63
Fine ........................................................................... 100
fixed (aanslag) ............................................................ 87
Fixed Velocity ............................................................. 98
Flash ROM.................................................................. 28
FMod ......................................................................... 103
FMod (LFO).............................................................. 105
FOOT CONTROLLER 1, 2 aansluitingen................ 13
FOOT SWITCH-aansluiting (ASSIGNABLE) ......... 13
FOOT SWITCH-aansluiting (SUSTAIN)................. 13
FORMAT (Memory Card)......................................... 84
Formatteren van Memory Card (utility)................... 84
FORWARD/REWIND (Remote Control)................ 58
FREQ ........................................................................ 100
Freq (Type=P.EQ) .................................................. 106
Frequency ......................................................... 100, 106
FS............................................................................... 103
FS Control Number .................................................. 103
FS Function Assignment ......................................... 103
Functieknoppen.......................................................... 32
Functiehiërarchie ....................................................... 88

H
H.Freq (Type=EQ L/H).......................................... 106
hard (aanslag) ............................................................. 87
Harmonic Content (besturingsnr. 071)................... 120
High Pass Filter........................................................... 64
Hold ................................................................... 101, 104
Hold (ARP) ............................................................... 103
Hold Control Number .............................................. 103
Hold1 (besturingsnr. 064)........................................ 119
HPF Cutoff Frequency ............................................. 102
HPF Cutoff Frequency Key Follow ......................... 102
HPFCutoff ................................................................. 102
HPFKeyFlw............................................................... 102

I
IEEE1394 interface .................................................... 17
[INC/YES]-knop ......................................................... 12
[INFORMATION]-knop ............................................ 12
Informatiedisplay (Basishandelingen)....................... 33
Informatiedisplays (appendix)................................. 114
initialiseren (job) ........................................................ 70
Ins1 Ctgry/Type........................................................ 106
Ins2 Ctgry/Type........................................................ 106
InsChoSend ............................................................... 100
InsEF ......................................................................... 102
InsEF Connect .......................................................... 105
InsEffect(Eff)Out........................................................ 99
Insertie-effecten .......................................................... 67
Insertion 1 Category/Type ....................................... 106
Insertion 2 Category/Type ....................................... 106
Insertion Chorus Send.............................................. 100
Insertion Effect ......................................................... 102
Insertion Effect Connection Type ........................... 105
Insertion Effect Out.................................................... 99
Insertion Effect Part (Voice).................................... 106
Insertion Reverb Send.............................................. 100
InsRevSend ............................................................... 100
Installatiegids ................................................................ 7
Installeren van optionele hardware......................... 123
Intern geheugen .................................................... 27, 28

K
Karakterlijst ................................................................ 35
Karakters invoeren ..................................................... 34
KBDTransCh ............................................................ 105
KEY Insertion Effect Out......................................... 105
Key On Delay.............................................................. 99
Key On Reset ............................................................ 104
Key On/Key Off........................................................ 119
KEY: OUT................................................................. 105
KeyAsgnMode (AssignMode).................................... 98
Keyboard Transmit Channel
(Voice/Performance Mode) ...................................... 105
KeyMode ................................................................... 101
(KeyOn)Delay........................................................... 104
KeyOnDelay................................................................ 99
KeyOnReset .............................................................. 104

M
M.TuningNo................................................................ 98
Main Category (Voice/Performance)......................... 98
Main Volume (besturingsnr. 007) ........................... 119
MainCtgry.................................................................... 98
Master editmode (functiehiërarchie) .........................91
Master EQ Offset .........................................................98
Master EQ Shape....................................................... 100
Master Equalizer ......................................................... 67
Mastermode ................................................................. 48
Mastermode ............................................................... 115
Master Octave Shift .................................................... 98
Master playmode (functiehiërarchie) ........................ 91
Master Transpose........................................................ 98
Master Tune .............................................................. 106
Master Volume .......................................................... 122
[MASTER VOLUME]-schuif ..................................... 12
Masterprogramma....................................................... 49
Master, Opslaan als.................................................... 50
Maximale polyfonie .................................................... 22
Memory Card ........................................................ 28, 82
MEQ OFFSET............................................................. 98
Mic/Line .................................................................... 100
Micro Tuning .............................................................. 98
microfoon .................................................................... 15
MIDI .......................................................................... 118
MIDI IN/OUT........................................................... 105
MIDI IN, OUT THRU-aansluitingen ........................ 13
MIDI-kanalen............................................................ 118
MIDI OUT................................................................. 105
MIDI Switch................................................................ 99
MIDI Sync ................................................................. 105
MIDI Thru................................................................... 18
MIDISwitch................................................................. 99
Mix template ............................................................... 75
mixer............................................................................ 15
Mixer (sequence play) ................................................ 77
Mixing editmode ......................................................... 79

Index 133

Basieeectie

GAIN ................................................................... 15, 100
Gain ........................................................... 100, 101, 106
[GAIN- knop ............................................................... 13
GateTimeRate ........................................................... 101
Gebruik maken van de arpeggiofunctie..................... 45
Gebruik maken van een masterkeyboard.................. 48
Gebruik maken van effecten ...................................... 67
Gebruik maken van jobs ............................................. 70
Gebruik maken van Memory cards ........................... 82
Gebruik maken van regelaars .................................... 53
GENERAL (voice common) ...................................... 62
General MIDI (GM) System On .............................. 122
GM System ................................................................ 122
GM voices.................................................................... 27
GM/XG...................................................................... 106
GROUP [A] - [H] knoppen ........................................ 12

L&RGain ................................................................... 100
L.Freq (Type=EQ L/H)........................................... 106
laagfrequente oscillator............................................... 66
Layer (stapeling) (mastermode)................................. 49
Layer (stapeling) (performance playmode) ............... 42
LCD (Liquid Crystal Display) .................................... 12
LCD Contrastregelaar ................................................. 12
LEVEL ...................................................... 100, 102, 103
Level.................................................. 100, 102, 103, 104
Level (VEL SENS) .................................................... 104
Level Velocity Sensitivity ......................................... 104
LevelSens ................................................................... 104
LFO .............................................................................. 66
LFO (Key On) Delay Time....................................... 104
LFO (voice common) .................................................. 62
LFO Amplitude Modulation Depth ......................... 105
LFO Depth................................................................. 105
LFO Destination ....................................................... 105
LFO Destination Element Switch ............................ 105
LFO Fade-in Time..................................................... 104
LFO Fade-out Time................................................... 104
LFO Filter Modulation Depth .................................. 105
LFO Hold Time ......................................................... 104
LFO Phase ................................................................. 104
LFO Pitch Modulation Depth................................... 105
LFO Speed ................................................................. 104
LFO Tempo Speed..................................................... 104
LFO Tempo Sync ...................................................... 104
LFO Wave.................................................................. 104
Limiet (arpeggio)......................................................... 46
Line ............................................................................ 100
LOAD ........................................................................ 107
Load ..................................................................... 85, 107
Local Control ............................................................. 105
LocalCtrl .................................................................... 105
Logic Audio (Remote Control)................................... 59
Lokaal aan/uit (bij aansluiting op een computer)..... 18
Low Pass Filter............................................................ 63
Low Pass Filter Cutoff .............................................. 102
Low Pass Filter Cutoff Velocity Sensitivity............. 102
Low Pass Filter Resonance....................................... 102
LPFCutoff .................................................................. 102
LPFCutoff (VEL SENS) ............................................ 102
LPFReso..................................................................... 102
LSB (besturingsnr. 098)
(alleen bij een plug-inboard) .................................... 120

Snelgids

G

L

Referentie

F

Functies ....................................................................... 32

Appendix

EGTimeSens ............................................. 100, 102, 103
EL 1-4 Insertion Effect Out ..................................... 105
EL: OUT 1-4 ............................................................. 105
Element ....................................................................... 26
Element Level ........................................................... 103
Element Switch............................................................ 99
Elementschakelaar (voice element) .......................... 62
ElementSw .................................................. 99, 102, 105
[ENTER]-knop ........................................................... 12
Envelope generator (voice play)................................ 40
EQ (equalizer) (voice element) ................................. 66
EQ High Frequency.................................................. 106
EQ High Gain ........................................................... 106
EQ Low Frequency................................................... 106
EQ Low Gain ............................................................ 106
EQ Resonance .......................................................... 106
EQ Type .................................................................... 106
Equalizer (voice element) .......................................... 66
[EXIT]-knop ............................................................... 12
Expression (besturingsnr. 011) ............................... 119
extensies...................................................................... 27
Externe MIDI-apparatuur aansluiten ....................... 16
externe MIDI-interface .............................................. 18

Basissectie
Snelgids

Mixingmode ................................................................ 77
Mixingmode (effectaansluitingen) ............................ 69
MLAN ....................................................................... 100
MLAN ......................................................................... 13
mLAN Settings ......................................................... 100
mLAN Uitbreidingsboard (mLAN8E) deksel........... 13
mLAN8E (installeren) ............................................. 126
mLAN-compatibele audio apparatuur ...................... 15
Mode............................................................................ 98
Mode-knoppen............................................................ 12
Mode-tabel .................................................................. 29
Modes .......................................................................... 29
MODULAR SYNTHESIS PLUG-IN SYSTEM ........ 22
Modulatiewiel ............................................................. 53
Modulation (besturingsnr. 001) .............................. 119
[MODULATION]-wiel .............................................. 12
Mono (besturingsnr. 126)........................................ 121
Mono/Poly Mode........................................................ 98
MSB (besturingsnr. 099)
(alleen bij een plug-in board)................................... 120
Mute (song) ................................................................ 76
[MUTE]-knop ............................................................ 12
MW Filter Control.................................................... 103
MW LFO Amplitude Modulation Depth ................ 103
MW LFO Filter Modulation Depth ......................... 103
MW LFO Pitch Modulation Depth ......................... 103

Referentie

N

Appendix

Name ........................................................................... 98
Name 1-10 (Voice/Performance/Master) ................. 98
Namen geven .............................................................. 34
Native Parameters .................................................... 104
Native System Parameters ....................................... 106
norm (normaal) (aanslag).......................................... 87
Normale voices ........................................................... 27
Noot (toets) instellingen ............................................ 34
nootlimiet hoog (Snelgids) ......................................... 43
nootlimiet laag (Snelgids) .......................................... 43
nootlimiet laag/hoog (voice element)........................ 62
Note Limit Low/High................................................. 99
Note On/Note Off .................................................... 119
Note Shift.................................................................... 99
NoteLimit (L/H)......................................................... 99
NoteLimit (voice element)......................................... 62
NoteShift..................................................................... 99
NRPN (Non-Registered Parameter Number)......... 120
Number ....................................................................... 99
NUMMER [1] - [16] knoppen ................................... 12

O
Octave ......................................................................... 98
OFFSET ............................................................ 102, 104
Offset......................................................................... 102
Opslaan (store) van de instellingen........................... 73
OSC (oscillator) (voice element) ............................... 62
OUTPUT (voice common) ........................................ 62
OUTPUT CH (uitgangskanaal) (song play) ............. 77
OUTPUT L&R Gain ................................................ 100
OUTPUT L/MONO & R aansluitingen .................... 13
Output Select ............................................................ 102
OutputSel .................................................................. 102
OutputSwitch ........................................................... 101
Overzicht van de S90 ................................................. 20
Overzicht van voice/element/performance .............. 26

P
Pan............................................................................... 99
Pan (besturingsnr. 010) ........................................... 119
Parameter-/functie-overzicht..................................... 97
Parametertabel............................................................ 92
Part aan/uit................................................................. 42
Part Receive Switch ................................................. 105
Part Switch ........................................................... 98, 99
PartSw......................................................................... 99
Partstructuur .............................................................. 22
PartSwitch .................................................................. 98
PB Lower..................................................................... 98
PB Range..................................................................... 98
PB Upper..................................................................... 98
PEG (voice element) .................................................. 63
(PEG) Depth ............................................................. 100
PEG Depth ................................................................ 100
PEG Level ................................................................. 100
PEG Level Velocity Sensitivity ................................ 100

134 Index

PEG Time.................................................................. 100
PEG Time Key Follow Center Key.......................... 100
PEG Time Key Follow Sensitivity ........................... 100
PEG Time Segment................................................... 100
PEG Time Velocity Sensitivity ................................ 100
Performance copy (job) .............................................. 72
Performance editmode (functiehiërarchie)............... 89
Performance playmode (arpeggio)............................. 46
Performance playmode (functiehiërarchie) .............. 89
Performance playmode (Snelgids) ............................. 41
Performancegroep (Snelgids) ..................................... 41
Performancemode..................................................... 114
Performancemode (effectaansluitingen) ................... 69
Performancenummer (Snelgids)................................ 42
Performances ........................................................ 25, 26
Performances afspelen................................................ 41
PgmChange........................................................ 103, 106
Phase.......................................................................... 105
PHONE-aansluiting.................................................... 13
Pitch (AT) ................................................................. 103
Pitch (VEL SENS) .................................................... 100
PITCH (voice element) .............................................. 63
Pitch Bend (Appendix)............................................. 122
Pitch Bend Range........................................................ 98
[PITCH] Bendwiel ...................................................... 12
Pitchbendwiel ............................................................. 53
Pitch Coarse .............................................................. 100
Pitch Envelope Generator .......................................... 63
Pitch Fine .................................................................. 100
Pitch Key Follow Center Key................................... 100
Pitch Key Follow Sensitivity.................................... 100
Pitch Velocity Sensitivity ......................................... 100
PitchSens ................................................................... 100
[PLAY/STOP]-knop ................................................... 12
PLAY/STOP (Remote Control)................................. 58
PlugEF Type.............................................................. 106
Plug-inbank (voice play) ............................................ 40
Plug-inboard (installeren) ........................................ 124
Plug-inboarddeksel ..................................................... 13
Plug-inboardopstelling................................................ 21
Plug-inboards .............................................................. 21
Plug-in insertie-effecten ............................................. 67
Plug-in Insertion Effect Part/Type .......................... 106
Plug-in Native Parameters ....................................... 104
Plug-in voices (opslaan) ............................................. 73
Plug-in voices (Snelgids) ............................................ 40
PMod ......................................................................... 103
PMod (LFO) .............................................................. 105
Poly .............................................................................. 98
Poly (besturingsnr. 127)........................................... 121
Poly Expand .............................................................. 106
Poly Mode ................................................................... 98
PolyExpand ............................................................... 106
Polyfonie ..................................................................... 22
Polyphonic Aftertouch ............................................. 122
Port .............................................................................. 77
PORT NO.................................................................. 106
Port No. ..................................................................... 106
(PORTA) Mode .......................................................... 98
(PORTA) PartSwitch ................................................. 98
(PORTA) Switch (Sw) ............................................... 98
(PORTA) Time........................................................... 98
(PORTA) TimeMode ................................................. 98
Portamento (performance play)................................. 44
Portamento (voice play) ............................................. 40
Portamento Mode ....................................................... 98
Portamento Switch ..................................................... 98
Portamento Switch (besturingsnr. 065).................. 119
Portamento Time........................................................ 98
Portamento Time (besturingsnr. 005)..................... 119
Portamento Time Mode ............................................. 98
Power On Mode .......................................................... 99
[POWER]-schakelaar.................................................. 13
PowerOnMode ............................................................ 99
Pro Tools V5.0 (Remote Control).............................. 59
Problemen oplossen ................................................... 128
Program Change........................................................ 122
Program Change (Program Number 1-128) ............ 103
Programmanummers en de
corresponderende groep/nummers............................ 37

Q
Q................................................................................. 100
Q (Type=P.EQ) ........................................................106
Quick Edit (performance playmode) ......................... 44
Quick Edit (voice playmode)...................................... 39

R
RAM ............................................................................ 28
Random ..................................................................... 100
Random Pan Depth................................................... 103
Random Pitch............................................................ 100
RandomPan ............................................................... 103
RcvBulk ..................................................................... 105
RcvNoteOff ................................................................. 99
Recall buffer ................................................................ 28
Receive Bank Select .................................................. 105
Receive Bulk.............................................................. 105
Receive Channel.......................................................... 99
Receive Note Off ......................................................... 99
Receive Program Change.......................................... 105
ReceiveCh .................................................................... 99
Relatieve parameters................................................... 35
Release Time ............................................................. 104
Release Time (AEG)................................................. 104
Release Time (besturingsnr. 072)............................ 120
Release Time (FEG) ................................................. 104
Remote Control ........................................................... 57
[REMOTE CONTROL- knop .................................... 58
[REMOTE CONTROL] ON/OFF knop .................... 12
Remote Control voor externe sequencer ................... 57
Remote Controlfunctie ............................................... 58
Rename (Hernoem) ............................................ 86, 107
Reset All Controllers (besturingsnr. 121) ............... 121
Resonance............................................................ 63, 102
Reverb.................................................................. 67, 106
Reverb Send .............................................................. 100
RevSend..................................................................... 100
ROM ............................................................................ 28
RPN (Registered Parameter Number)..................... 121

S
Same Note Number Key On Assign Mode ................ 98
Save (opslaan) .................................................... 85, 107
(Scaling) BREAKPOINT.................................. 102, 104
(Scaling) OFFSET............................................. 102, 104
Scaling Pan Depth..................................................... 103
ScalingPan ................................................................. 103
Segment .................................................... 100, 102, 103
Selecteer een track (Remote Control)........................ 58
Selecteer een voice ...................................................... 36
Selecteren van een mode .............................................30
SEND (effectzend) (mixen) ....................................... 79
SeqCtrl ....................................................................... 105
Sequence play mixing editmode (functiehiërarchie).. 90
Sequence play mixingmode (functiehiërarchie) ....... 90
Sequence playmode................................................... 114
Sequence playmode (effectaansluitingen) ................ 69
Sequence playmode (functiehiërarchie) .................... 90
Sequence playmode (partstructuur) .......................... 24
Sequencer .................................................................... 24
Sequencer Control..................................................... 105
Set Remote Mode Template Type............................ 103
Set Remote Template Type ...................................... 103
[SF1] - [SF5] (Sub-functie) knoppen.......................... 12
SHAPE....................................................................... 100
Slider .......................................................................... 100
SLOT 1-3 lampjes........................................................ 12
SmartMedia ................................................................. 82
soft (aanslag) ............................................................... 87
Solo (song)................................................................... 76
solo part ....................................................................... 42
SONAR (Remote Control) ......................................... 59
Song afspelen............................................................... 75
Songfiles....................................................................... 75
Songtrack aan/uit........................................................ 76
Songtrack selectie........................................................ 76
Sostenuto (besturingsnr. 066).................................. 120
Source ........................................................................ 103
Speed.......................................................................... 104
Split (mastermode)......................................................... 9
Split (performance playmode).................................... 42
SQ01 (Remote Control).............................................. 59
Src .............................................................................. 103
Store (Opslaan) ........................................................... 73
Sub Category (Voice/Performance) ........................... 98

Basieeectie
Snelgids

T
TEMPLATE (mixen) ................................................. 79
Tempo ....................................................................... 101
Tempo (arpeggio) ....................................................... 46
Tempo wijzigen .......................................................... 76
TempoSpeed ............................................................. 104
TempoSync ............................................................... 104
TGSwitch .................................................................... 99
Thru Port .................................................................. 105
TIME......................................................... 100, 102, 103
Time .................................................... 98, 100, 102, 103
TimeMode................................................................... 98
Tone Generator Switch.............................................. 99
Toongenerator ............................................................ 20
Track aan- of uitzetten (Remote Control) ................ 58
[TRACK SELECT]-knop .......................................... 12
TransCh ...................................................................... 99
Transmit Bank Select............................................... 105
Transmit Channel ...................................................... 99
Transmit Program Change....................................... 105
Transmit Switch....................................................... 101
TransmitCh............................................................... 101
Transpose.................................................................... 98
Tune .......................................................................... 106
Type .................................................... 99, 101, 105, 106

Voice Number ............................................................. 99
Voice playmode (functiehiërarchie) .......................... 88
Voice playmode (Snelgids) ......................................... 36
Voicebank (Snelgids).................................................. 36
Voicegroep (Snelgids) ................................................. 37
Voicemode................................................................. 114
Voicemode (effectaansluitingen) ............................... 68
Voicemode (partstructuur) ........................................ 23
Voicenummer (Snelgids)............................................ 37
VoiceELPan............................................................... 100
Voices .......................................................................... 25
Voices & performance ................................................ 25
Voices (performance play) ......................................... 44
VOL/PAN (mixen) ..................................................... 78
Volume ........................................................................ 99
Volume Label ............................................................ 107

W
Wave............................................................................ 21
Wave.......................................................................... 104
Wave Number .............................................................. 99
Wave Type .................................................................. 99
WaveNo....................................................................... 99
Wavenummer (voice element)................................... 62
wide (aanslaggevoeligheid) ........................................ 87
Width......................................................................... 101

Referentie

SubCtgry...................................................................... 98
Subcategorie................................................................ 38
Subfunctieknoppen .................................................... 32
Sustain (Level).......................................................... 104
Switch (ARP) ........................................................... 103
Switch (ArpSwitch) ................................................. 101
Switch (Sw) ................................................................ 98
Systeem exclusieve boodschappen .......................... 122
Systeem realtime boodschappen.............................. 122
Systeemeffecten .......................................................... 67

Z
Zendkanaal.................................................................. 37
Zone....................................................................... 48, 51
Zone edit...................................................................... 51
Zoneschakelaar (Snelgids) ......................................... 51

Appendix

U
UnitMultiply ............................................................. 101
USB.............................................................................. 13
USB-aansluiting .......................................................... 17
USB-interface .............................................................. 17
User arpeggio .............................................................. 45
Utilitymode ............................................................... 115

V
Variatie........................................................................ 67
Variation Pan............................................................ 106
Variation Return ...................................................... 106
Variation Send .......................................................... 100
Variation to Chorus.................................................. 106
Variation to Reverb.................................................. 106
Variation Type.......................................................... 106
VarSend..................................................................... 100
VelCrossFade .............................................................. 99
VelCurve ..................................................................... 98
VelMode .................................................................... 101
Velocity Curve ............................................................ 98
Velocity Limit Cross Fade .......................................... 99
Velocity Limit Low/High ........................................... 99
Velocity Sensitivity................................................... 102
Velocity Sensitivity Curve ............................... 100, 103
Velocity Sensitivity Depth ......................................... 99
Velocity Sensitivity Offset ......................................... 99
VelocityDepth (VelSensDpt) ..................................... 99
VelocityLimit ............................................................ 101
VelocityLimit (L/H) .................................................... 99
VelocityLimit (voice element) ................................... 62
VelocityOffset (VelSensOfs) ...................................... 99
VelocityRate.............................................................. 101
Verpakkingsinhoud ....................................................... 6
Verplaatsen van de songpositie ................................. 76
Versterkte luidsprekers.............................................. 15
Voetpedaal .................................................................. 54
Voetschakelaar............................................................ 54
Voice............................................................................ 26
Voice & element ......................................................... 26
VOICE (mixen) .......................................................... 78
Voice Edit.................................................................... 60
Voice editmode (DRUM) (functiehiërarchie) .......... 88
Voice editmode (normaal) (functiehiërarchie)......... 88
Voice editmode (plug-in) (functiehiërarchie)........... 89
Voice Element Pan .................................................... 100

Index 135

FCC INFORMATION (U.S.A.)
1. IMPORTANT NOTICE: DO NOT MODIFY THIS UNIT!
This product, when installed as indicated in the instructions contained in this
manual, meets FCC requirements. Modifications not expressly approved by
Yamaha may void your authority, granted by the FCC, to use the product.
2. IMPORTANT: When connecting this product to accessories and/or another
product use only high quality shielded cables. Cable/s supplied with this
product MUST be used. Follow all installation instructions. Failure to follow
instructions could void your FCC authorization to use this product in the
USA.
3. NOTE: This product has been tested and found to comply with the
requirements listed in FCC Regulations, Part 15 for Class “B” digital devices.
Compliance with these requirements provides a reasonable level of
assurance that your use of this product in a residential environment will not
result in harmful interference with other electronic devices. This equipment
generates/uses radio frequencies and, if not installed and used according to
the instructions found in the users manual, may cause interference harmful
to the operation of other electronic devices. Compliance with FCC
regulations does not guarantee that interference will not occur in all
installations. If this product is found to be the source of interference, which
* This applies only to products distributed by YAMAHA CORPORATION OF AMERICA.

IMPORTANT NOTICE FOR THE UNITED KINGDOM
Connecting the Plug and Cord
WARNING: THIS APPARATUS MUST BE EARTHED
IMPORTANT. The wires in this mains lead are coloured in accordance
with the following code:
GREEN-AND-YELLOW : EARTH
BLUE
: NEUTRAL
BROWN
: LIVE
As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not
correspond with the coloured markings identifying the terminals in your
plug proceed as follows:
The wire which is coloured GREEN-and-YELLOW must be connected to
the terminal in the plug which is marked by the letter E or by the safety
earth symbol
or colored GREEN or GREEN-and-YELLOW.
The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal
which is marked with the letter N or coloured BLACK.
The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal
which is marked with the letter L or coloured RED.
• This applies only to products distributed by Yamaha-Kemble Music (U.K.) Ltd.

(3 wires)

can be determined by turning the unit “OFF” and “ON”, please try to
eliminate the problem by using one of the following measures:
Relocate either this product or the device that is being affected by the
interference.
Utilize power outlets that are on different branch (circuit breaker or fuse)
circuits or install AC line filter/s.
In the case of radio or TV interference, relocate/reorient the antenna. If
the antenna lead-in is 300 ohm ribbon lead, change the lead-in to coaxial type cable.
If these corrective measures do not produce satisfactory results, please
contact the local retailer authorized to distribute this type of product. If
you can not locate the appropriate retailer, please contact Yamaha
Corporation of America, Electronic Service Division, 6600 Orangethorpe
Ave, Buena Park, CA90620
The above statements apply ONLY to those products distributed by
Yamaha Corporation of America or its subsidiaries.

(class B)

Yamaha informatie (Nederlands)
www.yamaha.nl

Yamaha Web Site (alleen Engels)
www.yamahasynth.com

Yamaha Manual Library (ook Nederlands)
http://www2.yamaha.co.jp/manual/dutch/

M.D.G., Pro Audio & Digital Musical Instrument Division, Yamaha Corporation
© 2002 Yamaha Corporation
Productie Nederlandstalige handleiding: TerrActs (www.terracts.nl) i.o.v. Yamaha



Source Exif Data:
File Type                       : PDF
File Type Extension             : pdf
MIME Type                       : application/pdf
PDF Version                     : 1.5
Linearized                      : Yes
Encryption                      : Standard V1.2 (40-bit)
User Access                     : Print, Copy, Fill forms, Extract, Assemble, Print high-res
Page Count                      : 137
XMP Toolkit                     : XMP toolkit 2.9.1-13, framework 1.6
About                           : uuid:ac9a09ce-4b08-4732-88ce-c22a4fff79c6
Producer                        : Acrobat Distiller 4.0.5  for Macintosh
Create Date                     : 2003:01:29 21:47:37Z
Modify Date                     : 2003:07:29 20:53:35+09:00
Metadata Date                   : 2003:07:29 20:53:35+09:00
Document ID                     : uuid:1f650a55-da9e-4293-bae0-fa119cd91cd4
Format                          : application/pdf
Title                           : Yamaha S90NL
Description                     : Yamaha S90
Creator                         : Andre Rietveld - TerrActs (www.terracts.nl)
Author                          : Andre Rietveld - TerrActs (www.terracts.nl)
Subject                         : Yamaha S90
EXIF Metadata provided by EXIF.tools

Navigation menu